25.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 253/22


BESLUIT VAN DE RAAD

van 23 september 2013

betreffende de toekenning van dagvergoedingen en het vergoeden van reiskosten aan de leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité, alsmede aan de plaatsvervangers

(2013/471/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 301, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 81/121/EEG van de Raad (1) zijn regels vastgesteld betreffende de toekenning van dagvergoedingen en het vergoeden van reiskosten aan de leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité (het „Comité”), alsmede aan de plaatsvervangende leden en de deskundigen.

(2)

Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 10 mei 2012 (2) opgemerkt dat het bureau van het Comité het voornemen heeft geuit het systeem voor de vergoeding van onkosten van de leden en plaatsvervangers van het Comité te herzien.

(3)

Op 12 oktober 2012 heeft het Comité de Raad verzocht een nieuw besluit betreffende de toekenning van dagvergoedingen en het vergoeden van reiskosten aan de leden van het Comité en hun plaatsvervangers vast te stellen, waarbij Besluit 81/121/EEG wordt ingetrokken en vervangen.

(4)

De bedragen van de dagvergoedingen ten behoeve van de leden van het Comité en de plaatsvervangers moeten worden aangepast. Er moet een systeem worden ingevoerd voor de vergoeding van vervoerskosten op basis van de werkelijke kosten, alsmede voor toelagen ter compensatie voor door de leden en de plaatsvervangers doorgebrachte tijd en voor daarmee verbonden administratieve kosten.

(5)

Waar passend dienen gedetailleerde regels voor het toekennen van vergoedingen, het vergoeden van reiskosten en het vaststellen van de maximumvergoedingen voor reiskosten, op het niveau van het Comité te worden vastgesteld.

(6)

Teneinde een passende mate van continuïteit voor de leden van het Comité en de plaatsvervangers te garanderen, moet in overgangregels worden voorzien.

(7)

Besluit 81/121/EEG moet derhalve worden ingetrokken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité (het „Comité”) en de plaatsvervangende leden (hierna collectief de „rechthebbenden” genoemd) hebben overeenkomstig dit besluit recht op een dagvergoeding voor vergaderdagen, op de vergoeding van hun reiskosten en op afstands- en reisduurvergoedingen.

Artikel 2

1.   De dagvergoeding voor rechthebbenden die vergaderingen bijwonen, wordt vastgesteld op 290 EUR.

Het Comité kan besluiten deze dagvergoeding met maximaal 50 % te verhogen:

a)

wanneer de rechthebbende die naar behoren is uitgenodigd voor een of meer vergaderingen, genoodzaakt is te betalen voor overnachting op de plaats van de vergadering zowel vóór de eerste vergadering als na de laatste vergadering; of

b)

in het geval van een vergadering buiten Brussel, wanneer de tarieven van de hotels die werden geselecteerd als overnachtingsplaats voor de rechthebbenden hoger liggen dan 150 EUR per nacht.

2.   De dagvergoeding mag aan rechthebbenden worden toegekend voor maximaal twee dagen voor het overbruggen van een termijn tussen twee vergaderingen, wanneer die vergoeding lager is dan het vergoeden van de reiskosten die de rechthebbende zou maken voor een heen- en terugreis tussen die vergaderingen.

Artikel 3

De reiskosten van rechthebbenden worden vergoed op basis van de werkelijk gemaakte kosten. Het Comité stelt passende maximumvergoedingen vast teneinde ervoor te zorgen dat de reiskosten het in zijn goedgekeurde jaarbegroting bepaalde niveau niet overstijgen.

Artikel 4

De rechthebbenden hebben recht op afstands- en reisduurvergoedingen. In het geval van reizen tussen de woonplaats van de rechthebbende en Brussel heeft de rechthebbende recht op vergoedingen voor een heenreis naar Brussel en een terugreis van Brussel per week van werkzaamheden in het Comité.

Artikel 5

Het Comité stelt uiterlijk op 16 januari 2014 gedetailleerde uitvoeringsbepalingen voor de artikelen 2, 3 en 4 vast.

Artikel 6

De in artikel 4 bedoelde afstandsvergoeding wordt als volgt berekend:

a)

voor het trajectdeel tussen 0 en 50 km: 15 EUR;

b)

voor het trajectdeel tussen 51 en 500 km: 0,08 EUR/km;

c)

voor het trajectdeel tussen 501 en 1 000 km: 0,04 EUR/km;

d)

voor het trajectdeel tussen 1 001 en 3 000 km: 0,02 EUR/km;

e)

voor het trajectdeel dat 3 000 km te boven gaat: geen vergoeding.

Artikel 7

De in artikel 4 bedoelde reisduurvergoeding wordt als volgt berekend:

a)

bij een reis met een totale duur tussen 2 en 4 uur: een achtste van de dagvergoeding als bedoeld in artikel 2;

b)

bij een reis met een totale duur tussen 4 en 6 uur: een kwart van de dagvergoeding als bedoeld in artikel 2;

c)

bij een reis met een totale duur van meer dan 6 uur zonder dat overnachting nodig is: de helft van de dagvergoeding als bedoeld in artikel 2;

d)

bij een reis met een totale duur van meer dan 6 uur waarbij overnachting nodig is: een volledige dagvergoeding als bedoeld in artikel 2, op vertoon van bewijsstukken.

Artikel 8

1.   Bij wijze van overgangsmaatregel en behoudens lid 2 van dit artikel kunnen de rechthebbenden vragen dat Besluit 81/121/EEG op hen van toepassing blijft tot het einde van hun mandaat, dat verstrijkt op 20 september 2015.

2.   Bij de toepassing van lid 1 van dit artikel kan het Comité besluiten om een vermindering toe te passen op de in Besluit 81/121/EEG genoemde bedragen.

Artikel 9

Uiterlijk op 30 april van elk jaar dient het Comité bij het Europees Parlement en de Raad een gedetailleerd verslag in over de vergoeding van reiskosten en de betaling van andere vergoedingen aan rechthebbenden in het voorgaande jaar. Dat verslag bevat bijzonderheden betreffende het aantal rechthebbenden, het aantal reizen, de bestemmingen, de reisklasse en de gemaakte en vergoede reiskosten, alsmede de betaalde vergoedingen.

Artikel 10

Uiterlijk op 16 oktober 2015 dient het Comité bij de Raad een evaluatieverslag in over de toepassing van dit besluit en in het bijzonder over de gevolgen voor de begroting.

Dit evaluatieverslag bevat de elementen die het de Raad mogelijk maken om, indien nodig, de vergoedingen van de rechthebbenden vast te stellen.

Artikel 11

Onverminderd artikel 8, lid 1, wordt Besluit 81/121/EEG ingetrokken met ingang van 15 oktober 2013.

Artikel 12

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 23 september 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

V. JUKNA


(1)  Besluit 81/121/EEG van de Raad van 3 maart 1981 betreffende de toekenning van dagvergoedingen en het vergoeden van reiskosten aan de leden van het Economisch en Sociaal Comité, alsmede aan de plaatsvervangende leden en de deskundigen (PB L 67 van 12.3.1981, blz. 29).

(2)  PB L 286 van 17.10.2012, blz. 110.