19.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 167/41


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2012

betreffende de door Polen ten uitvoer gelegde steunmaatregel SA 26374 (C 49/08) (ex N 402/08) ten gunste van PZL Dębica S.A.

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 9464)

(Slechts de tekst in de Poolse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2013/294/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1),

Overwegende hetgeen volgt:

I.   PROCEDURE

(1)

Bij schrijven van 13 augustus 2008 heeft Polen de Commissie in kennis gesteld van de maatregelen die het voornemens was te nemen om steun te verlenen aan de herstructurering van PZL Dębica S.A. (hierna “PZL Dębica” of “de onderneming” genoemd). Bij brief van 3 oktober 2008 heeft de Commissie Polen verzocht om bepaalde ontbrekende documenten over te leggen. Deze zijn op 20 oktober 2008 verstrekt.

(2)

De Commissie heeft Polen bij schrijven van 19 december 2008 in kennis gesteld van haar besluit om ten aanzien van deze steunmaatregel de procedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna “VWEU” genoemd) in te leiden (hierna “het besluit tot inleiding van de procedure” genoemd).

(3)

Het besluit tot inleiding van de procedure is gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). De Commissie nodigde belanghebbenden uit hun opmerkingen over de steunmaatregel te maken. Geen enkele belanghebbende heeft opmerkingen gemaakt over het besluit tot inleiding van de procedure.

(4)

De Poolse autoriteiten hebben naar aanleiding van het besluit tot inleiding van de procedure op 12 februari 2009, 9 juli 2010, 16 mei 2011, 7 juni 2011 en 8 juni 2011 aanvullende informatie verstrekt.

(5)

Op 18 augustus 2011 verzocht Polen de Commissie de aangemelde steun pas na 31 oktober 2011 te beoordelen. Op 10 oktober 2011 trok Polen sommige van de aangemelde maatregelen in, namelijk een kapitaalinjectie en een preferentiële lening, beide te verstrekken door het Bureau voor industriële ontwikkeling (ARP) van de Poolse overheid.

(6)

Op 2 november 2011 diende Polen een rapport in om aan te tonen dat het restant van de aangemelde steunmaatregel, namelijk uitstel van betaling van achterstallige premies sociale verzekeringen, aan het criterium van de particuliere schuldeiser voldeed en daarom geen staatssteun vormde.

(7)

Bij schrijven van 26 juli 2012 verzocht de Commissie Polen om aanvullende uitleg over een aantal punten. Polen antwoordde bij brief van 31 augustus 2012, waarin het de Commissie meedeelde dat op 1 maart 2012 een akkoord was bereikt over uitstel van betaling van de achterstallige sociale premies en dat de uitstaande schulden aan de regionale overheid op 14 augustus 2012 waren vereffend.

(8)

Op 6 december 2012 hebben de Poolse autoriteiten voor het laatst informatie verstrekt.

II.   DE BEGUNSTIGDE EN ZIJN HERSTRUCTURERINGSPLANNEN

1.   De begunstigde

(9)

PZL Dębica heeft 212 werknemers. Het is een middelgrote onderneming die voornamelijk actief is in de productie van koelapparatuur zoals compressors, ijswateraggregaten en chillers, lucht- en vloeistofkoelers, sproei- en verdampingscondensors, verticale en horizontale pijpenbundelcondensors, en tankapparatuur: vloeistofafscheiders, horizontale tanks, tussenkoelers, voorverwarmers, olieafscheiders en koelventielen.

(10)

De onderneming is gevestigd in de provincie Podkarpackie, een gebied dat onder artikel 107, lid 3, onder a), van het Verdrag valt. De onderneming werd in 1938 opgericht en heeft sinds 1995 de rechtsvorm van een naamloze vennootschap. In 1999 waren de aandelen in het bezit van de staat (25,08 %) en van de werknemers (74,92 %). In 2006 werd de onderneming volledig geprivatiseerd: de aandelen worden voornamelijk gehouden door de huidige en vroegere werknemers en hun erfgenamen. In 2010 verwierf de particuliere investeerder Eurotech 16,7 % van de aandelen in PZL Dębica.

(11)

Het marktaandeel van de onderneming in de Poolse markt voor koelapparatuur is klein (minder dan 1 % in 2006). De export was in 2006 goed voor 15,6 % van de totale omzet, waarvan 6,8 % naar landen buiten de Europese Unie ging. Op de Poolse markt heeft de onderneming te maken met sterke concurrentie van verschillende ondernemingen, zoals York International, GEA GRASSO Refrigeration Division, Mycom International Refrigeration (Ltd), MOSTOSTAL Wrocław S.A., Aerzen Maschinenfabrik GmbH en Zakład Metalowy PILZNO.

2.   Het eerste herstructureringsplan

(12)

Volgens de Poolse autoriteiten verkeert de onderneming sinds 2002 in financiële moeilijkheden. Destijds werd een herstructureringsplan voor de periode 2002-2007 vastgesteld. Het plan werd in oktober 2003 bijgewerkt en omvatte de volgende maatregelen:

a)

kwijtschelding door het Overheidsfonds voor herintegratie van personen met een handicap van een schuld van 2 358 689,41 PLN;

b)

kwijtschelding door de gemeente Dębica van een schuld van 1 063 790,45 PLN;

c)

een door het Fonds voor de herstructurering van ondernemingen verstrekte preferentiële lening van 3 890 000 PLN voor de betaling van een deel van de achterstallige sociale premies aan de Dienst voor sociale zekerheid;

d)

verlening van uitstel door de Dienst voor sociale zekerheid voor de betaling van achterstallige premies ter hoogte van 1 364 600 PLN;

e)

kwijtschelding door de belastingdienst van Dębica van een schuld van 914 522,15 PLN;

f)

vier maatregelen die de-minimissteun vertegenwoordigen met een totale waarde van 17 055,81 PLN.

(13)

Op grond van budgettaire beperkingen kon de door het Fonds voor de herstructurering van ondernemingen toegezegde lening bedoeld in overweging 12, onder c), niet aan PZL Dębica worden verstrekt. Daarop besloot de Dienst voor sociale zekerheid geen uitstel meer te verlenen voor de betaling van de nog resterende schuld als bedoeld in overweging 12, onder d). Als gevolg hiervan kon de financiële herstructurering van PZL Dębica, die de kern van haar herstructureringsplan vormde, niet worden verwezenlijkt.

(14)

Desondanks slaagde de onderneming erin de andere elementen van het herstructureringsplan uit te voeren, waardoor zij reeds in 2006 een bescheiden winst wist te boeken. De financiële resultaten van de onderneming tussen 2002 en 2011 zijn hieronder in tabel 1 samengevat.

Tabel 1

Financiële resultaten van PZL Dębica 2002-2011 (in miljoen PLN)

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012 (3)

Netto omzet

11,5

13,1

15

11,6

15,9

14

15

15,2

14

15,9

21,5

EBIT

–0,7

0,3

–0,2

–2

1,6

2

1,3

1,9

1,1

1,5

3,5

Netto winst

–2,1

–0,9

–1,2

–3

0,5

1

0,01

0,5

0,01

0,2

2,7

€ 1 = ca. PLN 4

3.   Het tweede herstructureringsplan

(15)

Nadat de in het eerste herstructureringsplan voorziene financiële herstructurering niet kon worden uitgevoerd, werd de Commissie in augustus 2008 in kennis gesteld van een tweede herstructureringsplan. Dit tweede plan was voor een groot deel bedoeld om de financiële herstructurering van de onderneming ten uitvoer te leggen. Het plan voorzag in de volgende maatregelen:

a)

een kapitaalinjectie van het Bureau voor industriële ontwikkeling ter waarde van 4 965 800 PLN;

b)

een door het Bureau voor industriële ontwikkeling verstrekte preferentiële lening van 5 534 200 PLN voor de betaling van een deel van de achterstallige sociale premies aan de Dienst voor sociale zekerheid;

c)

verlening van uitstel voor de betaling van verdere achterstallige premies met een nominale waarde van 3 miljoen PLN aan de Dienst voor sociale zekerheid;

d)

kwijtschelding door de regionale overheid van een schuld van 101 600 PLN.

III.   HET BESLUIT TOT INLEIDING VAN DE PROCEDURE

(16)

In het besluit tot inleiding van de procedure werden twijfels kenbaar gemaakt ten aanzien van de verenigbaarheid met de interne markt van de volgende steunmaatregelen van het eerste herstructureringsplan:

a)

verlening van uitstel door de gemeente Dębica voor de vereffening van een schuld met een nominale waarde van 1 164 900 PLN;

b)

kwijtschelding door de belastingdienst van Dębica van een schuld van 914 522,15 PLN;

c)

verlening van uitstel door de Dienst voor sociale zekerheid voor de betaling van achterstallige premies met een nominale waarde van 1 364 600 PLN.

De Commissie vroeg zich tevens af of de in tabel 2 opgesomde maatregelen wel als de-minimissteun konden worden aangemerkt.

(17)

Daarnaast betwijfelde de Commissie of het herstructureringsplan alle elementen omvat die noodzakelijk zijn om PZL (4) Dębica weer levensvatbaar te maken en of een herstructureringsperiode van twaalf jaar niet te lang is, gezien punt 35 van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (hierna “de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun” genoemd).

(18)

Gezien de reeds in het kader van het eerste plan (zie overweging 12, onder a) en b)) verleende steun betwijfelde de Commissie op grond van het onder punt 3.3 van de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun vastgelegde eenmaligheidsbeginsel tevens of de onderneming in aanmerking kwam voor nieuwe herstructureringssteun (zie overweging 15).

(19)

In het besluit tot inleiding van de procedure verklaarde de Commissie dat zij ten aanzien van de maatregelen die door Polen als vóór de toetreding ten uitvoer gelegde maatregelen waren geclassificeerd (zie overweging 16, onder a) tot en met c)), geen juridisch bindende documenten had ontvangen op basis waarvan de bevoegde nationale autoriteiten zich tot steunverlening hadden verbonden.

(20)

Met betrekking tot het steunbedrag dat reeds aan de onderneming was toegekend, uitte de Commissie ook twijfels of de in 2006 verstrekte de-minimissteun daadwerkelijk als zodanig kon worden beschouwd, aangezien deze steun werd verleend aan een onderneming in moeilijkheden, die volgens artikel 1, lid 1, onder h), van Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (5) niet voor dergelijke steun in aanmerking kwam.

(21)

Tot slot betwijfelde de Commissie of de voorgestelde compenserende maatregelen konden worden aanvaard, daar zij erop gericht waren de levensvatbaarheid van de onderneming op langere termijn te herstellen, waardoor zij niet als compenserende maatregelen konden worden beschouwd. De Commissie stelde tevens dat Polen niet had aangetoond dat de activiteiten waaruit de onderneming zich had teruggetrokken, niet verliesgevend waren.

IV.   OPMERKINGEN VAN DE LIDSTAAT

(22)

In dit hoofdstuk worden alleen de opmerkingen van de Poolse autoriteiten weergegeven die betrekking hebben op de maatregelen die niet in de loop van het onderzoek werden ingetrokken.

1.   Duur van het herstructureringsproces

(23)

Met betrekking tot de duur van het herstructureringsproces verklaarden de Poolse autoriteiten dat de beide herstructureringsplannen als één plan dienden te worden beschouwd, aangezien de mislukking van het eerste plan niet aan de onderneming te wijten was en het tweede herstructureringsplan in wezen een voortzetting was van de onvoltooide financiële herstructurering uit het eerste plan.

2.   Eenmaligheidsbeginsel

(24)

De in overweging 15, onder a) en b), genoemde steunmaatregelen werden door Polen ingetrokken omdat zij volgens het besluit tot inleiding van de procedure mogelijkerwijs onverenigbaar waren met het eenmaligheidsbeginsel. De Poolse autoriteiten verklaarden dat de maatregelen waren ingetrokken op grond van het feit dat PZL Dębica haar status van grote onderneming had verloren. Als onderneming met minder dan 250 werknemers kwam PZL Dębica niet langer in aanmerking voor financiering door het Bureau voor industriële ontwikkeling, dat alleen steun verleent aan grote ondernemingen. Het uitstel van betaling van de schuld aan de Dienst voor sociale zekerheid en de kwijtschelding van de schuld aan de regionale overheid werden echter niet ingetrokken. De argumenten van Polen betreffende deze maatregelen worden hieronder uiteengezet.

3.   Vóór de toetreding toegezegde steun

(25)

Wat betreft de drie maatregelen die in het besluit tot inleiding van de procedure zijn aangemerkt als vóór de toetreding tot de Unie toegezegde steun (zie overweging 16, onder a) tot en met c), van dat besluit), heeft Polen bewijsstukken verstrekt ter staving van zijn standpunt dat de steun vóór de toetreding werd toegekend en derhalve geen nieuwe steun vormde.

(26)

Wat betreft de schuld aan de gemeente Dębica legde Polen een notariële akte over ter bevestiging van het feit dat de schuld op 31 mei 2004 door middel van de overdracht van onroerende goederen aan de gemeente Dębica was vereffend. In de akte werd vermeld dat de hoofdsom van 1 116 788,60 PLN en de verschuldigde rente ten bedrage van 592 669,80 PLN waren voldaan (6).

(27)

Polen verklaarde eveneens dat deze maatregel niet in het eerste herstructureringsplan was opgenomen omdat de door PZL Dębica bij de gemeente Dębica ingediende steunaanvraag was afgewezen.

(28)

Wat betreft de schuld aan de belastingdienst van 914 552,15 PLN, legde Polen een door het hoofd van de lokale belastingdienst ondertekend besluit van 20 oktober 2003 over de herstructureringsvoorwaarden voor. Volgens dat besluit werd een schuld van 636 729,85 PLN, vermeerderd met verschuldigde rente ten bedrage van 277 822,30 PLN, kwijtgescholden.

(29)

Polen zette uiteen dat de bewering in het besluit tot inleiding van de procedure dat deze steun vóór de toetreding tot de Unie was toegezegd, om verschillende redenen onjuist was.

(30)

Ten eerste gaf Polen een toelichting op de steunregeling waarin is voorzien bij de wet inzake publiekrechtelijke verplichtingen van ondernemingen van 30 augustus 2002 (7) (hierna “de wet van 2002” genoemd). Volgens deze wet kan een steunverlenende autoriteit (bv. de belastingdienst) in het geval van een aanvraag door een onderneming in moeilijkheden een besluit vaststellen betreffende de herstructureringsvoorwaarden (hierna “het herstructureringsbesluit” genoemd). Bij een dergelijk besluit wordt de begunstigde het recht verleend om steun te ontvangen. Al naargelang de maatregel vindt de feitelijke uitkering van steun of de kwijtschelding van een schuld plaats op basis van een uitvoeringsbesluit waarbij de steunverlenende autoriteit bevestigt dat de herstructurering is voltooid (hierna “het uitvoeringsbesluit” genoemd). Volgens de Poolse autoriteiten dient dit besluit ter bevestiging dat de begunstigde i) een bijgewerkt herstructureringsplan heeft ingediend, dat vergezeld moet gaan van informatie over de financiële toestand van de onderneming, ii) een herstructureringsvergoeding heeft betaald, en iii) geen nieuwe schulden bij de steunverlenende autoriteit heeft. Het uitvoeringsbesluit is slechts een administratief document waarin wordt bevestigd dat aan de vereisten van het herstructureringsbesluit is voldaan. Overeenkomstig de wet van 2002 controleert de steunverlenende autoriteit de naleving van de herstructureringsvoorwaarden niet eerder dan vijftien maanden na de datum van vaststelling van het herstructureringsbesluit.

(31)

Ten tweede deelde Polen de Commissie mee dat de belastingdienst geen uitvoeringsbesluit betreffende PZL Dębica had vastgesteld. Volgens Polen was dit te wijten aan het feit dat bij sommige autoriteiten onzekerheid heerste over de interpretatie van de regels inzake staatssteun die vanaf 1 mei 2004 van kracht waren. Als gevolg hiervan hadden sommige autoriteiten besloten af te wachten tot de Commissie een standpunt ten aanzien van deze maatregelen had ingenomen. Polen heeft een verklaring van het hoofd van de betrokken belastingdienst voorgelegd waarin deze bevestigt dat dit het geval was voor PZL Dębica.

(32)

Ten derde gaf Polen te kennen dat bij besluit van de belastingdienst van 20 oktober 2003 aan PZL Dębica het recht op kwijtschelding van haar schuld werd toegekend. Polen wees de Commissie op haar besluit van 6 november 2008 betreffende de scheepswerf Stocznia Gdynia (8) ter onderbouwing van zijn standpunt dat aan de hand van het binnenlands recht dient te worden bepaald of bij het document in kwestie een recht op steun is toegekend. Polen wees ook op de legitieme verwachtingen van de begunstigden en verklaarde dat PZL Dębica een gerechtelijke procedure zou kunnen instellen indien de steunverlenende autoriteit geen uitvoeringsbesluit zou vaststellen. In dit verband verwees Polen naar de rechtspraak van het Hooggerechtshof en het Administratief Hooggerechtshof, waarin werd bevestigd dat de overheid met herstructureringsbesluiten verplichtingen op zich neemt en dat uitvoeringsbesluiten geen afbreuk aan dergelijke verplichtingen kunnen doen, aangezien zij een bindend karakter hebben en niet onderhevig zijn aan de discretionaire bevoegdheid van administratieve instanties (9).

(33)

Voorts diende Polen een verklaring van het hoofd van de lokale belastingdienst in waarin deze bevestigde dat PZL Dębica weliswaar voldeed aan de wettelijke vereisten voor de vaststelling van het in overweging 30 bedoelde uitvoeringsbesluit, maar dat de belastingdienst de uitkomst van het onderzoek door de Commissie wilde afwachten.

(34)

De in overweging 16, onder c), beschreven maatregel wordt hieronder onder paragraaf 5 – Uitstel van betaling van achterstallige sociale premies – behandeld.

4.   De-minimismaatregelen

(35)

De Poolse autoriteiten stelden de Commissie op de hoogte van het feit dat alle de-minimismaatregelen met betrekking tot de onderneming waren genomen in 2006, toen Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun (10) van kracht was (Verordening (EG) nr. 1998/2006 trad pas op 1 januari 2007 in werking); volgens Verordening (EG) nr. 69/2001 was het niet verboden om de-minimissteun te verlenen aan ondernemingen in financiële moeilijkheden.

(36)

Met betrekking tot de vraagtekens die de Commissie had geplaatst bij de berekeningsmethode, lichtten de Poolse autoriteiten de formule voor de berekening van de steunelementen toe zoals die is neergelegd in de Poolse verordening van 11 augustus 2004 (11). De formule houdt rekening met het verschil tussen het referentiepercentage en het percentage dat wordt toegepast om de opslag wegens te late betaling te berekenen. Tevens werd een bijgewerkte berekening van het element van de de-minimissteun ingediend (zie tabel 2).

Tabel 2

De-minimissteun – door Polen verstrekte gegevens

Steunverlenende autoriteit

Type maatregel/Datum besluit

 

Duur

 

Gemeente Dębica

Besluit tot uitstel van 7.4.2006

264 186 PLN

84 dagen

35,00 PLN

Gemeente Dębica

Besluit tot uitstel van 7.4.2006

14 dagen

52,84 PLN

Belastingdienst Dębica

Besluit tot uitstel van 8.9.2006

614 520 PLN

7 dagen

6,06 PLN

Gemeente Dębica

Besluit tot kwijtschelding van 5.10.2006

20 772 PLN

20 772 PLN

Gemeente Dębica

Besluit tot uitstel van 5.10.2006

83 704 PLN

72 dagen

7,75 PLN

TOTAAL:

20 873,65

(37)

Polen deelde de Commissie mee dat alleen de belastingdienst zekerheid had laten stellen in verband met het verleende uitstel. Deze zekerheid dekte 100 % van de nominale waarde van de schuld waarvoor uitstel was verleend. Polen wees er tevens op dat de de-minimissteun ver onder de drempel van 100 000 EUR bleef, ook al zouden in overeenstemming met de mededeling van de Commissie van 1997 over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (12) 600 basispunten worden opgeteld bij het referentiepercentage.

5.   Uitstel van betaling van achterstallige sociale premies

(38)

Wat betreft het uitstel verleend voor de vereffening van schulden in de vorm van socialezekerheidsverplichtingen, die volgens beide herstructureringsplannen zouden oplopen, herinnerden de Poolse autoriteiten in de eerste plaats aan het feit dat deze schulden opliepen als gevolg van het mislukken van de in het eerste herstructureringsplan beoogde financiële herstructurering. Volgens dat plan zou de schuld aan de Dienst voor sociale zekerheid als volgt worden vereffend: i) betaling van 3 890 000 PLN met gebruikmaking van de door het Fonds voor de herstructurering van ondernemingen te verstrekken lening, en ii) verlening van uitstel voor de betaling van nog eens 1 364 600 PLN. Zoals in overweging 13 reeds werd aangegeven, kon deze financiële herstructurering niet worden verwezenlijkt.

(39)

Bovendien merkten de Poolse autoriteiten op dat de Dienst voor sociale zekerheid had besloten om aan het tweede herstructureringsplan deel te nemen, dat in i) de betaling van 5,5 miljoen PLN uit een door het Bureau voor industriële ontwikkeling verstrekte lening en ii) uitstel voor de betaling van nog eens 3 miljoen PLN voorzag. Zoals reeds opgemerkt in overweging 5 werd de toegezegde lening niet aan PZL Dębica verstrekt, waarna het desbetreffende deel van de kennisgeving door Polen werd ingetrokken.

(40)

Polen deelde de Commissie mee dat over de schuld van PZL Dębica aan de Dienst voor sociale zekerheid, net als alle andere schulden aan de overheid, rente is verschuldigd, te berekenen volgens de formule van artikel 56 van de Poolse belastingwet van 29 augustus 1997 (13). De rentevoet bedraagt 200 % van het door de Nationale Bank van Polen bekendgemaakte basisrentetarief plus 2 % (200 basispunten) (zie tabel 3). Dit percentage mag niet lager zijn dan 8 %; in het onderhavige geval bedroeg het tussen 10 en 46 %.

Tabel 3

Ontwikkeling van de rentevoet van 2000 tot 2012

Rentevoet

Geldig van … tot …

Rentevoet

Geldig van … tot …

Rentevoet

Geldig van … tot …

Rentevoet

Geldig van … tot …

41 %

18.11.1999 – 23.02.2000

20 %

26.09.2002 – 23.10.2002

13 %

30.06.2005 – 27.07.2005

13 %

24.12.2008 – 28.01.2009

43 %

24.02.2000 – 30.08.2000

18 %

24.10.2002 – 27.11.2002

12,5 %

28.07.2005 – 31.08.2005

11,5 %

28.01.2009 – 26.02.2009

46 %

31.08.2000 – 28.02.2001

17,5 %

28.11.2002 – 29.01.2003

12 %

01.09.2005 – 31.01.2006

11 %

26.02.2009 – 26.03.2009

44 %

01.03.2001 – 28.03.2001

17 %

30.01.2003 – 26.02.2003

11,5 %

01.02.2006 – 28.02.2006

10,5 %

26.03.2009 – 25.06.2009

42 %

29.03.2001 – 27.06.2001

16 %

27.02.2003 – 26.03.2003

11 %

01.03.2006 – 25.04.2007

10 %

25.06.2009 – 09.11.2010

39 %

28.06.2001 – 22.08.2001

15,5 %

27.03.2003 – 24.04.2003

11,5 %

27.04.2007 – 26.06.2007

12 %

09.11.2010 – 20.01.2011

37 %

23.08.2001 – 25.10.2001

14,5 %

25.04.2003 – 28.05.2003

12 %

28.06.2007 – 29.08.2007

12,5 %

20.01.2011 – 06.04.2011

34 %

26.10.2001 – 28.11.2001

14 %

29.05.2003 – 25.06.2003

12,5 %

30.08.2007 – 28.11.2007

13 %

06.04.2011 – 12.05.2011

31 %

29.11.2001 – 30.01.2002

13,5 %

26.06.2003 – 30.06.2004

13 %

29.01.2007 – 31.01.2008

13,5 %

12.05.2011 – 09.06.2011

27 %

31.01.2002 – 25.04.2002

14,5 %

01.07.2004 – 28.07.2004

13,5 %

31.01.2008 – 28.02.2008

14 %

09.06.2011 – 10.05.2012

25 %

26.04.2002 – 29.05.2002

15 %

29.07.2004 – 25.08.2004

14 %

28.02.2008 – 27.03.2008

14,5 %

vanaf 10.05.2012

24 %

30.05.2002 – 26.06.2002

16 %

26.08.2004 – 30.03.2005

14,5 %

27.03.2008 – 26.06.2008

 

 

23 %

27.06.2002 – 28.08.2002

15 %

31.03.2005 – 27.04.2005

15 %

26.06.2008 – 27.11.2008

 

 

21 %

29.08.2002 – 25.09.2002

14 %

28.04.2005 – 29.06.2005

14,5 %

27.11.2008 – 24.12.2008

 

 

(41)

Polen heeft gedetailleerde tabellen ingediend waarin een overzicht wordt gegeven van de ontwikkeling van de schuld aan de Dienst voor sociale zekerheid. Tabel 4 geeft een samenvatting van de ontwikkeling tot 31 augustus 2012. Polen verklaarde dat de onderneming ondanks de schuld, die in de periode 2000-2005 was ontstaan, voldeed aan haar lopende verplichtingen jegens de Dienst voor sociale zekerheid, die tussen 2000 en augustus 2012 meer dan 16 miljoen PLN beliepen.

Tabel 4

Ontwikkeling van de schuld aan de Dienst voor sociale zekerheid

Dienst voor sociale zekerheid

Schuld ontstaan in

Bedrag van de schuld

Rente over het verschuldigde bedrag (tot verlening van uitstel)

Afgeloste schuld

(verkoop van activa, beslag, enz.)

Betaling lopende verplichtingen

2000

858 316,96

1 620 527

 

716 640,45

2001

316 419

459 493

 

1 488 486,33

2002

865 163

1 047 139

 

660 324,32

2003

895 884

934 062

85 778,2

605 518,54

2004

901 451

811 765

1 693 035,91

746 285,3

2005

864 702,91

649 609

359 747,06

434 477,93

2006

 

 

 

1 296 650,17

2007

52 576,90

28 202

2 143 961,82

1 537 920,23

2008

733,03

262

860 347,5

2 173 711,58

2009

605,51

159

61 677,5

1 709 954,28

2010

585,2

104

1 943 231,85

1 933 300,65

2011

 

 

1 281 171,85

1 998 651,89

2012

 

 

996 249,84

1 229 480,82

Totaal op 15.8.2012

4 756 437,51

5 551 322

9 425 201,53

16 531 402,49

(42)

De Poolse autoriteiten verstrekten tevens informatie over de andere maatregelen die door de Dienst voor sociale zekerheid zijn genomen om de betaling te waarborgen en de verschuldigde bedragen te innen.

a)

Ten eerste is aan de Dienst voor sociale zekerheid van 2001 tot 2007 onderpand verstrekt ter waarde van 100 % van het verschuldigde bedrag. Aangezien de totale schuld toenam, werden nog meer activa in onderpand gegeven om de nieuwe schuld te dekken.

b)

Ten tweede stelde de Dienst voor sociale zekerheid vanaf 2003 schuldvorderingen in, in het kader waarvan een bedrag van bijna 9 miljoen PLN uit de gecontroleerde verkoop van activa van de onderneming en de beslaglegging op de rekeningen van PZL Dębica werd verkregen. Polen verstrekte uitvoerige informatie over de verkoop van activa van PZL Dębica, die de onderneming in staat stelde haar schuld aan de Dienst voor sociale zekerheid tussen 2004 en 2008 met rond 7 miljoen PLN te verminderen (zie tabel 5). Polen verklaarde dat PZL Dębica voornemens was verdere activa te verkopen; als gevolg van de economische crisis is de onderneming er sinds 2009 evenwel niet in geslaagd een koper te vinden die bereid was de activa tegen een marktprijs over te nemen.

c)

Ten derde legde Polen bewijsstukken uit die periode voor, waaruit bleek dat de Dienst voor sociale zekerheid in 2006 overwoog faillissement aan te vragen voor PZL Dębica. Polen legde een brief van 20 november 2006 voor, waarin de Dienst voor sociale zekerheid de onderneming in kennis stelde van zijn voornemen om voor PZL Dębica faillissement aan te vragen. In haar antwoord van 12 december 2006 verstrekte PZL Dębica de Dienst voor sociale zekerheid gedetailleerde informatie over het eerste herstructureringsplan en haar financiële situatie en vooruitzichten, waarbij zij onder meer te kennen gaf dat de onderneming in 2006 voor het eerst winst zou boeken. PZL Dębica verzocht de Dienst voor sociale zekerheid van de faillissementsaanvraag af te zien en geen beslag op verdere activa te leggen om het lopende herstructureringsproces niet te belemmeren. In zijn antwoord van 16 januari 2007 informeerde de Dienst voor sociale zekerheid PZL Dębica over zijn besluit om geen faillissement aan te vragen, maar de beslaglegging op en verkoop van activa te zullen voortzetten.

d)

Ten slotte verklaarde Polen dat het bedrag van 9 miljoen PLN, dat door de Dienst voor sociale zekerheid in de periode 2003-2012 was geïnd, ook vrijwillige betalingen door de onderneming omvatte, die mogelijk werden door de sinds 2006 geboekte winsten en een kapitaalinjectie door een investeerder in 2010.

Tabel 5

Verkoop van activa van PZL Dębica

Perceel nr.

Type activa

Verkoopdatum

Verkoopprijs

430/51

430/52

430/14

verzinkerij

17.02.2004

[…] (14)

430/144

onbebouwd perceel

19.10.2006

[…]

430/104

onbebouwd perceel

31.01.2007

[…]

430/141

compressorgebouw

5.07.2007

[…]

430/44

bouwrijp perceel

15.11.2007

[…]

430/10

industrieel gebouw

12.12.2007

[…]

430/113

bouwrijp perceel

430/114

bouwrijp perceel

430/115

bouwrijp perceel

430/156

weg

430/49

430/140

430/155

430/157

430/159

onbebouwde en bouwrijpe percelen, weg

16.01.2008

[…]

430/162

pakhuis

09.07.2008

[…]

430/164

430/166

onbebouwde percelen

16.12.2008

[…]

Totaal:

7 171 500

(43)

Na intrekking van sommige van de aangemelde maatregelen, te weten de kapitaalinjectie en de preferentiële lening, stelde Polen de Commissie op oktober 2011 in kennis van zijn oordeel dat de verlening van uitstel voor de betaling van achterstallige sociale premies (zie overweging 15, onder c)), die deel uitmaakte van het aangemelde herstructureringsplan, aan het criterium van de particuliere schuldeiser voldeed en derhalve geen staatssteun vormde.

(44)

In dit verband gaf PZL Dębica de onafhankelijke onderneming “Consulting”, gevestigd te Katowice, in 2011 de opdracht een studie uit te voeren. De studie behelsde een analyse met betrekking tot het criterium van de particuliere schuldeiser op basis van een vergelijking van de volgende twee scenario’s:

a)

Optie 1 – invordering van alle uitstaande bedragen door de Dienst voor sociale zekerheid. Volgens de studie zou PZL Dębica in dit geval gedwongen zijn faillissement aan te vragen. Volgens dit scenario zou de Dienst voor sociale zekerheid binnen drie tot vier jaar tussen 60 en 70 % van de schulden kunnen innen.

b)

Optie 2 – vereffening van de schuld aan de Dienst voor sociale zekerheid door uitstel van betaling van de totale schuld. Volgens dit scenario zou de Dienst voor sociale zekerheid het verschuldigde bedrag volledig ontvangen, vermeerderd met een opslag van 1,6 miljoen PLN, te voldoen in 96 termijnen. Daarnaast zou de Dienst voor sociale zekerheid per jaar lopende betalingen van 2 miljoen PLN aan sociale premies ontvangen in verband met de voortgezette activiteiten van de onderneming.

(45)

In augustus 2012 informeerde Polen de Commissie dat in overeenstemming met het criterium van de particuliere schuldeiser tussen PZL Dębica en de Dienst voor sociale zekerheid op 1 maart 2012 een overeenkomst over uitstel van betaling was gesloten. Polen verklaarde dat de Dienst voor sociale zekerheid de voor- en nadelen van de beide opties had overwogen om een zo groot mogelijk deel van de uitstaande schuld te kunnen innen. De overeenkomst heeft betrekking op het op die dag verschuldigde bedrag van [7-13 miljoen] PLN, bestaand uit een hoofdsom van [3,5-6,5 miljoen] PLN en rente ten bedrage van [3,5-6,5 miljoen] PLN. Hierbovenop wordt een opslag van [1-1,7 miljoen] PLN wegens late betaling berekend. De uitstelregeling voorziet in afbetaling in 96 termijnen, waarvan er reeds negen zijn voldaan. Polen legde in 2012 de onderstaande vergelijking van de opties van de Dienst voor sociale zekerheid voor (tabel 6).

Tabel 6

Vergelijking van de opties van de Dienst voor sociale zekerheid voor de invordering van uitstaande schulden van PZL Dębica (in PLN)

 

Optie 1 - uitstel

Optie 2 - liquidatie

Terugbetaalde schuld

[7-13 miljoen]

[4-8 miljoen]

(hoofdsom + rente)

100 %

tussen 60 % en 70 %

Bijkomende bedragen

[1-1,7 miljoen]

opslag late betaling

Geen renteontvangsten na liquidatie

Lopende betalingen tot volledige betaling van de uitstaande schuld

15,2 miljoen

2,9 miljoen

Totaal ontvangsten

[23,2 - 29,9 miljoen]

[6,9 - 10,9 miljoen]

Uiterlijk te betalen

2020

eerdere inning mogelijk indien vóór 2020 meer verpande activa tegen een marktprijs kunnen worden verkocht

na 2016

(46)

Polen heeft erop gewezen dat de Dienst voor sociale zekerheid nog steeds activa van de onderneming ter waarde van in totaal 6 243 002,55 PLN in onderpand heeft. Volgens de overeenkomst wordt de uitstaande schuld bij verkoop van activa automatisch verminderd, waardoor de terugbetaling sneller kan worden afgerond dan in de 96 maanden die daarvoor zijn voorzien.

6.   Schuld aan de regionale overheid

(47)

Polen heeft aan de Commissie bevestigd dat de in het tweede herstructureringsplan opgenomen schuld aan de lokale overheid op 14 augustus 2012 is vereffend. De terugbetaalde som omvatte een tussen 1999 en 2001 opgelopen schuld van 61 104,97 PLN en de sindsdien verschuldigde rente ten bedrage van 103 566,29 PLN.

V.   BEOORDELING

(48)

Volgens artikel 107, lid 1, van het Verdrag wordt onder staatssteun verstaan een steunmaatregel van een lidstaat of steun in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalst of dreigt te vervalsen, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

(49)

De voorwaarden van artikel 107, lid 1, van het Verdrag zijn cumulatief, hetgeen betekent dat een maatregel aan elk van deze voorwaarden moet voldoen om als staatssteun aangemerkt te worden.

(50)

Op basis van het besluit tot inleiding van de procedure zal de Commissie de volgende maatregelen beoordelen:

a)

de ingetrokken maatregelen;

b)

de vóór de toetreding genomen maatregelen;

c)

de door PZL Dębica vereffende schulden;

d)

de na de toetreding van Polen tot de Unie ten gunste van PZL Dębica vastgestelde maatregelen:

(i)

de-minimissteun;

(ii)

uitstel van betaling van achterstallige sociale premies.

1.   De ingetrokken maatregelen

(51)

Volgens artikel 8 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (15) kan een lidstaat een aanmelding na de inleiding van de formele onderzoeksprocedure te gepasten tijde intrekken, zolang de Commissie geen besluit heeft genomen over de steunverlenende aard van de aangemelde maatregel, en wordt de procedure dienovereenkomstig beëindigd.

(52)

De Poolse autoriteiten hebben twee maatregelen ingetrokken waarin het tweede herstructureringsplan voorzag, namelijk een kapitaalinjectie en een preferentiële lening met een totale waarde van 10,5 miljoen PLN (zie overweging 15, onder a) en b)). Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad moet het onderzoek van de Commissie naar deze maatregelen dus worden beëindigd.

2.   Maatregelen vóór de toetreding

(53)

Steunmaatregelen die vóór de toetreding van Polen tot de Unie zijn genomen, maar die na de toetreding niet langer van kracht zijn, kunnen noch op grond van de procedure neergelegd in artikel 108 van het Verdrag noch uit hoofde van de overgangsregeling door de Commissie worden onderzocht. De Commissie heeft op grond van deze regeling noch de plicht noch de bevoegdheid om steunmaatregelen die niet van toepassing zijn na de toetredingsdatum, te beoordelen.

(54)

Door Polen verleende steun wordt geacht vóór de toetreding te zijn toegekend wanneer de bevoegde autoriteit vóór 1 mei 2004 een juridisch bindend besluit heeft genomen waarin zij zich tot steunverlening heeft verbonden. Individuele maatregelen worden beschouwd als niet van toepassing na de toetreding als de exacte economische blootstelling van de staat bekend was op het ogenblik dat de steunmaatregel werd toegekend.

(55)

Indien daarentegen de maatregelen na de toetreding zijn genomen, vormen zij nieuwe steun en moet door de Commissie aan de hand van de in artikel 108 van het Verdrag vastgestelde procedure worden beoordeeld of zij verenigbaar zijn met de interne markt.

(56)

Volgens Polen moet naast de beide maatregelen die in het besluit tot inleiding van de procedure zijn aangemerkt als vóór de toetreding genomen maatregelen (zie overweging 12, onder a) en b)), ook het besluit van de lokale belastingdienst van 2003 tot kwijtschelding van een schuld van 914 522,15 PLN worden beschouwd als vóór de toetreding verleende steun.

(57)

Naar aanleiding van de door de Commissie in het besluit tot inleiding van de procedure geuite twijfels in verband met het feit dat geen steunverleningsdocument was verstrekt, diende Polen een steunverleningsbesluit van 20 oktober 2003 in en gaf het een toelichting op de in de wet van 2002 neergelegde steunregeling (zie overweging 30).

(58)

De Poolse autoriteiten hebben de Commissie een analyse van de Poolse wetgeving doen toekomen waaruit naar voren komt dat het herstructureringsbesluit van 2003 een juridisch bindend document vormt op grond waarvan de belastingdienst verplicht is belastingschulden kwijt te schelden. Aan dit herstructureringsbesluit was een aantal objectief controleerbare voorwaarden verbonden (zie overweging 28). De Poolse autoriteiten hebben bevestigd dat PZL Dębica aan deze voorwaarden voldoet. Aangezien niets op het tegendeel wijst, gaat de Commissie ervan uit dat het besluit tot kwijtschelding vóór de toetreding van Polen tot de Unie is genomen.

3.   Door PZL Dębica vereffende schulden

(59)

In de loop van het onderzoek informeerde Polen de Commissie dat PZL Dębica de volgende schulden had vereffend:

a)

een schuld aan de gemeente Dębica met een nominale waarde van 1 116 788,60 PLN, vermeerderd met rente ten bedrage van 592 669,80 PLN, die op 31 mei 2004 werd vereffend;

b)

een schuld aan de regionale overheid met een nominale waarde van 61 104,97 PLN, vermeerderd met rente ten bedrage van 103 566,29 PLN, die op 14 augustus 2012 werd vereffend;

(60)

Polen heeft aangetoond dat deze schulden zijn vereffend.

(61)

Polen deelde de Commissie mee dat PZL Dębica in het kader van de herstructureringsonderhandelingen met de publieke schuldeisers die tot de bijwerking van het eerste herstructureringsplan in oktober 2003 leidden, de gemeente Dębica had verzocht in het herstructureringsplan een bedrag van 1 116 788,60 PLN op te nemen dat de onderneming haar verschuldigd was. De gemeente Dębica ging hiermee niet akkoord en de onderneming slaagde erin deze schuld op 31 mei 2004, een maand na de toetreding van Polen tot de Europese Unie, te vereffenen.

(62)

De Commissie merkt op dat over de schuld een samengestelde rente tegen een hoge rentevoet, variërend van 13,5 % tot 44 %, moest worden betaald (zie tabel 3). De door PZL Dębica betaalde rente was tot de vereffening op 31 maart 2004 opgelopen tot een bedrag van 592 669,80 PLN.

(63)

De op terugvorderingen toepasselijke rentevoet die door de Commissie zou zijn toegepast op onrechtmatig aan een onderneming in Polen verstrekte steun bedroeg van 1 tot en met 31 mei 2004 7,62 % (16). Dit is een veel lagere rentevoet dan de door Polen op de uitstaande schuld toegepaste rentevoet.

(64)

Gezien het feit dat de schuld volledig werd terugbetaald en de op de schuld toegepaste rentevoet van 13,5 %, van 1 tot en met 31 mei 2004, duidelijk hoger was dan de rentevoet van 7,62 % die de Commissie op terugvorderingen toepast, concludeerde de Commissie dat de invordering in overeenstemming was met de bekendmaking van de Commissie getiteld “Naar een doelmatige tenuitvoerlegging van beschikkingen van de Commissie waarbij lidstaten wordt gelast onrechtmatige en onverenigbare steun terug te vorderen” (17) (hierna “de bekendmaking over de terugvordering van steun” genoemd). Het aan rente betaalde bedrag is hoger dan het rentebedrag dat PZL Dębica in het geval van een negatieve beschikking had moeten betalen volgens de berekeningswijze bepaald in Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (18). De Commissie neemt derhalve alleen nota van de vereffening van de schuld, doch behoudt zich wel het recht voor deze maatregel in de toekomst nog te toetsen aan het beginsel van de eenmaligheid van de steun.

(65)

De Commissie merkt op dat de regionale overheid in 2007 besloot de schuld kwijt te schelden, een maatregel die derhalve in het tweede herstructureringsplan werd opgenomen. Het herstructureringsplan werd bij de Commissie aangemeld.

(66)

Tevens merkt de Commissie op dat over de schuld een samengestelde rente tegen een rentevoet variërend van 10 % tot 46 % moest worden betaald (zie tabel 3). Het totale bedrag aan rente dat door PZL Dębica op 14 augustus 2012 was vereffend, beliep 103 566,29 PLN, bijna twee keer het oorspronkelijk verschuldigde bedrag van 61 104,97 PLN.

(67)

De Commissie is van oordeel dat tussen 1999 (toen het eerste deel van de schuld ontstond) en 2012 (toen de schuld werd voldaan) de facto sprake was van uitstel van betaling en dat de regionale overheid de onderneming, die reeds in ernstige financiële moeilijkheden verkeerde, op deze wijze een voordeel heeft verschaft door de aan de normale bedrijfsactiviteiten verbonden lasten, waaronder afbetaling van schulden aan de overheid, te verlichten.

(68)

De op terugvorderingen toepasselijke rentevoet die door de Commissie zou zijn toegepast op onrechtmatig aan een onderneming in Polen verstrekte steun, bedroeg na de toetreding van Polen tot de Unie tot aan de vereffening van de schuld tussen 5,26 % en 7,62 % (19). Dit is een veel lagere rentevoet dan de door Polen op de uitstaande schuld toegepaste rentevoet.

(69)

Gezien het feit dat de schuld volledig werd terugbetaald en de van 1 mei 2004 tot 14 augustus 2012 op de schuld van PZL Dębica toegepaste rentevoet (tussen 10 % en 16 %) duidelijk hoger was dan de rentevoet die de Commissie op terugvorderingen toepast (tussen 5,26 % en 7,62 %), concludeert de Commissie dat de invordering, ongeacht de rechtmatigheid van de steun, in overeenstemming was met de bekendmaking van de Commissie over de terugvordering van steun. Het aan rente betaalde bedrag is hoger dan het rentebedrag dat PZL Dębica krachtens Verordening (EG) nr. 794/2004 had moeten betalen.

4.   Na de toetreding van Polen tot de UNIE vastgestelde steunmaatregelen

4.1.   De-minimissteun

(70)

Polen heeft bij de Commissie vijf maatregelen met een totale waarde van 20 873,65 PLN aangemeld, die volgens de lidstaat als de-minimismaatregelen moeten worden behandeld (zie tabel 2). Deze maatregelen vallen onder het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 69/2001.

(71)

De Commissie erkent dat ondernemingen in moeilijkheden niet uitdrukkelijk waren uitgesloten van het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 69/2001, waarbij steunmaatregelen tot 100 000 EUR (ca. 400 000 PLN) waren toegestaan. In de verordening was evenwel specifiek bepaald dat in het geval van een lening, die vergelijkbaar is met uitstel van betaling, “daarvoor op de gebruikelijke wijze zekerheid moet worden gesteld” en dat “de lening geen abnormale risico's mag meebrengen” (overweging 6). In dit geval is de Commissie van opvatting dat alleen het door de belastingdienst op 8 september 2006 verleende uitstel van betaling aan dit vereiste voldoet.

(72)

Ten eerste is de Commissie van oordeel dat Polen niet voldoende informatie heeft verstrekt om de berekeningsmethode van de de-minimissteun en het door Polen in tabel 2 aangegeven steunbedrag te controleren. Met name werd geen gedetailleerde informatie over de toepasselijke referentierentevoeten en de voor de berekening van de opslag wegens te late betaling gebruikte rentevoet verstrekt aan de hand waarvan het mogelijk was geweest de berekeningen op basis van de door Polen toegepaste formule te controleren (zie overweging 36). Daarom is de Commissie van oordeel dat in verband met de-minimissteun het totale nominale bedrag waarvoor door de gemeente Dębica op 7 april, 28 juli en 5 oktober 2006 uitstel van betaling werd verleend en waarvoor geen zekerheden werden gesteld, in aanmerking genomen moet worden. Voor een bedrag van 264 186 PLN werd door de gemeente Dębica tot twee keer toe een besluit tot verlening van uitstel vastgesteld. Deze besluiten hadden betrekking op dezelfde schuld, zodat het desbetreffende bedrag slechts één keer in aanmerking wordt genomen.

(73)

In het geval van een door de belastingdienst op 8 september 2006 verleend uitstel van betaling voor 7 dagen, waarvoor zekerheid werd verstrekt ter waarde van het volledige bedrag van 614 550 PLN, berekende de Commissie het steunelement door de toepasselijke rentevoet van 5,56 % te vermeerderen met 400 basispunten, zoals bepaald in de mededeling van de Commissie van 1997 over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (20). In dit geval beloopt de steun 1 126 PLN.

(74)

In het geval van het kwijtscheldingsbesluit van de gemeente Dębica van 5 oktober 2006 gaat het om een subsidie, die derhalve volledig wordt aangerekend.

(75)

Gezien het bovenstaande beloopt de steun in totaal 369 788 PLN (ca. 93 437 EUR (21)) (zie tabel 7). Daar het totale steunbedrag lager is dan 100 000 EUR, vallen deze maatregelen onder Verordening (EG) nr. 69/2001. Polen heeft bevestigd dat PZL Dębica geen verdere de-minimissteun heeft ontvangen.

Tabel 7

De-minimissteun

Steunverlenende autoriteit

Type maatregel/Datum besluit

Nominale waarde

Duur

Steunbedrag

Gemeente Dębica

Besluit tot uitstel van 7.4.2006

264 186 PLN

66 604 EUR

84 dagen

264 186 PLN

66 604 EUR

Gemeente Dębica

Besluit tot uitstel van 28.7.2006

14 dagen

Hoofd belastingdienst Dębica

Besluit tot uitstel van 8.9.2006

614 520 PLN

154 236 EUR

7 dagen

1 126 PLN

282 EUR

Gemeente Dębica

Kwijtscheldingsbesluit van 5.10.2006

20 772 PLN

5 279 EUR

20 772 PLN

5 279 EUR

Gemeente Dębica

Besluit tot uitstel van 5.10.2006

83 704 PLN

21 272 EUR

72 dagen

83 704 PLN

21 272 EUR

TOTAAL

369 788 PLN

93 437 EUR

4.2.   Uitstel van betaling van achterstallige sociale premies

(76)

Artikel 107, lid 1, van het Verdrag ziet op maatregelen die, in verschillende vormen, de lasten verlichten die normaliter op het budget van een onderneming drukken en die weliswaar niet als subsidies stricto sensu zijn aan te merken, maar toch van dezelfde aard zijn en identieke gevolgen teweegbrengen. Zo is het vaste rechtspraak dat de houding van een openbare instelling die bevoegd is voor het innen van de sociale premies en die toestaat dat die premies met vertraging worden betaald, een daardoor begunstigde onderneming die in ernstige financiële moeilijkheden verkeert, een commercieel voordeel verleent, door voor die onderneming de lasten te verminderen welke voortvloeien uit de normale toepassing van het socialezekerheidsstelsel, welk voordeel niet volledig kan worden tenietgedaan door de van die onderneming wegens te late betaling geëiste rente en toeslagen (22).

(77)

In dit geval liet de Dienst voor sociale zekerheid toe dat PZL Dębica in de periode 2000-2005 aanzienlijke schulden maakte. In tabel 4 wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling van de totale schuld, met inbegrip van de verschuldigde rente.

(78)

Om te beginnen wijst de Commissie erop dat de aan PZL Dębica verleende steun mogelijk het gevolg is van het feit dat de Dienst voor sociale zekerheid heeft nagelaten de door PZL Dębica verschuldigde bedragen volledig in te vorderen (23).

(79)

Polen voert aan dat het door de Dienst voor sociale zekerheid verleende uitstel van betaling geen staatssteun vormt, aangezien de dienst als particuliere schuldeiser handelde toen hij in maart 2012 instemde met uitstel van betaling voor het totale verschuldigde bedrag, dat in overeenstemming met een betalingsregeling in 96 termijnen moest worden voldaan. Polen heeft een analyse met betrekking tot het criterium van de particuliere schuldeiser ingediend, die in oktober 2011 werd uitgevoerd en waaruit volgens de lidstaat naar voren kwam dat het voor de Dienst voor sociale zekerheid gunstiger zou zijn PZL Dębica uitstel van betaling te verlenen dan de verschuldigde bedragen in te vorderen. Polen stelt tevens dat de Dienst voor sociale zekerheid, die bij beide herstructureringsplannen was betrokken, steeds uitvoerig over de financiële situatie en vooruitzichten van PZL Dębica was geïnformeerd en te allen tijde in volle kennis van zaken met betrekking tot de toestand van de onderneming heeft gehandeld. Ten slotte wees Polen op een aantal maatregelen die door de Dienst voor sociale zekerheid zijn genomen om de betaling te waarborgen en de verschuldigde bedragen te innen. Volgens Polen blijkt hieruit dat de Dienst voor sociale zekerheid als particuliere schuldeiser handelde en getracht heeft zijn vordering te innen.

(80)

Volgens vaste rechtspraak is niet voldaan aan de voorwaarden opdat een maatregel onder het begrip “steun” in de zin van artikel 107 VWEU valt, wanneer de begunstigde onderneming onder met normale marktvoorwaarden overeenkomende omstandigheden hetzelfde voordeel kan genieten als het voordeel dat zij dankzij staatsmiddelen heeft verworven. In het geval van publieke ondernemingen gebeurt deze beoordeling in beginsel aan de hand van het criterium van de particuliere investeerder (in het onderhavige geval het criterium van de particuliere schuldeiser) (24). Indien een lidstaat in de loop van de administratieve procedure een beroep doet op dit criterium, moet hij bij twijfel derhalve ondubbelzinnig en op basis van objectieve en controleerbare gegevens aantonen dat de maatregel daadwerkelijk aan dat criterium voldoet (25). Om vast te kunnen stellen dat er geen sprake is van een voordeel dat kan worden beschouwd als staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag, moet Polen dus aantonen dat de openbare instanties op dezelfde wijze hebben gehandeld als een hypothetische particuliere schuldeiser zou hebben gedaan, die niet akkoord zou gaan met niet-betaling en doeltreffende stappen zou ondernemen om de schuld in te vorderen, ook al zou dit een insolventieprocedure tot gevolg hebben.

(81)

De hypothetische particuliere schuldeiser zou de economische situatie van de schuldenaar nauwlettend volgen; bij gebrek aan een herstructureringsplan en slechte vooruitzichten voor het herstel van de levensvatbaarheid zou hij des te sneller tot invordering van de schuld overgaan.

(82)

Om te kunnen bepalen of door openbare instanties staatssteun is verstrekt, moet dus worden nagegaan of de Dienst voor sociale zekerheid in dit geval gelijk een hypothetische particuliere schuldeiser heeft getracht alle verschuldigde bedragen zonder financiële verliezen te innen, en heeft besloten voor de onderneming geen faillissement aan te vragen teneinde een zo groot mogelijk deel van de verschuldigde bedragen te herkrijgen (26).

(83)

De Commissie zal het door Polen ingediende rapport over het in 2012 genomen besluit tot sluiting van de overeenkomst over uitstel van betaling analyseren. De Commissie merkt evenwel op dat de Dienst voor sociale zekerheid toeliet dat de schulden gedurende verschillende jaren opliepen. De door Polen verstrekte informatie heeft betrekking op de gehele periode vanaf het einde van de eerste herstructureringsperiode (en daarvoor) tot oktober 2011, toen opdracht werd gegeven voor een studie met het oog op de sluiting van een overeenkomst over uitstel van betaling. Gezien het feit dat in 2008 een tweede herstructureringsplan werd aangemeld, streefde de onderneming niet actief naar een overeenkomst met haar schuldeisers. De Commissie moet derhalve nagaan of het optreden van de Dienst voor sociale zekerheid vanaf het einde van de eerste herstructureringsperiode tot aan de ondertekening van de overeenkomst over uitstel van betaling in overeenstemming is met het criterium van de particuliere schuldeiser.

(84)

In de volgende overwegingen gaat de Commissie in op i) de betrokkenheid van de Dienst voor sociale zekerheid bij het eerste herstructureringsplan, ii) de gedeeltelijke invordering van de uitstaande schuld door de Dienst voor sociale zekerheid tussen 2007 en 2012 na het mislukken van het eerste herstructureringsplan, en iii) de overeenkomst van 1 maart 2012 over uitstel van betaling. Het eerste herstructureringsplan werd door de bevoegde nationale autoriteit vóór de toetreding van Polen tot de Unie goedgekeurd en betreft voornamelijk de periode vóór de toetreding. De beoordeling van de punten ii) en iii) is doorslaggevend voor de conclusies met betrekking tot het optreden van de Dienst voor sociale zekerheid. Toch besteedt de Commissie in haar beoordeling aandacht aan de ontwikkeling van de situatie van PZL Dębica tijdens de uitvoering van het eerste herstructureringsplan, aangezien dit van cruciaal belang is voor een goed begrip van de verdere ontwikkeling van de situatie.

(85)

Zoals hierboven reeds opgemerkt, besloot de Dienst voor sociale zekerheid deel te nemen aan het eerste herstructureringsplan, dat in 2002 werd opgesteld en goedgekeurd, dat wil zeggen vóór de toetreding van Polen tot de Unie. Het plan voorzag onder meer in herstructurering van de financiële verplichtingen jegens de Dienst voor sociale zekerheid. Op basis van dat herstructureringsplan verklaarde de Dienst voor sociale zekerheid zich bereid uitstel te verlenen voor de betaling van een schuld van 1 364 600 PLN, terwijl een aanzienlijk bedrag van 3 890 000 PLN zou worden vereffend door middel van een lening van het Fonds voor de herstructurering van ondernemingen. Zoals hierboven vermeld (zie overweging 13), ontving PZL Dębica geen middelen uit dit fonds. De Dienst voor sociale zekerheid besloot daarop geen uitstel voor de betaling van de resterende schuld te verlenen en dreigde in 2006 een procedure in te stellen om de onderneming failliet te laten verklaren.

(86)

De Commissie merkt op dat PZL Dębica ondanks de mislukking van de financiële herstructurering en haar schulden aan het einde van de eerste herstructureringsperiode, in 2006 een bescheiden winst wist te boeken (zie tabel 1). Hieruit blijkt dat de organisatorische en technologische herstructureringsinspanningen van de onderneming vruchten afwierpen.

(87)

Daarnaast nam de Dienst voor sociale zekerheid vanaf 2001 een aantal activa van PZL Dębica in onderpand ter dekking van de toenemende schuld. De waarde van het onderpand beliep 11,6 miljoen PLN in 2007, waarmee 100 % van de uitstaande schuld was gedekt.

(88)

Tot slot merkt de Commissie op dat de Dienst voor sociale zekerheid vanaf 2003 begon met het innen van de schuld middels de verkoop van activa van PZL Dębica (zie het overzicht in tabel 5). De Dienst voor sociale zekerheid besloot echter niet tot een snelle liquidatie over te gaan, omdat dit meestal tot lagere opbrengsten leidt dan onder normale omstandigheden. In de context van de afnemende vraag naar industriële activa als gevolg van het huidige economische klimaat zou dit zelfs nog sterker het geval zijn geweest. In plaats daarvan stemde de Dienst voor sociale zekerheid in met een gecontroleerde verkoop die door de onderneming werd georganiseerd. De Dienst voor sociale zekerheid moest toestemming verlenen voor de verkoop op basis van een bod van een derde, waarna de netto-opbrengst van de verkoop aan de Dienst voor sociale zekerheid werd overgedragen. Op basis van de door Polen verstrekte gegevens kan worden geconcludeerd dat bij de door PZL Dębica uitgevoerde verkoop weliswaar marktprijzen werden behaald, maar dat het verkoopproces trager verliep dan een liquidatie op korte termijn. Tussen 2004 en 2006 inde de Dienst voor sociale zekerheid meer dan 1,6 miljoen PLN via de gecontroleerde verkoop van activa van PZL Dębica.

(89)

Als gevolg van de mislukking van de financiële herstructurering in het kader van het eerste herstructureringsplan en de oplopende schuld van PZL Dębica hield de Dienst voor sociale zekerheid de optie van het faillissementsscenario steeds nadrukkelijker open aan het eind van 2006. Zoals hierboven vermeld (zie overweging 42, onder c)) stelde de Dienst voor sociale zekerheid PZL Dębica op 20 november 2006 in kennis van zijn voornemen om voor de onderneming faillissement aan te vragen. Nadat PZL Dębica op 12 december 2006 informatie had verstrekt aan de Dienst voor sociale zekerheid, zag deze ervan af zijn dreigement waar te maken. De Commissie heeft beoordeeld of de Dienst voor sociale zekerheid tussen 2007 (na het einde van de eerste herstructureringsperiode) en 2012 (toen de overeenkomst over uitstel van betaling werd gesloten) als een hypothetische particuliere schuldeiser heeft gehandeld.

(90)

De Commissie heeft allereerst de informatie beoordeeld die door PZL Dębica op 12 december 2006 aan de Dienst voor sociale zekerheid is verstrekt. De onderneming leverde een grondige analyse van haar economische en financiële situatie en nadere gegevens over haar vooruitzichten. De Commissie merkt op dat de hieronder genoemde aspecten, waarvan door de onderneming mededeling werd gedaan aan de Dienst voor sociale zekerheid, voor een hypothetische particuliere schuldeiser van belang zouden zijn om de situatie van de schuldenaar te beoordelen en de meest geschikte maatregelen te bepalen om een zo groot mogelijk deel van de schuld te kunnen innen, en derhalve door de schuldeiser zouden worden gevolgd:

a)

de groeiende omzet en de lagere productiekosten van de onderneming als gevolg van de door PZL Dębica in het kader van het eerste herstructureringsplan genomen herstructureringsmaatregelen;

b)

de winstprognose voor 2006 en de toelichting dat de uitblijvende winst vóór 2006 tot de oplopende schuld had geleid en een snellere betaling van de verschuldigde bedragen door PZL Dębica had verhinderd;

c)

de over het algemeen positieve prognose voor de inkomstenontwikkeling in de komende jaren, waardoor een continue afbetaling van de schuld mogelijk zou worden en gewaarborgd zou zijn dat de onderneming geen nieuwe schulden maakt;

d)

de inspanningen van de onderneming op het gebied van marketing en innovatie en de nieuwe markten waarop de onderneming in het kader van haar nieuwe marketingstrategie begonnen was producten af te zetten (kolen- en kopermijnbouw en nieuwe contracten met partners in Oekraïne en China);

e)

het niet-bestaan van andere grote schulden aan andere openbare instanties of particuliere schuldeisers;

f)

de door de onderneming aangegane verplichting lopende en toekomstige betalingen van sociale premies op tijd te voldoen.

(91)

De Commissie merkt op dat op basis van de hierboven vermelde uitvoerige informatie, waarin zich een groeipad voor PZL Dębica en serieuze inkomsten voor de Dienst voor sociale zekerheid aftekenden, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat bij voortzetting van de ondernemingsactiviteiten een groter deel van de uitstaande schuld kon worden geïnd dan in het geval van een gedwongen liquidatie van de onderneming. De Commissie merkt op dat de Dienst voor sociale zekerheid desondanks voorzichtigheidshalve niet akkoord ging met een opschorting van de invordering, die volgens PZL Dębica een belemmering vormde voor het herstructureringsproces. De Dienst voor sociale zekerheid handelde dus als een particuliere schuldeiser, die voor een aanpak zou kiezen die de inning van een zo groot mogelijk deel van de schuld zou waarborgen.

(92)

De Commissie merkt op dat de Dienst voor sociale zekerheid in 2008 akkoord ging met het tweede herstructureringsplan en instemde met het verlenen van uitstel van betaling voor een deel van de schuld. De resterende schuld zou worden vereffend door middel van een kapitaalinjectie door het Bureau voor industriële ontwikkeling van de Poolse overheid. De inachtneming van de opschortingsverplichting had echter tot gevolg dat de maatregelen niet ten uitvoer werden gelegd. De Commissie merkt op dat de Dienst voor sociale zekerheid wat betreft de inning van de uitstaande schuld niet op het tweede herstructureringsplan vertrouwde, maar de hierboven beschreven aanpak, waarvoor hij in 2007 had gekozen, bleef volgen.

(93)

Dankzij de gecontroleerde verkoop van activa van PZL Dębica kon de Dienst voor sociale zekerheid in 2007 en 2008 naast de in overweging 88 bedoelde bedragen meer dan 5,4 miljoen PLN innen (zie tabel 5). Volgens Polen moet het feit dat na 2008 geen activa werden verkocht hoewel de Dienst voor sociale zekerheid drie onroerende goederen in onderpand had met een totale waarde van 6 miljoen PLN, worden gezien tegen de achtergrond van de economische context waarin de activa van PZL Dębica werden aangeboden. Polen voerde aan dat de economische crisis en het krimpen van de zakelijke activiteiten in de regio hadden bijgedragen tot een gebrek aan belangstelling voor de activa van PZL Dębica, zodat het moeilijk was geworden deze te verkopen tegen een door de Dienst voor sociale zekerheid aanvaardbaar geachte prijs.

(94)

Zoals hierboven opgemerkt, had de Dienst voor sociale zekerheid verder beslag laten leggen op de rekening van PZL Dębica, waardoor hij tussen 2007 en 2010 nog eens een bedrag van 475 369 PLN kon innen.

(95)

Gedurende de beoordelingsperiode (zie overweging 96, onder b)) ontving de Dienst voor sociale zekerheid op grond van de doorlopende invorderingsmaatregelen meer dan 7 miljoen PLN; het feit dat de inning van de uitstaande schuld langer duurde, was te wijten aan de samengestelde rente die over de schuld werd berekend.

(96)

De Commissie heeft ook onderzocht of PZL Dębica zich tussen 2007 en 2012 heeft gehouden aan de toezeggingen die zij heeft gedaan toen de Dienst voor sociale zekerheid in januari 2007 besloot om geen faillissementsprocedure tegen de onderneming in te leiden. De Commissie merkt het volgende op:

a)

PZL Dębica is sinds 2006 een winstgevende onderneming en is er in 2010 in geslaagd een particuliere investeerder aan te trekken (zie overweging 10); tegelijkertijd wordt de ontwikkeling van de nettoresultaten belemmerd doordat de onderneming als gevolg van haar uitstaande schulden niet in aanmerking komt voor overheidsopdrachten en geen krediet kan verkrijgen op de markt;

b)

de onderneming heeft haar schulden sinds 2006 met 7 miljoen PLN weten te terug te dringen; bovenop de hierboven genoemde verkoop van activa en beslaglegging voldeed de onderneming elk jaar aan haar afbetalingsverplichtingen en gebruikte zij haar winsten en een kapitaalinjectie van 2010 door een particuliere investeerder om haar schulden te verminderen;

c)

de onderneming voldoet sinds 2006 aan de lopende betalingsverplichtingen jegens de Dienst voor sociale zekerheid en andere openbare instanties, zodat sindsdien, afgezien van een marginale schuld van 1 900 PLN, geen nieuwe schulden zijn ontstaan.

(97)

De Commissie concludeert dat het herstel van de rentabiliteit van PZL Dębica in 2006, de goede vooruitzichten wat betreft de levensvatbaarheid op de lange termijn, het feit dat de onderneming sinds 2006 aan haar lopende financiële verplichtingen voldoet en de participatie van een particuliere investeerder sinds 2010 belangrijke factoren zijn die een particuliere schuldeiser in aanmerking zou nemen om te bepalen of de in 2007 gekozen aanpak nog steeds de meest geschikte is om een zo groot mogelijk deel van de schuld te innen.

(98)

In oktober 2011, dat wil zeggen vóór de op 1 maart 2012 gemaakte afspraken over uitstel van betaling, diende Polen een analyse met betrekking tot het criterium van de particuliere schuldeiser in die was uitgevoerd door een extern adviesbureau. In het rapport worden twee opties vergeleken: i) invordering van alle uitstaande bedragen door de Dienst voor sociale zekerheid, en ii) vereffening van de schuld aan de Dienst voor sociale zekerheid door uitstel van betaling van de totale schuld. De conclusie van de analyse luidt dat de Dienst voor sociale zekerheid voor de verlening van uitstel van betaling dient te kiezen, aangezien hierdoor gewaarborgd is dat de schuld volledig wordt afbetaald, terwijl volgens het liquidatiescenario rond 60 tot 70 % van de schuld zou kunnen worden geïnd.

(99)

De Commissie heeft het rapport en de aannames die eraan ten grondslag liggen kritisch onder de loep genomen.

(100)

Ten eerste merkt de Commissie op dat de conclusies van de analyse zijn gebaseerd op een onderzoek van i) de huidige economische en financiële situatie van PZL Dębica, ii) de activa en alle passiva van de onderneming, iii) de marktpositie van de onderneming, iv) de resultaten van de herstructurering en v) de toepasselijke wettelijke voorschriften en praktijken met betrekking tot insolventieprocedures in Polen.

(101)

Volgens het liquidatiescenario zou de Dienst voor sociale zekerheid slechts rond 60 tot 70 % van de schuld kunnen innen binnen een periode van drie tot vier jaar (27). Het feit dat slechts een beperkt bedrag kan worden geïnd, is voornamelijk te wijten aan de hoge kosten van het liquidatieproces en de lage liquidatiewaarde van de activa in het bezit van de onderneming. Met betrekking tot de liquidatiewaarde merkt de Commissie op dat de waarde van deze activa volgens het faillissementsscenario bij een liquidatie op korte termijn met rond 50 % wordt verminderd als gevolg van het feit dat zij afzonderlijk en niet als functionerende onderneming worden verkocht. Dit cijfer is ook te wijten aan de afgenomen vraag naar industriële activa tegen de achtergrond van de crisis van de reële economie, maar is altijd nog hoger dan de gemiddelde opbrengst uit de faillissementsverkoop van activa in Polen, die 26,68 % van de reële waarde bedraagt.

(102)

In het in overweging 44 beschreven uitstelscenario zijn volgens het rapport voor een particuliere schuldeiser die een zo groot mogelijk deel van de aan hem verschuldigde bedragen tracht te innen, de volgende elementen van belang:

herstel van de rentabiliteit door PZL Dębica in 2006 als gevolg van de herstructurering;

de huidige orderportefeuille van PZL Dębica en haar verkoopnetwerk in Polen en in het buitenland;

de participatie, sinds 2010, van een particuliere investeerder (Eurotech), die 16,7 % van de nieuw uitgegeven aandelen van PZL Dębica heeft verworven;

een intentieverklaring van Eurotech van 2011, waarin deze investeerder verklaart meer kapitaal te willen investeren en nog eens 15 % van de aandelen van de onderneming te willen verwerven, behoudens het besluit van de Commissie;

het vooruitzicht dat de onderneming veel betere financiële resultaten kan boeken wanneer zij weer toegang krijgt tot overheidsopdrachten en externe financiering, wat afhankelijk is van de ondertekening van de overeenkomst over uitstel van betaling;

het feit dat PZL Dębica tussen 2006 en 2011 op tijd heeft voldaan aan al haar lopende betalingsverplichtingen aan openbare instanties (ten bedrage van gemiddeld 5 miljoen PLN per jaar); en

het feit dat de Dienst voor sociale zekerheid over de acht jaar gedurende welke de schuld wordt afbetaald, nog eens 18 miljoen PLN aan lopende betalingen voor sociale premies zal ontvangen.

(103)

De Commissie is van oordeel dat dit laatste element niet in aanmerking kan worden genomen, aangezien de verplichte betalingen in de toekomst niet kunnen worden vergeleken met de inkomsten die een particuliere onderneming kan verwachten van een economische activiteit. Het innen van verplichte sociale premies kan niet als economische activiteit worden beschouwd.

(104)

De Commissie merkt op dat de ondertekende overeenkomst voorziet in de vereffening van het volledige op 1 maart 2012 verschuldigde bedrag, dat wil zeggen van een bedrag van [7-13 miljoen] PLN, bestaand uit een schuld van [3,5-6,5 miljoen] PLN en verschuldigde rente ten bedrage van [3,5-6,5 miljoen] PLN. Hierbovenop wordt een opslag van [1-1,7 miljoen] PLN wegens late betaling berekend. De schuld moet in 96 maandelijkse termijnen worden afbetaald.

(105)

De Commissie merkt tevens op dat de Dienst voor sociale zekerheid nog activa van PZL Dębica ter waarde van 6 243 002,55 PLN in onderpand heeft, die de dienst voornemens is net als eerdere activa in een gecontroleerde procedure te verkopen. Eventuele baten uit de verkoop van deze activa zouden worden gebruikt om de schuld van PZL Dębica aan de Dienst voor sociale zekerheid te verminderen.

(106)

De Commissie merkt voorts op dat het rapport geen vergelijking bevat van de huidige ontvangsten bij optie 1 en optie 2, aan de hand waarvan de particuliere schuldeiser zou kunnen bepalen welke optie gunstiger is. De Commissie heeft de desbetreffende huidige waarden voor verschillende disconteringspercentages berekend op basis van voorzichtige aannames, dat wil zeggen drie jaar in het geval van liquidatie van de onderneming en acht jaar in het geval van uitstel van betaling. Toekomstige winsten voor de Dienst voor sociale zekerheid die voortvloeien uit lopende betalingen, zijn niet in de berekening van de Commissie opgenomen. Voor alle denkbare disconteringspercentages geldt dat het uitstelscenario voor een particuliere schuldeiser gunstiger is dan liquidatie.

(107)

Tot slot merkt de Commissie op dat PZL Dębica tot november 2012 de negen, in de uitstelregeling voorziene termijnen op tijd heeft betaald.

(108)

Op grond hiervan is de Commissie van oordeel dat de Dienst voor sociale zekerheid door in maart 2012 in te stemmen met het uitstel van betaling, handelde als een particuliere schuldeiser die de door een schuldenaar in financiële moeilijkheden aan hem verschuldigde bedragen tracht te innen. Derhalve heeft de publieke schuldeiser PZL Dębica geen voordeel verschaft. Bijgevolg vormt de vereffening van de uitstaande schuld op basis van het uitstel van betaling dat is verleend bij de overeenkomst van maart 2012 tussen de onderneming en de Dienst voor sociale zekerheid, geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag.

VI.   CONCLUSIE

(109)

De Commissie beschouwt de in overweging 52 bedoelde steunmaatregelen als ingetrokken. Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad moet het onderzoek van de Commissie naar deze maatregelen daarom worden beëindigd.

(110)

De Commissie is van oordeel dat de in overweging 56 bedoelde steunmaatregelen vóór de toetreding van Polen tot de Unie zijn vastgesteld en na de toetredingsdatum niet van toepassing zijn. Deze maatregelen kunnen noch op grond van de procedure neergelegd in artikel 108 van het Verdrag noch uit hoofde van de overgangsregeling door de Commissie worden onderzocht.

(111)

Wat betreft de in overweging 59 genoemde maatregelen, merkt de Commissie op dat eventuele onrechtmatig verleende steun zou worden geacht te zijn teruggevorderd overeenkomstig het bepaalde in de bekendmaking over de terugvordering van steun.

(112)

De in tabel 7 bedoelde steunmaatregelen vallen binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 69/2001 maar overschrijden de daarin vastgelegde drempel niet.

(113)

Tot besluit is de Commissie van oordeel dat de maatregel bedoeld in de overwegingen 76 tot en met 108 geen steun vormt in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij besluit van de Commissie van 19 december 2008 betreffende staatssteunmaatregel C 49/08 (ex N 402/08) – Herstructureringssteun voor PZL Dębica ingeleide procedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag wordt beëindigd voor wat betreft de volgende, ten gunste van PZL Dębica ten uitvoer gelegde steunmaatregelen:

a)

twee maatregelen ten belope van respectievelijk 4 965 800 PLN en 5 534 200 PLN, die door Polen op 13 augustus 2008 zijn aangemeld en op 10 oktober 2011 zijn ingetrokken overeenkomstig artikel 8 van de procedureverordening;

b)

een maatregel ten belope van 914 522,15 PLN, ten aanzien waarvan de belastingdienst op 20 oktober 2003 een besluit heeft doen uitgaan, op grond van het feit dat de steunmaatregel vóór de toetreding van Polen tot de Europese Unie is vastgesteld en niet van toepassing is na de toetredingsdatum;

c)

een maatregel met een nominale waarde van 61 104,97 PLN, vermeerderd met rente ten bedrage van 103 566,29 PLN, terugbetaald op 14 augustus 2012, die overeenkomstig artikel 7, lid 5, van Verordening (EG) nr. 659/1999 niet met de gemeenschappelijke markt verenigbaar is. De steun werd op 14 augustus 2012 door Polen teruggevorderd in overeenstemming met de bekendmaking over de terugvordering van steun (28);

d)

de vijf ten gunste van PZL Dębica ten uitvoer gelegde maatregelen vermeld in tabel 7, op grond van het feit dat deze maatregelen de-minimissteun vormen in de zin van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 69/2001;

e)

het aan PZL Dębica verleende uitstel van betaling ten belope van [7-13 miljoen] PLN, uit hoofde van de op 1 maart 2012 tussen PZL Dębica en de Dienst voor sociale zekerheid gesloten overeenkomst over uitstel van betaling, krachtens artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 659/1999, op grond van het feit dat de maatregel geen steun vormt in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Republiek Polen.

Gedaan te Brussel, 19 december 2012.

Voor de Commissie

Joaquín ALMUNIA

Vicevoorzitter


(1)  PB C 53 van 6.3.2009, blz. 17.

(2)  PB C 53 van 6.3.2009, blz. 17.

(3)  Prognose van augustus 2012 voor 2012 als geheel op basis van de gegevens voor het eerste en tweede kwartaal van 2012.

(4)  PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.

(5)  PB L 379 van 28.12.2006, blz. 5.

(6)  Over deze in 2001-2002 opgelopen schuld werd gedurende de periode waarvoor uitstel van betaling was verleend (2001-2004), een rente variërend van 14 % tot 31 % berekend. Zie tabel 3. Het in het besluit tot inleiding van de procedure vermelde bedrag van de schuld (1 164 900 PLN) werd door Polen gecorrigeerd tot 1 116 788,60 PLN.

(7)  Gepubliceerd in het Poolse staatsblad Dziennik Ustaw nr. 155, punt 1287, zoals gewijzigd.

(8)  Beschikking van de Commissie van 6 november 2008 betreffende staatssteun C 17/05 (ex N 194/05 en PL 34/04) die door Polen is toegekend ten gunste van Stocznia Gdynia (PB L 33 van 4.2.2010, blz. 1).

(9)  Zie het arrest van het Administratief Hooggerechtshof van 22 februari 2005 in zaak I FSK 630/05 en het arrest van het Hooggerechtshof van 12 maart 2007 in zaak I UK 288/06.

(10)  PB L 10 van 13.1.2001, blz. 30.

(11)  Verordening van de Poolse regering van 11 augustus 2004 inzake de specifieke methode voor de berekening van de hoogte van in verschillende vormen te verlenen staatssteun (Dziennik Ustaw nr. 194, punt 1983).

(12)  PB C 273 van 9.9.1997, blz. 3.

(13)  Dziennik Ustaw nr. 137, punt 926, zoals gewijzigd.

(14)  Zakengeheim

(15)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(16)  Zie voor de geldende rentetarieven voor terugvorderingen: http://ec.europa.eu/competition/state_aid/legislation/reference_rates.html.

(17)  PB C 272 van 15.11.2007, blz. 4.

(18)  PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1; zie met name de artikelen 9 en 11.

(19)  Zie voetnoot 14.

(20)  PB C 273 van 9.9.1997, blz. 3.

(21)  Voor de omrekening heeft de Commissie zich gebaseerd op de gemiddelde wisselkoersen van de Nationale Bank van Polen op de datum van het besluit tot toekenning van de steun. Zie http://www.nbp.pl/home.aspx?c=/ascx/archa.ascx.

(22)  Zie zaak C¬256/97, DMT, Jurispr. 1999, blz. I-3913, punt 30; zaak T-36/99, Lenzing AG/Commissie, Jurispr. 2004, blz. II-3597, punt 137.

(23)  Vgl. C-342/96, Tubacex, Jurispr. 1999, blz. I-2459, punt 46; C-256/97, DMT, Jurispr. 1999, blz. I-3913, punt 21; C-480/98, Magefesa, Jurispr. 2000, blz. I-8717; T-152/99, HAMSA, Jurispr. 2002, blz. II-3049, punt 167.

(24)  Zaak C-124/10 Électricité de France/Commissie, arrest van 5.7.2012, nog niet gepubliceerd, punt 78 (zie in die zin de arresten in zaak C-303/88, Italië/Commissie, Jurispr. 1991, blz. I-1433, punt 20; zaak C-482/99, Frankrijk/Commissie, Jurispr. 2002, blz. I-4397, punten 68 tot en met 70; en Comitato ‘Venezia vuole vivere’ e.a./Commissie, nog niet gepubliceerd, punt 91, en de aangehaalde rechtspraak).

(25)  Zaak C-124/10, Électricité de France/Commissie, arrest van 5.7.2012, nog niet gepubliceerd.

(26)  Zaak C-256/97, DM Transports, Jurispr. 1999, blz. I-3913, punt 30.

(27)  Raming op basis van door de Hoge Rekenkamer verstrekte gegevens over de duur van insolventieprocedures.

(28)  PB C 272 van 15.11.2007, blz. 4.