6.2.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 35/6 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 4 februari 2013
tot wijziging van Beschikking 2009/719/EG tot machtiging van bepaalde lidstaten om hun jaarlijkse programma voor toezicht op BSE te herzien
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 435)
(Voor de EER relevante tekst)
(2013/76/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (1), en met name artikel 6, lid 1 ter, tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 6, lid 1 ter, van Verordening (EG) nr. 999/2001 bepaalt dat voor de lidstaten die overeenkomstig bepaalde criteria hebben aangetoond dat hun epidemiologische situatie is verbeterd, de jaarlijkse programma’s voor toezicht kunnen worden herzien. |
(2) |
De bijlage bij Beschikking 2009/719/EG van de Commissie van 28 september 2009 tot machtiging van bepaalde lidstaten om hun jaarlijkse programma voor toezicht op BSE te herzien (2), zoals gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit 2011/358/EU (3), bevat een lijst van 25 lidstaten die zijn gemachtigd om hun jaarlijkse programma voor toezicht te herzien overeenkomstig artikel 6, lid 1 ter, van Verordening (EG) nr. 999/2001 (hierna de EU-25 genoemd). |
(3) |
Met betrekking tot het toezicht op runderen die normaal geslacht worden met het oog op menselijke consumptie, bepaalt artikel 2, lid 1, onder a), van Beschikking 2009/719/EG dat de EU-25 alle runderen die ouder zijn dan 72 maanden moeten testen op BSE, terwijl artikel 2, lid 3, bepaalt dat vanaf 1 januari 2013 de EU-25 kunnen besluiten om alleen een minimaal jaarlijks monster van de geslachte gezonde runderen die ouder dan 72 maanden zijn, te testen. |
(4) |
Op 8 oktober 2012 keurde de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een verslag voor wetenschappelijke en technische bijstand goed met betrekking tot de minimale steekproefgrootte voor tests, voor het geval dat voor gezond geslachte runderen een jaarlijkse statistische BSE-testregeling zou worden toegestaan (4). |
(5) |
In haar verslag concludeert de EFSA dat, volgens de ramingen op grond van een model dat is ontwikkeld in antwoord op het mandaat van de Commissie (C-TSEMM-model), geen gezonde slachtdieren behoeven te worden getest opdat het huidige bewakingssysteem van risico opleverende subpopulaties (gestorven dieren, noodslachtingen en klinische verdenkingen) in de EU-25 als geheel met een betrouwbaarheid van 95 % voldoet aan een aangenomen prevalentie van één aantoonbaar geval per 100 000 volwassen runderen, de internationale norm die door de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) is opgesteld voor de prestaties van BSE-bewakingssystemen. Als in 2011 geen geslachte gezonde dieren zouden zijn getest, zou het bewakingssysteem nog steeds met een betrouwbaarheid van 95 % een aangenomen prevalentie van één geval per 5 355 627 bij de volwassen bevolking van de EU-25 hebben gewaarborgd. |
(6) |
Gezien het dalende aantal gevallen van BSE in de Europese Unie, de opvatting van de EFSA dat in de EU-25 het bewakingssysteem op basis van het uitsluitend testen van risicosubpopulaties gemakkelijk voldoet aan de internationale norm inzake de prestaties van BSE-bewakingssystemen, en het feit dat het testen van geslachte gezonde dieren niet vereist is om te voldoen aan de internationale norm die door de OIE is vastgesteld voor het toezicht op BSE, mits de dieren uit de drie risico opleverende subpopulaties worden getest, kan het testen van geslachte gezonde runderen in de EU-25 worden stopgezet. De bepalingen inzake het bewakingssysteem van geslachte gezonde runderen in de EU-25 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 2, lid 3, van Beschikking 2009/719/EG wordt vervangen door:
„3. In afwijking van lid 1, onder a), kunnen de in de bijlage opgenomen lidstaten vanaf 1 januari 2013 besluiten om de in dat punt bedoelde subpopulaties niet te testen.”.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 4 februari 2013.
Voor de Commissie
Tonio BORG
Lid van de Commissie
(1) PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.
(2) PB L 256 van 29.9.2009, blz. 35.
(3) PB L 161 van 21.6.2011, blz. 29.
(4) EFSA Journal 2012; 10(10):2913.