26.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 258/21


VERORDENING (EU) Nr. 875/2012 VAN DE COMMISSIE

van 25 september 2012

tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij Verordening (EU) nr. 990/2011 van de Raad ingestelde antidumpingrechten op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, door de invoer van rijwielen verzonden vanuit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, en tot onderwerping van deze invoer aan registratie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) ("de basisverordening"), en met name artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité overeenkomstig artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   VERZOEK

(1)

De Europese Commissie ("de Commissie") heeft een verzoek op grond van artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening ontvangen om een onderzoek in te stellen naar de mogelijke ontwijking van de antidumpingmaatregelen inzake de invoer van rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China en om de invoer van fietsen verzonden uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, aan registratie te onderwerpen.

(2)

Dit verzoek is op 14 augustus 2012 ingediend door de European Bicycle Manufacturers Association (EBMA) namens In Cycles – Montagem e Comercio de Bicicletas, Ldo, SC. EUROSPORT DHS S.A. en MAXCOM Ltd, drie producenten van fietsen in de Unie.

B.   PRODUCT

(3)

Het product waar het bij de mogelijke ontwijking om gaat, zijn rijwielen (inclusief bakfietsen, maar exclusief eenwielers), zonder motor, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 8712 00 30 en ex 8712 00 70 (Taric-code 8712007090), van oorsprong uit de Volksrepubliek China ("het betrokken product").

(4)

Het onderzochte product is hetzelfde als het product dat in de vorige overweging is gedefinieerd, maar verzonden uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, en is momenteel ingedeeld onder dezelfde GN-codes als het betrokken product ("het onderzochte product").

C.   BESTAANDE MAATREGELEN

(5)

De nu geldende maatregelen die mogelijk worden ontweken, zijn antidumpingmaatregelen die zijn ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 990/2011 van de Raad (2) tot instelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek uit hoofde van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 in verband met het vervallen van de maatregelen die waren ingesteld bij uitvoeringsverordening (EG) nr. 1524/2000 van de Raad (3) en gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1095/2005 van de Raad (4).

D.   MOTIVERING

(6)

Het verzoek omvat voldoende voorlopig bewijsmateriaal dat de antidumpingmaatregelen die zijn ingesteld op de invoer van rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China worden ontweken door overlading via Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië en door assemblage, zoals bedoeld in artikel 13, lid 2, van de basisverordening, van bepaalde rijwielonderdelen uit de Volksrepubliek China, in Indonesië, Sri Lanka en Tunesië.

(7)

Het ingediende voorlopige bewijsmateriaal is als volgt:

(8)

In het verzoek wordt aangetoond dat na de verhoging van het antidumpingrecht op het betrokken product bij Verordening (EG) nr. 1095/2005 van de Raad een grote verandering in de structuur van de uitvoer uit de Volksrepubliek China, Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië naar de Unie heeft plaatsgevonden en dat hiervoor afgezien van de instelling van het antidumpingrecht onvoldoende reden of rechtvaardiging bestaat.

(9)

Deze verandering is kennelijk het gevolg van overlading van rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China via Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië en door assemblagewerkzaamheden in Indonesië, Sri Lanka en Tunesië.

(10)

Verder bevat het verzoek voldoende voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de corrigerende werking van de thans voor het betrokken product geldende antidumpingmaatregelen wordt ondermijnd, zowel wat de hoeveelheden als wat de prijzen betreft. In plaats van het betrokken product blijken aanzienlijke hoeveelheden van het onderzochte product te worden ingevoerd. Bovendien zijn er voldoende aanwijzingen dat de invoer van het onderzochte product plaatsvindt tegen prijzen die lager zijn dan de geen schade veroorzakende prijs die werd vastgesteld in het kader van het onderzoek dat tot de thans geldende maatregelen heeft geleid.

(11)

Ten slotte bevat het verzoek voldoende voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de prijzen van het onderzochte product dumpingprijzen zijn ten opzichte van de normale waarde die eerder voor het betrokken product is vastgesteld.

(12)

Indien uit het onderzoek blijkt dat ontwijking, als bedoeld in artikel 13 van de basisverordening, ook door middel van andere praktijken geschiedt dan door overlading en assemblage in Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, kan het onderzoek ook op deze andere praktijken betrekking hebben.

E.   PROCEDURE

(13)

Gezien het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat er voldoende bewijsmateriaal is om een onderzoek te openen overeenkomstig artikel 13, lid 3, van de basisverordening en de invoer van het onderzochte product, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, aan registratie overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening te onderwerpen.

(a)   Vragenlijsten

(14)

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig denkt te hebben, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de haar bekende exporteurs/producenten en verenigingen van exporteurs/producenten in Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, aan de haar bekende exporteurs/producenten en verenigingen van exporteurs/producenten in de Volksrepubliek China, aan de haar bekende importeurs en verenigingen van importeurs in de Unie en aan de autoriteiten van de Volksrepubliek China, Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië. Zo nodig kunnen ook inlichtingen worden ingewonnen bij de bedrijfstak van de Unie.

(15)

In ieder geval moeten alle belanghebbenden zo spoedig mogelijk, maar binnen de in artikel 3 van deze verordening vermelde termijn, contact opnemen met de Commissie en binnen de in artikel 3, lid 1, van deze verordening vermelde termijn een vragenlijst aanvragen, aangezien de in artikel 3, lid 2, van deze verordening vermelde termijn voor alle belanghebbenden geldt.

(16)

De autoriteiten van de Volksrepubliek China, Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië zullen in kennis worden gesteld van de opening van het onderzoek.

(b)   Schriftelijk en mondeling verstrekken van informatie

(17)

Belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en bewijsmateriaal te verstrekken. Voorts kan de Commissie belanghebbenden horen, mits zij daar schriftelijk om verzoeken en kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen.

(c)   Vrijstelling van registratie bij invoer of van maatregelen

(18)

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening kan de invoer van het onderzochte product van registratie of maatregelen worden vrijgesteld als deze invoer niet plaatsvindt met ontwijking van de maatregelen.

(19)

Aangezien de mogelijke ontwijking buiten de Unie plaatsvindt, kan overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening vrijstelling worden verleend aan producenten van rijwielen (inclusief bakfietsen, maar exclusief eenwielers), zonder motor, in Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, die kunnen aantonen dat zij niet verbonden zijn (5) met producenten waarop de maatregelen van toepassing zijn (6), en waarvan wordt vastgesteld dat zij niet betrokken zijn bij ontwijkingspraktijken zoals beschreven in artikel 13, leden 1 en 2, van de basisverordening. Producenten die een vrijstelling wensen te krijgen, moeten binnen de in artikel 3, lid 3, van deze verordening vermelde termijn een voldoende met bewijsmateriaal gestaafd verzoek daartoe indienen.

F.   REGISTRATIE

(20)

Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening zal de invoer van het onderzochte product worden geregistreerd zodat, indien bij het onderzoek blijkt dat er van ontwijking sprake is, antidumpingrechten kunnen worden geheven vanaf de datum waarop registratie van de vanuit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië verzonden goederen verplicht wordt gesteld.

G.   TERMIJNEN

(21)

Met het oog op behoorlijk bestuur moeten termijnen worden vastgesteld waarbinnen:

belanghebbenden zich bij de Commissie kenbaar kunnen maken, hun standpunt schriftelijk kunnen uiteenzetten en hun antwoorden op de vragenlijst en alle andere gegevens die zij voor het onderzoek nuttig achten, kunnen indienen;

producenten in Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië om vrijstelling van registratie van de invoer of van maatregelen kunnen verzoeken;

belanghebbenden schriftelijk kunnen verzoeken door de Commissie te worden gehoord.

(22)

De aandacht wordt erop gevestigd dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de in artikel 3 van deze verordening vastgelegde termijn bij de Commissie kenbaar maakt.

H.   NIET-MEDEWERKING

(23)

Indien een belanghebbende geen toegang verleent tot de nodige gegevens, deze niet binnen de vastgestelde termijn verstrekt dan wel het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens conclusies, zowel in positieve als in negatieve zin, worden getrokken.

(24)

Blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, dan worden deze buiten beschouwing gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.

(25)

Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de bevindingen daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend.

I.   TIJDSCHEMA VOOR HET ONDERZOEK

(26)

Het onderzoek zal overeenkomstig artikel 13, lid 3, van de basisverordening binnen negen maanden na de datum van bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie worden afgesloten.

J.   VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS

(27)

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (7).

K.   RAADADVISEUR-AUDITEUR

(28)

Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de raadadviseur-auditeur van het directoraat-generaal Handel wordt ingeschakeld. Deze fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de onderzoeksdiensten van de Commissie. Hij behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en verzoeken van derden om te worden gehoord. De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting met een individuele belanghebbende organiseren en als bemiddelaar optreden om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen.

(29)

Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. De raadadviseur-auditeur kan ook een hoorzitting voor belanghebbenden organiseren waar uiteenlopende standpunten en tegenargumenten naar voren kunnen worden gebracht.

(30)

Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina's van de raadadviseur-auditeur op de website van het directoraat-generaal Handel: http://ec.europa.eu/trade/tackling-unfair-trade/hearing-officer/index_en.htm,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op grond van artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 wordt een onderzoek geopend om vast te stellen of bij de invoer in de Unie van rijwielen (inclusief bakfietsen, maar exclusief eenwielers), zonder motor, verzonden uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, al dan aangegeven als van oorsprong uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8712 00 30 en ex 8712 00 70 (Taric-code 8712003010 en 8712007091) de bij Verordening (EU) nr. 990/2011 ingestelde maatregelen worden ontweken.

Artikel 2

De douaneautoriteiten nemen overeenkomstig artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 de nodige maatregelen om de invoer in de Unie van de in artikel 1 van deze verordening omschreven goederen te registreren.

De registratie wordt negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening beëindigd.

De Commissie kan de douaneautoriteiten bij verordening opdragen de registratie van de invoer in de Unie te beëindigen voor producten die zijn vervaardigd door producenten die een vrijstelling van registratie hebben aangevraagd en van wie is vastgesteld dat zij aan de voorwaarden voor een vrijstelling voldoen.

Artikel 3

1.   Vragenlijsten moeten binnen 15 dagen na de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie worden aangevraagd.

2.   Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders bepaald, binnen 37 dagen na de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie contact met de Commissie opnemen, hun standpunt schriftelijk uiteenzetten en hun antwoorden op de vragenlijst en andere informatie verstrekken.

3.   Producenten in Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië die een vrijstelling van registratie bij invoer of van de maatregelen wensen te krijgen, moeten daartoe binnen dezelfde termijn van 37 dagen een met bewijsmateriaal gestaafd verzoek indienen.

4.   Binnen dezelfde termijn van 37 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen door de Commissie te worden gehoord.

5.   Belanghebbenden moeten alle opmerkingen en verzoeken elektronisch (niet-vertrouwelijke opmerkingen via e-mail, vertrouwelijke op cd-r/dvd) indienen onder opgave van hun naam, adres, e-mailadres en telefoon- en faxnummer. Volmachten en ondertekende certificaten, die bij de antwoorden op de vragenlijst worden gevoegd, alsmede bijwerkingen daarvan moeten echter op papier, per post of eigenhandig, op onderstaand adres worden ingediend. Volgens artikel 18, lid 2, van de basisverordening moet een belanghebbende de Commissie onmiddellijk op de hoogte brengen als hij niet in staat is zijn opmerkingen en verzoeken elektronisch in te dienen. Nadere informatie over de correspondentie met de Commissie vinden belanghebbenden op de volgende pagina van de website van het directoraat-generaal Handel: http://ec.europa.eu/trade/tackling-unfair-trade/trade-defence.

Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de informatie waarom in deze verordening wordt verzocht, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die als vertrouwelijk moeten worden beschouwd, moeten van het opschrift "Limited" (8) zijn voorzien en moeten, overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening, vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie met het opschrift "For inspection by interested parties".

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer: N105 08/020

1049 Brussel

BELGIË

Fax + 32 22985353

E-mail: TRADE-R563-BICYCLES-CIRC@ec.europa.eu

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 september 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 261 van 6.10.2011, blz. 2.

(3)  PB L 175 van 14.7.2000, blz. 39.

(4)  PB L 183 van 14.7.2005, blz. 1

(5)  Overeenkomstig artikel 143 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende bepalingen ter uitvoering van het communautaire douanewetboek worden personen slechts geacht te zijn verbonden indien:

a)

zij functionaris of directeur zijn van elkaars zaken;

b)

zij door de wettelijke bepalingen worden erkend als in zaken verbonden;

c)

zij werkgever en werknemer zijn;

d)

enig persoon, hetzij rechtstreeks of zijdelings, 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of aandelen van beiden bezit, controleert of houdt;

e)

één van hen de ander, rechtstreeks of zijdelings, controleert;

f)

beiden, rechtstreeks of zijdelings, worden gecontroleerd door een derde persoon;

g)

zij samen, rechtstreeks of zijdelings, een derde persoon controleren, of

h)

zij behoren tot dezelfde familie.

Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn:

i)

echtgenoot en echtgenote,

ii)

ouder en kind,

iii)

broers en zusters (of halfbroers en halfzusters),

iv)

grootouder en kleinkind,

v)

oom of tante en neef of nicht (oomzeggers),

vi)

schoonouder en schoondochter of schoonzoon,

vii)

zwagers en schoonzusters (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1). In deze context worden onder persoon zowel natuurlijke als rechtspersonen verstaan.

(6)  Indien producenten evenwel in bovenbedoelde zin verbonden zijn met ondernemingen die onderworpen zijn aan de maatregelen die van kracht zijn ten aanzien van de invoer van oorsprong uit de Volksrepubliek China (de oorspronkelijke antidumpingmaatregelen), kan hun toch vrijstelling worden verleend als er geen bewijs is dat die verbondenheid tot stand is gekomen of gebruikt werd om de oorspronkelijke maatregelen te ontwijken.

(7)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(8)  Een "Limited"-document wordt als vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51) en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst) beschouwd. Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).