17.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 187/29


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 646/2012 VAN DE COMMISSIE

van 16 juli 2012

houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake boetes en dwangsommen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (1), en met name artikel 25, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 216/2008 beoogt de totstandbrenging en instandhouding van een hoog uniform veiligheidsniveau in de burgerluchtvaart in Europa. Die verordening voorziet ook in de middelen om deze en andere doelstellingen op het gebied van de veiligheid van de burgerluchtvaart te verwezenlijken.

(2)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 is het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart ("het Agentschap") verantwoordelijk voor de certificering van bepaalde producten, personen en ondernemingen. Op de gebieden die onder haar bevoegdheid vallen, moet het Agentschap erop toezien dat die producten, personen en ondernemingen voldoen aan de toepasselijke eisen, inclusief de bepalingen van Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsvoorschriften daarvan.

(3)

Wanneer vastgestelde potentiële tekortkomingen niet op passende wijze worden verholpen tijdens het toezichtsproces, verleent artikel 25 van Verordening (EG) nr. 216/2008 de Commissie de bevoegdheid om, op verzoek van het Agentschap, boetes of dwangsommen op te leggen aan houders van door het Agentschap afgegeven certificaten wegens niet-nakoming, opzettelijk of door nalatigheid, van de in Verordening (EG) nr. 216/2008 of de uitvoeringsvoorschriften daarvan vastgestelde verplichtingen.

(4)

Die boeten en dwangsommen moeten de Commissie een aanvullend instrument verschaffen waarmee zij - in vergelijking met de intrekking van een door het Agentschap afgegeven certificaat - genuanceerder, flexibeler en stapsgewijs kan reageren op gevallen van niet-naleving van de regels.

(5)

Het is noodzakelijk regels vast te stellen voor procedures, onderzoeken, bijbehorende maatregelen en verslaglegging van het Agentschap, alsook procedureregels voor besluitvorming, inclusief bepalingen inzake de kwantificering en inning van boetes en dwangsommen. Er moeten eveneens gedetailleerde criteria worden vastgelegd om de hoogte van de boetes of dwangsommen te bepalen.

(6)

Bij de vaststelling van deze regels en procedures moet worden gestreefd naar het hoogst mogelijke niveau van veiligheid en milieubescherming, moet de doelmatige uitvoering van het onderzoek en van de besluitvormingsfasen worden aangemoedigd en moet erop worden toegezien dat de procedures voor het opleggen van boetes en dwangsommen eerlijk en transparant zijn.

(7)

De bepalingen van deze verordening kunnen alleen effectief worden gehandhaafd in een kader van nauwe samenwerking tussen de lidstaten, de Commissie en het Agentschap. Het is dan ook noodzakelijk regelingen te treffen voor overleg en samenwerking tussen de lidstaten, de Commissie en het Agentschap, teneinde de doelmatige uitvoering van het onderzoek en de besluitvorming met betrekking tot de gestelde niet-naleving te garanderen.

(8)

Bij het inleiden en het voeren van de inbreukprocedure en bij het kwantificeren van boetes en dwangsommen dienen de Commissie en het Agentschap rekening te houden met andere procedures die een lidstaat of derde land tegen dezelfde certificaathouder voert.

(9)

De Commissie en het Agentschap moeten ook rekening houden met door het Agentschap ingeleide procedures of genomen beslissingen betreffende de wijziging, beperking, schorsing of intrekking van het desbetreffende certificaat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008.

(10)

Onverminderd het Unierecht ter voorkoming van het gebruik van veiligheidsinformatie voor schuld of aansprakelijkheid, met name artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 216/2008, artikel 19, lid 2, van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en houdende intrekking van Richtlijn 94/56/EG (2) en artikel 7 van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2003 inzake de melding van voorvallen in de burgerluchtvaart (3), kan tijdens het onderzoek of de besluitvormingsfasen van een dergelijke inbreukprocedure een beroep worden gedaan op alle door het Unierecht aan de Commissie of het Agentschap verleende toezichtbevoegdheden met betrekking tot overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 afgegeven certificaten. Een besluit van de Commissie tot het opleggen van boetes of dwangsommen moet gebaseerd zijn op het onderzoek van het Agentschap, de opmerkingen van de certificaathouder in het kader van de inbreukprocedure en andere bij het Agentschap en de Commissie ingediende informatie.

(11)

Certificaathouders moeten de gelegenheid krijgen om binnen een bepaalde termijn vrijwillig te voldoen aan Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsvoorschriften daarvan; in dat geval dient de Commissie geen boetes of dwangsommen op te leggen. Deze mogelijkheid om de verordening vrijwillig na te leven, moet echter worden beperkt in de tijd.

(12)

Besluiten tot oplegging van boetes of dwangsommen dienen uitsluitend gebaseerd te zijn op gronden waarop de certificaathouder commentaar heeft kunnen geven.

(13)

De opgelegde boetes of dwangsommen moeten doelmatig, evenredig en afschrikkend zijn, met inachtneming van de omstandigheden van het geval.

(14)

Het lijkt gepast een specifieke procedure in te voeren voor gevallen waarin de Commissie voornemens is een certificaathouder tegen wie een inbreukprocedure loopt een dwangsom op te leggen omdat hij weigert de Commissie of het Agentschap medewerking te verlenen met betrekking tot onderzoeksmaatregelen of andere verzoeken.

(15)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die worden erkend door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name wat betreft de rechten van de verdediging en het beginsel van vertrouwelijkheid, overeenkomstig de algemene rechtsbeginselen en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

(16)

Met het oog op de rechtszekerheid bij het voeren van de inbreukprocedure moeten uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld voor de berekening van termijnen en verjaringstermijnen voor de oplegging en handhaving van boetes en dwangsommen.

(17)

Besluiten tot het opleggen van boetes en dwangsommen dienen uitvoerbaar te zijn overeenkomstig artikel 299 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en dienen aan het toezicht door het Hof van Justitie van de Europese Unie te zijn onderworpen.

(18)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 65, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   In deze verordening worden uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 216/2008 vastgesteld inzake criteria voor het bepalen van de hoogte van de boete of dwangsom, de onderzoeksprocedures, de bijbehorende maatregelen en de verslaglegging, alsook procedureregels voor de besluitvorming, inclusief bepalingen betreffende de rechten van de verdediging, de toegang tot dossiers, rechtsbijstand, vertrouwelijkheid en termijnen, en de kwantificering en inning van boetes en dwangsommen.

2.   Deze verordening is van toepassing op het opleggen van:

a)

boetes aan personen en ondernemingen waaraan het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (‧het Agentschap‧) een certificaat heeft afgegeven (‧certificaathouders‧) in het geval de bepalingen van Verordening (EG) nr. 216/2008 of de uitvoeringsvoorschriften daarvan opzettelijk of door nalatigheid niet zijn nageleefd en de belangen van de Unie in het geding zijn;

b)

dwangsommen aan de onder a) bedoelde certificaathouders, teneinde hen te verplichten Verordening (EG) nr. 216/2008 of de uitvoeringsvoorschriften daarvan na te leven.

HOOFDSTUK II

INBREUKPROCEDURE

AFDELING 1

Onderzoek

Artikel 2

De inbreukprocedure

1.   De in dit hoofdstuk uiteengezette inbreukprocedure heeft betrekking op alle administratieve fasen van het onderzoek naar mogelijke niet-naleving van Verordening (EG) nr. 216/2008 of de uitvoeringsverordeningen daarvan.

2.   Het Agentschap kan de inbreukprocedure inleiden op eigen initiatief of op verzoek van de Commissie of een lidstaat.

3.   Indien de inbreukprocedure op verzoek van de Commissie of een lidstaat wordt ingeleid, wordt de Commissie of de lidstaat door het Agentschap op de hoogte gehouden van het gevolg dat aan hun verzoek is gegeven.

Artikel 3

Verzoeken om informatie

1.   Bij het inleiden of voeren van een inbreukprocedure kan het Agentschap gebruik maken van alle informatie die het heeft verkregen bij de uitoefening van de krachtens het Unierecht verleende toezichtbevoegdheden met betrekking tot de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 afgegeven certificaten. Deze bevoegdheid laat het Unierecht ter voorkoming van het gebruik van informatie voor de toerekening van schuld of aansprakelijkheid onverlet.

2.   Alvorens een inbreukprocedure in te leiden, kan het Agentschap de betrokken certificaathouder verzoeken om informatie over de gestelde niet-naleving.

Het Agentschap vermeldt het doel van het verzoek en het feit dat dit op deze verordening is gebaseerd, en stelt een termijn vast waarbinnen de informatie moet worden ingediend.

Artikel 4

Kennisgeving

1.   Het Agentschap zendt een schriftelijke kennisgeving van de inleiding van een inbreukprocedure naar de certificaathouder, de Commissie en de nationale luchtvaartautoriteiten van de lidstaat of lidstaten of het derde land of de derde landen waarin de certificaathouder zijn hoofdvestiging heeft en waarin de niet-naleving is geschied en, indien van toepassing, naar de luchtvaartautoriteiten van derde landen en internationale organisaties die bevoegd zijn voor kwesties die onder deze verordening vallen.

2.   De kennisgeving bevat:

a)

een uiteenzetting van hetgeen tegen de certificaathouder wordt aangevoerd, met vermelding van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 216/2008 of de uitvoeringsvoorschriften daarvan die niet zouden zijn nageleefd, en de bewijzen waarop het aangevoerde is gebaseerd; en

b)

een mededeling aan de certificaathouder dat er boetes of dwangsommen kunnen worden opgelegd.

Artikel 5

Onderzoek

1.   Na de inleiding van het onderzoek verduidelijkt het Agentschap de feiten en hetgeen tegen de certificaathouder wordt aangevoerd.

2.   Het Agentschap kan de certificaathouder verzoeken een schriftelijke of mondelinge toelichting of gegevens of documenten te verstrekken.

Het verzoek wordt schriftelijk tot de certificaathouder gericht. Het Agentschap vermeldt de rechtsgrondslag en het doel van het verzoek, stelt een termijn vast waarbinnen de informatie moet worden verstrekt en wijst de certificaathouder op de in artikel 16, lid 1, onder a) en b), bedoelde dwangsommen wegens het niet voldoen aan het verzoek of het geven van onjuiste of misleidende informatie.

3.   Het Agentschap kan de nationale luchtvaartautoriteiten verzoeken mee te werken aan het onderzoek en, met name, informatie te verstrekken over de gestelde niet-naleving.

In het verzoek wordt de rechtsgrondslag en het doel van het verzoek vermeld en wordt een termijn vastgesteld voor het indienen van het antwoord of het uitvoeren van de onderzoeksmaatregel.

4.   Het Agentschap kan alle natuurlijke of rechtspersonen of luchtvaartautoriteiten van derde landen om informatie over de gestelde niet-naleving verzoeken.

In het verzoek wordt de rechtsgrondslag en het doel van het verzoek vermeld en wordt een termijn vastgesteld waarbinnen de informatie moet worden verstrekt.

Artikel 6

Vrijwillige naleving

1.   Bij de kennisgeving van de inleiding van de inbreukprocedure of daarna stelt het Agentschap een termijn vast waarbinnen de certificaathouder schriftelijk kan aangeven dat hij vrijwillig de niet-nageleefde bepalingen naleeft of, voor zover van toepassing, voornemens is deze na te leven. Indien de certificaathouder de bepalingen vrijwillig naleeft binnen de door het Agentschap gestelde termijn, besluit het Agentschap de ingeleide inbreukprocedure te beëindigen.

Het Agentschap is niet verplicht rekening te houden met antwoorden die na het verstrijken van de termijn zijn ontvangen.

2.   De in lid 1 genoemde termijn mag in geen geval aflopen na de datum waarop het Agentschap de bezwaren meedeelt overeenkomstig artikel 7.

Artikel 7

Mededeling van bezwaren

1.   Indien het Agentschap de feiten heeft vastgesteld en tot de bevinding is gekomen dat er redenen zijn om de inbreukprocedure voort te zetten, deelt het schriftelijk de bezwaren mee aan de betrokken certificaathouder. Deze mededeling van bezwaren bevat:

a)

hetgeen tegen de certificaathouder wordt aangevoerd, onder vermelding van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 216/2008 of de uitvoeringsvoorschriften die niet zouden zijn nageleefd, en de bewijzen waarop het aangevoerde is gebaseerd;

b)

de mededeling dat er boetes of dwangsommen kunnen worden opgelegd.

2.   Bij de mededeling van de bezwaren verzoekt het Agentschap de certificaathouder schriftelijke opmerkingen te maken. Dit verzoek geschiedt schriftelijk, onder vermelding van een termijn voor de indiening van deze opmerkingen.

Artikel 8

Hoorzitting

1.   Indien de certificaathouder daarom verzoekt, stelt het Agentschap hem in de gelegenheid om zijn argumenten mondeling uiteen te zetten tijdens een hoorzitting.

2.   Indien noodzakelijk kan het Agentschap de nationale luchtvaartautoriteiten of andere personen uitnodigen om aan de hoorzitting deel te nemen.

3.   De hoorzitting is niet openbaar. Eenieder kan afzonderlijk of in aanwezigheid van andere uitgenodigde personen worden gehoord, met inachtneming van het legitieme belang dat certificaathouders en andere personen hebben bij de bescherming van hun zakengeheimen en andere vertrouwelijke informatie.

Artikel 9

Termijnen

Om de rechtszekerheid bij het voeren van de onderzoeksprocedure te garanderen, stelt het Agentschap nadere regels vast voor het stellen van termijnen.

Artikel 10

Verslag

1.   Het Agentschap verstrekt de Commissie, de lidstaten en de certificaathouder een verslag met een samenvatting van de conclusies van het overeenkomstig deze afdeling verrichte onderzoek. Het Agentschap dient ook het onderzochte dossier bij de Commissie in.

2.   Indien de conclusie van het verslag van het Agentschap luidt dat de certificaathouder de bepalingen van Verordening (EG) nr. 216/2008 of de uitvoeringsvoorschriften daarvan niet heeft nageleefd, bevat het verslag ook:

a)

een beoordeling van de omstandigheden van het geval, overeenkomstig de in artikel 15 van deze verordening genoemde criteria;

b)

een verzoek aan de Commissie om boetes of dwangsommen op te leggen;

c)

een gemotiveerd voorstel met het bedrag van de in afdeling 3 genoemde boetes of dwangsommen.

3.   Het Agentschap stelt zijn verslag vast binnen [12 maanden] na de kennisgeving van de inleiding van de inbreukprocedure overeenkomstig artikel 4 of binnen [6 maanden] na de kennisgeving van de Commissie dat het dossier overeenkomstig artikel 12 is teruggezonden.

AFDELING 2

Besluitvorming

Artikel 11

Verzoeken om informatie

1.   Indien de Commissie, ingevolge een verzoek van het Agentschap uit hoofde van artikel 10, lid 2, onder b), besluit de inbreukprocedure voort te zetten, kan zij de certificaathouder schriftelijk verzoeken om een schriftelijke of mondelinge toelichting, dan wel om gegevens of documenten. In dat geval wijst de Commissie de certificaathouder op de in artikel 16, lid 1, onder c) en d), genoemde dwangsommen wegens het niet voldoen aan verzoeken of het indienen van onjuiste of misleidende informatie.

De Commissie kan het Agentschap, de nationale luchtvaartautoriteiten of een natuurlijke of rechtspersoon ook verzoeken om informatie over de gestelde niet-naleving.

2.   De Commissie ziet erop toe dat de certificaathouder in de gelegenheid wordt gesteld om alle schriftelijke toelichtingen, gegevens of documenten ter staving van zijn zaak te verstrekken. Certificaathouders kunnen verzoeken om een hoorzitting, maar de Commissie heeft het recht dat verzoek alleen in te willigen indien zij dit nodig acht.

Artikel 12

Nieuwe onderzoeksperiode

Op grond van het verslag van het Agentschap, de opmerkingen van de certificaathouder bij dat verslag en andere relevante informatie kan de Commissie oordelen dat aanvullende informatie nodig is. In dat geval kan zij het dossier terugzenden naar het Agentschap. De Commissie deelt het Agentschap duidelijk mee welke punten nader moeten worden onderzocht en stelt hiertoe, voor zover nodig, mogelijke onderzoeksmaatregelen voor, zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 216/2008. Afdeling 1 van Hoofdstuk II van deze verordening is van toepassing op de nieuwe onderzoeksperiode.

AFDELING 3

Besluiten over boetes en dwangsommen

Artikel 13

Boetes en dwangsommen - maximumbedragen

1.   Indien de Commissie na de in Afdeling 2 vastgestelde besluitvormingsprocedure tot het oordeel komt dat de certificaathouder opzettelijk of door nalatigheid Verordening (EG) nr. 216/2008 of de uitvoeringsvoorschriften daarvan niet heeft nageleefd, kan zij bij besluit een geldboete opleggen van ten hoogste 4 % van de jaarlijkse inkomsten of omzet van de certificaathouder in het voorgaande boekjaar.

2.   Indien de certificaathouder op het tijdstip van de vaststelling van het in lid 1 bedoelde besluit de niet-naleving niet heeft beëindigd, kan de Commissie, bij dat besluit, een dagelijkse dwangsom opleggen van ten hoogste 2,5 % van de gemiddelde dagelijkse inkomsten of omzet van de certificaathouder in het voorgaande boekjaar.

Deze dwangsommen kunnen worden opgelegd voor een periode die duurt vanaf de datum van kennisgeving van dat besluit tot de datum waarop de niet-naleving is beëindigd.

3.   Voor de toepassing van de leden 1 en 2 wordt onder het voorgaande boekjaar verstaan het boekjaar dat voorafgaat aan de datum van het in lid 1 bedoelde besluit.

4.   De boetes en dwangsommen zijn van administratieve aard.

5.   Het besluit tot oplegging van boetes en dwangsommen is uitvoerbaar.

Artikel 14

Inhoud van het besluit

1.   Het in artikel 13 bedoelde besluit wordt uitsluitend gebaseerd op de gronden waarover de certificaathouder opmerkingen heeft kunnen maken jegens de Commissie.

2.   De Commissie informeert de certificaathouder over de beschikbare rechtsmiddelen.

3.   De Commissie stelt de lidstaten en het Agentschap in kennis van de vaststelling van het besluit.

4.   Bij het publiceren van de bijzonderheden van haar besluit en de kennisgeving aan de lidstaten houdt de Commissie rekening met de legitieme belangen die certificaathouders en andere personen hebben bij de bescherming van hun zakengeheimen.

Artikel 15

Criteria voor de toepassing en kwantificering van boetes en dwangsommen

1.   Bij de beslissing of er boetes en dwangsommen moeten worden opgelegd en bij het bepalen van de hoogte ervan, laat de Commissie zich leiden door de beginselen van doelmatigheid, evenredigheid en afschrikkend effect.

2.   In elk geval neemt de Commissie de volgende omstandigheden, voor zover van toepassing, in aanmerking:

a)

de ernst en de gevolgen van de niet-naleving, en met name de effecten op de veiligheid en het milieu;

b)

de bereidwilligheid en de coöperatieve houding van de certificaathouder bij de opsporing van de niet-naleving en de toepassing van een corrigerende maatregel, of tijdens de inbreukprocedure, dan wel iedere vorm van belemmering door de certificaathouder bij de opsporing van een niet-naleving en de uitvoering van een inbreukprocedure, of het niet-voldoen door de certificaathouder aan verzoeken van het Agentschap, de Commissie of een nationale luchtvaartautoriteit in het kader van de toepassing van deze verordening;

c)

de goede trouw van de certificaathouder bij de interpretatie en nakoming van zijn verplichtingen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 of de uitvoeringsvoorschriften daarvan, dan wel enig bewijs van moedwillige misleiding door de certificaathouder;

d)

de omzet en de economische capaciteit van de betrokken certificaathouder;

e)

de noodzaak van voorlopige of dringende maatregelen;

f)

de herhaling, frequentie of duur van de niet-naleving door de certificaathouder;

g)

eerdere sancties, waaronder geldboetes, die aan dezelfde certificaathouder zijn opgelegd.

3.   Bij het bepalen van de hoogte van de boete en de dwangsom houdt de Commissie rekening met eventuele handhavingsmaatregelen die al op nationaal niveau of door het Agentschap tegen de certificaathouder zijn genomen op basis van dezelfde rechtsgrondslag en dezelfde feiten.

AFDELING 4

Niet-medewerking

Artikel 16

Dwangsommen wegens niet-medewerking

1.   Op verzoek van het Agentschap of op eigen initiatief kan de Commissie de certificaathouders bij besluit dwangsommen per dag opleggen van ten hoogste [0,5] % van de gemiddelde dagelijkse inkomsten of omzet van de certificaathouder in het voorgaande boekjaar, indien zij opzettelijk of door nalatigheid:

a)

zich niet voegen naar een overeenkomstig artikel 5 vastgestelde onderzoeksmaatregel;

b)

onjuiste of misleidende informatie verstrekken in antwoord op een overeenkomstig artikel 5 vastgestelde onderzoeksmaatregel;

c)

niet voldoen aan een verzoek om informatie overeenkomstig artikel 11;

d)

onjuiste of misleidende informatie verstrekken in antwoord op een verzoek om informatie overeenkomstig artikel 11.

Dwangsommen kunnen worden opgelegd voor een periode die duurt vanaf de datum van kennisgeving van dat besluit tot het tijdstip waarop de niet-medewerking is beëindigd.

2.   Voor de toepassing van lid 1 wordt onder het voorgaande boekjaar verstaan het boekjaar dat voorafgaat aan de datum van het in lid 1 bedoelde besluit.

Artikel 17

Procedure

Wanneer de Commissie voornemens is een besluit in de zin van artikel 16, lid 1, vast te stellen, stelt zij de certificaathouder daarvan schriftelijk in kennis en stelt zij een termijn waarbinnen de certificaathouder zijn schriftelijke opmerkingen bij de Commissie kan indienen.

De Commissie is niet verplicht rekening te houden met schriftelijke opmerkingen die na het verstrijken van deze termijn zijn ontvangen.

Artikel 18

Complementariteit van procedures

Met het oog op de inleiding en het voeren van de inbreukprocedure, houden de Commissie en het Agentschap rekening met:

a)

inbreukprocedures die al op basis van dezelfde rechtsgrondslag en dezelfde feiten door een lidstaat of een derde land tegen dezelfde certificaathouder zijn ingeleid of gesloten; en

b)

procedures die door het Agentschap krachtens Verordening (EG) nr. 216/2008 tegen dezelfde certificaathouder zijn ingeleid, op basis van dezelfde rechtsgrondslag en dezelfde feiten en die tot doel hebben het desbetreffende certificaat te wijzigen, te beperken, te schorsen of in te trekken.

AFDELING 5

Artikel 19

Invordering van boetes en dwangsommen

De Commissie vordert de boetes en dwangsommen in door een invorderingsopdracht vast te stellen en een debetnota te richten aan de betrokken certificaathouder, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (4) en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie (5).

HOOFDSTUK III

TOEGANG TOT HET DOSSIER, RECHTSBIJSTAND, VERTROUWELIJKHEID EN TERMIJNBEPALINGEN

AFDELING 1

Rechten van de verdediging

Artikel 20

Toegang tot het dossier

1.   Na ontvangst van een kennisgeving op grond van artikel 4 krijgt de certificaathouder op zijn verzoek toegang tot de door de Commissie en het Agentschap verzamelde documenten en ander materiaal die dienen als bewijs van een gestelde niet-naleving.

2.   Documenten die door toegang tot het dossier zijn verkregen, mogen uitsluitend worden gebruikt voor gerechtelijke of administratieve procedures ter toepassing van deze verordening.

Artikel 21

Rechtsbijstand

De certificaathouder heeft het recht zich tijdens de inbreukprocedure te doen bijstaan door een advocaat.

Artikel 22

Vertrouwelijkheid, beroepsgeheim en zwijgrecht

1.   Onverminderd de uitwisseling en het gebruik van informatie in de zin van artikel 5, lid 3, en artikel 11, lid 1, wordt een inbreukprocedure gevoerd met inachtneming van de beginselen van vertrouwelijkheid en van het beroepsgeheim.

De Commissie, het Agentschap en de nationale luchtvaartautoriteiten, wanneer deze betrokken partij zijn krachtens artikel 5, lid 3, en artikel 11, lid 1, hun ambtenaren en andere personen die onder hun toezicht werken, maken de informatie die zij uit hoofde van deze verordening hebben verworven of uitgewisseld en die onder de geheimhoudingsplicht en het beroepsgeheim valt, niet openbaar.

2.   Onverminderd het recht op toegang tot het dossier heeft de certificaathouder geen toegang tot zakengeheimen, vertrouwelijke informatie of interne documenten die in het bezit zijn van de Commissie of het Agentschap.

3.   Eenieder die op grond van deze verordening opmerkingen of informatie indient, vermeldt duidelijk welk materiaal als vertrouwelijk moet worden beschouwd, met opgave van de redenen, en verstrekt binnen een door de Commissie of het Agentschap gestelde termijn een niet-vertrouwelijke versie. Indien niet wordt vermeld welk materiaal als vertrouwelijk moet worden beschouwd, gaat de Commissie ervan uit dat de ingediende opmerkingen of informatie geen vertrouwelijke informatie bevatten.

4.   Een certificaathouder geniet zwijgrecht in situaties waarin hij anders gedwongen zou zijn antwoorden te geven die een erkenning van het bestaan van een niet-naleving kunnen inhouden.

AFDELING 2

Termijnbepalingen

Artikel 23

Toepassing van de termijnen

1.   De in deze verordening vastgestelde termijnen gaan in op de dag na de ontvangst of persoonlijke overhandiging van een mededeling.

Indien de certificaathouder opmerkingen of informatie binnen een termijn moet indienen, volstaat het voor de indiening dat de stukken per aangetekende post zijn verzonden voordat de termijn is verstreken.

2.   Indien de termijn op een zaterdag, zondag of officiële feestdag verstrijkt, wordt deze verlengd tot het einde van de volgende werkdag.

3.   Bij de vaststelling van de in deze verordening bedoelde termijnen houden de Commissie en het Agentschap, al naargelang van het geval, rekening met de benodigde tijd voor de voorbereiding van de indiening en met de spoedeisendheid van de zaak.

4.   In voorkomend geval en mits vóór het verstrijken van de oorspronkelijke termijn een met redenen omkleed verzoek daartoe wordt ingediend, kunnen de termijnen worden verlengd.

Artikel 24

Verjaringstermijnen voor het opleggen van boetes en dwangsommen

1.   Het recht van de Commissie om op grond van artikel 13 bij besluit boetes en dwangsommen op te leggen, verjaart na vijf jaar.

Het recht van de Commissie om bij besluit een dwangsom op grond van artikel 16 op te leggen, verjaart na drie jaar.

De verjaringstermijn gaat in op de dag waarop de niet-naleving is geschied. Bij voortgezette of herhaalde niet-naleving gaat de verjaringstermijn echter pas in op de dag waarop de niet-naleving is beëindigd.

2.   De in lid 1 genoemde verjaringstermijnen worden onderbroken door elke maatregel van de Commissie of het Agentschap in het kader van de onderzoeks- of inbreukprocedure. De verjaringstermijn wordt onderbroken met ingang van de datum waarop de maatregel aan de certificaathouder is meegedeeld.

3.   Na elke onderbreking begint de termijn van voren af aan te lopen. De verjaringstermijn mag echter niet langer duren dan twee keer de oorspronkelijke verjaringstermijn, behalve wanneer de termijn wordt geschorst krachtens lid 4. In dat geval wordt de verjaringstermijn verlengd met de duur van de schorsing.

4.   De verjaringstermijn voor het opleggen van dwangsommen wordt geschorst zolang het besluit van de Commissie het voorwerp vormt van een procedure bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Artikel 25

Verjaringstermijnen voor het invorderen van boetes en dwangsommen

1.   Het recht om een invorderingsprocedure in te leiden, vervalt één jaar nadat het besluit krachtens artikel 13 of 16 onherroepelijk is geworden.

2.   De verjaringstermijn voor de invordering van boetes en dwangsommen wordt onderbroken door elke handeling van de Commissie of van een lidstaat op verzoek van de Commissie die bedoeld is om betaling van de boetes of dwangsommen af te dwingen.

3.   Na elke onderbreking begint de termijn van voren af aan te lopen.

4.   De verjaringstermijn voor de invordering van boetes en dwangsommen wordt geschorst:

a)

zolang een betalingstermijn is toegestaan;

b)

zolang de invordering van de betaling is geschorst op grond van een besluit van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 26

Toepassing

Indien de niet-naleving is begonnen voordat deze verordening in werking is getreden, is de verordening van toepassing op het deel van de niet-naleving dat na die datum geschiedt.

Artikel 27

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 79 van 13.3.2008, blz. 1.

(2)  PB L 295 van 12.11.2010, blz. 35.

(3)  PB L 167 van 4.7.2003, blz. 23.

(4)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.