13.6.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 152/28 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 498/2012 VAN DE COMMISSIE
van 12 juni 2012
betreffende de toekenning van tariefcontingenten voor de uitvoer van hout uit de Russische Federatie naar de Europese Unie
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Besluit 2012/105/EU van de Raad van 14 december 2011 betreffende de ondertekening, namens de Unie, en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Russische Federatie met betrekking tot het beheer van tariefcontingenten voor de uitvoer van hout uit de Russische Federatie naar de Europese Unie, en van het Protocol tussen de Europese Unie en de regering van de Russische Federatie over technische regels uit hoofde van die overeenkomst (1), en met name artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Gezien het economische belang dat de Europese Unie heeft bij de invoer van ruw hout en de belangrijke plaats die de Russische Federatie als leverancier van ruw hout voor de Unie inneemt, heeft de Commissie met de Russische Federatie onderhandeld over verbintenissen van de Russische Federatie om de momenteel door deze toegepaste uitvoerrechten, met inbegrip van die voor ruw hout, te verlagen of af te schaffen. |
(2) |
Deze verbintenissen, die bij de toetreding van de Russische Federatie tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO) zullen worden opgenomen in de WTO-lijst van concessies van dit land, omvatten tariefcontingenten voor de uitvoer van bepaalde soorten naaldhout waarvan een deel voor uitvoer naar de Unie is bestemd. |
(3) |
In het kader van de onderhandelingen over de toetreding van de Russische Federatie tot de WTO heeft de Commissie namens de Unie met de Russische Federatie onderhandeld over een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling met betrekking tot het beheer van die tariefcontingenten voor de uitvoer van bepaalde soorten naaldhout uit de Russische Federatie naar de Unie (hierna „de overeenkomst”). |
(4) |
In overeenstemming met die overeenkomst hebben de Unie en de Russische Federatie onderhandeld over gedetailleerde technische regels betreffende het beheer van de tariefcontingenten; deze regels zijn opgenomen in een overeenkomst in de vorm van een protocol waarover de Unie en de regering van de Russische Federatie overeenstemming hebben bereikt (hierna „het protocol”). |
(5) |
Voor de uitvoering van de overeenkomst en van het protocol moeten methoden worden vastgesteld voor de toekenning van tariefcontingenten volgens de datum van indiening van de aanvragen door de importeurs en moeten regels en methoden worden ingevoerd voor de vaststelling van de rechten van traditionele importeurs voor elke contingentperiode en voor elke productgroep. |
(6) |
Er moeten regels inzake bedrijfscontinuïteit worden ingevoerd om vast te stellen of een importeur die om de status van traditionele importeur verzoekt dezelfde natuurlijke of rechtspersoon is als die welke de onder het protocol vallende producten tijdens de in deze verordening gespecificeerde referentieperioden heeft geïmporteerd. |
(7) |
Er moeten regels en procedures voor ongebruikte contingentvergunningen worden vastgesteld. |
(8) |
Er moeten overgangsregels worden vastgesteld die gelden tijdens de eerste drie contingentperioden waarin deze verordening van toepassing is, en er moeten referentieperioden worden gekozen voor de berekening van contingentvergunningsplafonds voor traditionele importeurs. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij Besluit 2012/105/EU ingestelde Houtcomité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK 1
WERKINGSSFEER EN DEFINITIES
Artikel 1
Bij deze verordening worden gedetailleerde regels vastgesteld voor de toekenning van contingentvergunningen overeenkomstig artikel 5, lid 2, van het protocol, en worden andere bepalingen vastgesteld die nodig zijn voor het beheer door de Unie van de hoeveelheden tariefcontingenten die worden toegekend voor uitvoer naar de Unie in uitvoering van de overeenkomst en het protocol.
Artikel 2
Voor de toepassing van deze verordening zijn de definities van artikel 1, lid 3, artikel 2 en artikel 5, leden 3 en 4, van het protocol van toepassing.
Daarnaast geldt de volgende definitie: onder „productgroep” wordt verstaan elk van de twee categorieën desbetreffende producten overeenkomstig de classificatie van de onder het protocol vallende producten in de door de Russische Federatie toegepaste tarief- en statistieknomenclatuur, namelijk sparhout (tariefposten 4403 20 110 en 4403 20 190) en pijnhout (tariefposten 4403 20 310 en 4403 20 390). De desbetreffende tariefcodes die in de Russische Federatie worden toegepast en de overeenstemmende codes van de Gecombineerde Nomenclatuur (2) („GN”) en Taric-codes zijn bijgevoegd als bijlage I.
HOOFDSTUK 2
TOEKENNINGSBEGINSELEN
Artikel 3
De methode voor de toekenning van de tariefcontingenten hangt af van de datum van indiening van de aanvraag door de importeur:
a) |
voor aanvragen die worden ingediend uiterlijk 31 juli van elk jaar (hierna het „eerste deel van de contingentperiode”) kent de Commissie overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder b), van het protocol tariefcontingenten toe overeenkomstig de categorieën „traditionele” of „nieuwe” importeurs, en |
b) |
voor aanvragen die vanaf 1 augustus worden ingediend (hierna het „tweede deel van de contingentperiode”) kent de Commissie overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder a), van het protocol de resterende hoeveelheden van de tariefcontingenten toe volgens de chronologische volgorde van ontvangst door de Commissie van kennisgevingen door de bevoegde instanties van de lidstaten (hierna „de vergunningsinstantie(s)”) van de aanvragen die door de individuele importeurs zijn ingediend. |
Artikel 4
1. Tijdens het eerste deel van de contingentperiode:
a) |
wordt 70 % van elk tariefcontingent per productgroep toegekend aan traditionele importeurs (hierna „contingent voor traditionele importeurs”), en |
b) |
wordt 30 % van elk tariefcontingent per productgroep toegekend aan nieuwe importeurs (hierna „contingent voor nieuwe importeurs”). |
2. Het contingent voor nieuwe importeurs wordt toegekend volgens de chronologische volgorde van ontvangst door de Commissie van de kennisgevingen door de vergunningsinstanties van aanvragen voor een contingentvergunning van dergelijke importeurs.
3. Aan elke nieuwe importeur wordt maximaal 1,5 % van het tariefcontingent voor elke productgroep toegekend volgens de toekenningsprocedure in lid 2.
Artikel 5
Tijdens het tweede deel van de contingentperiode wordt aan elke importeur maximaal 5 % van het resterende tariefcontingent voor elke productgroep toegekend.
Artikel 6
1. Tijdens het eerste deel van de contingentperiode heeft elke traditionele importeur slechts het recht om contingentvergunningen aan te vragen voor een specifiek aandeel van het contingent voor traditionele importeurs voor elke productgroep (hierna „plafond”), berekend overeenkomstig lid 2. Alle contingentvergunningen die tijdens het eerste deel van de contingentperiode aan een traditionele importeur worden toegekend, worden afgeboekt van de plafonds voor deze importeur.
2. Voor elke productgroep wordt het plafond voor een traditionele importeur tijdens een contingentperiode (hierna „contingentperiode n+1”) berekend volgens het gemiddelde van de werkelijke invoer door de importeur van de onder het protocol vallende producten tijdens de twee contingentperioden die voorafgaan aan het jaar van de berekening van een dergelijk plafond, met gebruikmaking van de volgende formule:
Ci = T * (Īi/ΣĪi)
waarbij:
|
„Ci” het plafond is voor de betrokken productgroep (sparhout of pijnhout) voor importeur i tijdens contingentperiode n+1; |
|
„t” het contingent voor traditionele importeurs is dat beschikbaar is voor de betrokken productgroep tijdens het jaar van de berekening van het plafond (hierna „contingentperiode n”); |
|
„Īi” het gemiddeld is van de werkelijke invoer door traditionele importeur i van de betrokken productgroep in de twee contingentperioden die voorafgaan aan de berekening (hierna respectievelijk „contingentperiode n–2” en „contingentperiode n–1”), berekend als volgt: [(werkelijke invoer door importeur i in contingentperiode n–2) + (werkelijke invoer door importeur i in contingentperiode n–1)]/2 |
|
„ΣĪi” de som is van de gemiddelde invoer door alle traditionele importeurs Īi voor de betrokken productgroep. |
Artikel 7
1. Elk jaar berekent de Commissie de plafonds voor elke traditionele importeur voor de volgende contingentperiode volgens de in artikel 6, lid 2, vastgestelde methode.
2. Met het oog op deze berekening verstrekken de vergunningsinstanties de Commissie uiterlijk op 31 maart van contingentperiode n een overzicht van de werkelijke invoer van de onder het protocol vallende producten in contingentperiode n–1 waarvan hen overeenkomstig artikel 11, lid 1, kennisgeving is gedaan. Dit overzicht moet worden ingediend in elektronische vorm volgens het spreadsheetmodel in bijlage IV.
3. De Commissie informeert de vergunningsinstanties uiterlijk op 30 april van contingentperiode n van de geactualiseerde plafonds die voortvloeien uit de berekeningen volgens artikel 6, lid 2.
HOOFDSTUK 3
BEDRIJFSCONTINUÏTEIT
Artikel 8
1. Wanneer een importeur die om de status van traditionele importeur overeenkomstig artikel 5, lid 4, van het protocol verzoekt (hierna „de indiener van het verzoek”) onvoldoende bewijsmateriaal verstrekt dat hij dezelfde natuurlijke of rechtspersoon is die de onder het protocol vallende producten heeft ingevoerd tijdens de overeenkomstig artikel 17, lid 2, gekozen referentieperiode (hierna „de voorganger”), verstrekt hij de vergunningsinstantie het nodige bewijsmateriaal om aan te tonen dat er bedrijfscontinuïteit is met de activiteiten van de voorganger.
2. Er is bedrijfscontinuïteit als bedoeld in lid 1 wanneer:
a) |
de indiener van het verzoek en de voorganger onder controle staan van dezelfde rechtspersoon in de zin van Verordening (EG) nr. 139/2004 (3), of |
b) |
de economische activiteit van de voorganger, wat de onder het protocol vallende producten betreft, wettelijk aan de indiener van het verzoek is overgedragen, bijvoorbeeld ingevolge een fusie of verwerving in de zin van Verordening (EG) nr. 139/2004. |
3. Importeurs die geen bewijsmateriaal van bedrijfscontinuïteit verstrekken, worden als nieuwe importeurs beschouwd.
Artikel 9
Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing wanneer een importeur verzoekt om de status van traditionele importeur overeenkomstig artikel 5, lid 3, van het protocol.
HOOFDSTUK 4
AANVRAGEN VOOR CONTINGENTVERGUNNINGEN
Artikel 10
1. Aanvragen voor contingentvergunningen moeten worden ingediend in de in bijlage II vastgestelde vorm. Indien informatie die in de aanvraag wordt verstrekt ontoereikend wordt bevonden, kan de vergunningsinstantie van de aanvrager extra details verlangen.
2. De toekenning van een contingentvergunning is onderworpen aan het vereiste dat de desbetreffende producten worden verwerkt in het douanegebied van de Unie, waardoor de producten van oorsprong uit de Unie worden overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (4).
3. Aanvragen voor contingentvergunningen moeten vergezeld gaan van een beëdigde verklaring van de aanvrager waarin hij zich ertoe verbindt:
a) |
de betrokken producten voor de voorgeschreven verwerking te bestemmen binnen een jaar na de datum waarop de douaneaangifte voor het vrije verkeer, met de exacte beschrijving van de goederen en de Taric-codes, door de bevoegde douaneautoriteiten is aangenomen; |
b) |
een passende administratie te voeren in de lidstaat waar de vergunning is verleend, zodat de vergunningsinstantie de controles kan uitvoeren die zij nodig acht om te garanderen dat de producten werkelijk voor de voorgeschreven verwerking worden bestemd, alsmede deze administratie te bewaren; voor de toepassing van deze alinea wordt onder „administratie” verstaan: de gegevens die alle nodige informatie en technische details bevatten op om het even welk medium, zodat de vergunningsinstanties toezicht kunnen houden op de operaties en deze kunnen controleren; |
c) |
de vergunningsinstantie de mogelijkheid te geven de betrokken producten in de onderneming gedurende hun verwerking naar believen te traceren; |
d) |
de vergunningsinstantie in kennis te stellen van alle factoren die van invloed kunnen zijn op de vergunning. |
4. Wanneer de betrokken producten worden overgedragen, verstrekt de aanvrager voldoende bewijsmateriaal omtrent hun bestemming voor de voorgeschreven verwerking overeenkomstig lid 3, onder a).
5. Artikel 308 quinquies van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (5) is van toepassing.
6. Niet-naleving van de in lid 3 van dit artikel bedoelde verbintenis, door de importeur of door enige natuurlijke of rechtspersoon aan wie de importeur dergelijke producten vervolgens overdraagt, wordt geacht gelijk te staan met een niet gebruikte contingentvergunning overeenkomstig artikel 13 voor de desbetreffende hoeveelheid producten.
7. De Commissie publiceert een lijst van vergunningsinstanties in het Publicatieblad van de Europese Unie en actualiseert die indien nodig.
HOOFDSTUK 5
BEWIJS VAN WERKELIJKE INVOER
Artikel 11
1. Uiterlijk 15 kalenderdagen na het eind van elke derde maand informeren de importeurs de vergunningsinstantie van de lidstaat waarvan zij een contingentvergunning hebben ontvangen over hun werkelijke invoer van de onder het protocol vallende producten in die lidstaat gedurende de laatste drie maanden. Daartoe verstrekt de importeur de vergunningsinstantie een kopie van de douaneaangiften voor de betrokken invoer.
2. Wanneer de hoeveelheid die in de douaneaangifte is vermeld zonder schors is gemeten en de hoeveelheid die in vak 9 van het contingentvergunningsformulier is vermeld ook de schors omvat, verstrekt de importeur de vergunningsinstantie, naast de overeenkomstig lid 1 verstrekte informatie, en binnen dezelfde termijn, correcte invoerhoeveelheden voor elke douaneaangifte waarbij de schors is meegerekend. De juiste hoeveelheden worden vastgesteld door de correctiecoëfficiënten in bijlage III toe te passen.
HOOFDSTUK 6
ONGEBRUIKTE CONTINGENTVERGUNNINGEN
Artikel 12
1. Wanneer een contingentvergunning zes maanden na afgifte nog niet werd gebruikt, retourneert de importeur deze aan de vergunningsinstantie, of stelt hij de vergunningsinstantie ervan in kennis dat hij van plan is deze te gebruiken tijdens de resterende contingentperiode. Wanneer een contingentvergunning is afgegeven vóór het begin van de contingentperiode overeenkomstig artikel 4 van het protocol, wordt de termijn van zes maanden berekend vanaf 1 januari van het jaar dat overeenstemt met de contingentperiode.
2. De vergunningsinstanties stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van elke contingentvergunning die importeurs overeenkomstig lid 1 retourneren. Het saldo van de plafonds voor traditionele importeurs voor de betrokken productgroep wordt met het desbetreffende bedrag aangepast.
Artikel 13
1. Wanneer de werkelijke invoer door een traditionele importeur van onder het protocol vallende producten tijdens contingentperiode n–1 minder bedraagt dan 85 % van de hoeveelheden van alle contingentvergunningen die tijdens dezelfde contingentperiode aan een dergelijke importeur zijn verleend, worden de invoerplafonds voor de importeur voor beide productgroepen tijdens de contingentperiode n+1 verlaagd met een bedrag dat evenredig is met de omvang van de ontbrekende werkelijke invoer.
2. De in lid 1 bedoelde verlaging wordt als volgt berekend:
ri = (0,85 * ΣΑi – Ii)/ΣΑi
waarbij:
|
„ri” de vermindering is die van toepassing is op de invoerplafonds van importeur i, voor beide productgroepen, tijdens contingentperiode n+1; |
|
„ΣΑi” de som van de contingentvergunningen is die tijdens contingentperiode n–1 aan traditionele importeur i zijn verleend; |
|
„Ii” de werkelijke invoer is van onder het protocol vallende producten door importeur i tijdens contingentperiode n–1. |
Artikel 14
1. Wanneer een contingentvergunning die zes maanden na afgifte niet overeenkomstig artikel 12 is geretourneerd ongebruikt blijft aan het eind van contingentperiode n–1, worden de invoerplafonds voor de importeur voor beide productgroepen tijdens contingentperiode n+1 verlaagd met tweemaal het bedrag dat evenredig is aan de omvang van de ongebruikte contingentvergunning.
2. De in lid 1 bedoelde verlaging wordt als volgt berekend:
Ri = 2 * (ΣUi/ΣΑi)
waarbij:
|
„Ri” de vermindering is die van toepassing is op het invoerplafond van importeur i, voor beide productgroepen, tijdens contingentperiode n+1; |
|
„ΣΑi” de som van de ongebruikte contingentvergunningen is die tijdens contingentperiode n–1 aan importeur i zijn verleend; |
|
„ΣΑi” de som van de contingentvergunningen is die tijdens contingentperiode n–1 voor beide productgroepen aan importeur i zijn verleend. |
Artikel 15
Indien tegelijk wordt voldaan aan de voorwaarden voor een verlaging van de invoerplafonds van de artikelen 13 en 14, wordt uitsluitend de grootste verlaging (Ri of ri) toegepast.
HOOFDSTUK 7
OVERGANGSMAATREGELEN VOOR DE EERSTE DRIE CONTINGENTPERIODEN
Artikel 16
1. De toekenningsmethode van artikel 4 van deze verordening geldt voor de hele eerste contingentperiode waarin deze verordening van toepassing is. Tijdens deze contingentperiode gelden de bepalingen van hoofdstuk 6 niet.
2. De artikelen 17, 18 en 19 gelden tijdens de eerste drie contingentperioden waarin deze verordening van toepassing is.
Artikel 17
1. De referentieperiode bedoeld in artikel 5, lid 4, van het protocol is volgens de keuze van de importeur het jaar 2004, het jaar 2007, of de combinatie van beide.
2. Uiterlijk 20 kalenderdagen na de inwerkingtreding van deze verordening specificeren importeurs die om de status van traditionele importeur verzoeken welke van de drie mogelijkheden van lid 1 zij kiezen voor de berekening van hun plafonds overeenkomstig artikel 6.
3. De door elke importeur overeenkomstig lid 2 gekozen referentieperiode is van toepassing op alle eerste drie contingentperioden waarin deze verordening van toepassing is.
Artikel 18
1. Importeurs die om de status van traditionele importeur verzoeken informeren de vergunningsinstantie of vergunningsinstanties van de lidstaat of lidstaten waar zij van plan zijn contingentvergunningen aan te vragen uiterlijk 20 kalenderdagen na de inwerkingtreding van deze verordening over hun werkelijke invoer van onder het protocol vallende producten in die lidstaat of lidstaten tijdens de overeenkomstig artikel 17, lid 2, gekozen referentieperiode. Om het bewijs te leveren van deze werkelijke invoer, verstrekt de importeur de vergunningsinstantie een kopie van de douaneaangiften voor de betrokken invoer.
2. De vergunningsinstanties verstrekken de Commissie uiterlijk 35 kalenderdagen na de inwerkingtreding van deze verordening een overzicht van de werkelijke invoer van onder het protocol vallende producten waarvan zij overeenkomstig lid 1 van dit artikel in kennis zijn gesteld. Dit overzicht moet worden ingediend in elektronische vorm volgens het spreadsheetmodel in bijlage V.
Artikel 19
1. Wanneer overeenkomstig artikel 17, lid 2, voor één jaar wordt gekozen, is de in artikel 6, lid 2, bedoelde variable Īi de werkelijke invoer door de importeur van de betrokken productgroep tijdens dat jaar.
2. Wanneer overeenkomstig artikel 17, lid 2, voor de combinatie van 2004 en 2007 wordt gekozen, is de in artikel 6, lid 2, bedoelde variable Īi het gemiddelde van de werkelijke invoer door de importeur van de betrokken productgroep tijdens de jaren 2004 en 2007, als volgt berekend:
[(Werkelijke invoer in 2004) + (Werkelijke invoer in 2007)]/2.
3. De Commissie informeert de vergunningsinstanties uiterlijk 65 kalenderdagen na de inwerkingtreding van deze verordening van de plafonds die voortvloeien uit de berekeningen volgens artikel 6, lid 2.
4. Indien de in artikel 6 bedoelde plafonds niet zijn berekend tegen de tijd dat de overeenkomst en het protocol voorlopig worden toegepast, worden de tariefcontingenten per productgroep toegekend aan alle importeurs overeenkomstig de in artikel 3, onder b), bedoelde toekenningsprocedure, tot de Commissie de vergunningsinstanties ervan in kennis heeft gesteld dat de plafonds zijn vastgesteld en dat de in artikel 3, onder b), bedoelde toekenningsprocedure is voltooid. Voor de toepassing van dit lid wordt aan elke importeur maximaal 2,5 % van het tariefcontingent voor elke productgroep toegekend.
HOOFDSTUK 8
Artikel 20
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is niet langer van toepassing vanaf de datum waarop het protocol niet meer voorlopig van toepassing is.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 12 juni 2012.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 57 van 29.2.2012, blz. 1.
(2) Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1006/2011 van de Commissie (PB L 282 van 28.10.2011, blz. 1).
(3) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.
(4) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.
(5) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.
BIJLAGE I
Relevante tariefcodes die worden toegepast in de Russische Federatie en overeenstemmende GN- en Taric-codes (zie artikel 2 van deze verordening)
|
GN-code |
Taric-code |
Russische tariefcode |
Volledige omschrijving |
1. |
ex 4403 20 11 |
10 |
4403 20 110 1 |
Sparhout van de soort „Picea abies Karst.” of hout van de zilverspar (Abies alba Mill.), met een diameter van niet minder dan 15 cm maar niet meer dan 24 cm, en een lengte van niet minder dan 1,0 m. |
ex 4403 20 19 |
10 |
|||
2. |
ex 4403 20 11 |
10 |
4403 20 110 2 |
Sparhout van de soort Picea abies Karst. of hout van de zilverspar (Abies alba Mill.), met een diameter van meer dan 24 cm en een lengte van niet minder dan 1,0 m. |
ex 4403 20 19 |
10 |
|||
3. |
ex 4403 20 19 |
10 |
4403 20 190 1 |
Sparhout van de soort Picea abies Karst. of hout van de zilverspar (Abies alba Mill.) onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, met een diameter van minder dan 15 cm. |
4. |
ex 4403 20 19 |
10 |
4403 20 190 9 |
Ander sparhout van de soort Picea abies Karst. of hout van de zilverspar (Abies alba Mill.) |
5. |
ex 4403 20 31 |
10 |
4403 20 310 1 |
Pijnhout van de soort Pinus sylvestris L., met een diameter van niet minder dan 15 cm maar niet meer dan 24 cm, en een lengte van niet minder dan 1,0 m. |
ex 4403 20 39 |
10 |
|||
6. |
ex 4403 20 31 |
10 |
4403 20 310 2 |
Pijnhout van de soort Pinus sylvestris L., met een diameter van meer dan 24 cm en een lengte van niet minder dan 1,0 m. |
ex 4403 20 39 |
10 |
|||
7. |
ex 4403 20 39 |
10 |
4403 20 390 1 |
Pijnhout van de soort Pinus sylvestris L. (onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd), met een diameter van minder dan 15 cm. |
8. |
ex 4403 20 39 |
10 |
4403 20 390 9 |
Ander pijnhout van de soort Pinus sylvestris L. |
BIJLAGE II
Modelaanvraag voor een contingentvergunning (zie artikel 10, lid 1, van deze verordening)
Bijlage bij de modelaanvraag voor een contingentvergunning: beëdigde verklaring overeenkomstig artikel 10, lid 3, van deze verordening
Beëdigde verklaring
Beëdigde verklaring van … (naam van de aangever)
Ik, ondergetekende, doe hierbij de volgende verklaringen:
Wat mijn aanvraag voor een contingentvergunning van (DD/MM/JJ) betreft, verbind ik mij ertoe:
1. |
de betrokken producten voor de voorgeschreven verwerking te bestemmen binnen een jaar na de datum waarop de douaneaangifte voor het vrije verkeer, met de exacte beschrijving van de goederen en de Taric-codes, door de bevoegde douaneautoriteiten is aangenomen; |
2. |
een passende administratie te voeren in de lidstaat waar de vergunning is verleend, zodat de vergunningsinstantie de controles kan uitvoeren die zij nodig acht om te garanderen dat de producten werkelijk voor de voorgeschreven verwerking worden bestemd, alsmede deze administratie te bewaren; |
3. |
de vergunningsinstantie de mogelijkheid te geven de betrokken producten in de onderneming gedurende hun verwerking naar believen te traceren; |
4. |
de vergunningsinstantie in kennis te stellen van alle factoren die van invloed kunnen zijn op de vergunning. |
Ik, ondergetekende, bevestig hierbij plechtig dat de inhoud van mijn bovenstaande beëdigde verklaring bij mijn weten waarheidsgetrouw en correct is, en dat niets ervan onjuist is.
Plaats/Datum |
|
Handtekening |
BIJLAGE III
Correctiecoëfficiënten overeenkomstig artikel 11, lid 2, van deze verordening
De correctiecoëfficiënten overeenkomstig artikel 11, lid 2, van deze verordening worden als volgt vastgesteld:
CN-code |
Correctiecoëfficiënt |
4403 20 11 |
0,90 |
4403 20 19 |
0,88 |
4403 20 31 |
0,88 |
4403 20 39 |
0,87 |
BIJLAGE IV
Overzicht van de werkelijke invoer overeenkomstig artikel 7, lid 2, juncto artikel 11, lid 1, van deze verordening
Naam van de importeur |
Btw-nummer van de importeur |
Werkelijke invoer van sparhout (Σ van GN 4403 20 11 en 4403 20 19) in m3 tijdens contingentperiode n-1 (…–…) |
Werkelijke invoer van pijnhout (Σ van GN 4403 20 31 en 4403 20 39) in m3 tijdens contingentperiode n-1 (…–…) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
BIJLAGE V
Overzicht van de werkelijke invoer overeenkomstig artikel 18, lid 2, juncto artikel 18, lid 1, van deze verordening
Naam van de importeur |
Btw-nummer van de importeur |
Werkelijke invoer van sparhout (Σ van GN 4403 20 11 en 4403 20 19) in m3 tijdens het referentiejaar … |
Werkelijke invoer van pijnhout (Σ van GN 4403 20 31 en 4403 20 39) in m3 tijdens het referentiejaar … |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|