21.3.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 81/3 |
RICHTLIJN 2012/6/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 14 maart 2012
tot wijziging van Richtlijn 78/660/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen wat micro-entiteiten betreft
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 50, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Europese Raad van 8 en 9 maart 2007 heeft in zijn conclusies benadrukt dat het terugdringen van de administratieve lasten van belang is om de Europese economie een impuls te geven en dat een krachtige gezamenlijke inspanning noodzakelijk is om administratieve lasten in de Europese Unie te verminderen. |
(2) |
Financiële verslaggeving is aangewezen als een van de hoofdgebieden waarop de administratieve lasten voor vennootschappen in de Unie kunnen worden verminderd. |
(3) |
Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (3) geeft een definitie van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen. Uit raadpleging van de lidstaten is echter gebleken dat de groottecriteria voor micro-ondernemingen in die aanbeveling wellicht te hoog zijn wat de financiële verslaggeving betreft. Daarom moet een subgroep van micro-ondernemingen, de zogenaamde „micro-entiteiten”, worden ingevoerd voor vennootschappen met lagere drempels voor balanstotaal en netto-omzet dan die, welke voor de micro-ondernemingen zijn vastgesteld. |
(4) |
Micro-entiteiten zijn doorgaans actief op plaatselijk of regionaal niveau, zonder of met beperkte grensoverschrijdende activiteiten. Zij spelen bovendien een belangrijke rol bij het scheppen van nieuwe banen, het bevorderen van onderzoek en ontwikkeling en het starten van nieuwe economische activiteiten. |
(5) |
Micro-entiteiten beschikken over beperkte middelen om aan veeleisende regelgevende voorschriften te voldoen. Zij zijn echter vaak onderworpen aan dezelfde voorschriften inzake financiële verslaglegging als grotere vennootschappen. Die voorschriften leggen hen een last op, die niet in verhouding staat tot hun grootte en die daarom voor de kleinste ondernemingen onevenredig zijn in vergelijking met de grotere ondernemingen. Daarom moeten micro-entiteiten kunnen worden vrijgesteld van bepaalde verplichtingen die voor deze vennootschappen zouden kunnen resulteren in onnodig zware administratieve lasten. Micro-entiteiten moeten evenwel onderworpen blijven aan nationale verplichtingen om een boekhouding bij te houden die hun handelstransacties en hun financiële positie weergeeft. |
(6) |
Aangezien het aantal vennootschappen waarop de in deze richtlijn vastgestelde groottecriteria van toepassing is, sterk van lidstaat tot lidstaat zal verschillen en aangezien de activiteiten van micro-entiteiten geen of slechts in beperkte mate betrekking hebben op de grensoverschrijdende handel of de werking van de interne markt, dienen de lidstaten met het verschil in effect van die criteria rekening te houden bij de uitvoering van deze richtlijn op nationaal niveau. |
(7) |
De lidstaten dienen rekening te houden met de specifieke omstandigheden en behoeften van hun eigen markt wanneer zij beslissen of en hoe zij een regeling inzake micro-entiteiten in het kader van Richtlijn 78/660/EEG van de Raad (4) zullen implementeren. |
(8) |
Micro-entiteiten moeten rekening houden met baten en lasten betreffende het boekjaar, ongeacht het tijdstip van betaling van deze lasten of van ontvangst van deze baten. De berekening van overlopende posten aan de actiefzijde en van overlopende posten aan de passiefzijde kan voor micro-entiteiten echter een last zijn. Daarom moet het de lidstaten worden toegestaan om micro-entiteiten vrij te stellen van het berekenen en presenteren van deze posten, doch alleen voor zover de vrijstelling betrekking heeft op andere lasten dan de kosten voor grondstoffen en hulpstoffen, waardecorrecties, personeelskosten en belasting. Zo kan de administratieve last die het berekenen van betrekkelijk kleine balansen met zich meebrengt, worden verminderd. |
(9) |
Het publiceren van jaarrekeningen kan voor micro-entiteiten belastend zijn. Tegelijkertijd moeten de lidstaten er voor zorgen dat deze richtlijn wordt nageleefd. Daarom moet het de lidstaten worden toegestaan om micro-entiteiten vrij te stellen van een algemene publicatieverplichting, op voorwaarde dat de balansinformatie behoorlijk en in overeenstemming met de nationale wetgeving bij minstens één aangewezen bevoegde autoriteit wordt ingediend en aan het ondernemingsregister wordt doorgegeven, zodat op aanvraag een afschrift kan worden verkregen. In dergelijke gevallen zou de verplichting van artikel 47 van Richtlijn 78/660/EEG om boekhoudbescheiden openbaar te maken overeenkomstig artikel 3, lid 5, van Richtlijn 2009/101/EG (5) niet van toepassing zijn. |
(10) |
Het doel van deze richtlijn is om de lidstaten in staat te stellen voor micro-entiteiten een eenvoudige regeling voor financiële verslaglegging tot stand te brengen. Het gebruik van waardering op basis van de waarde in het economisch verkeer kan ertoe leiden dat er gedetailleerde informatie moet worden verstrekt ter verklaring van de grondslag waarop de waarde in het economisch verkeer van bepaalde posten is vastgesteld. Aangezien de regeling voor micro-entiteiten in zeer beperkte openbaarmaking voorziet door middel van toelichting bij de jaarrekeningen, weten de gebruikers van de jaarrekeningen van de micro-entiteiten niet of de bedragen die in de balans en in de winst- en verliesrekening zijn opgenomen, waarden in het economisch verkeer omvatten. Om de gebruikers van deze jaarrekeningen in dit opzicht zekerheid te bieden, mogen de lidstaten micro-entiteiten die een van de voor hen beschikbare vrijstellingen van deze richtlijn gebruiken, niet toestaan of voorschrijven bij het opstellen van hun jaarrekeningen de waardering op basis van de waarde in het economisch verkeer als grondslag te gebruiken. Micro-entiteiten die waarden in het economisch verkeer willen of moeten gebruiken, zullen dat blijven kunnen doen door gebruik te maken van andere regelingen krachtens deze richtlijn indien een lidstaat dat gebruik toestaat of voorschrijft. |
(11) |
Wanneer de lidstaten beslissen of en hoe zij een regeling voor micro-entiteiten binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 78/660/EEG zullen implementeren, moeten zij ervoor zorgen dat micro-entiteiten die uit hoofde van Richtlijn 83/349/EEG betreffende de geconsolideerde jaarrekening (6) moeten worden geconsolideerd, boekhoudkundige gegevens gebruiken die voor dat doel gedetailleerd genoeg zijn en dat de in deze richtlijn neergelegde ontheffingen de verplichting om een geconsolideerde jaarrekening in overeenstemming met Richtlijn 83/349/EEG op te stellen onverlet laten. |
(12) |
Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het terugdringen van de administratieve lasten voor micro-entiteiten, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Unie kan worden bereikt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Krachtens het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken. |
(13) |
Richtlijn 78/660/EEG dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Richtlijn 78/660/EEG
Richtlijn 78/660/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 1 bis 1. De lidstaten kunnen overeenkomstig leden 2 en 3 voorzien in ontheffingen van bepaalde door deze richtlijn opgelegde verplichtingen ten aanzien van vennootschappen die op de balansdatum twee van de drie volgende criteria niet overschrijden (micro-entiteiten):
2. De lidstaten kunnen de in lid 1 bedoelde vennootschappen vrijstellen van enkele of alle van de volgende verplichtingen:
3. De lidstaten kunnen de in lid 1 bedoelde vennootschappen toestaan om enkel:
4. De lidstaten staan niet toe of schrijven niet voor dat afdeling 7 bis wordt toegepast op een micro-entiteit die gebruik maakt van één van de in de leden 2 en 3 geboden vrijstellingen. 5. Ten aanzien van de in lid 1 bedoelde vennootschappen, worden de jaarrekeningen die overeenkomstig leden 2, 3 en 4 zijn opgesteld, geacht het door artikel 2, lid 3, vereiste getrouwe beeld te geven, en bijgevolg is artikel 2, leden 4 en 5, niet van toepassing op deze jaarrekeningen. 6. Indien een vennootschap op de balansdatum de drempels van twee van de drie in lid 1 genoemde criteria overschrijdt of niet langer overschrijdt, heeft dit voor de toepassing van de in de leden 2, 3 en 4 bedoelde afwijking slechts gevolgen indien deze omstandigheid zich in zowel het lopende als het vorige boekjaar voordoet. 7. Voor de lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd, is de tegenwaarde van de in lid 1 vastgestelde bedragen in de nationale munteenheid de waarde die wordt verkregen door toepassing van de wisselkoers die wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie op de datum van inwerkingtreding van elke richtlijn waarin die bedragen worden vastgesteld. 8. Het in lid 1, onder a), bedoelde balanstotaal bestaat hetzij uit de activa bedoeld onder de posten A tot en met E onder de titel „Activa” in artikel 9, hetzij uit de activa bedoeld onder de posten A tot en met E van artikel 10. Indien lid 2, onder a), van toepassing is, bestaat het in lid 1, onder a), bedoelde balanstotaal hetzij uit de activa bedoeld onder de posten A tot en met D onder de titel „Activa” in artikel 9, hetzij uit de activa bedoeld onder de posten A tot en met D van artikel 10. |
2) |
Lid 1 van artikel 5 wordt vervangen door: „1. In afwijking van artikel 4, leden 1 en 2, kunnen de lidstaten speciale schema's voorschrijven voor de jaarrekening van beleggingsmaatschappijen en participatiemaatschappijen, op voorwaarde dat die schema's een beeld geven van deze maatschappijen, dat gelijkwaardig is aan het beeld als bedoeld in artikel 2, lid 3. De lidstaten staan de in artikel 1 bis bedoelde vrijstellingen niet toe ten aanzien van beleggingsmaatschappijen of participatiemaatschappijen.”. |
3) |
Artikel 53 bis wordt vervangen door: „Artikel 53 bis De lidstaten staan de ontheffingen die zijn voorzien in de artikelen 1 bis, 11 en 27, artikel 43, lid 1, onder 7 bis en onder 7 ter, en de artikelen 46, 47 en 51, niet toe aan vennootschappen waarvan de effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder 14, van Richtlijn 2004/39/EG.”. |
Artikel 2
Omzetting
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om aan deze richtlijn te voldoen indien en wanneer zij besluiten om gebruik te maken van een van de mogelijkheden die worden geboden in artikel 1 bis van Richtlijn 78/660/EEG, daarbij in het bijzonder rekening houdend met de nationale situatie met betrekking tot het aantal vennootschappen dat valt onder de in lid 1 van dat artikel vastgestelde groottecriteria. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.
Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is, vaststellen.
Artikel 3
Verslag
Uiterlijk 10 april 2017 dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de situatie aangaande micro-entiteiten, daarbij in het bijzonder rekening houdend met de situatie op nationaal niveau met betrekking tot het aantal vennootschappen dat valt onder de groottecriteria en de vermindering van de administratieve lasten ten gevolge van de vrijstelling van de publicatieverplichting.
Artikel 4
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 5
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Straatsburg, 14 maart 2012.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
M. SCHULZ
Voor de Raad
De voorzitter
N. WAMMEN
(1) PB C 317 van 23.12.2009, blz. 67.
(2) Standpunt van het Europees Parlement van 10 maart 2010 (PB C 349 E van 22.12.2010, blz. 111) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 12 september 2011 (PB C 337 E van 18.11.2011, blz. 1). Standpunt van het Europees Parlement van 13 december 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 21 februari 2012.
(3) PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.
(4) PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11.
(5) Richtlijn 2009/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 54 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB L 258 van 1.10.2009, blz. 11).
Noot: De titel van Richtlijn 2009/101/EG is gewijzigd in verband met de hernummering van de artikelen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig artikel 5 van het Verdrag van Lissabon; oorspronkelijk werd hier de tweede alinea van artikel 48 van het Verdrag genoemd.
(6) PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1.
(7) Tweede Richtlijn 77/91/EEG van de Raad van 13 december 1976 strekkende tot het coördineren van de waarborgen welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van artikel 54, tweede alinea, van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB L 26 van 31.1.1977, blz. 1).
Noot: De titel van Richtlijn 77/91/EG is gewijzigd in verband met de hernummering van de artikelen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig artikel 12 van het Verdrag van Amsterdam en artikel 5 van het Verdrag van Lissabon; oorspronkelijk werd hier de tweede alinea van artikel 58 van het Verdrag genoemd.
(8) Richtlijn 2009/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 54 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB L 258 van 1.10.2009, blz. 11).
Noot: De titel van Richtlijn 2009/101/EG is gewijzigd in verband met de hernummering van de artikelen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig artikel 5 van het Verdrag van Lissabon; oorspronkelijk werd hier de tweede alinea van artikel 48 van het Verdrag genoemd.”.