31.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 228/1


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 26 juli 2012

over de tenuitvoerlegging van prestatieplannen en -doelstellingen in samenhang met de EU-wijde prestatiedoelstellingen die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 691/2010 van de Commissie zijn vastgesteld, en over de voorbereiding van de tweede referentieperiode

(Voor de EER relevante tekst)

2012/C 228/01

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 691/2010 van de Commissie tot vaststelling van een prestatieregeling voor luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2096/2005 tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EU) nr. 691/2010 van de Commissie is bepaald dat de lidstaten prestatieplannen met bindende doelstellingen op nationaal niveau of op het niveau van functionele luchtruimblokken moeten vaststellen. In die verordening is eveneens bepaald dat de Commissie moet nagaan of de doelstellingen op nationaal niveau of op het niveau van functionele luchtruimblokken consistent zijn met en op passende wijze bijdragen tot de EU-wijde prestatiedoelstellingen, die voor de eerste referentieperiode (van 2012 tot 2014) zijn vastgesteld bij Besluit 2011/121/EU van de Commissie van 21 februari 2011 (2).

(2)

Overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 691/2010 van de Commissie heeft de Commissie op 29 juli 2010 een prestatiebeoordelingsorgaan aangewezen om haar bij te staan bij de tenuitvoerlegging van de prestatieregeling.

(3)

De lidstaten hebben hun eerste nationale plannen uiterlijk op 5 juli 2011 aan de Commissie meegedeeld, waaronder ook een gezamenlijk plan van België en Luxemburg. Denemarken en Zweden hebben een plan voor hun functioneel luchtruimblok (FAB Denemarken-Zweden) bij de Commissie ingediend. België, Frankrijk, Duitsland, Luxemburg en Nederland hebben een plan voor hun functioneel luchtruimblok (FABEC) bij de Commissie ingediend.

(4)

Overeenkomstig artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) nr. 691/2010 van de Commissie heeft de Commissie op 23 november 2011 Aanbeveling C(2011) 8329 definitief van de Commissie inzake de herziening van doelstellingen in de prestatieplannen aangenomen.

(5)

Op 1 februari 2012 hadden alle lidstaten, behalve Cyprus, overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EU) nr. 691/2010 aan de Commissie meegedeeld dat zij herziene prestatiedoelstellingen en prestatieplannen hadden vastgesteld. Op de datum waarop deze aanbeveling is aangenomen, had Cyprus de Commissie nog niet meegedeeld dat het een herzien prestatieplan en herziene prestatiedoelstellingen had vastgesteld.

(6)

Bijgestaan door het prestatiebeoordelingsorgaan heeft de Commissie de herziene plannen en doelstellingen op nationaal niveau of op het niveau van functionele luchtruimblokken beoordeeld volgens de procedure van artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) nr. 691/2010 van de Commissie.

(7)

Op basis van deze beoordeling is de Commissie tot de bevinding gekomen dat de doelstellingen in de prestatieplannen op nationaal niveau of op het niveau van functionele luchtruimblokken consistent zijn met en op passende wijze bijdragen tot de EU-wijde doelstellingen. De lidstaten zijn daarvan op de hoogte gebracht overeenkomstig artikel 14, lid 2, van Verordening (EU) nr. 691/2010 van de Commissie.

(8)

Tijdens de beoordeling is de Commissie in het algemeen tot de vaststelling gekomen dat de doelstellingen consistent zijn met en op passende wijze bijdragen tot de EU-wijde doelstellingen, maar ook dat er aanzienlijke verschillen bestaan tussen de inspanningen van de individuele lidstaten. De Commissie is van oordeel dat bepaalde lidstaten hun prestatiedoelstellingen sterker hadden kunnen verbeteren.

(9)

In het licht van de beoordeling van de Commissie heeft deze aanbeveling betrekking op de tenuitvoerlegging van prestatieplannen en -doelstellingen in samenhang met de EU-wijde prestatiedoelstellingen en op de voorbereiding van de tweede referentieperiode. Bij de beoordeling van de prestatieplannen en -doelstellingen voor de tweede referentieperiode zal de Commissie rekening houden met de resultaten van de eerste referentieperiode.

(10)

De Commissie heeft overleg gepleegd met de lidstaten waarop deze aanbeveling betrekking heeft,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

1.

Het doel van deze aanbeveling is de tenuitvoerlegging te garanderen van prestatieplannen en -doelstellingen die consistent zijn met de EU-wijde prestatiedoelstellingen welke de Commissie bij Besluit 2011/121/EU heeft vastgesteld voor de eerste referentieperiode, namelijk van 2012 tot 2014. De aanbeveling heeft ook tot doel te garanderen dat de resultaten van de eerste referentieperiode in aanmerking worden genomen bij de voorbereiding van de tweede referentieperiode.

2.

Op basis van de aanbevelingen in de beoordelingsverslagen van het prestatiebeoordelingsorgaan en rekening houdende met de collectieve vooruitgang van de lidstaten die deelnemen aan de prestatieregeling, is de Commissie van oordeel dat:

a)

de lidstaten ervoor moeten zorgen dat hun verleners van luchtvaartnavigatiediensten hun capaciteitsplannen wijzigen zodat voldoende capaciteit beschikbaar is om te voldoen aan de doelstellingen van de vastgestelde prestatieplannen;

b)

de lidstaten moeten voorzien in de geplande capaciteit en tegelijk binnen de vastgestelde doelstelling inzake kosteneffectiviteit blijven; daarvoor is het met name belangrijk toezicht te houden op de ontwikkeling van de kosten;

c)

de lidstaten, vanaf de eerste referentieperiode, de Commissie jaarlijks in kennis moeten stellen van

i)

het verschil tussen de vastgestelde kosten en de werkelijke kosten, met name om de oncontroleerbare kosten te bepalen en om de ontwikkeling en relevantie van deze kosten te onderzoeken;

ii)

het verschil tussen de investeringen van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten die in de prestatieplannen zijn vastgelegd en de werkelijke uitgaven, en het verschil tussen de geplande datum van inwerkingtreding van deze investeringen en de werkelijke datum;

d)

de lidstaten die deelnemen aan de volgende functionele luchtruimblokken: NEFAB (Noord-Europees functioneel luchtruimblok), Baltic en Blue MED, de Commissie uiterlijk tegen eind 2012 ter informatie in kennis moeten stellen van geaggregeerde prestatiedoelstellingen en daarbij duidelijk moeten aangeven dat deze op het niveau van het functionele luchtruimblok consistent zijn met de EU-wijde doelstellingen, zoals gespecificeerd in artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 691/2010 van de Commissie.

3.

Met het oog op de voorbereiding van de tweede referentieperiode is de Commissie van oordeel dat:

e)

bij de beoordeling van de prestatieplannen en -doelstellingen voor de tweede referentieperiode rekening moet worden gehouden met de relatieve bijdragen van de lidstaten tot de verwezenlijking van de EU-wijde prestatiedoelstellingen tijdens de eerste referentieperiode, waarbij het jaar 2009 als benchmark wordt gebruikt;

f)

de lidstaten ervan uit moeten gaan dat aanzienlijke inspanningen nodig zullen zijn om voor de tweede referentieperiode een doelstelling inzake kosteneffectiviteit te halen die gevoelig lager is dan het gemiddelde in de eerste referentieperiode. Naar verwachting zal dit een grote neerwaartse druk uitoefenen op de kosten voor Europese verleners van luchtvaartnavigatiediensten, hetgeen consistent is met de oprichting van functionele luchtruimblokken;

g)

de lidstaten, bij de voorbereiding van de tweede referentieperiode, rekening moeten houden met de werkelijke risico's waarmee verleners van luchtvaartnavigatiediensten worden geconfronteerd, en erop moeten toezien dat het rendement op het eigen vermogen een billijker weerspiegeling is van deze risico's.

4.

De Commissie is voornemens om, samen met het prestatiebeoordelingsorgaan, de naleving van deze aanbeveling en andere aanbevelingen in het beoordelingsverslag van het prestatiebeoordelingsorgaan te volgen op basis van bilaterale en/of multilaterale contacten met de lidstaten.

5.

De Commissie herinnert de lidstaten aan hun verplichting uit hoofde van artikel 17, leden 1 en 3, van Verordening (EU) nr. 691/2010 van de Commissie om te zorgen voor monitoring van en rapportering over de tenuitvoerlegging van de prestatieplannen.

6.

Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 juli 2012.

Voor de Commissie

Siim KALLAS

Vicevoorzitter


(1)  PB L 201 van 3.8.2010, blz. 1.

(2)  PB L 48 van 23.2.2011, blz. 16.