8.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/83


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2012

tot goedkeuring van de door de lidstaten voor 2013 ingediende jaarlijkse en meerjarenprogramma’s en van de financiële bijdrage van de Unie voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van bepaalde dierziekten en zoönosen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 8682)

(2012/761/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het Verdrag betreffende de toetreding van Kroatië (1), en met name artikel 3, lid 4,

Gezien Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (2), en met name artikel 27, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2009/470/EG stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Unie aan programma’s voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten en zoönosen.

(2)

Bovendien moet krachtens artikel 27, lid 1, van Beschikking 2009/470/EG worden voorzien in een financiële maatregel van de Unie om de uitgaven van de lidstaten voor de financiering van nationale programma’s voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van de in de bijlage I bij die beschikking vermelde dierziekten en zoönosen te vergoeden.

(3)

Beschikking 2008/341/EG van de Commissie van 25 april 2008 tot vaststelling van communautaire criteria voor nationale programma’s voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van bepaalde dierziekten en zoönosen (3) bepaalt dat de door de lidstaten ingediende programma’s alleen kunnen worden goedgekeurd in het kader van de financiële maatregelen van de Unie indien zij ten minste voldoen aan de in de bijlage bij die beschikking vastgestelde criteria.

(4)

Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (4) voorziet in jaarlijkse programma’s van de lidstaten voor toezicht op overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s) bij runderen, schapen en geiten.

(5)

Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza (5) voorziet ook in bewakingsprogramma’s die de lidstaten met betrekking tot pluimvee en in het wild levende vogels moeten uitvoeren, onder meer om door regelmatig geactualiseerde risicobeoordelingen een beter inzicht te verkrijgen in de bedreiging door van vogels afkomstige influenzavirussen, die door in het wild levende vogels worden overgedragen. Die jaarlijkse programma’s voor toezicht en de financiering ervan moeten ook worden goedgekeurd.

(6)

Bepaalde lidstaten hebben bij de Commissie jaarlijkse programma’s voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten, controleprogramma’s ter voorkoming van zoönosen en jaarlijkse bewakingsprogramma’s voor de uitroeiing en bewaking van bepaalde TSE’s ingediend waarvoor zij een financiële bijdrage van de Unie wensen te ontvangen.

(7)

In 2011 en 2012 zijn bij Besluit 2010/712/EU van de Commissie (6) en Uitvoeringsbesluit 2011/807/EU van de Commissie (7) bepaalde door de lidstaten ingediende meerjarenprogramma’s voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten goedgekeurd.

(8)

Bepaalde lidstaten die met succes jarenlang medegefinancierde rabiësuitroeiingsprogramma’s hebben uitgevoerd, grenzen aan derde landen waar die ziekte aanwezig is. Om rabiës volledig uit te roeien, moeten bepaalde vaccinatieactiviteiten worden uitgevoerd op het grondgebied van die aan de Unie grenzende derde landen.

(9)

Om te garanderen dat alle met rabiës besmette lidstaten zonder onderbreking de in hun programma’s opgenomen orale vaccinatie voortzetten, moet in de mogelijkheid worden voorzien dat op verzoek van de betrokken lidstaat voorschotten tot 60 % van het voor elk programma vastgestelde maximumbedrag worden betaald.

(10)

De Commissie heeft de door de lidstaten ingediende jaarlijkse programma’s, alsmede de programma’s voor het derde en tweede jaar van de voor 2011 en 2012 goedgekeurde meerjarenprogramma’s uit zowel veterinair als financieel oogpunt beoordeeld. Die programma’s zijn in overeenstemming bevonden met de desbetreffende veterinaire wetgeving van de Unie en met name met de criteria van Beschikking 2008/341/EG.

(11)

Gezien de specifieke epidemiologische situatie en de technische problemen bij de correcte uitvoering van respectievelijk het programma voor de uitroeiing van schapen- en geitenbrucellose en het programma voor de bestrijding en de bewaking van Afrikaanse varkenspest, hebben Griekenland en Italië de Commissie ervan in kennis gesteld dat in de huidige financiële situatie extra steun voor contractanten nodig is om de correcte uitvoering van deze door de EU medegefinancierde veterinaire programma’s te garanderen.

(12)

De maatregelen die voor financiële steun van de Unie in aanmerking komen, zijn in dit uitvoeringsbesluit van de Commissie vastgesteld. Waar zij dat nodig achtte, heeft de Commissie de lidstaten er evenwel schriftelijk over geïnformeerd dat voor bepaalde maatregelen slechts maximumaantallen uitgevoerde activiteiten of bepaalde geografische gebieden waarop de programma’s betrekking hebben voor financiële steun in aanmerking komen.

(13)

Gezien het belang van de jaarlijkse en meerjarenprogramma’s voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie inzake dier- en volksgezondheid en de verplichte toepassing van de programma’s inzake overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE) en aviaire influenza in alle lidstaten moet een passende financiële bijdrage van de Unie worden vastgesteld ter vergoeding van de kosten die de betrokken lidstaten voor de in dit besluit vermelde maatregelen maken, tot een bepaald maximumbedrag voor elk programma.

(14)

Overeenkomstig artikel 75 van het Financieel Reglement en artikel 90, lid 1, van de uitvoeringsvoorschriften moet de vastlegging van een uitgave uit de begroting van de Unie worden voorafgegaan door een financieringsbesluit waarin de essentiële elementen worden uiteengezet van de actie die een uitgave meebrengt, en dat is vastgesteld door de instelling of door de door haar gedelegeerde autoriteiten.

(15)

De verificatie van individuele motiveringen van subsidiabele kosten veroorzaakt grote administratieve lasten, zonder dat daarbij het doelmatige gebruik van de middelen van de Unie of de transparantie aanzienlijk wordt verbeterd. Daarom is het dienstiger om de financiële bijdrage van de Unie zo mogelijk voor elk programma vast te stellen op een niveau dat voldoende is om de kosten te dekken die bij uitvoering voor elke soort maatregel worden gemaakt. De financiële bijdrage van de Unie ter ondersteuning van met name nader omschreven activiteiten zoals bemonstering, uitvoering van tests en vaccinatie moet dienovereenkomstig worden gespecificeerd als een vast bedrag, bestemd om alle kosten te vergoeden die normaliter worden gemaakt om de activiteit te verrichten of het respectieve testresultaat te produceren.

(16)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 inzake de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (8) moeten programma’s voor de uitroeiing en bewaking van dierziekten worden gefinancierd uit het Europees Landbouwgarantiefonds. Met het oog op de financiële controle zijn de artikelen 9, 36 en 37 van die verordening van toepassing.

(17)

De financiële bijdrage van de Unie wordt verleend mits de voorgenomen acties efficiënt worden uitgevoerd en de bevoegde autoriteiten alle nodige inlichtingen binnen de in dit besluit vastgestelde termijnen verstrekken.

(18)

Voor de administratieve doelmatigheid moeten alle voor een financiële bijdrage van de Unie gedeclareerde uitgaven in euro worden uitgedrukt. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1290/2005 moet de omrekening van de uitgaven in een andere valuta dan de euro geschieden tegen de meest recente wisselkoers die de Europese Centrale Bank heeft vastgesteld vóór de eerste dag van de maand waarin de aanvraag door de betrokken lidstaat wordt ingediend.

(19)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

JAARLIJKSE PROGRAMMA’S

Artikel 1

Runderbrucellose

1.   De door Spanje, Italië, Portugal en het Verenigd Koninkrijk ingediende programma’s voor de uitroeiing van runderbrucellose worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013.

Het door Kroatië ingediende programma voor de uitroeiing van runderbrucellose wordt goedgekeurd voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013.

2.   De financiële bijdrage van de Unie:

a)

bestaat uit een vast bedrag ter vergoeding van alle kosten die zijn gemaakt voor de uitvoering van de volgende activiteiten en/of tests:

i)

0,5 EUR per bemonsterd landbouwhuisdier;

ii)

0,2 EUR per bengaals-roodtest;

iii)

0,2 EUR per SAT-test;

iv)

0,4 EUR per complementbindingsreactie;

v)

0,5 EUR per Elisa-test;

vi)

10 EUR per bacteriologische test;

vii)

1 EUR per gevaccineerd landbouwhuisdier;

b)

bedraagt 50 % van de kosten die door elke in de leden 1 en 2 genoemde lidstaat worden gemaakt voor de kosten van de aan de eigenaars te betalen vergoeding voor de waarde van hun dieren die in het kader van die programma’s zijn geslacht en beloopt gemiddeld niet meer dan 375 EUR per geslacht dier;

c)

en mag niet meer bedragen dan:

i)

4 000 000 EUR voor Spanje;

ii)

100 000 EUR voor Kroatië;

iii)

1 200 000 EUR voor Italië;

iv)

1 000 000 EUR voor Portugal;

v)

1 100 000 EUR voor het Verenigd Koninkrijk.

Artikel 2

Rundertuberculose

1.   De door Ierland, Spanje, Italië, Portugal en het Verenigd Koninkrijk ingediende programma’s voor de uitroeiing van rundertuberculose worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013.

Het door Kroatië ingediende programma voor de uitroeiing van rundertuberculose wordt goedgekeurd voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013.

2.   De financiële bijdrage van de Unie:

a)

bestaat uit een vast bedrag ter vergoeding van alle kosten die zijn gemaakt voor de uitvoering van de volgende activiteiten en/of tests:

i)

0,5 EUR per bemonsterd landbouwhuisdier;

ii)

1,5 EUR per tuberculinetest;

iii)

5 EUR per gamma-interferontest;

iv)

10 EUR per bacteriologische test;

b)

bedraagt 50 % van de kosten die door elke in de leden 1 en 2 genoemde lidstaat worden gemaakt voor de aan de eigenaars te betalen vergoeding voor de waarde van hun dieren die in het kader van die programma’s zijn geslacht en beloopt gemiddeld niet meer dan 375 EUR per geslacht dier;

c)

en mag niet meer bedragen dan:

i)

19 000 000 EUR voor Ierland;

ii)

14 000 000 EUR voor Spanje;

iii)

400 000 EUR voor Kroatië;

iv)

3 300 000 EUR voor Italië;

v)

2 600 000 EUR voor Portugal;

vi)

31 800 000 EUR voor het Verenigd Koninkrijk.

Artikel 3

Schapen- en geitenbrucellose

1.   De door Griekenland, Italië, Spanje, Cyprus en Portugal ingediende programma’s voor de uitroeiing van schapen- en geitenbrucellose worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013.

2.   De financiële bijdrage van de Unie, behalve voor Griekenland:

a)

bestaat uit een vast bedrag ter vergoeding van alle kosten die zijn gemaakt voor de uitvoering van de volgende activiteiten en/of tests:

i)

0,5 EUR per bemonsterd landbouwhuisdier;

ii)

0,2 EUR per bengaals-roodtest;

iii)

0,4 EUR per complementbindingsreactie;

iv)

10 EUR per bacteriologische test;

v)

1 EUR per gevaccineerd landbouwhuisdier;

b)

bedraagt 50 % van de kosten die door elke in lid 1 genoemde lidstaat worden gemaakt voor de kosten van de aan de eigenaars te betalen vergoeding voor de waarde van hun dieren die in het kader van die programma’s zijn geslacht en beloopt gemiddeld niet meer dan 50 EUR per geslacht dier; en

c)

mag niet meer bedragen dan:

i)

7 500 000 EUR voor Spanje;

ii)

3 500 000 EUR voor Italië;

iii)

180 000 EUR voor Cyprus;

iv)

2 000 000 EUR voor Portugal.

3.   De financiële bijdrage van de Unie voor Griekenland:

a)

bedraagt 50 % van de gemaakte kosten voor:

i)

de aankoop van vaccins;

ii)

de kosten van de uitvoering van laboratoriumtests;

iii)

de salarissen van contractanten die speciaal worden aangeworven voor de toepassing van de maatregelen van dat programma, met uitzondering van de uitvoering van laboratoriumtests;

iv)

de aan de eigenaars te betalen vergoeding voor de waarde van hun in het kader van dat programma geslachte dieren, en

b)

mag niet meer bedragen dan 4 000 000 EUR.

4.   Voor de in lid 1 genoemde programma’s bedraagt de gemiddelde maximale vergoeding die aan Griekenland wordt betaald:

i)

0,2 EUR per bengaals-roodtest;

ii)

0,4 EUR per complementbindingsreactie;

iii)

10 EUR per bacteriologische test;

iv)

1 EUR per dosis voor de aankoop van vaccin;

v)

50 EUR per geslacht dier.

Artikel 4

Bluetongue in gebieden waar de ziekte enzoötisch is, of in hoogrisicogebieden

1.   De door België, Bulgarije, Tsjechië, Duitsland, Ierland, Griekenland, Spanje, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Hongarije, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije en Finland ingediende programma’s voor de uitroeiing en bewaking van bluetongue worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013.

2.   De financiële bijdrage van de Unie:

a)

bestaat uit een vast bedrag ter vergoeding van alle kosten die zijn gemaakt voor de uitvoering van de volgende activiteiten en/of tests:

i)

0,5 EUR per bemonsterd landbouwhuisdier;

ii)

1 EUR per gevaccineerd landbouwhuisdier;

iii)

2 EUR per Elisa-test;

iv)

10 EUR per PCR-test;

v)

10 EUR per virologische test;

b)

mag niet meer bedragen dan:

i)

25 000 EUR voor België;

ii)

11 000 EUR voor Bulgarije;

iii)

10 000 EUR voor Tsjechië;

iv)

100 000 EUR voor Duitsland;

v)

10 000 EUR voor Ierland;

vi)

100 000 EUR voor Griekenland;

vii)

40 000 EUR voor Spanje;

viii)

650 000 EUR voor Italië;

ix)

10 000 EUR voor Letland;

x)

10 000 EUR voor Litouwen;

xi)

10 000 EUR voor Luxemburg;

xii)

10 000 EUR voor Hongarije;

xiii)

10 000 EUR voor Malta;

xiv)

10 000 EUR voor Nederland;

xv)

10 000 EUR voor Oostenrijk;

xvi)

50 000 EUR voor Polen;

xvii)

300 000 EUR voor Portugal;

xviii)

140 000 EUR voor Roemenië;

xix)

25 000 EUR voor Slovenië;

xx)

40 000 EUR voor Slowakije;

xxi)

10 000 EUR voor Finland.

Artikel 5

Salmonellose (zoönotische salmonella) bij vermeerderingskoppels, legkoppels en koppels vleeskuikens van Gallus gallus en bij koppels kalkoenen (Meleagris gallopavo)

1.   De door België, Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Letland, Luxemburg, Hongarije, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije en het Verenigd Koninkrijk ingediende programma’s voor de bestrijding van bepaalde soorten zoönotische salmonella bij vermeerderingskoppels, legkoppels en koppels vleeskuikens van Gallus gallus en bij koppels kalkoenen (Meleagris gallopavo) worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013.

Het door Kroatië ingediende programma voor de bestrijding van bepaalde soorten zoönotische salmonella bij vermeerderingskoppels, legkoppels en koppels vleeskuikens van Gallus gallus en bij koppels kalkoenen (Meleagris gallopavo) wordt goedgekeurd voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013.

2.   De financiële bijdrage van de Unie:

a)

bestaat uit een vast bedrag ter vergoeding van alle kosten die zijn gemaakt voor de uitvoering van de volgende activiteiten en/of tests:

i)

0,5 EUR per genomen officieel monster;

ii)

7 EUR per test voor een bacteriologische test (kweek/isolering);

iii)

15 EUR per test voor de serotypering van relevante isolaten van Salmonella spp.;

iv)

5 EUR per test voor een bacteriologische test ter controle van de doeltreffendheid van de ontsmetting van pluimveestallen na het ruimen van een salmonellapositief koppel;

v)

3 EUR per test voor een test voor de opsporing van antimicrobiële stoffen of een bacteriegroeiremmend effect in weefsel van vogels van op salmonella geteste koppels;

vi)

0,02 EUR voor de aankoop van vaccindoses;

b)

bedraagt 50 % van de kosten die door elke lidstaat worden gemaakt voor de aan de eigenaars te betalen vergoeding voor de waarde van:

de gedode fok- en legkippen van Gallus gallus;

de gedode fokkalkoenen Meleagris gallopavo;

de vernietigde eieren als bedoeld onder d);

c)

en mag niet meer bedragen dan:

i)

1 000 000 EUR voor België;

ii)

25 000 EUR voor Bulgarije;

iii)

1 400 000 EUR voor Tsjechië;

iv)

150 000 EUR voor Denemarken;

v)

900 000 EUR voor Duitsland;

vi)

25 000 EUR voor Estland;

vii)

480 000 EUR voor Ierland;

viii)

500 000 EUR voor Griekenland;

ix)

1 200 000 EUR voor Spanje;

x)

1 250 000 EUR voor Frankrijk;

xi)

200 000 EUR voor Kroatië;

xii)

1 000 000 EUR voor Italië;

xiii)

60 000 EUR voor Cyprus;

xiv)

290 000 EUR voor Letland;

xv)

25 000 EUR voor Luxemburg;

xvi)

950 000 EUR voor Hongarije;

xvii)

50 000 EUR voor Malta;

xviii)

2 400 000 EUR voor Nederland;

xix)

700 000 EUR voor Oostenrijk;

xx)

2 700 000 EUR voor Polen;

xxi)

25 000 EUR voor Portugal;

xxii)

620 000 EUR voor Roemenië;

xxiii)

60 000 EUR voor Slovenië;

xxiv)

450 000 EUR voor Slowakije;

xxv)

60 000 EUR voor het Verenigd Koninkrijk.

d)

Voor het in lid 1 genoemde programma bedraagt de gemiddelde maximale vergoeding die aan de lidstaten wordt betaald:

i)

:

een gedood fokmoederdier van Gallus gallus

:

4 EUR per vogel;

ii)

:

een gedode commerciële legvogel van Gallus gallus

:

2,20 EUR per vogel;

iii)

:

een gedode fokmoederkalkoen van Meleagris gallopavo

:

12 EUR per vogel;

iv)

:

broedeieren van fokmoederdieren van Gallus gallus

:

0,20 EUR per vernietigd broedei;

v)

:

tafeleieren van Gallus gallus

:

0,04 EUR per vernietigd tafelei;

vi)

:

broedeieren van fokmoederdieren van Meleagris gallopavo

:

0,40 EUR per vernietigd broedei.

Artikel 6

Klassieke varkenspest

1.   De door Bulgarije, Duitsland, Hongarije, Roemenië, Slovenië en Slowakije ingediende programma’s voor de bestrijding en bewaking van klassieke varkenspest worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013.

Het door Kroatië ingediende programma voor de bestrijding en de bewaking van klassieke varkenspest wordt goedgekeurd voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013.

2.   De financiële bijdrage van de Unie:

a)

bestaat uit een vast bedrag ter vergoeding van alle kosten die zijn gemaakt voor de uitvoering van de volgende activiteiten en/of tests:

i)

0,5 EUR per bemonsterd als landbouwhuisdier gehouden varken;

ii)

5 EUR per bemonsterd wild varken;

iii)

1 EUR per aaspakketje met vaccin;

iv)

2 EUR per Elisa-test;

v)

10 EUR per PCR-test;

vi)

10 EUR per virologische test;

b)

mag niet meer bedragen dan:

i)

200 000 EUR voor Bulgarije;

ii)

810 000 EUR voor Duitsland;

iii)

100 000 EUR voor Kroatië;

iv)

50 000 EUR voor Hongarije;

v)

1 000 000 EUR voor Roemenië;

vi)

25 000 EUR voor Slovenië;

vii)

400 000 EUR voor Slowakije.

Artikel 7

Afrikaanse varkenspest

1.   Het door Italië ingediende programma voor de bestrijding en de bewaking van Afrikaanse varkenspest wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013.

2.   De financiële bijdrage van de Unie:

a)

bedraagt 50 % van de door Italië gemaakte kosten voor:

i)

de kosten van de uitvoering van laboratoriumtests;

ii)

de salarissen van contractanten die speciaal worden aangeworven voor de toepassing van de maatregelen van dat programma, met uitzondering van de uitvoering van laboratoriumtests;

b)

mag niet meer bedragen dan 1 400 000 EUR.

3.   Het maximumbedrag van de aan Italië te vergoeden kosten bedraagt gemiddeld niet meer dan:

i)

2 EUR per Elisa-test;

ii)

10 EUR per PCR-test;

iii)

10 EUR per virologische test.

Artikel 8

Vesiculaire varkensziekte

1.   Het door Italië ingediende programma voor de uitroeiing van vesiculaire varkensziekte wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013.

2.   De financiële bijdrage van de Unie:

a)

bestaat uit een vast bedrag ter vergoeding van alle kosten die zijn gemaakt voor de uitvoering van de volgende activiteiten en/of tests:

i)

0,5 EUR per bemonsterd als landbouwhuisdier gehouden varken;

ii)

2 EUR per Elisa-test;

iii)

4 EUR per serumneutralisatietest;

iv)

10 EUR per PCR-test;

v)

10 EUR per virologische test;

b)

mag niet meer bedragen dan 900 000 EUR.

Artikel 9

Aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels

1.   De door België, Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Luxemburg, Hongarije, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk ingediende programma’s voor onderzoek naar aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013.

Het door Kroatië ingediende programma voor onderzoek naar aviaire influenza wordt goedgekeurd voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013.

2.   De financiële bijdrage van de Unie:

a)

bestaat uit een vast bedrag ter vergoeding van alle kosten die zijn gemaakt voor de uitvoering van de volgende activiteiten en/of tests:

i)

0,5 EUR per monster uit pluimveekoppels;

ii)

5 EUR per bemonsterde in het wild levende vogel in het kader van de passieve bewaking;

iii)

1 EUR per Elisa-test;

iv)

1 EUR per agargel-immunodiffusietest;

b)

bedraagt 50 % van de door elke lidstaat gedane uitgaven ter dekking van de kosten voor de uitvoering van andere laboratoriumtests dan die vermeld onder a); en

c)

mag niet meer bedragen dan:

i)

30 000 EUR voor België;

ii)

25 000 EUR voor Bulgarije;

iii)

25 000 EUR voor Tsjechië;

iv)

50 000 EUR voor Denemarken;

v)

50 000 EUR voor Duitsland;

vi)

70 000 EUR voor Ierland;

vii)

25 000 EUR voor Griekenland;

viii)

90 000 EUR voor Spanje;

ix)

120 000 EUR voor Frankrijk;

x)

40 000 EUR voor Kroatië;

xi)

1 000 000 EUR voor Italië;

xii)

25 000 EUR voor Cyprus;

xiii)

25 000 EUR voor Letland;

xiv)

25 000 EUR voor Litouwen;

xv)

25 000 EUR voor Luxemburg;

xvi)

130 000 EUR voor Hongarije;

xvii)

25 000 EUR voor Malta;

xviii)

170 000 EUR voor Nederland;

xix)

30 000 EUR voor Oostenrijk;

xx)

100 000 EUR voor Polen;

xxi)

25 000 EUR voor Portugal;

xxii)

350 000 EUR voor Roemenië;

xxiii)

35 000 EUR voor Slovenië;

xxiv)

25 000 EUR voor Slowakije;

xxv)

25 000 EUR voor Finland;

xxvi)

30 000 EUR voor Zweden;

xxvii)

110 000 EUR voor het Verenigd Koninkrijk.

3.   Voor de in het kader van de programma’s uitgevoerde tests bedraagt de gemiddelde maximale vergoeding die aan de lidstaten wordt betaald:

a)

:

HI-test voor H5/H7

:

12 EUR per test;

b)

:

virusisolatietest

:

40 EUR per test;

c)

:

PCR-test

:

20 EUR per test.

Artikel 10

Overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s), boviene spongiforme encefalopathie (BSE) en scrapie

1.   De door België, Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Luxemburg, Hongarije, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk ingediende programma’s voor de bewaking van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s) en voor de uitroeiing van boviene spongiforme encefalopathie (BSE) en scrapie worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013.

Het door Kroatië ingediende programma voor de bewaking van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s) en voor de uitroeiing van boviene spongiforme encefalopathie (BSE) en scrapie wordt goedgekeurd voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013.

2.   De financiële bijdrage van de Unie:

a)

bestaat uit een vast bedrag van:

i)

8,5 EUR per test ter vergoeding van alle gemaakte kosten voor de uitvoering van snelle tests om te voldoen aan de voorschriften van artikel 12, lid 2, en bijlage III, hoofdstuk A, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of gebruikt als bevestigende tests overeenkomstig bijlage X, hoofdstuk C, bij die verordening;

ii)

15 EUR per test ter vergoeding van alle gemaakte kosten voor de uitvoering van snelle tests om te voldoen aan de voorschriften van artikel 12, lid 2, bijlage III, hoofdstuk A, deel II, punten 1 tot en met 5 en bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001;

iii)

4 EUR per test ter vergoeding van alle gemaakte kosten voor de uitvoering van genotyperingstests;

iv)

120 EUR per test ter vergoeding van alle gemaakte kosten voor de uitvoering van primaire moleculaire onderscheidende tests als bedoeld in bijlage X, hoofdstuk C, punt 3.2, onder c), i), bij Verordening (EG) nr. 999/2001; en

v)

25 EUR per test ter vergoeding van alle gemaakte kosten voor de uitvoering van bevestigende tests, met uitzondering van snelle tests, als bedoeld in bijlage X, hoofdstuk C, bij Verordening (EG) nr. 999/2001;

b)

bedraagt 50 % van de kosten die door elke lidstaat zijn gemaakt voor de aan de eigenaars te betalen vergoeding voor de waarde van hun dieren:

i)

die overeenkomstig hun BSE- en scrapie-uitroeiingsprogramma’s zijn gedood en vernietigd;

ii)

die verplicht zijn geslacht overeenkomstig hoofdstuk A, punt 2.3, onder d), van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001;

c)

bedraagt niet meer dan onderstaande bedragen:

i)

1 270 000 EUR voor België;

ii)

270 000 EUR voor Bulgarije;

iii)

580 000 EUR voor Tsjechië;

iv)

730 000 EUR voor Denemarken;

v)

6 260 000 EUR voor Duitsland;

vi)

100 000 EUR voor Estland;

vii)

2 900 000 EUR voor Ierland;

viii)

1 700 000 EUR voor Griekenland;

ix)

4 300 000 EUR voor Spanje;

x)

12 600 000 EUR voor Frankrijk;

xi)

4 800 000 EUR voor Italië;

xii)

230 000 EUR voor Kroatië;

xiii)

1 900 000 EUR voor Cyprus;

xiv)

220 000 EUR voor Letland;

xv)

420 000 EUR voor Litouwen;

xvi)

80 000 EUR voor Luxemburg;

xvii)

850 000 EUR voor Hongarije;

xviii)

25 000 EUR voor Malta;

xix)

2 200 000 EUR voor Nederland;

xx)

1 080 000 EUR voor Oostenrijk;

xxi)

2 600 000 EUR voor Polen;

xxii)

1 100 000 EUR voor Portugal;

xxiii)

1 200 000 EUR voor Roemenië;

xxiv)

200 000 EUR voor Slovenië;

xxv)

250 000 EUR voor Slowakije;

xxvi)

370 000 EUR voor Finland;

xxvii)

500 000 EUR voor Zweden;

xxviii)

5 100 000 EUR voor het Verenigd Koninkrijk.

3.   Voor de in lid 1 genoemde programma’s bedraagt de gemiddelde maximale vergoeding die aan de lidstaten wordt betaald:

a)

:

voor gedode en vernietigde runderen

:

500 EUR per dier;

b)

:

voor gedode en vernietigde schapen of geiten

:

70 EUR per dier;

c)

:

voor geslachte schapen en geiten

:

50 EUR per dier.

Artikel 11

Rabiës

1.   De door Bulgarije, Griekenland, Estland, Italië, Litouwen, Hongarije, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije ingediende programma’s voor de uitroeiing van rabiës worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013.

2.   De financiële bijdrage van de Unie:

a)

omvat een vast bedrag van 5 EUR per bemonsterd in het wild levend dier;

b)

bedraagt 75 % van de door elke in lid 1 bedoelde lidstaat gedane uitgaven voor de kosten van:

i)

de uitvoering van laboratoriumtests voor de opsporing van rabiësantigeen of -antistoffen;

ii)

de isolatie en karakterisering van het rabiësvirus;

iii)

de opsporing van biomarker en de titrering van aaspakketjes met vaccin;

iv)

de aankoop en de verspreiding van oraal vaccin en aaspakketjes;

v)

de aankoop en toediening aan grazende dieren van parenterale vaccins;

c)

bedraagt 75 % van de kosten die door Griekenland worden gemaakt voor de salarissen van contractuelen die speciaal worden aangeworven voor laboratoriumwerkzaamheden in het kader van dat programma; en

d)

mag niet meer bedragen dan:

i)

1 540 000 EUR voor Bulgarije;

ii)

1 000 000 EUR voor Griekenland;

iii)

620 000 EUR voor Estland;

iv)

200 000 EUR voor Italië;

v)

3 150 000 EUR voor Litouwen;

vi)

1 620 000 EUR voor Hongarije;

vii)

6 560 000 EUR voor Polen;

viii)

6 000 000 EUR voor Roemenië;

ix)

800 000 EUR voor Slovenië;

x)

400 000 EUR voor Slowakije.

3.   Voor de in lid 1 genoemde programma’s bedraagt de gemiddelde maximale vergoeding die aan de lidstaten wordt betaald:

a)

:

voor een serologische test

:

12 EUR per test;

b)

:

voor een test om tetracycline in bot op te sporen

:

12 EUR per test;

c)

:

voor een immunofluorescentietest (FAT)

:

18 EUR per test;

d)

:

voor de aankoop van oraal vaccin en aaspakketjes

:

0,60 EUR per dosis;

e)

:

voor de verspreiding van oraal vaccin en aaspakketjes

:

0,35 EUR per dosis.

4.   Niettegenstaande lid 2, onder a) en b), en lid 3, geldt voor de financiële bijdrage van de Unie voor het gedeelte van de programma’s van Litouwen en Polen dat buiten hun grondgebied zal worden uitgevoerd het volgende:

a)

de bijdrage wordt alleen toegekend voor de kosten van de aankoop en de verspreiding van oraal vaccin en aaspakketjes;

b)

zij bedraagt 100 %, en

c)

zij mag niet meer bedragen dan:

i)

1 260 000 EUR voor Litouwen;

ii)

1 260 000 EUR voor Polen.

5.   Voor de in lid 4 genoemde kosten bedraagt de gemiddelde maximale vergoeding voor de aankoop en de verspreiding van oraal vaccin en aaspakketjes 0,95 EUR per dosis.

HOOFDSTUK II

MEERJARENPROGRAMMA’S

Artikel 12

Rabiës

1.   Het tweede jaar van het door Finland ingediende meerjarenprogramma voor de uitroeiing van rabiës wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013.

2.   Het derde jaar van het door Letland ingediende meerjarenprogramma voor de uitroeiing van rabiës wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013.

3.   De financiële bijdrage van de Unie:

a)

omvat een vast bedrag van 5 EUR per bemonsterd in het wild levend dier;

b)

bedraagt 75 % van de door elke in de leden 1 en 2 genoemde lidstaat gedane uitgaven voor de kosten van:

i)

de uitvoering van laboratoriumtests voor de opsporing van rabiësantigeen of -antistoffen;

ii)

de isolatie en karakterisering van het rabiësvirus;

iii)

de opsporing van biomarker en de titrering van aaspakketjes met vaccin;

iv)

de aankoop en de verspreiding van oraal vaccin en aaspakketjes;

v)

de aankoop en toediening aan grazende dieren van parenterale vaccins; en

c)

mag voor 2013 niet meer bedragen dan:

i)

1 670 000 EUR voor Letland;

ii)

400 000 EUR voor Finland.

4.   Voor de in lid 1 genoemde programma’s bedraagt de gemiddelde maximale vergoeding die aan de lidstaten wordt betaald:

a)

:

voor een serologische test

:

12 EUR per test;

b)

:

voor een test om tetracycline in bot op te sporen

:

12 EUR per test;

c)

:

voor een immunofluorescentietest (FAT)

:

18 EUR per test;

d)

:

voor de aankoop van oraal vaccin en aaspakketjes

:

0,60 EUR per dosis;

e)

:

voor de verspreiding van oraal vaccin en aaspakketjes

:

0,35 EUR per dosis.

5.   Niettegenstaande lid 3, onder a) en b), en lid 4, geldt voor de financiële bijdrage van de Unie voor het gedeelte van de meerjarenprogramma’s van Letland en Finland dat buiten hun grondgebied zal worden uitgevoerd het volgende:

a)

de bijdrage wordt alleen toegekend voor de kosten van de aankoop en de verspreiding van oraal vaccin en aaspakketjes;

b)

zij bedraagt 100 %, en

c)

mag voor 2013 niet meer bedragen dan:

i)

600 000 EUR voor Letland;

ii)

100 000 EUR voor Finland.

6.   Voor de in lid 5 genoemde kosten bedraagt de gemiddelde maximale vergoeding voor de aankoop en de verspreiding van oraal vaccin en aaspakketjes 0,95 EUR per dosis.

HOOFDSTUK III

Artikel 13

Subsidiabele uitgaven

1.   Onverminderd de maximumbedragen van de financiële bijdrage van de Unie, als vastgesteld in de artikelen 1 tot en met 12, worden de subsidiabele uitgaven voor de in die artikelen bedoelde maatregelen beperkt tot de in de bijlage vermelde uitgaven.

2.   Alleen kosten die zijn gemaakt bij de uitvoering van de jaarlijkse of meerjarenprogramma’s als bedoeld in de artikelen 1 tot en met 12 en die zijn betaald vóór de indiening van het eindverslag door de lidstaten, komen in aanmerking voor medefinanciering door middel van een financiële bijdrage van de Unie.

3.   Om het in de artikelen 1 tot en met 12 vastgestelde vaste bedrag in zijn geheel te ontvangen, bevestigen de lidstaten dat zij alle kosten voor de uitvoering van de activiteit of tests hebben betaald en dat geen kosten zijn gedragen door een andere derde partij dan een bevoegde autoriteit. Als een deel van de kosten door een derde partij is gedragen, geven de lidstaten het percentage of het aandeel van de door die derde partij gedragen totale kosten aan. Het vaste bedrag wordt dienovereenkomstig verlaagd.

4.   Niettegenstaande de bepalingen van lid 2 betaalt de Commissie voor de in de artikelen 11 en 12 bedoelde kosten op verzoek van de betrokken lidstaat binnen drie maanden na ontvangst van dat verzoek een voorschot van maximaal 60 % van het aangegeven maximumbedrag.

HOOFDSTUK IV

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 14

1.   De aan de eigenaars te betalen vergoeding voor de waarde van de gedode of geslachte dieren en de vernietigde producten wordt toegekend binnen 90 dagen na de datum van:

a)

het slachten of doden van het dier;

b)

de vernietiging van de producten; of

c)

de indiening van het betalingsverzoek door de eigenaar.

2.   Artikel 9, leden 1, 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 883/2006 van de Commissie (9) is van toepassing op de betaling van vergoedingen na het verstrijken van de termijn van 90 dagen, als bedoeld in lid 1 van dit artikel.

Artikel 15

1.   De door de lidstaten gedeclareerde uitgaven voor een financiële bijdrage van de Unie worden uitgedrukt in euro, exclusief belasting over de toegevoegde waarde en alle andere belastingen.

2.   Wanneer de uitgaven van een lidstaat zijn gedaan in een andere valuta dan de euro, rekent de betrokken lidstaat deze om in euro onder toepassing van de meest recente wisselkoers die de Europese Centrale Bank heeft vastgesteld vóór de eerste dag van de maand waarin de aanvraag door de betrokken lidstaat wordt ingediend.

Artikel 16

1.   De financiële bijdrage van de Unie voor de in de artikelen 1 tot en met 12 genoemde jaarlijkse en meerjarenprogramma’s („de programma’s”) wordt verleend mits de betrokken lidstaten:

a)

de programma’s uitvoeren overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het recht van de Unie, waaronder de mededingingsregels en de voorschriften inzake de gunning van overheidsopdrachten;

b)

de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voor de tenuitvoerlegging van de programma’s uiterlijk op 1 januari 2013 in werking doen treden;

c)

de tussentijdse technische en financiële verslagen over de programma’s voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2013 uiterlijk op 31 juli 2013 bij de Commissie indienen overeenkomstig artikel 27, lid 7, onder a), van Beschikking 2009/470/EG;

d)

alleen voor de in artikel 8 bedoelde programma’s elke zes maanden overeenkomstig artikel 4 van Besluit 2010/367/EU van de Commissie (10) bij de Commissie via haar onlinesysteem verslag uitbrengen over de positieve en negatieve onderzoeksresultaten die zij bij de bewaking van pluimvee en in het wild levende vogels hebben geconstateerd;

e)

voor de programma’s uiterlijk op 30 april 2014 overeenkomstig artikel 27, lid 7, onder b), van Beschikking 2009/470/EG bij de Commissie een jaarlijks gedetailleerd verslag over de technische uitvoering van het betrokken programma indienen, tezamen met bewijsstukken betreffende de in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 door de lidstaat gedane uitgaven en behaalde resultaten;

f)

de programma’s efficiënt uitvoeren;

g)

geen verdere verzoeken om andere bijdragen van de Unie voor die maatregelen indienen, en niet eerder dergelijke verzoeken hebben ingediend.

2.   Indien een lidstaat niet aan lid 1 voldoet, kan de Commissie de financiële bijdrage van de Unie verlagen, rekening houdend met de aard en de ernst van de inbreuk en van het financiële verlies voor de Unie.

Artikel 17

Dit besluit vormt een financieringsbesluit in de zin van artikel 75 van het Financieel Reglement.

Artikel 18

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2013. Voor de Republiek Kroatië treedt dit besluit echter in werking onder voorbehoud en op de datum van inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië.

Artikel 19

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 30 november 2012.

Voor de Commissie

Tonio BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 112 van 24.4.2012, blz. 10.

(2)  PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

(3)  PB L 115 van 29.4.2008, blz. 44.

(4)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.

(5)  PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.

(6)  PB L 309 van 25.11.2010, blz. 18.

(7)  PB L 322 van 6.12.2011, blz. 11.

(8)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

(9)  PB L 171 van 23.6.2006, blz. 1.

(10)  PB L 166 van 1.7.2010, blz. 22.


BIJLAGE

Subsidiabele uitgaven als bedoeld in artikel 13, lid 1

De uitgaven die in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de Unie voor de in de artikelen 1 tot en met 12 bedoelde maatregelen en waarvoor geen vast bedrag is vastgesteld, worden beperkt tot de door de lidstaten gemaakte kosten voor de in de punten 1 tot en met 6 vastgestelde maatregelen.

1.

Uitvoering van laboratoriumtests:

a)

de aankoop van testkits, reagentia en alle identificeerbare benodigdheden die speciaal worden gebruikt voor de uitvoering van de laboratoriumtest;

b)

personeel, ongeacht de status, dat geheel of gedeeltelijk specifiek is belast met de uitvoering van de tests in het laboratorium; de kosten worden beperkt tot de feitelijke salarissen plus sociale premies en andere wettelijke loonkosten; en

c)

algemene kosten, gelijk aan 7 % van de som van de onder a) en b) bedoelde kosten.

2.

Vergoeding aan de eigenaars voor de waarde van hun geslachte of gedode dieren

De vergoeding mag niet meer bedragen dan de marktwaarde van het dier, onmiddellijk voordat het werd geslacht of gedood.

Voor geslachte dieren wordt de eventuele restwaarde van de vergoeding afgetrokken.

3.

Vergoeding aan de eigenaars voor de waarde van hun gedode vogels en voor vernietigde eieren

De vergoeding mag niet meer bedragen dan de marktwaarde van de vogels, voordat zij werden gedood of van de eieren onmiddellijk vóór de vernietiging daarvan.

De restwaarde van warmtebehandelde niet-uitgebroede eieren wordt van de vergoeding afgetrokken.

4.

De aankoop en opslag van vaccindoses en/of vaccin en aaspakketjes voor als landbouwhuisdier gehouden en in het wild levende dieren.

5.

De toediening van vaccindoses aan als landbouwhuisdier gehouden dieren:

a)

personeel, ongeacht de status, dat geheel of gedeeltelijk specifiek is belast met de uitvoering van de vaccinatie; de kosten worden beperkt tot het voor dit personeel betaalde honorarium of tot hun feitelijke salarissen plus sociale premies en andere wettelijke loonkosten; en

b)

de specifieke uitrusting en identificeerbare benodigdheden die speciaal voor de vaccinatie worden gebruikt.

6.

De verspreiding van vaccins en aaspakketjes voor in het wilde levende dieren:

a)

het vervoer van de vaccins en aaspakketjes;

b)

de kosten voor de verspreiding per vliegtuig of de manuele verspreiding van vaccins en aaspakketjes;

c)

personeel, ongeacht de status, dat geheel of gedeeltelijk specifiek is belast met de verspreiding van de aaspakketjes met vaccin; de kosten worden beperkt tot de feitelijke salarissen plus sociale premies en andere wettelijke loonkosten.