6.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 306/21


GEDELEGEERD BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2012

betreffende onderzoeken en boeten in verband met de manipulatie van statistieken als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1173/2011 van het Europees Parlement en de Raad inzake de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in het eurogebied

(2012/678/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1173/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 inzake de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in het eurogebied (1), en met name artikel 8, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 1173/2011 werd een sanctieregeling ter versterking van de handhaving van het preventieve en het corrigerende deel van het stabiliteits- en groeipact in het eurogebied ingesteld. Deze verordening is van toepassing op lidstaten die de euro als munt hebben.

(2)

Voor het begrotingstoezicht in het eurogebied is de beschikbaarheid van betrouwbare begrotingsgegevens van essentieel belang. Teneinde betrouwbare en onafhankelijke statistieken te waarborgen, moeten de lidstaten erop toezien dat het beginsel van professionele onafhankelijkheid van de nationale statistische instanties in acht wordt genomen, zoals is bepaald in Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek (2) en verder is uitgewerkt in de Praktijkcode Europese statistieken.

(3)

Verordening (EU) nr. 1173/2011 verleent de Commissie bevoegdheid de economische en monetaire samenwerking te onderzoeken teneinde manipulatie van gegevens over overheidstekort en overheidsschuld, die van belang zijn voor de toepassing van het multilaterale toezichtsysteem en de procedure bij buitensporige tekorten, op te sporen en aan het licht te brengen.

(4)

Daartoe dient de Commissie alle nodige onderzoeken uit te voeren, teneinde te bevestigen dat feitelijke tekort- en schuldgegevens met opzet of door ernstige nalatigheid verkeerd zijn voorgesteld, zoals bedoeld in artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1173/2011.

(5)

Er moeten gedetailleerde regels met betrekking tot de onderzoeksprocedures, gedetailleerde criteria ter vaststelling van de hoogte van de boete, gedetailleerde procedureregels tot waarborging van het recht van verdediging, de toegang tot het dossier, juridische vertegenwoordiging en geheimhouding alsmede regels betreffende het tijdstip en de inning van de boeten worden vastgesteld.

(6)

Wanneer de Commissie besluit een onderzoek te openen, moet dat besluit gerechtvaardigd zijn, terwijl de uitgevoerde onderzoeken evenredig moeten zijn en niet verder mogen gaan dan wat nodig is om vast te stellen of er sprake is van manipulatie van de relevante tekort- en schuldgegevens.

(7)

Bij dergelijke onderzoeken moet de Commissie inspecties ter plaatse kunnen verrichten en moet zij een verzoek om informatie kunnen richten tot eenheden die tot de sector overheid behoren, dat wil zeggen eenheden die behoren tot de centrale, deelstaat- of lagere overheid of tot de wettelijke socialeverzekeringsinstellingen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (3), hierna het „ESR 1995” genoemd.

(8)

Om een vermoeden naar aanleiding van serieuze indicaties dat er sprake is van een verkeerde voorstelling van de relevante tekort- en schuldgegevens te bevestigen, dient de opening van een onderzoek gewoonlijk te worden voorafgegaan door een methodologisch bezoek door de Commissie (Eurostat) in overeenstemming met artikel 11 ter van Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (4).

(9)

Bij de beoordeling of er sprake is van een verkeerde voorstelling van tekort- en schuldgegevens in de zin van Verordening (EU) nr. 1173/2011 moet een incorrecte toepassing van de ESR 1995-regels voor het opstellen van de rekeningen die niet het gevolg is van opzet of ernstige nalatigheid, niet als zodanig worden beschouwd. Van de toepassing van dit besluit moeten verder worden uitgesloten herzieningen, met inbegrip van ingrijpende herzieningen als gevolg van veranderingen in de methoden voor alle jaren in historische reeksen, die duidelijk en in voldoende mate zijn onderbouwd, onbelangrijke fouten en gevallen waarin de betrokken lidstaat twijfel heeft geuit en de Commissie (Eurostat) overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 479/2009 om verduidelijking heeft verzocht.

(10)

Gebruikers van Europese statistieken hebben het recht te verwachten dat deze zijn opgesteld door statistische instanties die hun taken professioneel en zorgvuldig uitvoeren. Een onopzettelijk handelen of nalaten moet als ernstige nalatigheid worden beschouwd bij een evidente schending van de zorgvuldigheidsplicht door degene die voor de productie van de gegevens over overheidstekort en overheidsschuld verantwoordelijk is.

(11)

De betrokken lidstaat moet in kennis worden gesteld van de opening en resultaten van het onderzoek van de Commissie, zodat hij zich kan verdedigen. De resultaten van het onderzoek moeten worden vervat in een verslag van de Commissie, dat naar het Europees Parlement en de Raad wordt gestuurd en openbaar wordt gemaakt. De Commissie (Eurostat) moet het Comité voor het Europees statistisch systeem en de Europese Adviescommissie voor statistische governance naar behoren op de hoogte houden.

(12)

Het recht van verdediging en het beginsel van geheimhouding moeten in overeenstemming met de algemene rechtsbeginselen en de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie in acht worden genomen. Met name moet de betrokken lidstaat het recht hebben tijdens het onderzoek door de Commissie te worden gehoord en moet hij toegang hebben tot het door de Commissie samengestelde dossier.

(13)

Aanbevelingen aan de Raad om een boete op te leggen mogen alleen gebaseerd zijn op gronden waarover de betrokken lidstaat opmerkingen heeft kunnen maken.

(14)

Er moeten criteria voor het bepalen van de hoogte van de boete worden vastgesteld. Aan de hand van deze criteria moet ervoor worden gezorgd dat de voorgestelde boete op een zodanig niveau wordt vastgesteld dat deze doeltreffend, evenredig en afschrikkend is; dit dient te geschieden op basis van een referentiebedrag dat zo nodig in het licht van specifieke omstandigheden naar boven of naar beneden kan worden bijgesteld.

(15)

Dit besluit mag geen afbreuk doen aan de uitoefening door de Commissie van haar bevoegdheden uit hoofde van Verordening (EG) nr. 479/2009.

(16)

In overeenstemming met artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie gaan de inhoud en vorm van de in dit besluit vastgelegde maatregelen niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van Verordening (EU) nr. 1173/2011 te verwezenlijken.

(17)

Dit besluit geldt onverminderd Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (5),

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP EN TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Dit besluit legt gedetailleerde regels vast voor de onderzoeksprocedures betreffende gevallen waarin gegevens over het overheidstekort en de overheidsschuld als gevolg van opzet of een ernstige nalatigheid verkeerd worden voorgesteld, alsmede gedetailleerde regels in verband met het recht van verdediging en de geheimhouding, gedetailleerde criteria ter vaststelling van de hoogte van de boete, en regels betreffende het tijdstip en de inning van de in artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1173/2011 bedoelde boeten.

2.   Dit besluit is van toepassing op lidstaten die de euro als munt hebben.

HOOFDSTUK II

ONDERZOEKSPROCEDURES

Artikel 2

Opening van het onderzoek

1.   De Commissie stelt de betrokken lidstaat in kennis van haar besluit een onderzoek te openen en verstrekt daarbij informatie over de geconstateerde serieuze indicaties voor het bestaan van feiten die een verkeerde voorstelling van gegevens over het overheidstekort en de overheidsschuld kunnen vormen nadat die gegevens door opzet of ernstige nalatigheid zijn gemanipuleerd.

2.   Tijdens het onderzoek kan de Commissie (Eurostat) volgens de procedures van de artikelen 3 tot en met 5 om informatie verzoeken, personen ondervragen, inspecties ter plaatse verrichten en heeft zij toegang tot de rekeningen van alle eenheden die tot de centrale, deelstaat- of lagere overheid of tot de wettelijke socialeverzekeringsinstellingen behoren. De Commissie (Eurostat) kan deze onderzoeksmiddelen afzonderlijk of in combinatie met elkaar gebruiken. De rekenkamer of andere hoge controle-instanties van de betrokken lidstaat kunnen, indien dit relevant is en met inachtneming van de nationale regelgeving die op die instanties van toepassing is, worden uitgenodigd bij het onderzoek te helpen en hieraan deel te nemen.

3.   De Commissie kan ervoor kiezen geen onderzoek te openen totdat in overeenstemming met een besluit van de Commissie (Eurostat) krachtens Verordening (EG) nr. 479/2009 een methodologisch bezoek is afgelegd.

4.   De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van haar besluit een onderzoek te openen.

Artikel 3

Verzoek om informatie

1.   Op verzoek van de Commissie verstrekt elke eenheid uit de sector overheid die rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken is bij het opstellen van gegevens over het tekort en de schuld van de betrokken lidstaat, of waarvan de rekeningen voor de opstelling van die gegevens worden gebruikt, hierna „de betrokken eenheid” genoemd, de Commissie alle informatie die deze nodig heeft om haar onderzoekstaak te vervullen. Wanneer de Commissie een dergelijk verzoek tot de betrokken eenheid richt, wordt de betrokken lidstaat daarvan in kennis gesteld.

2.   De Commissie vermeldt het doel van het verzoek en specificeert daarbij dat het verzoek ingevolge dit besluit wordt gedaan; zij geeft een termijn van ten minste vier weken aan waarbinnen het antwoord moet zijn ontvangen.

Artikel 4

Vraaggesprekken

De Commissie mag iedere persoon ondervragen die rechtstreeks of onrechtstreeks bij de opstelling van gegevens over het tekort en de schuld betrokken is en die ermee instemt te worden ondervraagd, zodat informatie of toelichtingen bij feiten of documenten betreffende het voorwerp van een onderzoek kunnen worden ingewonnen, en zij mag diens antwoorden vastleggen. De betrokken eenheid wordt ingelicht voordat een van haar vertegenwoordigers of personeelsleden wordt ondervraagd. De ondervraagde persoon mag zich laten bijstaan door een vertegenwoordiger van de betrokken eenheid of door een advocaat.

Artikel 5

Inspecties

1.   De ambtenaren van de Commissie en andere begeleidende personen die door de Commissie gemachtigd zijn een inspectie te verrichten, hebben de volgende bevoegdheden:

a)

zij hebben toegang tot alle gebouwen van de betrokken eenheid;

b)

zij hebben toegang tot alle administratieve en financiële gegevens van de betrokken eenheid, ongeacht de aard van de drager;

c)

zij mogen van alle administratieve en financiële gegevens een kopie of uittreksel, in welke vorm dan ook, maken of verkrijgen;

d)

zij mogen alle administratieve en financiële gegevens verzegelen in de mate en gedurende de tijd die nodig is om feitelijk bewijsmateriaal voor het onderzoek samen te stellen, mits de wezenlijke activiteiten van de betrokken eenheid daardoor niet worden gehinderd;

e)

zij mogen onder de in artikel 4 vastgestelde voorwaarden vertegenwoordigers of personeelsleden van de betrokken eenheid verzoeken feiten of documenten betreffende het onderwerp en doel van de inspectie toe te lichten.

2.   De ambtenaren van de Commissie en andere begeleidende personen die door de Commissie gemachtigd zijn een inspectie te verrichten, overleggen een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp, het doel en de begindatum van de inspectie vermeld staan.

3.   De betrokken eenheid verleent volledige medewerking aan de Commissie ten behoeve van de inspectie.

4.   Indien de Commissie daarom verzoekt, verlenen personeelsleden van de statistische instanties van de betrokken lidstaat actief bijstand aan de ambtenaren van de Commissie en andere door de Commissie gemachtigde begeleidende personen. Hiertoe krijgen zij de in lid 1 genoemde bevoegdheden.

5.   Wanneer de ambtenaren van de Commissie en andere door de Commissie gemachtigde begeleidende personen vaststellen dat een eenheid zich tegen een op grond van dit artikel gelaste inspectie verzet, verleent de betrokken lidstaat hun de nodige bijstand in overeenstemming met de nationale regelgeving.

6.   Indien de nationale regelgeving bepaalt dat voor de inspectie gerechtelijke toestemming vereist is, dient de Commissie een aanvraag daartoe in. In die gevallen wordt de gerechtelijke toestemming samen met de in lid 2 bedoelde schriftelijke machtiging overgelegd.

Artikel 6

Recht om te worden gehoord

Voordat het in artikel 7 bedoelde verslag wordt goedgekeurd, nodigt de Commissie de betrokken lidstaat uit om schriftelijke opmerkingen over de voorlopige bevindingen in te dienen.

Deze uitnodiging geschiedt schriftelijk, onder vermelding van een termijn van ten minste vier weken waarbinnen die opmerkingen moeten zijn ontvangen.

Artikel 7

Verslag

1.   De Commissie keurt een verslag goed waarin zij haar bevindingen en de door de betrokken lidstaat ingediende opmerkingen in het licht van de overeenkomstig dit hoofdstuk verrichte inspectie uiteenzet, en legt dit verslag voor aan die lidstaat.

2.   De Commissie stuurt dit verslag naar het Europees Parlement en de Raad. Het verslag wordt openbaar gemaakt.

3.   De Commissie (Eurostat) stelt het Comité voor het Europees statistisch systeem en de Europese Adviescommissie voor statistische governance in kennis van de resultaten van het onderzoek.

4.   Aanbevelingen van de Commissie aan de Raad om de betrokken lidstaat een boete op te leggen, zijn gebaseerd op het in lid 1 bedoelde verslag.

Artikel 8

Duur

1.   De Commissie keurt het in artikel 7 bedoelde verslag uiterlijk tien maanden na de kennisgeving van haar besluit tot opening van een onderzoek overeenkomstig artikel 2 goed. In uitzonderlijke omstandigheden, wanneer het onderzoek wordt gehinderd of wanneer buitengewoon lange procedures moeten worden doorlopen om de voor het onderzoek vereiste informatie te verkrijgen, kan de Commissie de termijn met vijf maanden verlengen.

2.   De inspectie wordt binnen zes maanden na het begin ervan afgesloten. In uitzonderlijke omstandigheden, wanneer de inspectie wordt gehinderd of wanneer buitengewoon lange procedures moeten worden doorlopen om in het kader van de inspectie informatie te verzamelen, kan de Commissie de termijn met drie maanden verlengen.

HOOFDSTUK III

RECHT VAN VERDEDIGING EN GEHEIMHOUDING

Artikel 9

Recht van verdediging

Het beginsel van het recht van verdediging is van toepassing in alle gevallen waarin dit besluit wordt uitgevoerd.

Artikel 10

Toegang tot het dossier

De betrokken lidstaat heeft het recht om desgewenst inzage te krijgen in alle documenten en al het andere door de Commissie samengestelde feitenmateriaal die kunnen dienen ter onderbouwing van de aanbeveling aan de Raad om die lidstaat een boete op te leggen.

De documenten die de betrokken lidstaat door zijn toegang tot het dossier heeft verkregen, worden uitsluitend voor de toepassing van dit besluit gebruikt.

Artikel 11

Juridische vertegenwoordiging

De betrokken lidstaat, de betrokken eenheden, personeelsleden van die eenheden of andere betrokken natuurlijke personen hebben het recht zich tijdens het onderzoek juridisch te laten vertegenwoordigen.

Artikel 12

Geheimhouding en beroepsgeheim

Op het in hoofdstuk II bedoelde onderzoek zijn het beginsel van geheimhouding en het beroepsgeheim van toepassing. De ambtenaren van de Commissie en andere door de Commissie gemachtigde begeleidende personen maken geen informatie openbaar die is verkregen in het kader van het onderzoek waarop het beroepsgeheim en de geheimhoudingsplicht van toepassing zijn.

De documenten of informatie die de Commissie bij het onderzoek heeft verkregen, worden uitsluitend voor de toepassing van dit besluit gebruikt.

HOOFDSTUK IV

CRITERIA VOOR HET VASTSTELLEN VAN DE HOOGTE VAN DE BOETE

Artikel 13

Maximumbedrag

Het totale boetebedrag mag niet hoger zijn dan 0,2 % van het meest recente officiële binnenlands bruto product tegen lopende marktprijzen van de betrokken lidstaat, zoals gedefinieerd in het ESR 1995, voor het voorafgaande jaar.

Artikel 14

Criteria met betrekking tot het boetebedrag

1.   De Commissie ziet erop toe dat de aan te bevelen boete doeltreffend, evenredig en afschrikkend is. De boete wordt vastgesteld op basis van een referentiebedrag dat naar boven of naar beneden kan worden bijgesteld naargelang van de in lid 3 genoemde specifieke omstandigheden.

2.   Het referentiebedrag is gelijk aan 5 % van het effect van de verkeerde voorstelling op het niveau van het overheidstekort of, indien groter, op het niveau van de overheidsschuld van de lidstaat met betrekking tot de jaren die voor de kennisgeving in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten in aanmerking worden genomen.

3.   Rekening houdend met het volgens artikel 13 vastgestelde maximumbedrag neemt de Commissie in elk afzonderlijk geval, voor zover van toepassing, de volgende omstandigheden in aanmerking:

a)

de ernst en de ruimere gevolgen van de verkeerde voorstelling, en met name het effect van de verkeerde voorstelling op de werking van het versterkte economische bestuur van de Unie;

b)

het feit dat is aangetoond dat de verkeerde voorstelling het gevolg is van ernstige nalatigheid of van opzet;

c)

het feit dat de verkeerde voorstelling het werk is van één bepaalde eenheid. dan wel het gevolg is van een gezamenlijke actie van twee of meer eenheden;

d)

herhaling, frequentie of duur van de verkeerde voorstelling door de betrokken lidstaat; in dergelijke gevallen wordt het referentiebedrag vastgesteld op het grootste waargenomen bedrag, vermenigvuldigd met het aantal jaren waarvoor gedurende de voor de laatste kennisgeving in aanmerking genomen vier jaar de feiten verkeerd zijn voorgesteld;

e)

de mate van zorgvuldigheid en medewerking, of de mate van belemmering, waarvan de betrokken lidstaat bij het opsporen van de verkeerde voorstelling en bij het onderzoek blijk heeft gegeven.

Artikel 15

Verjaring voor de inning van boeten

1.   De Commissie heeft vijf jaar de tijd om besluiten van de Raad ingevolge artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1173/2011 uit te voeren.

2.   Deze termijn gaat in op de dag waarop de betrokken lidstaat van het besluit van de Raad in kennis is gesteld.

3.   De verjaring voor de inning van boeten wordt gestuit door elke handeling van de Commissie om betaling van de boete af te dwingen of wordt geschorst zolang de inning van de boete door een beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie geschorst is.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALING

Artikel 16

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 1.

(2)  PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164.

(3)  PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1.

(4)  PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1.

(5)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.