6.3.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 66/6 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 24 januari 2012
waarbij wordt vastgesteld of door Hongarije doeltreffend gevolg is gegeven aan de aanbeveling van de Raad van 7 juli 2009
(2012/139/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 8,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 126, lid 1, van het Verdrag dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden. |
(2) |
Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren. Het stabiliteits- en groeipact omvat onder meer Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (1), die is aangenomen om een snelle correctie van buitensporige overheidstekorten te bevorderen. |
(3) |
Bij Besluit 2004/918/EG (2) van 5 juli 2004 heeft de Raad op aanbeveling van de Commissie en op basis van artikel 104, lid 6, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (VEG) besloten dat er in Hongarije een buitensporig tekort bestond (3). |
(4) |
Op 5 juli 2004 heeft de Raad de Hongaarse autoriteiten, op aanbeveling van de Commissie en op basis van artikel 104, lid 7, aanbevolen om binnen een middellangetermijnkader maatregelen te nemen om het tekort in 2008 tot onder de 3 % van het bbp terug te brengen. Op 18 januari 2005 heeft de Raad bij Besluit 2005/348/EG (4), op basis van artikel 104, lid 8, VEG geoordeeld dat Hongarije geen effectief gevolg had gegeven aan zijn aanbeveling. |
(5) |
Op 8 maart 2005 heeft de Raad op aanbeveling van de Commissie een tweede aanbeveling gedaan op basis van artikel 104, lid 7, VEG waarin werd vastgehouden aan 2008 als jaar waarin het buitensporige tekort uiterlijk gecorrigeerd zou moeten zijn. Na een forse verslechtering van de begrotingsvooruitzichten in Hongarije besloot de Raad bij Besluit 2005/843/EG (5) van 8 november 2005 dat Hongarije voor de tweede maal niet had voldaan aan de aanbevelingen ingevolge artikel 104, lid 7, VEG. |
(6) |
Bijgevolg richtte de Raad op 10 oktober 2006 op aanbeveling van de Commissie een derde aanbeveling op basis van artikel 104, lid 7, VEG aan Hongarije waarin de termijn voor de correctie van het buitensporige tekort werd verlengd tot 2009. Op 7 juli 2009 concludeerde de Raad in zijn aanbeveling op basis van artikel 104, lid 7 VEG dat ervan uit mocht worden gegaan dat de Hongaarse autoriteiten effectief gevolg hadden gegeven aan de aanbevelingen van oktober 2006. Vanwege de ernstige inzinking als gevolg van de economische en financiële crisis gaf de Raad in dezelfde aanbeveling een herziene versie van de derde aanbeveling in het kader van artikel 104, lid 7, VEG. |
(7) |
In de aanbeveling van de Raad van 7 juli 2009 werd de Hongaarse autoriteiten verzocht uiterlijk in 2011 een einde te maken aan het buitensporige tekort. Met name werd Hongarije aanbevolen i) de verslechtering van de begrotingssituatie in 2009 te beperken door de al goedgekeurde en de aangekondigde corrigerende maatregelen strikt ten uitvoer te leggen zodat het streefcijfer van 3,9 % van het bbp zou worden gehaald; ii) de vereiste consolidatiemaatregelen vanaf 2010 onverkort ten uitvoer te leggen teneinde een aanhoudende reductie van het structurele tekort en een hernieuwde afname van het nominale tekort te bewerkstelligen, met een toegenomen inzet van structurele maatregelen om een blijvende verbetering van de overheidsfinanciën te garanderen; iii) tijdig de consolidatiemaatregelen uit te werken en vast te stellen die nodig waren om het buitensporig tekort in 2011 weg te werken, iv) te zorgen voor structurele begrotingsinspanningen van cumulatief ten minste 0,5 % van het bbp over 2010 en 2011; en v) de bruto-overheidsschuldquote op een sterk neerwaarts pad te brengen. |
(8) |
Op 27 januari 2010 is de Commissie met een mededeling aan de Raad (6) gekomen waarin op basis van de op dat moment beschikbare informatie werd geconcludeerd dat Hongarije naar aanleiding van de aanbevelingen van de Raad van 7 juli 2009 doeltreffende actie had ondernomen. De Commissie kwam tot deze conclusie door met name rekening te houden met de consolidatiemaatregelen ter grootte van 1,5 % van het bbp om het tekortdoel van 3,9 % van het bbp voor 2009 te halen, gezien de structurele hervormingen in het pensioenstelsel en het stelsel van sociale voorzieningen om het tekortdoel van 3,8 % van het bbp voor 2010 te halen, en gezien de vorderingen die bij de invoering van het nieuwe begrotingskader waren gemaakt. Wel waarschuwde de Commissie tegelijkertijd voor aanzienlijk risico’s. |
(9) |
Op 15 december 2011 diende Hongarije bij de Raad en de Commissie een verslag in over de maatregelen die genomen waren naar aanleiding van de aanbeveling van de Raad van 7 juli 2009 ingevolge artikel 126, lid 7, van het Verdrag teneinde het buitensporige tekort in 2011 te corrigeren, december 2011 („BTP-voortgangsverslag december 2011”). Onder andere op basis van dat voortangsverslag is een bijgewerkte beoordeling opgesteld van de door Hongarije ondernomen actie om het buitensporig tekort in 2011 te corrigeren in antwoord op de aanbeveling van de Raad van 7 juli 2009; dit verslag leidt tot de volgende conclusies:
|
(10) |
De algehele conclusie luidt dat Hongarije in 2011 formeel voldoet aan de referentiewaarde van 3 % van het bbp, maar dat dit niet berust op een structurele en duurzame correctie. Het begrotingsoverschot van 2011 is namelijk te danken aan substantiële eenmalige ontvangsten van meer dan 10 % van het bbp en gaat gepaard met een cumulatieve structurele verslechtering in 2010 en 2011 met 2,75 % van het bbp, terwijl juist een cumulatieve budgettaire verbetering van 0,5 % van het bbp was aanbevolen. Bovendien wordt de referentiewaarde van 3 % van het bbp ondanks de forse structurele maatregelen van de autoriteiten in 2012 alleen in acht genomen dankzij eenmalige maatregelen ter grootte van bijna 1 % van het bbp. Tot slot overschrijdt het tekort in 2013 (3,25 % van het bbp) weer de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde, zelfs als rekening wordt gehouden met aanvullende maatregelen die na de najaarsprognoses 2011 van de diensten van de Commissie zijn aangekondigd. De stijging van het tekort van 2013 hangt voornamelijk samen met het feit dat tijdelijke eenmalige ontvangsten volgens plan worden uitgefaseerd terwijl niet alle beoogde structurele hervormingen voldoende zijn gespecificeerd. Al met al is de conclusie gewettigd dat de reactie van de Hongaarse autoriteiten op de aanbeveling van de Raad van 7 juli 2009 op basis van artikel 104, lid 7, VEG ontoereikend is geweest, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Hongarije heeft binnen de gestelde termijn geen doeltreffende actie ondernomen naar aanleiding van de aanbeveling van de Raad van 7 juli 2009 ingevolge artikel 104, lid 7, van het Verdrag.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot Hongarije.
Gedaan te Brussel, 24 januari 2012.
Voor de Raad
De voorzitster
M. VESTAGER
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.
(2) PB L 389 van 30.12.2004, blz. 27.
(3) Alle BTP-documenten voor Hongarije zijn te vinden op: http://ec.europa.eu/economy_finance/economic_governance/sgp/deficit/index_en.htm
(4) PB L 110 van 30.4.2005, blz. 42.
(5) PB L 314 van 30.11.2005, blz. 18.
(6) COM/2010/0010 final.