20.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 215/9


VERORDENING (EU) Nr. 836/2011 VAN DE COMMISSIE

van 19 augustus 2011

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 333/2007 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op de gehalten aan lood, cadmium, kwik, anorganisch tin, 3-MCPD en benzo(a)pyreen in levensmiddelen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (1), en met name artikel 11, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (2) heeft maximumgehalten voor benzo(a)pyreen in levensmiddelen vastgesteld.

(2)

Het Wetenschappelijk Panel voor contaminanten in de voedselketen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft op 9 juni 2008 een wetenschappelijk advies over polycyclische aromatische koolwaterstoffen in levensmiddelen uitgebracht (3). De EFSA concludeerde dat benzo(a)pyreen geen geschikte merkstof is voor het vóórkomen van polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) in levensmiddelen en dat een systeem met vier specifieke stoffen of acht specifieke stoffen de meest geschikte merkstoffen voor PAK's in levensmiddelen zou zijn. De EFSA concludeerde ook dat een systeem met acht stoffen niet veel toegevoegde waarde zou bieden in vergelijking met een systeem met vier stoffen.

(3)

Daarom is Verordening (EG) nr. 1881/2006 gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 835/2011 van de Commissie (4) teneinde maximumgehalten vast te stellen voor de som van vier polycyclische aromatische koolwaterstoffen (benzo(a)pyreen, benz(a)antraceen, benzo(b)fluorantheen en chryseen).

(4)

In Verordening (EG) nr. 333/2007 van de Commissie (5) zijn alleen voor benzo(a)pyreen analytische prestatiecriteria vastgelegd. Daarom moeten analytische prestatiecriteria worden vastgesteld voor de andere drie stoffen waarvoor nu in Verordening (EG) nr. 1881/2006 maximumgehalten zijn opgenomen.

(5)

Het referentielaboratorium voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen van de Europese Unie (EU-RL PAH) heeft in samenwerking met de nationale referentielaboratoria een enquête gehouden onder officiële controlelaboratoria om na te gaan welke analytische prestatiecriteria haalbaar zouden zijn voor benzo(a)pyreen, benz(a)antraceen, benzo(b)fluorantheen en chryseen in de desbetreffende voedingsmatrices. De resultaten van deze enquête zijn door het EU-RL PAH samengevat in het verslag „Performance characteristics of analysis methods for the determination of 4 polycyclic aromatic hydrocarbons in food” (6). Uit de resultaten van de enquête blijkt dat de analytische prestatiecriteria die nu gelden voor benzo(a)pyreen, ook geschikt zijn voor de andere drie stoffen.

(6)

De ervaring met de tenuitvoerlegging met Verordening (EG) nr. 333/2007 heeft aangetoond dat de huidige bemonsteringsvoorschriften in sommige gevallen onwerkbaar zijn of kunnen leiden tot onaanvaardbare economische schade aan de bemonsterde partij. Voor dergelijke gevallen moet worden toegestaan dat van de bemonsteringsvoorschriften wordt afgeweken, op voorwaarde dat de bemonstering voldoende representatief is voor de bemonsterde partij of subpartij en dat de gebruikte bemonsteringswijze grondig wordt gedocumenteerd. Voor bemonstering in de detailhandel was er al flexibiliteit om van de bemonsteringsprocedures af te wijken. De voorschriften voor bemonstering in de detailhandel moeten worden afgestemd op de algemene bemonsteringsprocedures.

(7)

Er zijn nader uitgewerkte voorschriften nodig met betrekking tot het materiaal van de bemonsteringsrecipiënten dat wordt gebruikt bij het nemen van monsters voor PAK-analyse. De handhavingsinstanties gebruiken vaak kunststof recipiënten, maar deze zijn niet geschikt als de bemonstering voor PAK-analyse is bestemd, aangezien het PAK-gehalte van het monster door dit materiaal kan worden beïnvloed.

(8)

Er is verduidelijking nodig voor sommige aspecten van de specifieke eisen voor de analytische methoden, met name de eisen met betrekking tot de toepassing van de prestatiecriteria en de „fitness for purpose”-benadering. Daarnaast moet de presentatie van de tabellen met de prestatiecriteria worden gewijzigd zodat deze meer uniform voor alle analyten zijn.

(9)

Verordening (EG) nr. 333/2007 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. Aangezien Verordening (EU) nr. 835/2011 en deze verordening met elkaar samenhangen, moeten beide verordeningen op dezelfde datum in werking treden.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid en het Europees Parlement noch de Raad hebben zich daartegen verzet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 333/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De titel wordt als volgt gewijzigd:

2)

Artikel 1, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

„1.   De bemonstering en de analyse voor de officiële controle van de gehalten aan lood, cadmium, kwik, anorganisch tin, 3-MCPD en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) als vermeld in de afdelingen 3, 4 en 6 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 worden uitgevoerd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.”.

3)

De bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 september 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 augustus 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 364 van 20.12.2006, blz. 5.

(3)  The EFSA Journal (2008) 724, blz. 1.

(4)  Zie bladzijde 4 van dit Publicatieblad.

(5)  PB L 88 van 29.3.2007, blz. 29.

(6)  JRC-verslag 59046, 2010.


BIJLAGE

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 333/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan punt B.1.7 „Verpakking en verzending van de monsters” wordt de volgende tweede alinea toegevoegd:

„Bij bemonstering voor PAK-analyse worden kunststof recipiënten zo mogelijk vermeden, aangezien deze het PAK-gehalte van het monster kunnen beïnvloeden. Waar mogelijk worden inerte, PAK-vrije glazen recipiënten gebruikt die het monster voldoende beschermen tegen het licht. Als dit praktisch gezien onmogelijk is, moet ten minste direct contact van het monster met kunststof worden vermeden, door bv. in geval van vaste monsters het monster in aluminiumfolie in te pakken voordat het in de bemonsteringsrecipiënt wordt geplaatst.”.

2)

De punten B.2 en B.3 worden als volgt gewijzigd:

„B.2.   STEEKPROEFPLANNEN

B.2.1.   Verdeling van partijen in subpartijen

Grote partijen worden in subpartijen verdeeld, mits de subpartij en de partij fysiek van elkaar kunnen worden gescheiden. Voor producten die in bulkzendingen worden verhandeld (bv. granen) geldt tabel 1. Voor de overige producten geldt tabel 2. Aangezien de partijen niet altijd een gewicht hebben dat een exact veelvoud is van het gewicht van de subpartijen, mag het gewicht van de subpartijen het aangegeven gewicht met maximaal 20 % overschrijden.

B.2.2.   Aantal basismonsters

Het verzamelmonster heeft een gewicht van ten minste 1 kg of een volume van ten minste 1 liter, tenzij dat niet mogelijk is, bv. als het monster uit één verpakking of eenheid bestaat.

Het minimumaantal basismonsters dat van de partij of subpartij moet worden genomen, is in tabel 3 aangegeven.

In geval van onverpakte vloeibare producten wordt de partij of subpartij, voor zover mogelijk en voor zover dit de kwaliteit van het product niet beïnvloedt, net vóór de bemonstering handmatig of mechanisch goed gemengd. In dat geval wordt verondersteld dat de verontreinigingen homogeen over de partij of subpartij zijn verdeeld. Drie basismonsters van een partij of subpartij zijn daarom voldoende om het verzamelmonster te vormen.

De basismonsters moeten van vergelijkbaar gewicht/volume zijn. Een basismonster heeft een gewicht van ten minste 100 g of een gewicht/volume van ten minste 100 g of 100 ml, zodat een verzamelmonster van ten minste ongeveer 1 kg of 1 liter wordt verkregen. Als hiervan wordt afgeweken, wordt dit in het in punt B.1.8 van deze bijlage bedoelde verslag vermeld.

Tabel 1

Onderverdeling van partijen in subpartijen bij in bulkzendingen verhandelde producten

Gewicht van de partij (in ton)

Gewicht van de subpartijen of aantal subpartijen

≥ 1 500

500 t

> 300 en < 1 500

3 subpartijen

≥ 100 en ≤ 300

100 t

< 100


Tabel 2

Onderverdeling van partijen in subpartijen bij overige producten

Gewicht van de partij (in ton)

Gewicht van de subpartijen of aantal subpartijen

≥ 15

15-30 t

< 15


Tabel 3

Minimumaantal van de partij of subpartij te nemen basismonsters

Gewicht of volume van de partij/subpartij (in kg of liter)

Minimumaantal basismonsters

< 50

3

≥ 50 en ≤ 500

5

> 500

10

Indien de partij of subpartij uit afzonderlijke verpakkingen of eenheden bestaat, wordt voor het verzamelmonster een aantal verpakkingen of eenheden genomen overeenkomstig tabel 4.

Tabel 4

Aantal verpakkingen of eenheden (basismonsters) waaruit het verzamelmonster wordt samengesteld indien de partij of subpartij uit afzonderlijke verpakkingen of eenheden bestaat

Aantal verpakkingen of eenheden in de partij/subpartij

Aantal te nemen verpakkingen of eenheden

≤ 25

Minimaal 1 verpakking of eenheid

26-100

Circa 5 %, minimaal 2 verpakkingen of eenheden

> 100

Circa 5 %, maximaal 10 verpakkingen of eenheden

De maximumgehalten voor anorganisch tin gelden voor de inhoud van elk blik, maar om praktische redenen moet de methode van het verzamelmonster worden gebruikt. Als het testresultaat voor een verzamelmonster blikken onder, maar dichtbij het maximumgehalte aan anorganisch tin ligt en als vermoed wordt dat voor afzonderlijke blikken het maximumgehalte kan worden overschreden, kan het nodig zijn nader onderzoek te verrichten.

Indien de in dit hoofdstuk beschreven bemonsteringswijze onaanvaardbare economische schade aan de partij zou toebrengen (wegens de vorm van de verpakking, de vervoermiddelen enz.) of indien bovengenoemde bemonsteringswijze in de praktijk onwerkbaar is, mag een andere bemonsteringswijze worden toegepast, mits deze voldoende representatief is voor de bemonsterde partij of subpartij en grondig wordt gedocumenteerd.

B.2.3.   Bijzondere bepalingen voor de bemonstering van partijen grote vissen die in grote partijen aankomen

Als de te bemonsteren partij of subpartij grote vissen (met een gewicht van meer dan circa 1 kg per vis) bevat en de partij of subpartij weegt meer dan 500 kg, bestaat het basismonster uit het middendeel van de vis. Elk basismonster weegt minstens 100 gram.

B.3.   BEMONSTERING IN DE DETAILHANDEL

De bemonstering in de detailhandel wordt zo mogelijk verricht overeenkomstig de bemonsteringsvoorschriften in punt B.2.2 van deze bijlage.

Indien de in punt B.2.2 beschreven bemonsteringswijze onaanvaardbare economische schade aan de partij zou toebrengen (wegens de vorm van de verpakking, schade aan de partij enz.) of indien bovengenoemde bemonsteringswijze in de praktijk onuitvoerbaar is, mag een alternatieve bemonsteringswijze worden toegepast, mits deze voldoende representatief is voor de bemonsterde partij of subpartij en grondig wordt gedocumenteerd.”.

3)

In de eerste alinea van punt C.1 „Door de laboratoria te bieden kwaliteitsgaranties” wordt voetnoot 1 geschrapt.

4)

In punt C.2.2.1 „Specifieke procedures voor lood, cadmium, kwik en anorganisch tin” wordt de tweede alinea als volgt gewijzigd:

„Er bestaan tal van geschikte specifieke monstervoorbereidingsprocedures die voor de betrokken producten kunnen worden gebruikt. Voor aspecten die niet specifiek in deze verordening worden behandeld, blijkt CEN-norm „Voedingsmiddelen — Bepaling van sporenelementen — Prestatie-eisen, algemene overwegingen en monstervoorbehandeling" (1) te voldoen, maar andere procedures voor monstervoorbereiding kunnen evenzeer bruikbaar zijn.”.

5)

Punt C.2.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

„C.2.2.2.   Specifieke procedures voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen

De analist zorgt ervoor dat de monsters tijdens de voorbehandeling niet worden verontreinigd. De recipiënten worden vóór gebruik gereinigd met aceton of hexaan met een hoge zuiverheidsgraad om het contaminatierisico tot een minimum te beperken. Voor zover mogelijk zijn apparatuur en benodigdheden die met het monster in aanraking komen, gemaakt van inert materiaal zoals aluminium, glas of gepolijst roestvrij staal. Kunststoffen zoals polypropyleen of PTFE moeten worden vermeden omdat de analyten op deze materialen kunnen adsorberen.”.

6)

Punt C.3.1 „Definities” wordt als volgt gewijzigd:

a)

de definitie van „HORRATr” wordt als volgt gewijzigd:

„HORRAT (1) r

=

„de waargenomen RSDr gedeeld door de met behulp van de (gewijzigde) vergelijking van Horwitz (2) geschatte RSDr (zie punt C.3.3.1 („Opmerkingen over de prestatiecriteria”)) onder de aanname r = 0,66 R.

b)

de definitie van „HORRATR” wordt als volgt gewijzigd:

„„HORRAT (3) R

=

de waargenomen RSDR gedeeld door de met behulp van de (gewijzigde) vergelijking van Horwitz (4) geschatte RSDR (zie punt C.3.3.1 („Opmerkingen over de prestatiecriteria”)).

c)

de definitie van „u” wordt als volgt gewijzigd:

„„u”

=

gecombineerde standaardmeetonzekerheid verkregen aan de hand van de individuele standaardmeetonzekerheden in samenhang met de inputhoeveelheden in een meetmodel (5)

7)

Punt C.3.2 wordt als volgt gewijzigd:

„C.3.2.   Algemene voorschriften

De analysemethoden voor de controle op levensmiddelen moeten voldoen aan de bepalingen van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 882/2004.

De analysemethoden voor totaal tin zijn geschikt voor officiële controle op gehalten aan anorganisch tin.

Voor de analyse van lood in wijn zijn de door de OIV (6) vastgestelde methoden en regels van toepassing overeenkomstig artikel 31 van Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad (7).

8)

Punt C.3.3.1 wordt als volgt gewijzigd:

„C.3.3.1.   Prestatiecriteria

Als op EU-niveau geen specifieke methoden voor de bepaling van verontreinigingen in levensmiddelen worden voorgeschreven, mogen de laboratoria zelf een gevalideerde analysemethode voor de desbetreffende matrix kiezen, mits de gekozen methode voldoet aan de in de tabellen 5, 6 en 7 vermelde prestatiecriteria.

Aanbevolen wordt om, indien wenselijk en beschikbaar, volledig gevalideerde methoden (d.w.z. methoden die door een ringonderzoek zijn gevalideerd voor de desbetreffende matrix) te gebruiken. Andere geschikte gevalideerde methoden (bv. intern gevalideerde methoden voor de desbetreffende matrix) kunnen ook worden gebruikt, mits zij voldoen aan de in de tabellen 5, 6, en 7 vermelde prestatiecriteria.

Zo mogelijk moet de validering van intern gevalideerde methoden een gecertificeerd referentiemateriaal omvatten.

a)

Prestatiecriteria voor analysemethoden voor lood, cadmium, kwik en anorganisch tin:

Tabel 5

Parameter

Criterium

Van toepassing op

de in Verordening (EG) nr. 1881/2006 genoemde levensmiddelen

Specificiteit

Vrij van matrixeffecten of spectrale storingen

Herhaalbaarheid (RSDr)

HORRATr minder dan 2

Reproduceerbaarheid (RSDR)

HORRATR minder dan 2

Terugvindingspercentage

De bepalingen van punt D.1.2 zijn van toepassing

 

Anorganisch tin

Lood, cadmium, kwik

 

MG is < 0,100 mg/kg

MG is ≥ 0,100 mg/kg

LOD

≤ 5 mg/kg

≤ een vijfde van het MG

≤ een tiende van het MG

LOQ

≤ 10 mg/kg

≤ twee vijfde van het MG

≤ een vijfde van het MG

b)

Prestatiecriteria voor analysemethoden voor 3-MCPD:

Tabel 6

Parameter

Criterium

Van toepassing op

de in Verordening (EG) nr. 1881/2006 genoemde levensmiddelen

Specificiteit

Vrij van matrixeffecten of spectrale storingen

Veldblanco's

Onder de LOD

Herhaalbaarheid (RSDr)

0,66 maal RSDR zoals afgeleid met vergelijking van Horwitz

Reproduceerbaarheid (RSDR)

zoals afgeleid met vergelijking van Horwitz

Terugvindingspercentage

75-110 %

LOD

≤ 5 μg/kg (op basis van de droge stof)

LOQ

≤ 10 μg/kg (op basis van de droge stof)

c)

Prestatiecriteria voor analysemethoden voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen:

De vier polycyclische aromatische koolwaterstoffen waarop deze criteria van toepassing zijn, zijn benzo(a)pyreen, benz(a)antraceen, benzo(b)fluorantheen en chryseen.

Tabel 7

Parameter

Criterium

Van toepassing op

de in Verordening (EG) nr. 1881/2006 genoemde levensmiddelen

Specificiteit

Vrij van matrixeffecten of spectrale storingen, verificatie van positieve detectie

Herhaalbaarheid (RSDr)

HORRATr minder dan 2

Reproduceerbaarheid (RSDR)

HORRATR minder dan 2

Terugvindingspercentage

50-120 %

LOD

≤ 0,30 μg/kg voor elk van de vier stoffen

LOQ

≤ 0,90 μg/kg voor elk van de vier stoffen

d)

Opmerkingen over de prestatiecriteria:

De vergelijking van Horwitz (8) (voor concentraties 1,2 × 10–7 ≤ C ≤ 0,138) en gewijzigde vergelijking van Horwitz (9) (voor concentraties C < 1,2 × 10–7) zijn algemene vergelijkingen voor de precisie, waarvan wordt aangenomen dat zij voor de meeste routineanalysemethoden niet worden beïnvloed door de analyt of de matrix, maar alleen door de concentratie.

 

Gewijzigde vergelijking van Horwitz voor concentraties C < 1,2 × 10–7:

RSDR = 22 %

waarbij:

RSDR = relatieve standaardafwijking, berekend op basis van resultaten die onder reproduceerbaarheidsomstandigheden zijn verkregen [(sR /Image) × 100]

C het concentratiepercentage is (1 = 100 g/100 g, 0,001 = 1 000 mg/kg). De gewijzigde vergelijking van Horwitz is van toepassing op concentraties C < 1,2 × 10–7.

 

Vergelijking van Horwitz voor concentraties 1,2 × 10–7 ≤ C ≤ 0,138:

RSDR = 2C(–0,15)

waarbij:

RSDR = relatieve standaardafwijking, berekend op basis van resultaten die onder reproduceerbaarheidsomstandigheden zijn verkregen [(sR /Image) × 100]

C het concentratiepercentage is (1 = 100 g/100 g, 0,001 = 1 000 mg/kg). De vergelijking van Horwitz is van toepassing op concentraties 1,2 × 10–7 ≤ C ≤ 0,138.

9)

Punt C.3.3.2 wordt als volgt gewijzigd:

„C.3.3.2.   Geschiktheidsbenadering („fitness for purpose”)

Voor interne gevalideerde methoden mag als alternatief een „fitness for purpose”-benadering (10) worden gebruikt om te bepalen of zij geschikt zijn voor officiële controles. Voor officiële controles geschikte methoden moeten resultaten opleveren met een gecombineerde standaardmeetonzekerheid (u) onder de maximale standaardmeetonzekerheid die aan de hand van de volgende formule wordt berekend:

Formula

waarbij:

Uf de maximale standaardmeetonzekerheid is (μg/kg)

LOD de aantoonbaarheidsgrens van de methode (μg/kg) is. De LOD moet voldoen aan de in punt C.3.3.1 vastgestelde prestatiecriteria voor de desbetreffende concentratie.

C de desbetreffende concentratie is (μg/kg)

α een numerieke factor is die afhangt van de waarde van C. De te gebruiken waarden staan in tabel 8.

Tabel 8

Voor de constante α in bovenstaande formule te gebruiken getalwaarden, afhankelijk van de desbetreffende concentratie

C (μg/kg)

α

≤ 50

0,2

51-500

0,18

501-1 000

0,15

1 001-10 000

0,12

> 10 000

0,1

De analist neemt nota van het „Report on the relationship between analytical results, measurement uncertainty, recovery factors and the provisions in EU food and feed legislation” (11).

10)

In punt D.1.2 „Berekening van het terugvindingspercentage” wordt de tweede alinea als volgt gewijzigd:

„Wanneer in de analysemethode geen extractiestap wordt toegepast (bv. bij metalen), mag het resultaat zonder correctie voor terugvinding worden gerapporteerd indien het bewijs wordt geleverd, idealiter door gebruik te maken van geschikt gecertificeerd referentiemateriaal, dat, rekening houdend met de meetonzekerheid, de gecertificeerde concentratie wordt bereikt (d.w.z. grote meetnauwkeurigheid), en dat de methode dus objectief is. Als het resultaat zonder correctie voor terugvinding wordt gerapporteerd, dient dit te worden vermeld.”.

11)

In punt D.1.3 „Meetonzekerheid” wordt de tweede alinea als volgt gewijzigd:

„De analist neemt nota van het „Report on the relationship between analytical results, measurement uncertainty, recovery factors and the provisions in EU food and feed legislation” (12).


(1)  Horwitz W. en Albert, R., 2006, The Horwitz Ratio (HorRat): A useful Index of Method Performance with respect to Precision, Journal of AOAC International, Vol. 89, 1095-1109.

(2)  M. Thompson, Analyst, 2000, blz. 125 en 385-386.”;

(3)  Horwitz W. en Albert, R., 2006, The Horwitz Ratio (HorRat): A useful Index of Method Performance with respect to Precision, Journal of AOAC International, Vol. 89, 1095-1109.

(4)  M. Thompson, Analyst, 2000, blz. 125 en 385-386.”;

(5)  International vocabulary of metrology — Basic and general concepts and associated terms (VIM), JCGM 200:2008.”.

(6)  Organisation internationale de la vigne et du vin.

(7)  Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad van 29 april 2008 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1493/1999, (EG) nr. 1782/2003, (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 3/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 2392/86 en (EG) nr. 1493/1999 (PB L 148 van 6.6.2008, blz. 1).”.

(8)  W. Horwitz, L.R. Kamps, K.W. Boyer, J.Assoc.Off.Analy.Chem.,1980, 63, 1344.

(9)  M. Thompson, Analyst, 2000, blz. 125 en 385-386.”.

(10)  M. Thompson en R. Wood, Accred. Qual. Assur., 2006, blz. 10 en 471-478.

(11)  http://ec.europa.eu/food/food/chemicalsafety/contaminants/report-sampling_analysis_2004_en.pdf”.

(12)  http://ec.europa.eu/food/food/chemicalsafety/contaminants/report-sampling_analysis_2004_en.pdf".