30.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/3


VERORDENING (EU) Nr. 749/2011 VAN DE COMMISSIE

van 29 juli 2011

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 142/2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (1), en met name artikel 5, lid 2, artikel 15, lid 1, eerste alinea, onder c), en tweede alinea, artikel 20, leden 10 en 11, artikel 41, lid 3, eerste en derde alinea, artikel 42, lid 2, en artikel 45, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1069/2009 zijn volks- en diergezondheidsvoorschriften vastgesteld voor dierlijke bijproducten en afgeleide producten om risico's voor de volksgezondheid en de diergezondheid als gevolg van die producten te voorkomen of zo klein mogelijk te maken. Die verordening voorziet ook in de vaststelling van een eindpunt voor bepaalde afgeleide producten, waarna die producten niet meer aan die verordening hoeven te voldoen.

(2)

Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (2) bevat uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EG) nr. 1069/2009, waaronder voorschriften voor het vaststellen van eindpunten voor bepaalde afgeleide producten.

(3)

Denemarken heeft een verzoek ingediend ter bepaling van een eindpunt voor visolie die voor de vervaardiging van geneesmiddelen wordt gebruikt. Aangezien dergelijke visolie afgeleid wordt van categorie 3-materiaal en onder strikte voorwaarden verwerkt wordt, moet voor die visolie een eindpunt worden vastgesteld. Artikel 3 van Verordening (EU) nr. 142/2011 en bijlage XIII daarbij moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Bij Verordening (EU) nr. 142/2011 werden de bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 en Beschikking 2003/324/EG van de Commissie (3) gecontinueerd waarbij met name Estland, Letland en Finland werd toegestaan bepaalde pelsdieren te voederen met verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van kadavers of gedeelten ervan van dieren van dezelfde soort, met name vossen. Aangezien Beschikking 2003/324/EG bij Verordening (EU) nr. 142/2011 is ingetrokken, moet bijlage II bij die verordening worden gewijzigd, zodat dat materiaal kan worden vervoederd aan beide gewoonlijk gehouden soorten, de gewone vos (Vulpes vulpes), die momenteel in die bijlage wordt genoemd, en de poolvos (Alopex lagopus).

(5)

Verordening (EG) nr. 1069/2009 bevat bepaalde voorschriften voor sterilisatie onder druk en bepaalt dat er uitvoeringsmaatregelen kunnen worden vastgesteld wat betreft andere verwerkingsmethoden die op dierlijke bijproducten of afgeleide producten moeten worden toegepast zodat het gebruik of de verwijdering van die producten niet tot onaanvaardbare risico's voor de volksgezondheid of de diergezondheid leidt. Daarom bevat bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 142/2011 standaardverwerkingsmethoden voor verwerkingsbedrijven en bepaalde andere bedrijven en inrichtingen.

(6)

Verordening (EG) nr. 1069/2009 biedt de mogelijkheid om alternatieve methoden te gebruiken voor de verwijdering of het gebruik van dierlijke bijproducten of afgeleide producten, mits die methoden toegelaten zijn nadat is beoordeeld of zij de risico's voor de volksgezondheid en de diergezondheid voor de desbetreffende categorie dierlijke bijproducten ten minste even goed kunnen beperken als de standaardverwerkingsmethoden. Verordening (EG) nr. 1069/2009 bevat ook een standaardformaat voor aanvragen om toelating van alternatieve methoden. Bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 142/2011 beschrijft alternatieve methoden voor verwerkingsbedrijven en bepaalde andere bedrijven en inrichtingen.

(7)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft drie adviezen over alternatieve methoden uitgebracht: op 21 januari 2009 een wetenschappelijk advies over het project ter bestudering van alternatieve methoden voor de destructie van karkassen, waarbij gebruikgemaakt wordt van het bunkersysteem („bunkersysteemproject”) (4), op 8 juli 2010 een wetenschappelijk advies over de behandeling van vaste mest van varkens en pluimvee met kalk (5) en op 22 september 2010 een advies over de aanvraag van Neste Oil betreffende een nieuwe alternatieve methode voor de verwijdering of het gebruik van dierlijke bijproducten (6).

(8)

Het bunkersysteemproject omvat als eerste mogelijkheid de hydrolyse van varkenskadavers en andere dierlijke bijproducten van gehouden varkens in een gesloten recipiënt op het terrein van het landbouwbedrijf zelf. Na een bepaalde tijd wordt het gehydrolyseerde materiaal overeenkomstig de gezondheidsvoorschriften voor dierlijke bijproducten verwijderd door verbranding of verwerking.

(9)

Als tweede mogelijkheid wordt in het bunkersysteemproject voorgesteld kadavers en andere dierlijke bijproducten van gehouden varkens te vermalen voordat zij verwijderd worden.

(10)

In haar advies van 21 januari 2009 over het bunkersysteemproject concludeerde de EFSA dat de verstrekte informatie niet toereikend was om de tweede mogelijkheid als een veilige wijze van verwijdering van dierlijke bijproducten van varkens te beschouwen. Over de eerste mogelijkheid, op basis van hydrolyse, kon de EFSA evenmin een definitief oordeel uitspreken. Wel gaf de EFSA aan dat het gehydrolyseerde materiaal geen extra risico zou opleveren, mits het verder verwerkt werd volgens de gezondheidsvoorschriften voor categorie 2-materiaal.

(11)

De hydrolyse van dierlijke bijproducten op het bedrijf zelf moet dus worden toegestaan onder voorwaarden waarbij de overdracht van op mens of dier overdraagbare ziekten wordt voorkomen en schadelijke effecten op het milieu worden vermeden. Met name moet de hydrolyse plaatsvinden in een gesloten, lekvrije recipiënt die zich, als derde mogelijkheid, afgezonderd van landbouwhuisdieren op dezelfde locatie bevindt. Aangezien echter de hydrolysemethode geen verwerkingsmethode is, dienen de specifieke voorschriften voor de verwerking van dierlijke bijproducten op dergelijke bedrijven niet te gelden. De recipiënt moet regelmatig onder officieel toezicht worden gecontroleerd op corrosie, zodat er geen materiaal in de grond kan weglekken.

(12)

Er is nog niet aangetoond dat met de hydrolysemethode potentiële gezondheidsrisico's kunnen worden beperkt. Daarom moet elke hantering en elk gebruik van het gehydrolyseerde materiaal worden verboden, afgezien van verbranding of meeverbranding, al dan niet na verwerking, dan wel sterilisatie onder druk gevolgd door storting op een toegelaten stortplaats of omzetting in compost of biogas.

(13)

Spanje, Ierland, Letland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk hebben aangegeven dat zij hun exploitanten zouden willen toestaan de hydrolysemethode te gebruiken. De bevoegde autoriteiten van die lidstaten hebben bevestigd dat de betrokken exploitanten streng zullen worden gecontroleerd om eventuele gezondheidsrisico's te voorkomen.

(14)

In haar advies van 8 juli 2010 over de behandeling van vaste mest van varkens en pluimvee met kalk heeft de EFSA geconcludeerd dat het voorgestelde mengen van mest met kalk een veilige methode is om relevante ziekteverwekkende bacteriën en virussen te inactiveren, gelet op de beoogde toepassing van het afgeleide product, namelijk het uitrijden van het kalk-mestmengsel op het land. Aangezien de efficiëntie van het proces in de aanvraag alleen voor één bepaalde menginrichting werd aangetoond, heeft de EFSA geadviseerd dat bij gebruik van een andere menginrichting eerst een validatie moet plaatsvinden op basis van metingen van de pH, tijd en temperatuur, om aan te tonen dat met de andere menginrichting een gelijkwaardige inactivatie van de ziekteverwekkers wordt bereikt.

(15)

Een validatie volgens deze beginselen moet ook worden uitgevoerd als ongebluste kalk (CaO), dat in het door de EFSA beoordeelde proces werd gebruikt, wordt vervangen door gebrande dolomiet (CaO.MgO).

(16)

In haar advies van 22 september 2010 betreffende een meerstapskatalyseproces voor de productie van hernieuwbare brandstoffen concludeerde de EFSA dat het proces als veilig kan worden beschouwd wanneer gesmolten vet afkomstig van categorie 2- en categorie 3-materiaal als grondstof wordt gebruikt en dat vet verwerkt is volgens de standaardverwerkingsmethoden voor dierlijke bijproducten. Uit de verstrekte informatie kon echter niet worden geconcludeerd dat eventuele TSE-risico's in gesmolten vet afkomstig van categorie 1-materiaal met het proces kunnen worden beperkt. Daarom moet het meerstapskatalyseproces worden toegestaan voor gesmolten vet afkomstig van categorie 2- en categorie 3-materiaal, maar niet voor gesmolten vet afkomstig van categorie 1-materiaal. Dit belet de aanvrager niet om bij de EFSA nadere informatie in te dienen met het oog op een nieuwe beoordeling, maar zolang die beoordeling niet heeft plaatsgevonden moet het gebruik van gesmolten vet afkomstig van categorie 1-materiaal voor dit proces worden verboden.

(17)

In verband met de drie wetenschappelijke adviezen van de EFSA moet bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 142/2011 worden gewijzigd.

(18)

Verordening (EG) nr. 1069/2009 biedt de mogelijkheid om uitvoeringsmaatregelen vast te stellen voor de omzetting van dierlijke bijproducten in biogas of compost. Wanneer dierlijke bijproducten in een biogas- of composteerinstallatie worden gemengd met materiaal van niet-dierlijke oorsprong of ander materiaal dat niet onder die verordening valt, moet de bevoegde autoriteit kunnen toestaan dat na pasteurisatie maar voor het mengen representatieve monsters worden genomen om te controleren of aan de microbiologische criteria wordt voldaan. Uit die bemonstering moet blijken of de microbiologische risico's van de om te zetten dierlijke bijproducten door de pasteurisatie zijn beperkt.

(19)

Bijlage V bij Verordening (EU) nr. 142/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(20)

Verordening (EG) nr. 1069/2009 voorziet in een goedkeuringsprocedure voor een standaardformaat voor aanvragen om toelating van alternatieve methoden voor het gebruik of de verwijdering van dierlijke bijproducten of afgeleide producten. Dat formaat moet door belanghebbende partijen worden gebruikt bij een aanvraag om toelating van dergelijke methoden.

(21)

Op verzoek van de Commissie heeft de EFSA op 7 juli 2010 een verklaring uitgebracht over technische bijstand betreffende het formaat van aanvragen voor nieuwe alternatieve methoden voor dierlijke bijproducten (7). In die verklaring geeft de EFSA met name een nadere toelichting op de informatie die belanghebbende partijen moeten verstrekken wanneer zij een aanvraag om toelating van een nieuwe alternatieve methode indienen.

(22)

In verband met de aanbevelingen van die verklaring moet het standaardformaat voor aanvragen om toelating van nieuwe alternatieve methoden in bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 142/2011 worden gewijzigd.

(23)

Aangezien hernieuwbare brandstoffen met het meerstapskatalyseproces ook geproduceerd kunnen worden uit ingevoerd gesmolten vet, moeten de invoervoorschriften voor dat vet en de voorwaarden in het gezondheidscertificaat dat zendingen gesmolten vet bij het punt van binnenkomst in de Unie waar de veterinaire controles plaatsvinden, nader worden gepreciseerd. De bijlagen XIV en XV bij Verordening (EG) nr. 142/2011 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(24)

Artikel 3 en de bijlagen II, IV, V, VII, VIII, XI en XIII tot en met XVI moeten dus worden gewijzigd.

(25)

Er moet na de inwerkingtreding van deze verordening een overgangsperiode komen zodat de invoer in de Unie van niet voor menselijke consumptie bestemt gesmolten vet voor bepaalde doeleinden buiten de voederketen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 142/2011 voordat die bij deze verordening werden gewijzigd, toegestaan blijft.

(26)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 142/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 3, onder g), komt als volgt te luiden:

„g)

bont dat aan de specifieke eisen voor het eindpunt voor dat product in bijlage XIII, hoofdstuk VIII, voldoet;

h)

visolie voor de vervaardiging van geneesmiddelen die aan de specifieke eisen voor het eindpunt voor dat product in bijlage XIII, hoofdstuk XIII, voldoet;

i)

benzine en andere brandstoffen die aan de specifieke eisen voor producten van het meerstapskatalyseproces voor de productie van hernieuwbare brandstoffen in bijlage IV, hoofdstuk IV, afdeling 3, punt 2, onder c), voldoen.”.

2.

De bijlagen II, IV, V, VII, VIII, XI en XIII tot en met XVI worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Zendingen niet voor menselijke consumptie bestemd gesmolten vet voor bepaalde doeleinden buiten de voederketen die vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat dat vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening volgens het model in hoofdstuk 10 (B) van bijlage XV bij Verordening (EG) nr. 142/2011 is ingevuld en ondertekend, worden nog gedurende een overgangsperiode tot en met 31 januari 2012 voor invoer in de Unie aanvaard, mits die certificaten vóór 30 november 2011 werden ingevuld en ondertekend.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juli 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1.

(2)  PB L 54 van 26.2.2011, blz. 1.

(3)  PB L 117 van 13.5.2003, blz. 37.

(4)  EFSA Journal (2009) 971, 1-12.

(5)  EFSA Journal (2010); 8(7):1681.

(6)  EFSA Journal (2010); 8(10):1825.

(7)  EFSA Journal 2010; 8(7):1680.


BIJLAGE

Verordening (EU) nr. 142/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Bijlage II, hoofdstuk I, punt 1, onder a), komt als volgt te luiden:

„a)

vossen (Vulpes vulpes en Alopex lagopus);”.

2.

Bijlage IV, hoofdstuk IV, wordt als volgt gewijzigd:

a)

afdeling 1, punt 1, komt als volgt te luiden:

„1.

Materiaal dat afkomstig is van de verwerking van categorie 1- en categorie 2-materiaal wordt permanent gemerkt overeenkomstig de voorschriften voor het merken van bepaalde afgeleide producten in bijlage VIII, hoofdstuk V.

Het merken is echter niet vereist voor de volgende in afdeling 2 bedoelde materiaal:

a)

biodiesel die geproduceerd is zoals bepaald onder D;

b)

gehydrolyseerd materiaal als bedoeld onder H;

c)

mengsels van varkensmest en pluimveemest met ongebluste kalk, geproduceerd zoals bepaald onder I;

d)

hernieuwbare brandstoffen die zijn geproduceerd uit gesmolten vet, afkomstig van categorie 2-materiaal, zoals bepaald onder J.”;

b)

aan afdeling 2 wordt het volgende toegevoegd:

„H.   Hydrolyse gevolgd door verwijdering

1.   Betrokken lidstaten

Hydrolyse gevolgd door verwijdering mag worden toegepast in Spanje, Ierland, Letland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk.

De bevoegde autoriteit die dit toestaat, moet erop toezien dat het materiaal na hydrolyse in dezelfde lidstaat wordt verzameld en vervoerd.

2.   Grondstoffen

Voor dit proces mogen alleen de volgende grondstoffen worden gebruikt:

a)

categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 9, onder f) i), ii) en iii), van Verordening (EG) nr. 1069/2009, afkomstig van varkens;

b)

categorie 3-materiaal als bedoeld in artikel 10, onder h), van die verordening, afkomstig van varkens.

Kadavers en delen van kadavers van dieren die als gevolg van een epizoötie zijn gestorven of in het kader van de uitroeiing van een epizoötie zijn gedood, mogen niet worden gebruikt.

3.   Methode

Hydrolyse gevolgd door verwijdering is een tijdelijke opslag ter plaatse. Hierbij worden de volgende normen in acht genomen:

a)

na verzameling op een bedrijf waarvoor de bevoegde autoriteit het gebruik van de verwerkingsmethode heeft toegestaan op grond van een beoordeling van de veedichtheid op het bedrijf, de waarschijnlijke sterfte en de eventuele risico's voor de volksgezondheid en de diergezondheid, worden de dierlijke bijproducten overgebracht naar een recipiënt die is geconstrueerd zoals bepaald onder b) („de recipiënt”) en die op een speciale locatie is geplaatst zoals bepaald onder c) en d) („de speciale locatie”);

b)

de recipiënt:

i)

kan worden afgesloten;

ii)

is waterdicht, lekvrij en hermetisch gesloten;

iii)

is voorzien van een corrosiewerende bekleding;

iv)

is voorzien van een inrichting om emissies te controleren zoals bepaald onder e);

c)

de recipiënt wordt op een speciale locatie geplaatst die fysiek gescheiden is van het bedrijf.

Die locatie heeft speciale toegangswegen voor de verplaatsing van materiaal en voor de verzamelvoertuigen;

d)

de recipiënt en de locatie zijn geconstrueerd en ingericht overeenkomstig de milieubeschermingswetgeving van de Unie, om geuroverlast en risico's voor de bodem en het grondwater te voorkomen;

e)

de recipiënt is verbonden met een pijp voor de emissie van gassen, die voorzien is van geschikte filters om de overdracht van op mens of dier overdraagbare ziekten te voorkomen;

f)

de recipiënt is tijdens het hydrolyseproces gedurende ten minste drie maanden gesloten, op zodanige wijze dat ongeoorloofde opening wordt voorkomen;

g)

de exploitant voert procedures in om de overdracht van op mens of dier overdraagbare ziekten als gevolg van verplaatsingen van personeel te voorkomen;

h)

de exploitant:

i)

neemt preventieve maatregelen tegen vogels, knaagdieren, insecten en ander ongedierte;

ii)

voert een gedocumenteerd plagenbestrijdingsprogramma in;

i)

de exploitant houdt een administratie bij van:

i)

al het materiaal dat in de recipiënt gebracht wordt;

ii)

al het gehydrolyseerde materiaal dat uit de recipiënt gehaald wordt;

j)

de exploitant leegt de recipiënt op gezette tijden om:

i)

na te gaan of er geen corrosie is opgetreden;

ii)

na te gaan of er vloeibaar materiaal naar de bodem is gelekt en dergelijke lekkage te voorkomen;

k)

na hydrolyse wordt het materiaal verzameld, gebruikt en verwijderd overeenkomstig artikel 13, onder a), b), c) of e) i), van Verordening (EG) nr. 1069/2009;

l)

De verwerking moet worden uitgevoerd in een batchprocedé.

m)

elke hantering en elk gebruik van het gehydrolyseerde materiaal, met inbegrip van uitrijden op het land, is verboden.

I.   Behandeling van varkens- en pluimveemest met kalk

1.   Grondstoffen

Voor dit proces mag mest als bedoeld in artikel 9, onder a), van Verordening (EG) nr. 1069/2009, afkomstig van varkens en pluimvee worden gebruikt.

2.   Verwerkingsmethode

a)

Het drogestofgehalte van de mest wordt bepaald volgens de methode CEN EN 12880:2000 (1)„Characterization of sludges. Determination of dry residue and water content”.

Voor dit proces moet het drogestofgehalte tussen 15 % en 70 % liggen.

b)

De hoeveelheid toe te voegen kalk wordt zodanig bepaald dat een van de onder f) aangegeven tijd-temperatuurcombinaties wordt bereikt.

c)

De deeltjesgrootte van de te verwerken dierlijke bijproducten mag niet groter zijn dan 12 mm.

Zo nodig worden de mestdeeltjes tot deze deeltjesgrootte verkleind.

d)

De mest wordt gemengd met ongebluste kalk (CaO) met een middelhoge tot hoge reactiviteit waarbij in minder dan zes minuten een temperatuurverhoging van 40 °C wordt bereikt overeenkomstig de criteria in reactiviteitstest 5.10 van de norm CEN EN 459-2:2002 (2).

Het mengen moet worden uitgevoerd met twee mengers in serie met elk twee schroeven.

Beide mengers moeten:

i)

een schroefdiameter van 0,55 m en een schroeflengte van 3,5 m hebben;

ii)

werken bij een vermogen van 30 kW en een draaisnelheid van 156 toeren per minuut;

iii)

een verwerkingscapaciteit van 10 ton per dag hebben.

De mest en de kalk moeten gemiddeld na ongeveer twee minuten gemengd zijn.

e)

Het mengsel wordt gedurende ten minste zes uur verder gemengd tot een hoop van minimaal twee ton.

f)

In de hoop worden meetpunten gekozen waar continu metingen worden verricht om aan te tonen dat het mengsel in de hoop een pH van minimaal 12 en een van de volgende tijd-temperatuurcombinaties bereikt:

i)

60 °C gedurende 60 minuten, of

ii)

70 °C gedurende 30 minuten.

g)

De verwerking moet worden uitgevoerd in een batchprocedé.

h)

Er moet een permanente schriftelijke procedure op basis van de HACCP-beginselen worden ingevoerd.

i)

Exploitanten mogen de bevoegde autoriteit door middel van validatie overeenkomstig de onderstaande eisen aantonen dat een proces met een andere menginrichting als bedoeld onder d) of met gebrande dolomiet (CaO.MgO) in plaats van ongebluste kalk ten minste even efficiënt is als het onder a) tot en met h) beschreven proces.

Die validatie moet:

aantonen dat met een andere menginrichting dan bedoeld onder d) of met gebrande dolomiet, al naar het geval, een mengsel met mest kan worden geproduceerd waarbij de onder f) beschreven parameters voor de pH, tijd en temperatuur kunnen worden bereikt;

gebaseerd worden op meting van de tijd en de temperatuur onder in de hoop, in het midden daarvan en bovenin, met een representatief aantal meetpunten (ten minste vier onderin, maximaal 10 cm boven de bodem en 10 cm onder het oppervlak, één meetpunt in het midden, halverwege tussen de onderkant en de top van de hoop, en vier meetpunten bovenin de hoop, maximaal 10 cm onder het oppervlak en maximaal 10 cm onder de top van de hoop);

gedurende twee perioden van ten minste 30 dagen worden uitgevoerd, waarvan één in het koude seizoen van het jaar op de geografische plaats waar de menginrichting gebruikt zal worden.

J.   Meerstapskatalyseproces voor de productie van hernieuwbare brandstoffen

1.   Grondstoffen

a)

Voor dit proces mag het volgende materiaal worden gebruikt:

i)

gesmolten vet afkomstig van categorie 2-materiaal, dat is verwerkt met verwerkingsmethode 1 (sterilisatie onder druk);

ii)

visolie of gesmolten vet afkomstig van categorie 3-materiaal, dat is verwerkt met:

een van de verwerkingsmethoden 1 tot en met 5 of verwerkingsmethode 7, of

in het geval van materiaal dat is afgeleid van visolie, een van de verwerkingsmethoden 1 tot en met 7;

iii)

visolie die, of gesmolten vet dat geproduceerd is overeenkomstig respectievelijk sectie VIII of sectie XII van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004;

b)

het gebruik van gesmolten vet afkomstig van categorie 1-materiaal voor dit proces is verboden.

2.   Verwerkingsmethode

a)

Het gesmolten vet wordt als volgt voorbehandeld:

i)

ontkleuring van het gecentrifugeerde materiaal door zeven door een kleifilter;

ii)

verwijdering van resterende onoplosbare verontreinigingen door filtratie;

b)

het voorbehandelde materiaal ondergaat een meerstapskatalyseproces bestaande uit hydrodeoxygenering gevolgd door isomerisatie.

Het materiaal wordt gedurende ten minste 20 minuten aan een druk van ten minste 20 bar en een temperatuur van ten minste 250 °C blootgesteld;

c)

afdeling 3, punt 2, wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt b) iii), tweede streepje, komt als volgt te luiden:

„—

afkomstig van ander categorie 3-materiaal dan het in artikel 10, onder p), van Verordening (EG) nr. 1069/2009 bedoelde materiaal, voor vervoedering worden gebruikt.”;

ii)

de volgende punten worden toegevoegd:

„c)

het meerstapskatalyseproces voor de productie van hernieuwbare brandstoffen mag:

i)

in het geval van benzine en andere met dit proces geproduceerde brandstoffen, zonder enige beperking op grond van deze verordening, gebruikt worden als brandstof (eindpunt);

ii)

in het geval van voor het ontkleuren gebruikte klei en slib van het voorbehandelingsproces als bedoeld in afdeling 2, onder J, punt 2, onder a):

door verbranding of meeverbranding worden verwijderd;

worden omgezet in biogas;

worden gecomposteerd of voor de vervaardiging van afgeleide als bedoeld in artikel 36, onder a) i), van Verordening (EG) nr. 1069/2009;

d)

het met kalk behandelde mengsel van varkens- en pluimveemest mag als verwerkte mest op het land worden uitgereden.”.

3.

Aan bijlage V, hoofdstuk III, afdeling 3, wordt het volgende punt toegevoegd:

„3.

Wanneer dierlijke bijproducten samen met materiaal dat niet van dierlijke oorsprong is, in biogas of compost worden omgezet, mag de bevoegde autoriteit exploitanten toestaan om na de pasteurisatie als bedoeld in hoofdstuk I, afdeling 1, punt 1, onder a), of na de compostering als bedoeld in afdeling 2, punt 1, van dat hoofdstuk, al naar het geval, maar vóór het mengen met materiaal dat niet van dierlijke oorsprong is, representatieve monsters te nemen om de efficiëntie van de omzetting, respectievelijk compostering van de dierlijke bijproducten te controleren.”.

4.

In bijlage VII, hoofdstuk II, komen de punten 1, 2 en 3 als volgt te luiden:

„1.

De aanvragen bevatten alle nodige informatie om de EFSA in staat te stellen de veiligheid van de voorgestelde alternatieve methode te beoordelen, en met name een beschrijving van:

de categorieën dierlijke bijproducten waarop de methode zal worden toegepast;

het gehele proces;

de biologische gevaren voor de volksgezondheid en de diergezondheid, en

de mate waarin het proces de risico's beperkt.

2.

De in punt 1 bedoelde aanvraag moet verder het volgende omvatten:

a)

een vermelding welke punten van de artikelen 8, 9 en 10 van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van toepassing zijn, inclusief de fysieke toestand van het materiaal en een eventuele voorbehandeling die het materiaal heeft ondergaan, alsmede welke andere materialen dan dierlijke bijproducten in het proces gebruikt zullen worden;

b)

een HACCP-protocol en een stroomdiagram waarin de afzonderlijke stappen van het proces duidelijk zijn aangegeven, evenals de kritische parameters voor de inactivatie van relevante ziekteverwekkers, zoals temperatuur, druk, behandelingsduur, pH-bijstelling en deeltjesgrootte, aangevuld met technische specificaties van de bij het proces gebruikte apparatuur;

c)

een identificatie en typering van de biologische gevaren voor de volksgezondheid en de diergezondheid aan de hand van de categorieën dierlijke bijproducten waarop de methode zal worden toegepast;

d)

informatie waaruit blijkt dat de meest resistente biologische gevaren die verbonden zijn aan de te verwerken materiaalcategorie in alle tijdens het proces ontstane producten, inclusief het afvalwater, ten minste in dezelfde mate beperkt worden als met de in deze verordening vastgelegde verwerkingsnormen voor dezelfde categorie dierlijke bijproducten. De mate van risicovermindering moet worden bepaald met gevalideerde directe metingen, tenzij modellen of vergelijkingen met andere processen aanvaardbaar zijn.

3.

Gevalideerde directe metingen als bedoeld in punt 2, onder d), omvatten:

a)

meting van de vermindering van de levensvatbaarheid/infectiviteit van endogene indicatororganismen tijdens het proces, waarbij de indicator:

consistent in hoge aantallen in de grondstof aanwezig is,

niet minder bestendig voor de dodelijke aspecten van het behandelingsproces, maar ook niet significant resistenter is dan de ziekteverwekkers voor de bewaking waarvan hij wordt gebruikt,

vrij gemakkelijk te kwantificeren, te identificeren en te bevestigen is, of

b)

het gebruik van een goed gekarakteriseerd testorganisme of -virus dat in een geschikt testlichaam in de grondstoffen is gebracht.

Indien de behandeling verscheidene stappen omvat, moet worden nagegaan in hoeverre de titerverminderingen van de afzonderlijke stappen additief zijn en of eerdere stappen in het proces afbreuk kunnen doen aan de doeltreffendheid van volgende stappen;

c)

een rapportage van de volledige resultaten met:

i)

een uitvoerige beschrijving van de gebruikte methoden;

ii)

een beschrijving van de aard van de geanalyseerde monsters;

iii)

informatie waaruit blijkt dat het aantal geanalyseerde monsters representatief is;

iv)

een rechtvaardiging van het aantal uitgevoerde testen en de keuze van de meetpunten;

v)

een vermelding van de gevoeligheid en specificiteit van de gebruikte detectiemethoden;

vi)

gegevens over de herhaalbaarheid en de statistische variabiliteit van de in de proeven uitgevoerde metingen;

vii)

een rechtvaardiging, indien van toepassing, van de significantie van prionsurrogaten;

viii)

in geval er bij afwezigheid van directe metingen modellen of vergelijkingen met andere processen worden gehanteerd, informatie waaruit blijkt dat de factoren die tot vermindering van de risico's leiden bekend zijn en dat een beproefd risicoreductiemodel wordt gebruikt;

ix)

gegevens voor het gehele proces over directe metingen van alle factoren die tot vermindering van de risico's leiden, waaruit blijkt dat die factoren in de gehele behandelde partij homogeen van toepassing zijn.

4.

Het in punt 2, onder b), bedoelde HACCP-protocol is gebaseerd op de kritische parameters die voor de vermindering van de risico's worden toegepast, met name:

temperatuur;

druk;

tijd, en

microbiologische criteria.

De in het HACCP-plan opgenomen kritische grenswaarden moeten worden omschreven op basis van de resultaten van de experimentele validatie en/of het gehanteerde model.

Indien de succesvolle werking van het proces alleen kan worden aangetoond aan de hand van technische parameters die specifiek samenhangen met de bij het proces gebruikte apparatuur, moet het HACCP-plan ook de technische grenswaarden vermelden waaraan moet worden voldaan, met name de energieopname, het aantal pompbewegingen of de dosering van chemische stoffen.

Er moet informatie worden vertrekt over de kritische en technische parameters die continu of periodiek moeten worden gecontroleerd en geregistreerd en over de voor de meting en controle gebruikte methoden.

De variabiliteit van de parameters onder karakteristieke productieomstandigheden moet in aanmerking worden genomen.

In het HACCP-plan moeten de normale bedrijfsomstandigheden en abnormale of noodsituaties, met inbegrip van een defect tijdens het proces, in beschouwing worden genomen en moeten de mogelijke corrigerende maatregelen in geval van abnormale of noodsituaties worden vermeld.

5.

De aanvragen moeten ook voldoende informatie bevatten over:

a)

de risico's van onderling afhankelijke processen, en met name over de resultaten van een evaluatie van mogelijke indirecte gevolgen die:

i)

van invloed kunnen zijn op de mate waarin een bepaald proces de risico's vermindert;

ii)

voortvloeien uit het vervoer of de opslag van tijdens het proces ontstane producten en de veilige verwijdering van die producten, met inbegrip van afvalwater;

b)

de risico's van het voorgenomen eindgebruik van de producten, met name:

i)

het voorgenomen eindgebruik van producten die tijdens het proces ontstaan, moet worden gespecificeerd.

ii)

de waarschijnlijke risico's voor de volksgezondheid en de diergezondheid en eventuele gevolgen voor het milieu moeten worden beoordeeld op basis van de geraamde vermindering van de risico's overeenkomstig punt 2, onder d).

6.

Bij de aanvragen moet documentatie worden verstrekt, met name:

a)

een stroomdiagram waarop de werking van het proces wordt weergegeven;

b)

de in punt 2, onder d), bedoelde informatie, alsmede andere gegevens ter staving van de informatie die is verstrekt in het kader van de aanvraag als bedoeld in punt 2.

7.

De betrokken partijen vermelden in hun aanvraag een contactadres, met inbegrip van hun naam en volledige adres, een telefoon- en/of faxnummer en/of het e-mailadres van een bepaalde contactpersoon die optreedt in de hoedanigheid of in naam van de betrokken partij.”.

5.

Bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:

a)

hoofdstuk II, punt 2, onder b) xvii), wordt als volgt vervangen:

„xvii)

voor demonstratiemateriaal: „Demonstratiemateriaal niet voor menselijke consumptie”, in plaats van de onder a) vastgestelde tekst;

xviii)

voor visolie voor de vervaardiging van geneesmiddelen als bedoeld in bijlage XIII, hoofdstuk XIII, de vermelding „Visolie voor de vervaardiging van geneesmiddelen”, in plaats van de onder a) vastgestelde tekst;

xix)

voor mest die de in bijlage IV, hoofdstuk IV, afdeling 2, onder I, beschreven kalkbehandeling hebben ondergaan, de vermelding „mengsel van mest en kalk”.”;

b)

hoofdstuk V, punt 3, onder d) ii), wordt als volgt vervangen:

„ii)

bestemd zijn voor onderzoek en andere specifieke doeleinden als bedoeld in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1069/2009, na toestemming door de bevoegde autoriteit;

e)

hernieuwbare brandstoffen die zijn geproduceerd uit gesmolten vet, afkomstig van categorie 2-materiaal, zoals bepaald in bijlage IV, hoofdstuk IV, afdeling 2, onder J.”.

6.

In bijlage XI, hoofdstuk I, afdeling 2, komt de inleidende zin als volgt te luiden:

„Het in de handel brengen van verwerkte mest, afgeleide producten van verwerkte mest en guano van vleermuizen is aan de volgende voorwaarden onderworpen, waarbij voor guano van vleermuizen tevens de instemming van de lidstaat van bestemming als bedoeld in artikel 48, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1069/2009, vereist is:”.

7.

Aan bijlage XIII wordt het volgende hoofdstuk XIII toegevoegd:

„HOOFDSTUK XIII

Specifieke eisen voor visolie voor de vervaardiging van geneesmiddelen

Eindpunt voor visolie voor de vervaardiging van geneesmiddelen

Visolie afkomstig van de in bijlage X, hoofdstuk II, afdeling 3, onder A, punt 2, bedoelde producten, die met NaOH-oplossing bij een temperatuur van 80 °C of hoger ontzuurd en vervolgens door destillatie bij een temperatuur van 200 °C of hoger gezuiverd is, mag zonder beperkingen overeenkomstig deze verordening in de handel worden gebracht voor de vervaardiging van geneesmiddelen.”.

8.

Bijlage XIV wordt als volgt gewijzigd:

a)

hoofdstuk I wordt als volgt gewijzigd:

i)

afdeling 1 wordt als volgt gewijzigd:

in de inleidende alinea wordt punt e) als volgt vervangen:

„e)

zij worden op het punt van binnenkomst in de Unie waar de veterinaire controles plaatsvinden samen met een document volgens het model als bedoeld in de kolom „Certificaten/modeldocumenten” van tabel 1 aangeboden;

f)

zij zijn afkomstig van een inrichting die of bedrijf dat door de bevoegde autoriteit van het derde land is geregistreerd of erkend, al naar het geval, en op de lijst van dergelijke inrichtingen en bedrijven als bedoeld in artikel 30 is opgenomen.”;

in tabel 1, rij 1, komt de omschrijving van het product in de tweede kolom als volgt te luiden:

„Verwerkte dierlijke eiwitten, met inbegrip van mengsels en andere producten dan voeder voor gezelschapsdieren die dergelijke eiwitten bevatten, en mengvoeders als omschreven in artikel 3, lid 2, onder h), van Verordening (EG) nr. 767/2009, die dergelijke eiwitten bevatten”;

ii)

in afdeling 2 komt de titel als volgt te luiden:

Invoer van verwerkte dierlijke eiwitten, met inbegrip van mengsels en andere producten dan voeder voor gezelschapsdieren die dergelijke eiwitten bevatten, en mengvoeders als omschreven in artikel 3, lid 2, onder h), van Verordening (EG) nr. 767/2009, die dergelijke eiwitten bevatten”;

b)

hoofdstuk II wordt als volgt gewijzigd:

i)

afdeling 1 wordt als volgt gewijzigd:

in de inleidende alinea worden de punten d) en e) als volgt vervangen:

„d)

zij zijn afkomstig van een inrichting die of bedrijf dat door de bevoegde autoriteit van het derde land is geregistreerd of erkend, al naar het geval, en op de lijst van dergelijke inrichtingen en bedrijven als bedoeld in artikel 30 is opgenomen, en

e)

zij gaan tijdens het vervoer naar het punt van binnenkomst in de Unie waar de veterinaire controles plaatsvinden, vergezeld van het gezondheidscertificaat als bedoeld in de kolom „Certificaten/modeldocumenten” van tabel 1, of

f)

zij worden op het punt van binnenkomst in de Unie waar de veterinaire controles plaatsvinden samen met een document volgens het model als bedoeld in de kolom „Certificaten/modeldocumenten” van tabel 2 aangeboden.”;

in tabel 2 wordt rij 17 als volgt vervangen:

„17

Gesmolten vet voor bepaalde doeleinden buiten de voederketen van landbouwhuisdieren

a)

Voor grondstoffen voor de productie van biodiesel:

categorie 1-, 2- en 3-materiaal als bedoeld in de artikelen 8, 9 en 10;

b)

voor materiaal voor de productie van hernieuwbare brandstoffen als bedoeld in bijlage IV, hoofdstuk IV, afdeling 2, onder J:

categorie 2- en 3-materiaal als bedoeld in de artikelen 9 en 10;

c)

voor materiaal bestemd voor organische meststoffen en bodemverbeteraars:

categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 9, onder c), d) en f) i), en categorie 3-materiaal als bedoeld in artikel 10, behalve onder c) en p);

d)

voor grondstoffen die voor andere doeleinden bestemd zijn:

categorie 1-materiaal als bedoeld in artikel 8, onder b), c) en d), categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 9, onder c), d) en f) i), en categorie 3-materiaal als bedoeld in artikel 10, behalve onder c) en p)

Het gesmolten vet voldoet aan de eisen in afdeling 9

Derde landen die zijn opgenomen in bijlage II, deel 1, bij Verordening (EU) nr. 206/2010 en, in het geval van materiaal van vis, derde landen die zijn opgenomen in de lijst in bijlage II bij Beschikking 2006/766/EG

Bijlage XV, hoofdstuk 10 (B)”

ii)

afdeling 9, punt a) iii), wordt als volgt vervangen:

„iii)

in het geval van materiaal voor de productie van hernieuwbare brandstoffen als bedoeld in bijlage IV, hoofdstuk IV, afdeling 2, onder J, van deze verordening, categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1069/2009 en categorie 3-materiaal als bedoeld in artikel 10 van die verordening;

iv)

in het geval van ander materiaal, categorie 1-materiaal als bedoeld in artikel 8, onder b), c) en d), van Verordening (EG) nr. 1069/2009, categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 9, onder c), d) en f) i), van die verordening of ander categorie 3-materiaal dan bedoeld in artikel 10, onder c) en p), van die verordening;”.

9.

Bijlage XV, hoofdstuk 10 (B), wordt als volgt vervangen:

„HOOFDSTUK 10 (B)

Gezondheidscertificaat

Voor niet voor menselijke consumptie bestemd gesmolten vet voor bepaalde doeleinden buiten de voederketen, bestemd voor verzending naar of doorvoer door (2) de Europese Unie

Image

Image

Image

Image

Image

10.

In bijlage XVI, hoofdstuk III, wordt de volgende afdeling 11 toegevoegd:

Afdeling 11

Officiële controles op hydrolyse gevolgd door verwijdering

De bevoegde autoriteit voert controles uit op locaties waar hydrolyse gevolgd door verwijdering plaatsvindt overeenkomstig bijlage IV, hoofdstuk IV, afdeling 2, onder H.

Om de hoeveelheden verzonden en verwijderd gehydrolyseerd materiaal met elkaar te vergelijken, omvatten die controles documentencontroles:

a)

van de hoeveelheid op de locatie gehydrolyseerd materiaal;

b)

in de inrichtingen of bedrijven waar het gehydrolyseerde materiaal wordt verwijderd.

De controles vinden op gezette tijden plaats op basis van een risicobeoordeling.

Gedurende de eerste twaalf maanden na de inbedrijfstelling wordt een controlebezoek gebracht aan een locatie waar zich een recipiënt voor hydrolyse bevindt, telkens wanneer gehydrolyseerd materiaal uit de recipiënt wordt gehaald.

Na de eerste twaalf maanden na inbedrijfstelling wordt aan die locaties een controlebezoek gebracht telkens wanneer de recipiënt wordt geleegd en op corrosie en lekkage wordt gecontroleerd overeenkomstig bijlage IV, hoofdstuk IV, afdeling 2, onder H, j).”.


(1)  BS EN 12880:2000, Characterization of sludges. Determination of dry residue and water content. Europees Comité voor Normalisatie.

(2)  CEN EN 459-2:2002 method CEN/TC 51 - Cement and building limes. Europees Comité voor Normalisatie.”