18.5.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 131/14 |
VERORDENING (EU) Nr. 477/2011 VAN DE COMMISSIE
van 17 mei 2011
tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 van de Raad ingestelde antidumpingmaatregelen op de invoer van bepaald molybdeendraad van oorsprong uit de Volksrepubliek China door de invoer van bepaald molybdeendraad verzonden uit Maleisië en Zwitserland, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië en Zwitserland, en tot registratie van deze invoer
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 13, lid 3, en artikel 14, leden 3 en 5,
Na raadpleging van het Raadgevend Comité overeenkomstig artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 3, van de basisverordening,
Overwegende hetgeen volgt:
A. VERZOEK
(1) |
De Europese Commissie („de Commissie”) heeft een verzoek ontvangen op grond van artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening om een onderzoek in te stellen naar de mogelijke ontwijking van de antidumpingmaatregelen die zijn ingesteld op de invoer van bepaald molybdeendraad van oorsprong uit de Volksrepubliek China en om de invoer van bepaald molybdeendraad verzonden uit Maleisië en Zwitserland, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië en Zwitserland, te registreren. |
(2) |
Het verzoek werd op 4 april 2011 ingediend door de European Association of Metals (Eurometaux) namens een producent van bepaald molybdeendraad in de Unie. |
B. PRODUCT
(3) |
Bij de mogelijke ontwijking gaat het om molybdeendraad met ten minste 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm in diameter, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 8102 96 00 („het betrokken product”). |
(4) |
Het onderzochte product is hetzelfde als het product dat in de vorige overweging is gedefinieerd, maar wordt verzonden uit Maleisië en Zwitserland, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië en Zwitserland, en is momenteel ingedeeld onder dezelfde GN-code als het betrokken product. |
C. BESTAANDE MAATREGELEN
(5) |
De thans geldende maatregelen die mogelijk worden ontweken, zijn antidumpingmaatregelen die zijn ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 van de Raad (2). |
D. MOTIVERING
(6) |
Het verzoek bevat voldoende voorlopig bewijsmateriaal dat de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaald molybdeendraad van oorsprong uit de Volksrepubliek China worden ontweken door overlading via Maleisië en Zwitserland. Het onderstaande bewijsmateriaal is overgelegd: In het verzoek wordt aangetoond dat na de instelling van maatregelen voor het betrokken product een aanzienlijke verandering in de structuur van het handelsverkeer heeft plaatsgevonden wat betreft de uitvoer uit de Volksrepubliek China, Maleisië en Zwitserland naar de Unie en dat hiervoor afgezien van de instelling van het antidumpingrecht onvoldoende reden of rechtvaardiging bestaat. Deze verandering in de structuur van het handelsverkeer lijkt te zijn veroorzaakt door het feit dat bepaald molybdeendraad van oorsprong uit de Volksrepubliek China in Maleisië en Zwitserland wordt overgeladen. Verder bevat het verzoek voldoende voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de corrigerende werking van de thans voor het betrokken product geldende antidumpingmaatregelen, wat de hoeveelheden betreft, wordt ondermijnd. In plaats van het betrokken product blijken aanzienlijke hoeveelheden van het onderzochte product te worden ingevoerd. Bovendien beschikt de Commissie over voldoende bewijzen dat de invoer van het onderzochte product plaatsvindt tegen prijzen die veel lager zijn dan de geen schade veroorzakende prijs die is vastgesteld tijdens het onderzoek dat tot de geldende maatregelen heeft geleid, gecorrigeerd voor de daling van de grondstoffenprijzen. Ten slotte bevat het verzoek voldoende voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de prijzen van het onderzochte product dumpingprijzen zijn ten opzichte van de normale waarde die eerder voor het betrokken product is vastgesteld, gecorrigeerd voor de daling van de grondstoffenprijzen. Indien bij het onderzoek blijkt dat ontwijking, als bedoeld in artikel 13 van de basisverordening, ook door middel van andere praktijken geschiedt dan door overlading in Maleisië en Zwitserland, kan het onderzoek ook op deze andere praktijken betrekking hebben. |
E. PROCEDURE
Gezien het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat er voldoende bewijsmateriaal is om een onderzoek te openen overeenkomstig artikel 13 van de basisverordening en de invoer van het onderzochte product, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië en Zwitserland, te registreren overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening.
a) Vragenlijsten
Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig heeft, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de haar bekende exporteurs/producenten en verenigingen van exporteurs/producenten in Maleisië en Zwitserland, aan de haar bekende exporteurs/producenten en verenigingen van exporteurs/producenten in de Volksrepubliek China, aan de haar bekende importeurs en verenigingen van importeurs in de Unie en aan de autoriteiten van de Volksrepubliek China, Maleisië en Zwitserland. Zo nodig kunnen ook inlichtingen worden ingewonnen bij de bedrijfstak van de Unie.
In ieder geval moeten alle belanghebbenden zo spoedig mogelijk, maar binnen de in artikel 3 van deze verordening vermelde termijn, contact opnemen met de Commissie en binnen de in artikel 3, lid 1, van deze verordening vermelde termijn een vragenlijst aanvragen, aangezien de in artikel 3, lid 2, van deze verordening vermelde termijn voor alle belanghebbenden geldt.
De autoriteiten van de Volksrepubliek China, Maleisië en Zwitserland zullen van de opening van het onderzoek in kennis worden gesteld.
b) Schriftelijk en mondeling verstrekken van informatie
Belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en bewijsmateriaal te verstrekken. Voorts kan de Commissie belanghebbenden horen, mits zij daar schriftelijk om verzoeken en kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen.
c) Vrijstelling van registratie bij invoer of van maatregelen
Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening kan de invoer van het onderzochte product van registratie of maatregelen worden vrijgesteld als deze invoer niet plaatsvindt met ontwijking van de maatregelen.
Aangezien de mogelijke ontwijking buiten de Unie plaatsvindt, kan overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening vrijstelling worden verleend aan producenten van bepaald molybdeendraad in Maleisië en Zwitserland die kunnen aantonen dat zij niet verbonden zijn (3) met de producenten waarop de maatregelen van toepassing zijn (4), en dat zij niet betrokken zijn bij ontwijkingspraktijken zoals beschreven in artikel 13, leden 1 en 2, van de basisverordening. Producenten die een vrijstelling wensen te krijgen, moeten binnen de in artikel 3, lid 3, van deze verordening vermelde termijn een voldoende met bewijsmateriaal gestaafd verzoek daartoe indienen.
F. REGISTRATIE
Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening moet de invoer van het onderzochte product worden geregistreerd zodat, indien bij het onderzoek blijkt dat er van ontwijking sprake is, met terugwerkende kracht antidumpingrechten kunnen worden geheven vanaf de datum van registratie van de vanuit Maleisië en Zwitserland verzonden goederen.
G. TERMIJNEN
Met het oog op een behoorlijk bestuur moeten termijnen worden vastgesteld waarbinnen:
— |
belanghebbenden zich bij de Commissie kenbaar kunnen maken, hun standpunt schriftelijk kunnen uiteenzetten en hun antwoorden op de vragenlijst en alle andere gegevens die zij voor het onderzoek nuttig achten, kunnen indienen; |
— |
producenten in Maleisië en Zwitserland om vrijstelling van registratie of van maatregelen kunnen verzoeken; |
— |
belanghebbenden schriftelijk kunnen verzoeken door de Commissie te worden gehoord. |
De aandacht wordt erop gevestigd dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de in artikel 3 van deze verordening vermelde termijn bij de Commissie kenbaar maakt.
H. NIET-MEDEWERKING
Indien een belanghebbende binnen de vastgestelde termijnen toegang tot de nodige gegevens weigert of deze niet verstrekt, dan wel het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens conclusies worden getrokken, zowel in positieve als in negatieve zin.
Blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, dan worden deze buiten beschouwing gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt. Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de bevindingen daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend.
I. TIJDSCHEMA VOOR HET ONDERZOEK
Het onderzoek zal overeenkomstig artikel 13, lid 3, van de basisverordening binnen negen maanden na de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie worden afgesloten.
J. VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS
Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (5).
K. HEARING
Indien belanghebbenden van mening zijn dat zij bij de uitoefening van hun recht van verweer moeilijkheden ondervinden, kunnen zij vragen dat de voor de hearing bevoegde ambtenaar van DG Handel wordt ingeschakeld. Hij fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de diensten van de Commissie en kan zo nodig aanbieden te bemiddelen in procedurele kwesties aangaande de bescherming van hun belangen tijdens de procedure, met name voor kwesties inzake toegang tot het dossier, vertrouwelijkheid, verlenging van termijnen en behandeling van schriftelijke en/of mondelinge opmerkingen. Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina's van de voor de hearing bevoegde ambtenaar op de website van het directoraat-generaal Handel (http://ec.europa.eu/trade),
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Op grond van artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 wordt een onderzoek geopend om vast te stellen of bij de invoer in de Unie van molybdeendraad met ten minste 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm in diameter, verzonden uit Maleisië en Zwitserland, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië en Zwitserland, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 8102 96 00 (Taric-code 8102960011), de bij Verordening (EU) nr. 511/2010 ingestelde maatregelen worden ontweken.
Artikel 2
De douaneautoriteiten wordt overeenkomstig artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 opdracht gegeven de nodige maatregelen te nemen om de invoer in de Unie van de in artikel 1 van deze verordening omschreven goederen te registreren.
De registratie wordt negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening beëindigd.
De Commissie kan de douaneautoriteiten bij verordening opdragen de registratie van de invoer in de Unie te beëindigen indien de betrokken producten zijn vervaardigd door producenten die een vrijstelling van registratie hebben aangevraagd en van wie is vastgesteld dat zij aan de voorwaarden voor een vrijstelling voldoen.
Artikel 3
1. Vragenlijsten dienen te worden aangevraagd binnen 15 dagen na de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie.
2. Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, dienen binnen 37 dagen na de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders vermeld, contact met de Commissie op te nemen, hun standpunt uiteen te zetten en de Commissie de antwoorden op de vragenlijst en eventuele andere gegevens te doen toekomen.
3. Producenten in Maleisië en Zwitserland die een vrijstelling van registratie bij invoer of van de maatregelen wensen te krijgen, moeten daartoe binnen dezelfde termijn van 37 dagen een met bewijsmateriaal gestaafd verzoek indienen.
4. Binnen dezelfde termijn van 37 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen door de Commissie te worden gehoord.
5. Inlichtingen, verzoeken om een mondeling onderhoud, om vragenlijsten of om vrijstelling van registratie bij invoer of van de maatregelen moeten schriftelijk worden ingediend (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) onder opgave van naam, adres, e-mailadres en telefoon- en faxnummer van de belanghebbende. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in deze verordening gevraagde informatie, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited” (6) zijn voorzien en moeten overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie met de vermelding „For inspection by interested parties”.
Correspondentieadres van de Commissie:
Europese Commissie |
Directoraat-generaal Handel |
Directoraat H |
Kamer N105 4/92 |
1049 Brussel |
BELGIË |
Fax +32 22956505 |
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 mei 2011.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.
(2) PB L 150 van 16.6.2010, blz. 17.
(3) Overeenkomstig artikel 143 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende bepalingen ter uitvoering van het communautaire douanewetboek worden personen slechts geacht te zijn verbonden indien: a) zij functionaris of directeur zijn in elkaars ondernemingen; b) zij van rechtswege in zaken verbonden zijn; c) de één de werkgever is van de ander; d) enig persoon direct of indirect 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of aandelen van beiden bezit, controleert of houdt; e) één van hen direct of indirect zeggenschap over de anderen heeft; f) een derde persoon direct of indirect zeggenschap heeft over beiden; g) zij direct of indirect zeggenschap hebben over een derde persoon; of h) zij behoren tot dezelfde familie. Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broer en zuster (of halfbroer en halfzuster), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht, vi) schoonouder en schoonzoon of -dochter, vii) zwager en schoonzuster (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1). In deze context worden onder persoon zowel natuurlijke als rechtspersonen verstaan.
(4) Indien producenten evenwel in bovenbedoelde zin verbonden zijn met ondernemingen die onderworpen zijn aan de maatregelen die van kracht zijn ten aanzien van de invoer van oorsprong uit de Volksrepubliek China (de oorspronkelijke antidumpingmaatregelen), kan hun toch vrijstelling worden verleend als er geen bewijs is dat die verbondenheid tot stand is gekomen of gebruikt werd om de oorspronkelijke maatregelen te ontwijken.
(5) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.
(6) Dit betekent dat het document uitsluitend voor intern gebruik bestemd is. Het document is beschermd krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Het document is vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van de basisverordening en artikel 6 van de WTO-overeenkomst inzake de tenuitvoerlegging van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst).