20.11.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 304/2


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1064/2010 VAN DE RAAD

van 17 november 2010

tot beëindiging van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek van de antidumping- en compenserende maatregelen die van toepassing zijn op de invoer van polyethyleentereftalaat folie (petfolie) van oorsprong uit India

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisantidumpingverordening”), en met name artikel 11, leden 3 en 5,

Gezien Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (2) („de basisantisubsidieverordening”), en met name de artikelen 19 en 22, lid 1, eerste volzin,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie („Commissie”), ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   GELDENDE MAATREGELEN

1.1.   Vorig onderzoek en geldende compenserende maatregelen

(1)

In december 1999 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 2597/1999 (3) een definitief compenserend recht ingesteld op polyethyleentereftalaatfolie (petfolie) („het betrokken product”) van oorsprong uit India. Het onderzoek dat tot vaststelling van die verordening heeft geleid, wordt hierna „het oorspronkelijke antisubsidieonderzoek” genoemd. De maatregelen namen de vorm aan van een ad valorem-compenserend recht van 3,8 tot 19,1 % voor bij name genoemde exporteurs, terwijl een residueel recht van 19,1 % van toepassing was op alle andere ondernemingen. Het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke antisubsidieonderzoek liep van 1 oktober 1997 tot en met 30 september 1998.

(2)

In maart 2006 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 367/2006 (4) na een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 18 van de basisantisubsidieverordening het bij Verordening (EG) nr. 2597/1999 ingestelde definitieve compenserende recht op petfolie van oorsprong uit India gehandhaafd. Het tijdvak van het nieuwe onderzoek liep van 1 oktober 2003 tot en met 30 september 2004.

(3)

In augustus 2006 heeft de Raad na een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek betreffende de subsidiëring van een Indiase producent van petfolie, Garware Polyester Limited („Garware”), bij Verordening (EG) nr. 1288/2006 (5) het bij Verordening (EG) nr. 367/2006 ten aanzien van Garware ingestelde definitieve compenserende recht gewijzigd.

(4)

In september 2007 heeft de Raad na een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek betreffende de subsidiëring van een andere Indiase producent van petfolie, Jindal Poly Films Limited, vroeger bekend als Jindal Polyester Ltd („Jindal”), bij Verordening (EG) nr. 1124/2007 (6) het bij Verordening (EG) nr. 367/2006 ten aanzien van Jindal ingestelde definitieve compenserende recht gewijzigd.

(5)

In januari 2009 heeft de Raad na een door de Commissie op eigen initiatief geopend gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek betreffende de subsidiëring van vijf Indiase producenten van petfolie bij Verordening (EG) nr. 15/2009 (7) het bij Verordening (EG) nr. 367/2006 ten aanzien van deze ondernemingen ingestelde definitieve compenserende recht gewijzigd.

(6)

In juni 2010 heeft de Raad na een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek betreffende de subsidiëring van Jindal bij Verordening (EU) nr. 579/2010 (8) het bij Verordening (EG) nr. 367/2006 ingestelde definitieve compenserende recht gewijzigd.

1.2.   Vorige onderzoeken en geldende antidumpingmaatregelen

(7)

In augustus 2001 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1676/2001 (9) een definitief antidumpingrecht ingesteld op polyethyleentereftalaatfolie (petfolie) van oorsprong uit onder andere India. Het onderzoek dat tot vaststelling van die verordening heeft geleid, wordt hierna „het oorspronkelijke antidumpingonderzoek” genoemd. De maatregelen bestonden uit een ad valorem-antidumpingrecht van 0 tot 62,6 %, ingesteld op de invoer die afkomstig was van bij name genoemde producenten-exporteurs en een residueel recht van 53,3 % op de invoer die van alle andere ondernemingen afkomstig was.

(8)

In maart 2006 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 366/2006 (10) de bij Verordening (EG) nr. 1676/2001 ingestelde maatregelen gewijzigd. Het ingestelde antidumpingrecht varieerde tussen 0 % en 18 %, rekening gehouden met de bevindingen van het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen met betrekking tot de definitieve compenserende rechten dat werd uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 367/2006.

(9)

In augustus 2006 heeft de Raad na een tussentijds nieuw onderzoek betreffende de subsidiëring van een Indiase producent van petfolie, namelijk Garware, bij Verordening (EG) nr. 1288/2006 het bij Verordening (EG) nr. 1676/2001 ten aanzien van Garware ingestelde definitieve antidumpingrecht gewijzigd.

(10)

In september 2006 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1424/2006 (11) naar aanleiding van een verzoek van een nieuwe producent-exporteur Verordening (EG) nr. 1676/2001 met betrekking tot SRF Limited gewijzigd. De gewijzigde verordening stelde voor de betrokken onderneming een dumpingmarge van 15,5 % en een antidumpingrecht van 3,5 % vast, rekening houdend met de exportsubsidiemarge van de onderneming zoals vastgesteld in het antisubsidieonderzoek dat heeft geleid tot de vaststelling van Verordening (EG) nr. 367/2006. Aangezien de onderneming geen individueel compenserend recht had, werd het voor alle andere ondernemingen vastgestelde recht toegepast.

(11)

In november 2007 heeft de Raad na een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisantidumpingverordening bij Verordening (EG) nr. 1292/2007 (12) een definitief antidumpingrecht ingesteld op petfolie van oorsprong uit India. Bij die verordening is een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisantidumpingverordening, beperkt tot één Indiase producent-exporteur, beëindigd.

(12)

In januari 2009 heeft de Raad na een door de Commissie op eigen initiatief geopend gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek betreffende de subsidiëring van vijf Indiase producenten van petfolie bij Verordening (EG) nr. 15/2009 het bij Verordening (EG) nr. 1292/2007 ten aanzien van deze ondernemingen ingestelde definitieve antidumpingrecht gewijzigd.

2.   PROCEDURE

2.1.   Motivering van het nieuwe onderzoek

(13)

Het verzoek om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisantidumpingverordening en artikel 19 van de basisantisubsidieverordening is ingediend door Polyplex Corporation Limited, een producent-exporteur uit India („de indiener van het verzoek”). Het verzoek was beperkt tot het onderzoek van de vraag of bepaalde productsoorten onder het toepassingsgebied van de antidumping- en compenserende maatregelen vallen die op de invoer van petfolie van toepassing zijn.

(14)

De indiener van het verzoek vroeg om de uitsluiting van gesiliconiseerde beschermstroken van polyester (siliconized polyester release liner — „SPRL”), voor zover deze onder de definitie van het betrokken product vallen, uit het toepassingsgebied van de bestaande antidumping- en compenserende maatregelen op de invoer van petfolie van oorsprong uit India. De indiener van het verzoek heeft voorlopig bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat de fysische, technische en chemische eigenschappen van SPRL aanzienlijk van die van het betrokken product verschillen.

2.2.   Opening van het onderzoek

(15)

Daar de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om de opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek te rechtvaardigen, kondigde zij bij een op 9 september 2009 in het Publicatieblad van de Europese Unie  (13) bekendgemaakt bericht („bericht van opening”) aan overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisantidumpingverordening en artikel 19 van de basisantisubsidieverordening een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek te zullen openen dat uitsluitend op de productomschrijving betrekking zou hebben. Doel van het nieuwe onderzoek was met name uit te maken of SPRL deel uitmaken van het betrokken product zoals omschreven in het oorspronkelijke onderzoek.

2.3.   Nieuw onderzoek

(16)

De Commissie heeft de autoriteiten van de Republiek India („het betrokken land”) en alle andere bekende betrokken partijen, d.w.z. bekende producenten-exporteurs in het betrokken land, gebruikers en importeurs in de Unie en producenten in de Unie, in kennis gesteld van de opening van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening vermelde termijn hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken om te worden gehoord.

(17)

Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

(18)

De Commissie heeft alle haar bekende belanghebbenden en alle overige partijen die zich binnen de in het bericht van opening vermelde termijn kenbaar hadden gemaakt, een vragenlijst toegezonden.

(19)

Er zijn antwoorden op de vragenlijst ontvangen van de indiener van het verzoek, twee andere Indiase producenten-exporteurs, vier producenten in de Unie en twee importeurs in de Unie.

(20)

De Commissie heeft alle gegevens die zij noodzakelijk achtte om te beoordelen of het toepassingsgebied van de bestaande antidumping- en compenserende maatregelen moest worden gewijzigd, ingewonnen en gecontroleerd en heeft bij de volgende ondernemingen ter plaatse een controle uitgevoerd:

Garware Polyester Limited, Mumbai, India,

Mitsubishi Polyester Film, Wiesbaden, Duitsland,

Polyplex Corporation Limited, Noida, India.

(21)

Het onderzoek had betrekking op de periode van 1 april 2008 tot en met 31 maart 2009 („tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”).

3.   BETROKKEN PRODUCT

(22)

Het betrokken product is hetzelfde product als dat omschreven in Verordeningen (EG) nr. 367/2006 en (EG) nr. 1292/2007, namelijk polyethyleentereftalaatfolie (petfolie), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 3920 62 19 en ex 3920 62 90, van oorsprong uit India.

4.   BEVINDINGEN VAN HET NIEUWE ONDERZOEK

4.1.   Achtergrond

(23)

Petfolie is een niet-zelfklevende folie van polyethyleentereftalaat. Petfolie wordt altijd verkregen uit petpolymeren en bestaat uit een basislaag die tijdens of na het productieproces verder kan worden bewerkt. Veel voorkomende bewerkingen van de basislaag zijn coronabehandeling, metallisatie of chemische coating.

(24)

Petfolie heeft specifieke fysische, chemische en technische eigenschappen die het van andere folies onderscheiden. Sommige van de eigenschappen van petfolie zijn bv. zijn hoge treksterkte, de zeer goede elektrische eigenschappen, lage vochtabsorptie en weerstand tegen vocht, geringe krimp en goede afschermingseigenschappen. Daar deze specifieke eigenschappen bepalend zijn voor verscheidene soorten petfolie behouden deze soorten daarom dezelfde fysische, technische en chemische basiseigenschappen van de basispetfolie. Petfolie heeft vijf algemene eindgebruikdoeleinden die tot vijf marktsegmenten behoren, namelijk magnetische media, verpakking, elektrische, beeldvormings- en industriële toepassingen.

4.2.   Methode

(25)

Om te beoordelen of SPRL en andere soorten petfolie als een enkel product of als twee verschillende producten moeten worden beschouwd, is onderzocht of SPRL en andere soorten petfolie dezelfde fysische en chemische basiseigenschappen hebben. Bovendien zijn het productieproces, verschillen in eindgebruiksdoeleinden en onderlinge verwisselbaarheid, alsook verschillen in kosten en prijzen onderzocht.

4.3.   Voornaamste argumenten van de partijen

(26)

De indiener van het verzoek heeft aangevoerd dat de fysische, technische en chemische basiseigenschappen van SPRL verschillen van die van het betrokken product. Met name de relatief lage release force (lossingskracht) en de lage oppervlaktespanning van SPRL maken de folie glad en daardoor wordt zijn oppervlak inactief voor inkt, coatings, kleefstoffen en metallisatie. Volgens de indiener van het verzoek vertoont als gevolg van de migratie van ongevulcaniseerde silicone in de SPRL zelfs de achterzijde van aan één zijde gecoate SPRL uitgesproken verschillen in de fysische en technische eigenschappen in vergelijking met andere soorten petfolie. Deze kenmerken hebben blijkbaar verhinderd dat SPRL wordt gebruikt in de basisindustriesegmenten voor petfolie, als vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek, namelijk verpakking, magnetische media, elektrische, beeldvormings- en industriële toepassingen. Verder maakt het functioneel actieve oppervlak van andere soorten petfolie hen ongeschikt voor gebruik als beschermstroken, aangezien zij niet meer los te maken zijn van klevende oppervlakken. De indiener van het verzoek heeft bijgevolg aangevoerd dat SPRL in zijn toepassingen niet omwisselbaar is met andere soorten petfolie.

(27)

De bedrijfstak van de Unie heeft aangevoerd dat de argumenten van de indiener van het verzoek steunden op twee successieve reeksen kunstmatig beperkte vergelijkingen. Ten eerste heeft de indiener van de aanvraag SPRL vergeleken met een beperkt aantal petfolies, namelijk basispetfolie, en niet met andere soorten gecoate petfolie die meer vergelijkbaar zijn met SPRL. Ten tweede is deze blijkbaar beperkte vergelijking uitgevoerd ten aanzien van een hoog selectief en beperkt aantal fysische en chemische eigenschappen. De bedrijfstak van de Unie heeft aangevoerd dat het bij een vergelijking van SPRL met een groot aantal andere soorten petfolie en op grond van een representatief aantal chemische en fysische eigenschappen duidelijk is dat SPRL hetzelfde product is als andere soorten petfolie en onder de antidumping- en compenserende maatregelen moet blijven vallen. Volgens de bedrijfstak van de Unie is SPRL daadwerkelijk petfolie waarop later een siliconelaag is aangebracht. SPRL verschilt conceptueel niet van andere soorten gecoate folie, zoals gemetalliseerde folie, folie met een antistatische coating of folie met barrièrecoating, en het gaat daarbij dus duidelijk om het betrokken product. Ter staving van zijn argumenten heeft de bedrijfstak van de Unie een vergelijking van een aantal verschillende fysische en chemische eigenschappen voor een aantal verschillende soorten petfolie verstrekt.

4.4.   Bevindingen

4.4.1.   Fysische en chemische eigenschappen

(28)

Uit het onderzoek is gebleken dat twee in overweging 27 vermelde eigenschappen, namelijk de relatief lage release force van SPRL en zijn lage oppervlaktespanning, bijkomende elementen zijn in vergelijking met de fysische, technische en chemische basiseigenschappen van petfolie, als omschreven in het oorspronkelijke antidumpingonderzoek (14) en vermeld in overweging 24. In dit verband zij erop gewezen dat de fysische, technische en chemische basiseigenschappen voor SPRL dezelfde zijn als voor alle andere soorten petfolie.

(29)

Wat de twee voor SPRL specifieke eigenschappen betreft, namelijk lage release force en lage oppervlaktespanning, werd geconstateerd dat deze geen eigenschappen van petfolie op zich zijn maar eerder de eigenschappen van zijn gesiliconiseerd oppervlak of daadwerkelijk de eigenschappen van silicone. Coating met silicone of met andere stoffen verandert sommige kenmerken van het oppervlak van de folie maar verandert niet de fysische, technische en chemische basiseigenschappen van de basispetfolie zelf, die onder de coatinglaag hetzelfde blijft.

(30)

Het is juist dat de bekleding van de petfolie met silicone leidt tot een lage release force van het oppervlak en ook tot een lage oppervlaktespanning; hetzelfde kan echter ook worden gezegd van andere soorten coating: wanneer bekleed met andere soorten coating krijgt het oppervlak van de petfolie andere speciale eigenschappen. In sommige gevallen kan de coating de petfolie eigenschappen geven die deze alleen voor zeer specifieke toepassingen geschikt maakt. Coating met silicone is in dit verband geenszins uniek. Andere speciale producten met andere soorten coating omvatten bijvoorbeeld verzegelbare folies, folies met antibeslagcoating, aftrekbare/opnieuw sluitbare folies en folies met copolyestercoating. Al deze soorten hebben echter dezelfde fysische, technische en chemische basiseigenschappen en maken deel uit van het betrokken product als omschreven in het oorspronkelijke onderzoek.

(31)

Op grond hiervan kan worden gesteld dat er geen significante verschillen in termen van fysische, technische en chemische basiseigenschappen tussen SPRL en andere soorten petfolie bestaan, die de uitsluiting van SPRL uit de productomschrijving zouden rechtvaardigen.

4.4.2.   Vergelijking van andere criteria

(32)

Voor de volledigheid zijn ook andere argumenten onderzocht die door de indiener van het verzoek om een nieuw onderzoek naar voren zijn gebracht en waaruit volgens de indiener blijkt dat SPRL en petfolie verschillende producten zijn.

4.4.2.1.   Productieproces

(33)

De indiener van het verzoek voerde aan dat SPRL afzonderlijke productievoorzieningen vereist in vergelijking met andere soorten geproduceerde petfolie.

(34)

Zoals vermeld in overweging 23 hierboven, wordt petfolie altijd verkregen uit petpolymeren en bestaat petfolie uit een basislaag die tijdens of na het productieproces verder kan worden bewerkt. Veel voorkomende bewerkingen van de basislaag zijn coronabehandeling, metallisatie of chemische coating.

(35)

SPRL is petfolie, gecoat met een siliconelaag. Uit het onderzoek is gebleken dat er twee verschillende technologieën voor de productie van SPRL bestaan. De producent in de Unie, waarop het onderzoek betrekking had, gebruikt de productietechnologie met in-linecoating. Bij dit proces wordt de basispetfolie tijdens het productieproces vóór het rekken gecoat. De coatingmodule is gewoon een bijkomend, verwijderbaar onderdeel van de productielijn. De Indiase producenten waarop het onderzoek betrekking had, gebruiken daarentegen de off-linecoatingtechnologie. Bij dit proces wordt de petfolie eerst geproduceerd, waarna hij in een afzonderlijke productielijn wordt gecoat.

(36)

Uit het onderzoek is gebleken dat de keuze tussen in-line- en off-linecoatingtechnologie louter economisch is, waarbij de investeringskosten voor verwijderbare modules voor in-linecoating 10 keer hoger zijn dan de investering in een off-linecoatinglijn. Het voordeel van in-linecoating is de veel hogere snelheid van de lijn, wat aanzienlijke productievolumen mogelijk maakt. In-linecoating leidt ook tot besparingen per eenheid product op de siliconekosten, aangezien de laag van het siliconeoppervlak dunner is dan bij off-linecoating.

(37)

Er zij op gewezen dat het bestaan van twee verschillende coatingtechnologieën de fysische, technische en chemische basiseigenschappen van SPRL niet verandert: deze blijven dezelfde vergeleken met die van andere soorten petfolie. Verschillende productieprocessen zijn immers op zich niet relevant om te bepalen of een productsoort een afzonderlijk product is, als de met deze processen verkregen productsoorten gelijk zijn in termen van fysische, technische en chemische basiseigenschappen.

4.4.2.2.   Verschillen in eindgebruiksdoeleinden en onderlinge verwisselbaarheid

(38)

De indiener van het verzoek voerde ook aan dat er geen onderlinge verwisselbaarheid bestaat in de toepassingen tussen SPRL en andere soorten petfolie. Dit argument werd door het onderzoek bevestigd. Zoals geconcludeerd in het oorspronkelijke onderzoek geldt dit echter ook voor andere petfoliesoorten met een speciale behandeling.

(39)

Het onderzoek bevestigde dat het doel van coating of enige andere speciale behandeling van petfolie erin bestaat de folie geschikt te maken voor bepaalde specifieke toepassingen. De telkens als coatinglaag gekozen stof heeft bepaalde eigenschappen die het relevante doel dienen. Silicone bijvoorbeeld geeft een lage release force. De coatingstof kan andere speciale kenmerken hebben (bij silicone is het de lage oppervlaktespanning) die het onmogelijk maken om het gecoate product voor andere doeleinden te gebruiken. Er bestaan andere soorten petfolie, gecoat met andere stoffen of anderszins behandeld, die om bovengenoemde redenen specifieke en beperkte toepassingen hebben.

(40)

Hoewel SPRL specifiek voor bepaalde toepassingen wordt gebruikt, zijn de fysische, technische en chemische basiseigenschappen daarvan dezelfde als die van andere soorten petfolie. Bijgevolg zijn de onderlinge verwisselbaarheid en het eindgebruik niet relevant om te bepalen of SPRL een verschillend product is.

4.4.2.3.   Verschillen in kosten en prijzen

(41)

Ten slotte stelde de indiener van het verzoek dat het siliconiseerproces van basispetfolie extra kosten met zich brengt.

(42)

Het is immers gebleken dat de extra kosten voor de siliconecoating kunnen oplopen tot 10 % van de productiekosten, afhankelijk van de gekozen coatingmethode. Zoals beschreven in de overwegingen 35 en 36 heeft de indiener van het verzoek gekozen voor een duurdere methode in termen van siliconekosten per eenheid product. Er zij echter op gewezen dat dit extra kosten zijn in vergelijking met de kosten voor de productie van basispetfolie. Het coaten van de basispetfolie met andere stoffen, alsook het metallisatieproces verhogen ook de productiekosten en daardoor de prijzen.

(43)

In dit verband kan echter worden gesteld dat de extra kosten voor de siliconecoating op zich geen beslissend criterium vormen bij het bepalen of SPRL een afzonderlijk product vormt. Verschillen in kosten en prijzen rechtvaardigen immers op zich niet de conclusie dat een bepaalde productsoort als een verschillend product moet worden beschouwd zolang deze soort dezelfde fysische, technische en chemische basiseigenschappen als het betrokken product heeft.

5.   CONCLUSIES INZAKE DE PRODUCTOMSCHRIJVING

(44)

De bevindingen van het onderzoek hebben bevestigd dat het siliconiseerproces van de petfolie leidt tot een verschillend oppervlak van het eindproduct in vergelijking met de basispetfolie. Dit proces verandert echter niet de fysische, technische en chemische basiseigenschappen van het product. Het onderzoek heeft immers bevestigd dat verscheidene speciaal behandelde soorten petfolie op de markt zijn die onder de definitie van het betrokken product, als vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek, vallen. Bovendien hebben de andere onderzochte criteria, namelijk het productieproces, de onderlinge verwisselbaarheid/het eindgebruik en de verschillen in kosten en prijzen, deze conclusie niet veranderd.

(45)

Alle belanghebbenden werden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen die aan bovenstaande conclusies ten grondslag liggen. De partijen konden hierover binnen een bepaalde termijn na deze mededeling opmerkingen maken.

(46)

De mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de partijen werden onderzocht, maar hebben geen verandering gebracht in de conclusie om de productomschrijving van de geldende antidumping- en compenserende maatregelen ten aanzien van de invoer van petfolie niet te wijzigen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek van de antidumping- en compenserende maatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde petfolie van oorsprong uit India wordt beëindigd zonder dat de geldende antidumping- en compenserende maatregelen worden gewijzigd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 november 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

D. REYNDERS


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 188 van 18.7.2009, blz. 93.

(3)  PB L 316 van 10.12.1999, blz. 1.

(4)  PB L 68 van 8.3.2006, blz. 15.

(5)  PB L 236 van 31.8.2006, blz. 1.

(6)  PB L 255 van 29.9.2007, blz. 1.

(7)  PB L 6 van 10.1.2009, blz. 1.

(8)  PB L 168 van 2.7.2010, blz. 1.

(9)  PB L 277 van 23.8.2001, blz. 1.

(10)  PB L 68 van 8.3.2006, blz. 6.

(11)  PB L 270 van 29.9.2006, blz. 1.

(12)  PB L 288 van 6.11.2007, blz. 1.

(13)  PB C 215 van 9.9.2009, blz. 19.

(14)  Overweging 10 van Verordening (EG) nr. 367/2001.