16.6.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 150/24


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 512/2010 VAN DE RAAD

van 14 juni 2010

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op ammoniumnitraat van oorsprong uit Oekraïne naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), waarbij Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (2) („de basisverordening”) wordt ingetrokken, en met name artikel 11, lid 2,

Gezien het voorstel dat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Geldende maatregelen

(1)

Op 22 januari 2001 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 132/2001 (3) een definitief antidumpingrecht van 33,25 euro per ton ingesteld („de bestaande maatregelen”) op ammoniumnitraat („AN”), ingedeeld onder de GN-codes 3102 30 90 en 3102 40 90, van oorsprong uit onder andere Oekraïne. Het onderzoek dat tot die maatregelen heeft geleid, wordt hierna aangeduid als „het oorspronkelijke onderzoek”.

(2)

Naar aanleiding van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek heeft de Raad op 17 mei 2004 bij Verordening (EG) nr. 993/2004 (4) AN dat werd vervaardigd en in de Unie ingevoerd door ondernemingen waarvan de Commissie een verbintenis wilde aanvaarden, vrijgesteld van de bij Verordening (EG) nr. 132/2001 van de Raad ingestelde antidumpingrechten. Bij Verordening (EG) nr. 1001/2004 van de Commissie (5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1996/2004 van de Commissie (6), werden prijsverbintenissen aanvaard tot en met 20 mei 2005. Deze verbintenissen waren bedoeld om rekening te houden met bepaalde gevolgen van de uitbreiding van de Europese Unie tot 25 lidstaten.

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 945/2005 (7) heeft de Raad, naar aanleiding van een tussentijds nieuw onderzoek dat alleen de definitie van het betrokken product betrof, besloten dat die definitie moest worden verduidelijkt en dat de geldende maatregelen op het betrokken product van toepassing moesten zijn wanneer dit samen met andere marginale stoffen en nutriënten in andere meststoffen verwerkt was, naar rato van het AN-gehalte van die meststoffen.

(4)

Bij Verordening (EG) nr. 442/2007 (8) heeft de Raad naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen besloten de bestaande maatregelen, zoals verduidelijkt bij Verordening (EG) nr. 945/2005, met twee jaar te verlengen.

(5)

Bij Verordening (EG) nr. 661/2008 (9) heeft de Raad na een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen definitieve antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van AN van oorsprong uit Rusland ingesteld.

(6)

Bij Verordening (EG) nr. 662/2008 (10) heeft de Raad Verordening (EG) nr. 442/2007 gewijzigd door een prijsverbintenis te aanvaarden die door één producent-exporteur was aangeboden.

2.   Verzoek om een nieuw onderzoek

(7)

Na de bekendmaking op 17 oktober 2008 van het bericht dat de maatregelen op korte termijn zouden vervallen (11), werd op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening op 22 januari 2009 een verzoek om een nieuw onderzoek ingediend. Dit verzoek werd ingediend door de European Fertilizer Manufacturers' Association (EFMA) („de indiener van het verzoek”) namens producenten die samen een groot deel, in dit geval meer dan 50 %, van de totale productie van AN in de Unie voor hun rekening nemen.

(8)

De indiener van het verzoek beweerde, op grond van voldoende voorlopig bewijsmateriaal, dat met betrekking tot de invoer van AN van oorsprong uit Oekraïne („het betrokken land”) herhaling van dumping en schade voor de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk was.

(9)

Daar de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een procedure voor een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen in te leiden, heeft zij op 23 april 2009 door middel van bekendmaking van een bericht van opening in het Publicatieblad van de Europese Unie  (12) de opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening aangekondigd.

3.   Onderzoek

3.1.   Onderzoektijdvak

(10)

Het onderzoek naar de voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 april 2008 tot en met 31 maart 2009 („het tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling of het waarschijnlijk is dat de schade zal voortduren of opnieuw zal optreden, had betrekking op de periode van 2005 tot het eind van het TNO („de beoordelingsperiode”).

3.2.   Bij het onderzoek betrokken partijen

(11)

De Commissie heeft de haar bekende betrokken producenten-exporteurs, importeurs en gebruikers en hun verenigingen, de vertegenwoordigers van het land van uitvoer, de indiener van het verzoek en de producenten in de Unie officieel van de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen in kennis gesteld. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en konden binnen de in het bericht van opening vermelde termijn een verzoek indienen om te worden ågehoord.

(12)

Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

(13)

Wegens het grote aantal uniale producenten en importeurs werd het overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening passend geacht na te gaan of gebruik moest worden gemaakt van een steekproef. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, heeft zij bovengenoemde partijen overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening verzocht zich binnen 15 dagen na de opening van het onderzoek bij haar aan te melden en haar de in het bericht van opening gevraagde gegevens te verstrekken.

(14)

Na beoordeling van de verstrekte informatie en gezien het feit dat twaalf producenten in de Unie zich bereid verklaarden medewerking te verlenen, werd besloten dat voor de producenten in de Unie een steekproef moest worden samengesteld. Geen enkele importeur heeft zich aangemeld en de in het bericht van opening gevraagde informatie verstrekt.

(15)

Twaalf producenten in de Unie die goed zijn voor ongeveer 80 % van de totale productie in de Unie tijdens het TNO, hebben het steekproefformulier binnen de gestelde termijn naar behoren ingevuld en er formeel mee ingestemd verder aan het onderzoek mee te werken. Daarvan uitgaande heeft de Commissie overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening een representatieve steekproef samengesteld op basis van de grootste representatieve productie- en verkoophoeveelheden van AN in de Unie die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs konden worden onderzocht. Vijf producenten in de Unie die samen 57 % van de totale productie van de bedrijfstak van de Unie in het TNO voor hun rekening namen, werden in de steekproef opgenomen.

(16)

Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening werd met de betrokken partijen overleg gepleegd over de samenstelling van de steekproef; zij maakten geen bezwaar tegen de selectie.

(17)

Er werd een vragenlijst toegezonden aan de vijf in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en aan alle bekende producenten-exporteurs in het betrokken land.

(18)

Er werden antwoorden op de vragenlijst ontvangen van de vijf in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en van drie producenten-exporteurs in het betrokken land.

(19)

De Commissie verzamelde en controleerde alle gegevens die zij nodig achtte om vast te stellen of voortzetting of herhaling van dumping en de daaruit voortvloeiende schade waarschijnlijk was en om het belang van de Unie te bepalen. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:

a)

producenten-exporteurs in Oekraïne:

CJSC Severodonetsk Azot Association, Severodonetsk,

JSC Concern Stirol, Gorlovka,

OJSC Rivneazot, Rivne;

b)

producenten in de Unie:

GrowHow UK Limited, Verenigd Koninkrijk,

GPN, Parijs, Frankrijk,

Zakłady Azotowe Puławy SA, Polen,

Yara SA, Brussel, België,

Achema, Jonavos, Litouwen.

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Betrokken product

(20)

Bij het betrokken product gaat het om vaste meststoffen met een gehalte aan AN van meer dan 80 gewichtspercenten, van oorsprong uit Oekraïne, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 3102 30 90, 3102 40 90, ex 3102 29 00, ex 3102 60 00, ex 3102 90 00, ex 3105 10 00, ex 3105 20 10, ex 3105 51 00, ex 3105 59 00 en ex 3105 90 91. AN is een vaste meststof op basis van stikstof die veel in de landbouw wordt gebruikt. AN wordt vervaardigd uit ammoniak en salpeterzuur en heeft in de vorm van prils of korrels een stikstofgehalte van meer dan 28 gewichtspercenten.

(21)

De definitie van het betrokken product is verduidelijkt in Verordening (EG) nr. 945/2005.

2.   Soortgelijk product

(22)

Dit nieuwe onderzoek bevestigde wat bij het oorspronkelijke onderzoek al was vastgesteld, namelijk dat AN een echt basisproduct is en dat de kwaliteit en de fysische basiseigenschappen van dit product identiek zijn, ongeacht het land van oorsprong. Zo is gebleken dat het betrokken product en de door de producenten-exporteurs vervaardigde en op hun binnenlandse markt en in derde landen verkochte producten, alsmede de door de producenten in de Unie vervaardigde en op de markt van de Unie verkochte producten dezelfde fysische en chemische basiseigenschappen hebben en in wezen voor dezelfde doeleinden worden gebruikt, zodat zij als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening worden beschouwd.

C.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

1.   Algemeen

(23)

Drie Oekraïense producenten-exporteurs hebben aan het onderzoek meegewerkt. Een vierde bekende producent-exporteur heeft niet meegewerkt.

(24)

Uit de vergelijking van het exportvolume van de drie medewerkende producenten-exporteurs met het totale exportvolume van Oekraïne naar de Unie is gebleken dat de drie medewerkende producenten-exporteurs in het TNO meer dan 90 % van de totale invoer uit Oekraïne in de Unie voor hun rekening namen. De mate van medewerking werd dan ook als hoog beschouwd.

(25)

De totale uit Oekraïne ingevoerde hoeveelheid van het betrokken product was gering, met een marktaandeel van 1,1 % in het TNO vergeleken met de markt van de Unie in haar geheel.

2.   Dumping van invoer gedurende het TNO

2.1.   Normale waarde

(26)

Er zij aan herinnerd dat Oekraïne tijdens het vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen nog niet als land met een markteconomie werd beschouwd en de normale waarde daarom werd gebaseerd op gegevens die werden verkregen van een medewerkende producent in de Verenigde Staten, het referentieland.

(27)

In het kader van dit nieuwe onderzoek werd de normale waarde gebaseerd op gegevens die werden verkregen en ter plaatse gecontroleerd bij de drie medewerkende producenten-exporteurs in Oekraïne. De Commissie onderzocht of hun binnenlandse verkoop overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden. Daartoe werden de productiekosten van het door de medewerkende producenten-exporteurs geproduceerde en op de binnenlandse markt verkochte product geanalyseerd.

(28)

Met betrekking tot de gaskosten werd geconstateerd dat Oekraïne het voor de productie van AN verbruikte gas voor het grootste deel uit Rusland invoerde. Alle tijdens het onderzoek beschikbare en gecontroleerde gegevens wezen erop dat Oekraïne aardgas uit Rusland invoerde tegen een prijs die in het TNO circa 40 % lager was dan de prijs van aardgas uit Rusland bij uitvoer naar de Unie. In het laatste kwartaal van het TNO bleek echter dat de prijzen vergelijkbaar waren.

(29)

Vastgesteld werd dat, afgezien van één productsoort die door één producent werd uitgevoerd, de binnenlandse verkoop tijdens het TNO in het kader van normale handelstransacties plaatsvond. Daarom werd de normale waarde krachtens artikel 2, lid 1, van de basisverordening vastgesteld op basis van de prijs die door niet-verbonden afnemers op de binnenlandse markt in Oekraïne werd betaald of diende te worden betaald, of bepaald op basis van de door berekening vastgestelde normale waarde voor de productsoort die niet in het kader van normale handelstransacties werd verkocht. Overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening werd de normale waarde berekend door bij de productiekosten van de uitgevoerde soort een redelijk bedrag voor VAA-kosten (verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten) en een redelijke winstmarge op te tellen. Deze bedragen voor VAA en winst werden gebaseerd op werkelijke gegevens betreffende de productie en de verkoop, in het kader van normale handelstransacties, van het soortgelijke product door de betrokken producent.

(30)

De normale waarde werd vastgesteld zonder correctie voor de door de Oekraïense producenten-exporteurs gedragen gaskosten overeenkomstig artikel 2, lid 5, van de basisverordening. De reden hiervoor was dat, zoals blijkt uit de overwegingen 32, 33 en 34, het gebruik van de niet-gecorrigeerde binnenlandse kosten en prijzen van de Oekraïense producenten-exporteurs ondanks de duidelijk vertekende gasprijzen reeds duidelijk aantoonde dat in het TNO dumping plaatsvond. Bijgevolg werd, mede gezien het feit dat een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen tot doel heeft vast te stellen of voortzetting of herhaling van dumping waarschijnlijk zijn als de maatregelen zouden worden ingetrokken, aangenomen dat het, om uit te maken of de momenteel geldende maatregelen moesten worden gehandhaafd of ingetrokken, niet nodig was na te gaan of een correctie op grond van artikel 2, lid 5, van de basisverordening in dit geval gerechtvaardigd was.

2.2.   Uitvoerprijs

(31)

De uitvoerprijs werd overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening vastgesteld aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het betrokken product dat met het oog op uitvoer naar de Gemeenschap wordt verkocht. De gehele verkoop van de drie medewerkende producenten-exporteurs ging rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers in de Unie.

2.3.   Vergelijking

(32)

De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken af fabriek. Om een billijke vergelijking te waarborgen, werd overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening door middel van correcties rekening gehouden met verschillen die de vergelijkbaarheid van de prijzen beïnvloeden. Dienovereenkomstig werden in voorkomend geval correcties toegepast voor verschillen in de kosten van vervoer, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, verzekering, commissies en verpakking, waar die met gecontroleerd bewijsmateriaal waren gestaafd.

2.4.   Dumpingmarge

(33)

Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd de dumpingmarge vastgesteld door vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met een gewogen gemiddelde uitvoerprijs.

(34)

Voor de drie betrokken medewerkende producenten-exporteurs werd een voor het gehele land geldende gewogen gemiddelde dumpingmarge van 6-7 % vastgesteld.

3.   Ontwikkeling van de invoer als de maatregelen worden ingetrokken

3.1.   Reservecapaciteit en aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(35)

De binnenlandse verkoop van de drie medewerkende producenten-exporteurs in het TNO kwam gemiddeld overeen met 46 % van hun productiecapaciteit.

(36)

Hoewel de drie medewerkende producenten-exporteurs een groot deel van hun productie op de binnenlandse markt verkochten, waren zij ook afhankelijk van uitvoer naar derde landen. In het TNO hadden zij een reservecapaciteit die overeenkwam met ongeveer 6 % van het verbruik in de Unie.

(37)

Op basis van in het verzoek om een nieuw onderzoek verstrekte informatie over de vierde bekende Oekraïense producent, die niet aan het onderzoek meewerkte, werd de totale reservecapaciteit in Oekraïne tijdens het TNO geraamd op circa 9 % van het verbruik in de Unie.

(38)

Bepaalde Oekraïense medewerkende producenten-exporteurs voerden aan dat zij op hun binnenlandse markt steeds meer marktaandeel verloren zagen gaan ten gunste van Russische producenten, die dankzij de veel lagere gaskosten in Rusland zeer lage prijzen kunnen bieden. Daarom leek het onwaarschijnlijk dat de Oekraïense binnenlandse markt de reserveproductiecapaciteit zou kunnen absorberen, zodat alle extra productie waarschijnlijk zou worden uitgevoerd.

(39)

De drie medewerkende ondernemingen voerden in het TNO AN uit naar veel andere derde landen op diverse continenten. Er zij echter op gewezen dat bepaalde traditionele derde landen gesloten zijn voor uitvoer uit Oekraïne, omdat antidumpingmaatregelen zijn ingesteld (bv. Verenigde Staten met antidumpingmaatregelen van meer dan 100 %) en/of omdat veiligheidsbeperkingen gelden (bv. Volksrepubliek China, Australië). Hoe dan ook, de Unie is de grootste, aantrekkelijkste en tegelijkertijd meest nabije exportmarkt. De aantrekkelijkheid ervan wordt nog vergroot door logistieke voordelen die verband houden met de lage spoorwegtarieven in Oekraïne.

(40)

Gezien het bovenstaande kan niet worden uitgesloten dat de in Oekraïne beschikbare reservecapaciteit voor een groot deel zou kunnen worden gebruikt om de uitvoer naar de Unie te verhogen als er geen antidumpingmaatregelen zouden zijn.

3.2.   Prijzen op verschillende exportmarkten

(41)

Uit een analyse van de uitvoer van de drie medewerkende Oekraïense producenten-exporteurs naar derde landen is gebleken dat de prijzen bij uitvoer naar derde landen — als deze op cif-niveau worden vastgesteld aan de hand van de in het verzoek om een nieuw onderzoek vermelde internationale vrachttarieven — in het TNO maximaal 25 % lager waren dan de gangbare marktprijs in de Unie.

(42)

In het licht daarvan leek er dus een prikkel aanwezig te zijn om de Oekraïense uitvoer naar derde landen te verleggen naar de Unie als de maatregelen zouden worden ingetrokken. Door de hogere prijzen op de markt van de Unie zouden de Oekraïense exporteurs hogere winstmarges kunnen behalen.

(43)

Op basis van de door de drie medewerkende producenten-exporteurs verstrekte cijfers kon ook worden vastgesteld dat de uitvoer uit Oekraïne naar andere derde landen tijdens het TNO plaatsvond tegen dumpingprijzen en dat dit voor het gehele land gold.

3.3.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping

(44)

Gezien de hierboven beschreven bevindingen kan worden geconcludeerd dat de uitvoer uit Oekraïne nog steeds met dumping plaatsvindt en dat voortzetting van dumping op de markt van de Unie waarschijnlijk is als de huidige antidumpingmaatregelen worden opgeheven. Rekening houdend met de bestaande reservecapaciteit in Oekraïne en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie lijkt er voor Oekraïense producenten-exporteurs immers een prikkel aanwezig te zijn om i) hun uitvoer naar de markt van de Unie te verhogen en ii) de uitvoer van AN naar de markten van andere derde landen te verleggen naar de markt van de Unie tegen dumpingprijzen, althans wat twee producenten-exporteurs betreft.

(45)

Bovendien bleken de gewogen gemiddelde prijzen van de medewerkende producenten-exporteurs bij uitvoer naar derde landen aanzienlijk onder het gangbare prijsniveau in de Unie te liggen. Daardoor wordt het waarschijnlijker dat de uitvoer uit Oekraïne naar de Unie tegen dumpingprijzen zal toenemen als de maatregelen zouden vervallen.

D.   DEFINITIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE UNIE

(46)

In de Unie wordt het soortgelijke product vervaardigd door 16 ondernemingen of groepen ondernemingen waarvan de productie de totale productie van het soortgelijke product in de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening vormt.

(47)

Twaalf producenten in de Unie hebben aan het onderzoek meegewerkt:

Achema AB (Litouwen),

Agropolychim JSC (Bulgarije),

Azomures (Roemenië),

BASF AG (Duitsland),

Fertiberia SA (Spanje),

GPN SA (Frankrijk),

GrowHow UK Ltd (Verenigd Koninkrijk),

Neochim PLC (Bulgarije),

Nitrogénművek Rt (Hongarije),

Yara (België, Frankrijk, Duitsland, Italië en Nederland),

Zakłady Azotowe Puławy SA (Polen),

Zakłady Azotowe w Tarnowie-Mościcach (Polen).

(48)

Aangezien deze twaalf producenten in de Unie in het TNO ongeveer 80 % van de totale productie in de Unie voor hun rekening namen, wordt aangenomen dat zij de bedrijfstak van de Unie vormen in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening. Zij worden hierna „de bedrijfstak van de Unie” genoemd.

(49)

Zoals vermeld in de overwegingen 14 en 15, zijn de vijf in de steekproef opgenomen producenten in de Unie gekozen uit deze twaalf producenten. Alle in de steekproef opgenomen producenten hebben medewerking verleend en hebben de vragenlijst binnen de gestelde termijn ingevuld teruggezonden. Daarnaast hebben de overige zeven medewerkende producenten bepaalde algemene gegevens voor de schadeanalyse verstrekt.

E.   SITUATIE OP DE MARKT VAN DE UNIE

1.   Verbruik in de Unie

(50)

Het zichtbare verbruik in de Unie werd vastgesteld aan de hand van de omvang van de verkoop door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie, de omvang van de verkoop door de andere producenten in de Unie op de markt van de Unie, gegevens van Eurostat over de totale invoer in de Unie, en de informatie die de medewerkende ondernemingen in hun antwoorden op de vragenlijst hebben verstrekt met betrekking tot de invoer van het betrokken product uit Oekraïne. In verband met de uitbreiding van de Unie tot 27 lidstaten in 2007 werden voor de duidelijkheid en de consistentie van de analyse alle schade-indicatoren voor de gehele beoordelingsperiode op basis van de markt van de EU-27 vastgesteld.

(51)

Tussen 2005 en het eind van het TNO nam het verbruik in de Unie met 10 % af.

 

2005

2006

2007

2008

TNO

Totaal verbruik in de Unie (ton)

7 861 796

6 983 467

8 023 633

7 638 439

7 054 327

Index (2005 = 100)

100

89

102

97

90

2.   Omvang, marktaandeel en prijzen van de invoer uit Oekraïne

(52)

De ontwikkeling van de omvang, het marktaandeel en de gemiddelde prijzen van de invoer uit Oekraïne is in onderstaande tabel weergegeven. De hoeveelheid en de prijstrends werden gebaseerd op de informatie die de medewerkende producenten-exporteurs in hun antwoorden op de vragenlijst hebben verstrekt, op invoerstatistieken (Eurostat) en op uitvoerstatistieken van Oekraïne.

 

2005

2006

2007

2008

TNO

Omvang van de invoer (ton)

76 867

42 912

29 420

48 232

75 582

Marktaandeel

1 %

0,6 %

0,4 %

0,6 %

1,1 %

Prijzen van de invoer (euro/ton)

123

139

145

259

230

Index (2005 = 100)

100

113

118

211

187

(53)

De omvang van de invoer uit Oekraïne is tot 2007 gestaag gedaald, maar bereikte in het TNO bijna hetzelfde niveau als in 2005. Het Oekraïense marktaandeel is licht gestegen, van 1 % in 2005 tot 1,1 % in het TNO. De eenheidsprijzen hebben zich tijdens de beoordelingsperiode positief ontwikkeld, van 123 tot 230 euro/ton. Deze stijging in het TNO moet worden gezien in samenhang met de wereldwijde prijsontwikkeling en met de prijzen van de belangrijkste grondstof.

(54)

Voor de berekening van de prijsonderbieding in het TNO werden de af-fabriekprijzen die de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers berekende, vergeleken met de cif-invoerprijzen, grens Unie, van de medewerkende producenten-exporteurs van het betrokken land, naar behoren gecorrigeerd om de prijs inclusief lossen, inklaring en invoerrechten („landed cost”) weer te geven. Uit deze vergelijking is gebleken dat de prijzen van de bedrijfstak van de Unie tijdens het TNO met gemiddeld 22,5 % werden onderboden door de invoer uit Oekraïne. Ten aanzien van de Oekraïense exporteurs werd nog steeds een prijsonderbiedingsmarge van 11 % vastgesteld nadat hun prijzen bij uitvoer naar de Unie met het antidumpingrecht waren verhoogd.

3.   Invoer uit andere landen

(55)

In onderstaande tabel wordt de omvang van de invoer uit andere derde landen tijdens de beoordelingsperiode weergegeven. De cijfers zijn van Eurostat.

 

2005

2006

2007

2008

TNO

Omvang van de invoer uit Rusland

(ton)

328 972

217 539

35 852

136 984

184 170

Marktaandeel

4,2 %

3,1 %

0,4 %

1,8 %

2,6 %

Prijzen van de invoer uit Rusland

(euro/ton)

122

124

144

275

235

Omvang van de invoer uit Georgië

(ton)

153 844

85 870

88 622

214 879

222 912

Marktaandeel

2,0 %

1,2 %

1,1 %

2,8 %

3,2 %

Prijzen van de invoer uit Georgië

(euro/ton)

164

177

174

325

304

Omvang van de invoer uit Kazachstan (ton)

0

4 845

112 239

81 410

100 761

Marktaandeel

0 %

0,1 %

1,4 %

1,1 %

1,4 %

Prijzen van de invoer uit Kazachstan (euro/ton)

0

147

151

255

242

Omvang van de invoer uit alle andere landen (ton)

65 253

118 927

99 380

109 755

91 785

Marktaandeel

0,8 %

1,7 %

1,2 %

1,4 %

1,3 %

Prijzen van de invoer uit alle andere landen (euro/ton)

190

170

240

242

265

(56)

In 2008 en in het TNO zijn de prijzen van alle derde landen bij invoer in de Unie aanzienlijk gestegen. Alle in bovenstaande tabel vermelde landen met uitzondering van Rusland bleken de omvang van hun uitvoer naar de Unie in de beoordelingsperiode te hebben verhoogd. Evenals de invoer uit Oekraïne vond de invoer uit Rusland, waarvoor een vast antidumpingrecht van 47,07 euro/ton geldt, plaats tegen de laagste prijs vergeleken met alle andere landen van uitvoer.

4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

(57)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening onderzocht de Commissie alle relevante economische factoren en indicatoren die op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed waren.

4.1.   Opmerkingen vooraf

(58)

Omdat voor het schadeonderzoek gebruik werd gemaakt van een steekproef, werden bepaalde schade-indicatoren zoals productie, productiecapaciteit, verkoop, marktaandeel, productiviteit en werkgelegenheid geanalyseerd voor de bedrijfstak van de Unie als geheel („Unie” in de onderstaande tabellen). Andere schade-indicatoren betreffende de prestaties van individuele ondernemingen, zoals prijzen, voorraden, productiekosten, winstgevendheid, lonen, investeringen, rendement van investeringen, kasstroom en vermogen om kapitaal aan te trekken, werden onderzocht op basis van de informatie die bij de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie („SP” in de onderstaande tabellen) werd ingewonnen.

4.2.   Gegevens over de bedrijfstak van de Unie als geheel

a)   Productie

(59)

De productie van de bedrijfstak van de Unie is tussen 2005 en het eind van het TNO met 18 % afgenomen, van ongeveer 7 miljoen ton in 2005 tot ongeveer 5,8 miljoen ton in het TNO. De productie voor intern gebruik bleef in de beoordelingsperiode bescheiden en was in het TNO niet specifiek van invloed op de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

 

2005

2006

2007

2008

TNO

Productie in de Unie (ton)

7 133 844

6 359 967

7 146 911

6 454 234

5 843 181

Index (2005 = 100)

100

89

100

90

82

Productie in de Unie voor interne verwerking

210 437

176 413

185 223

138 733

119 053

In % van de totale productie

2,9 %

2,8 %

2,6 %

2,1 %

2,0 %

b)   Capaciteit en bezettingsgraad

(60)

De productiecapaciteit is in de gehele beoordelingsperiode over het algemeen constant gebleven. De productiedaling had ook een daling van de bezettingsgraad van 55 % in 2005 tot 45 % in het TNO tot gevolg. Zoals reeds in het oorspronkelijke onderzoek werd opgemerkt, kan de bezettingsgraad voor AN worden beïnvloed door de productie van andere producten die met dezelfde productie-installaties kunnen worden vervaardigd. Daarom is de ontwikkeling van de bezettingsgraad minder relevant voor de beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

 

2005

2006

2007

2008

TNO

Capaciteit van de Unie (ton)

13 059 281

12 824 281

12 820 594

13 069 317

13 077 281

Bezettingsgraad van de Unie

55 %

50 %

56 %

49 %

45 %

c)   Omvang van de verkoop

(61)

De verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie is tussen 2005 en het eind van het TNO met 14 % afgenomen. Deze ontwikkeling moet worden gezien tegen de achtergrond van een inkrimping van het verbruik in de Unie in dezelfde periode.

 

2005

2006

2007

2008

TNO

Omvang van de verkoop van de Unie aan niet-verbonden partijen (ton)

5 365 834

4 756 093

5 495 037

5 157 788

4 605 629

Index (2005 = 100)

100

89

102

96

86

Omvang van de verkoop van de Unie aan niet-verbonden partijen in derde landen (ton)

887 056

727 176

637 408

559 393

548 090

Index (2005 = 100)

100

82

72

63

62

d)   Marktaandeel

(62)

Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie is van 2005 tot 2008 stabiel gebleven, maar is tussen 2008 en het eind van het TNO met drie procentpunten gedaald.

 

2005

2006

2007

2008

TNO

Marktaandeel van de Unie

68 %

68 %

68 %

68 %

65 %

Index (2005 = 100)

100

100

100

100

96

e)   Werkgelegenheid

(63)

De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie is tussen 2005 en het eind van het TNO met 8 % afgenomen.

 

2005

2006

2007

2008

TNO

Werkgelegenheid in de Unie i.v.m. het betrokken product

3 627

3 578

3 458

3 494

3 354

Index (2005 = 100)

100

99

95

96

92

f)   Productiviteit

(64)

Tijdens de beoordelingsperiode is de gemiddelde productie per werknemer in de bedrijfstak van de Unie met 11 % gedaald. Dit is te verklaren door het feit dat de relatieve daling van de productie groter was dan de relatieve daling van de werkgelegenheid.

 

2005

2006

2007

2008

TNO

Productiviteit van de Unie (ton per werknemer)

1 967

1 778

2 067

1 847

1 742

Index (2005 = 100)

100

90

105

94

89

g)   Hoogte van de dumpingmarge

(65)

Gezien de geringe hoeveelheden die momenteel uit Oekraïne worden ingevoerd, wordt het effect van de werkelijke dumpingmarge als onbelangrijk beschouwd en wordt deze indicator niet relevant geacht voor de schadeanalyse.

4.3.   Gegevens over de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

a)   Verkoopprijzen en factoren die van invloed zijn op de binnenlandse prijzen

(66)

De gemiddelde nettoverkoopprijs van de in de steekproef opgenomen producenten van de bedrijfstak van de Unie is in 2008 en in het TNO fors gestegen als gevolg van de gunstige internationale marktvoorwaarden voor AN in die periode.

 

2005

2006

2007

2008

TNO

Eenheidsprijs van de SP (euro/ton)

165

182

189

309

315

Index (2005 = 100)

100

110

115

187

191

b)   Voorraden

(67)

De eindvoorraden van de bedrijfstak van de Unie zijn tussen 2005 en het eind van het TNO met 26 % geslonken. De forse toename in 2006 was toe te schrijven aan een scherpe daling van het verkoopvolume tussen 2005 en 2006.

 

2005

2006

2007

2008

TNO

Eindvoorraden van de SP (ton)

276 569

489 535

345 137

252 072

203 579

Index (2005 = 100)

100

177

125

91

74

c)   Lonen

(68)

Zoals blijkt uit onderstaande tabel is het gemiddelde loon per werknemer tussen 2005 en het eind van het TNO met 6 % gestegen. Dat is een matige toename gezien de inflatie en de algemene daling van het aantal werknemers.

 

2005

2006

2007

2008

TNO

Gemiddelde arbeidskosten per werknemer voor de SP (1 000 euro)

40,4

41,2

43,3

45,0

43,0

Index (2005 = 100)

100

102

107

111

106

d)   Investeringen

(69)

De jaarlijkse investeringen van de vijf in de steekproef opgenomen producenten in het soortgelijke product ontwikkelden zich positief in de beoordelingsperiode en zijn met 70 % gestegen. Deze investeringen betroffen voornamelijk de modernisering van bepaalde machines. Daaruit blijkt dat de bedrijfstak van de Unie er onafgebroken naar streeft zijn concurrentievermogen te vergroten.

 

2005

2006

2007

2008

TNO

Netto-investeringen van de SP (1 000 euro)

46 668

52 191

64 319

73 948

79 379

Index (2005 = 100)

100

112

138

158

170

e)   Winstgevendheid en rendement van investeringen

(70)

De winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten is vooral vanaf 2006 aanzienlijk verbeterd en bereikte in het TNO een niveau van 28,1 % van de omzet. Het rendement van investeringen, uitgedrukt als de winst in procenten van de nettoboekwaarde, volgde in de gehele beoordelingsperiode over het algemeen de positieve trend van de winstgevendheid.

 

2005

2006

2007

2008

TNO

Winstgevendheid van de verkoop van de SP aan niet-verbonden afnemers (% van de nettoverkoop)

9,2 %

7,9 %

14,9 %

25,3 %

28,1 %

Index (2005 = 100)

100

85

162

274

304

Rendement van investeringen van de SP (winst in % van de nettoboekwaarde van de investeringen)

35,2 %

25,8 %

41,1 %

109,1 %

114,1 %

Index (2005 = 100)

100

73

117

310

324

f)   Kasstroom en vermogen om kapitaal aan te trekken

(71)

De kasstroom is tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijk toegenomen en volgt dezelfde trend als de algemene winstgevendheid in die periode.

 

2005

2006

2007

2008

TNO

Kasstroom van de SP (1 000 euro)

84 567

52 182

188 535

373 843

386 721

Index (2005 = 100)

100

63

223

442

457

(72)

Uit het onderzoek is niet gebleken dat de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie moeilijkheden hebben ondervonden bij het aantrekken van kapitaal. Verscheidene van hen maken deel uit van een grote ondernemingsgroep en financieren hun activiteiten binnen die groep, hetzij door samenvoeging van kasmiddelen, hetzij door leningen van de moedermaatschappij.

5.   Conclusie

(73)

De meeste schade-indicatoren hebben zich tussen 2005 en het eind van het TNO positief ontwikkeld: de verkoopprijzen per eenheid zijn aanzienlijk verbeterd, evenals de winstgevendheid, die in het TNO opliep tot 28,1 %. Ook de investeringen, het rendement van investeringen en de kasstroom hebben zich positief ontwikkeld.

(74)

Hoewel de productie en het verkoopvolume tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijk gedaald zijn, moet dit worden gezien tegen de achtergrond van een inkrimping van de markt van de Unie met ongeveer 10 %.

(75)

Over het geheel genomen is de situatie van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk verbeterd ten opzichte van de situatie vóór 2001 toen nog geen antidumpingmaatregelen op AN uit het betrokken land waren ingesteld.

F.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE

1.   Algemeen

(76)

Met betrekking tot de waarschijnlijkheid van herhaling van schade werden twee belangrijke parameters geanalyseerd: i) de waarschijnlijke uitvoervolumes en -prijzen van het betrokken land en ii) het waarschijnlijke effect van de geprojecteerde volumes en prijzen van de uitvoer uit het betrokken land op de bedrijfstak van de Unie.

2.   Waarschijnlijke uitvoervolumes en -prijzen van het betrokken land

(77)

Het is bekend dat de medewerkende Oekraïense producenten beschikken over een reservecapaciteit van ongeveer 650 000 t, wat neerkomt op 9 % van de markt van de Unie, zoals vermeld in overweging 37. Deze overtollige capaciteit wijst erop dat de Oekraïense producenten hun huidige productie en dus ook hun uitvoer van AN snel kunnen opvoeren.

(78)

Bovendien zijn de Oekraïense producenten door de betrekkelijk geringe omvang van hun binnenlandse markt sterk afhankelijk van de uitvoer naar derde landen. Zoals in overweging 41 is uitgelegd, vond deze uitvoer plaats tegen prijzen die aanzienlijk lager waren dan de gangbare marktprijs in de Unie.

(79)

Gezien de hierboven beschreven feiten en overwegingen zou de markt van de Unie in vergelijking met alle andere exportmarkten wat de prijzen betreft een aantrekkelijke markt zijn voor de Oekraïense producenten-exporteurs. Redelijkerwijs kan dus worden verwacht dat een aanzienlijk deel van de uitvoer naar derde landen zou worden verlegd naar de markt van de Unie als de maatregelen zouden vervallen. De nabijheid van de markt van de Unie in vergelijking met andere exportmarkten zou de markt van de Unie nog aantrekkelijker maken, waardoor het waarschijnlijker zou worden dat de huidige uitvoer van Oekraïense producenten wordt verlegd van derde landen naar de Unie.

(80)

Aangezien de huidige marktpositie van de Oekraïense producten in de Unie zwak is, zouden de Oekraïense exporteurs marktaandeel moeten winnen of meer afnemers moeten vinden, waarin zij waarschijnlijk zouden slagen door AN tegen dumpingprijzen aan te bieden, zoals tijdens het TNO is vastgesteld.

(81)

Gezien het bovenstaande is het dus waarschijnlijk dat, als de maatregelen zouden vervallen, aanzienlijke hoeveelheden in Oekraïne geproduceerd AN op de markt van de Unie terecht zouden komen tegen dumpingprijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie in belangrijke mate onderbieden.

3.   Effect van de verwachte uitvoervolumes en -prijzen op de bedrijfstak van de Unie bij het intrekken van de maatregelen

(82)

Het onderzoek heeft uitgewezen dat AN een basisproduct is waarvan de prijzen sterk kunnen worden beïnvloed door de aanwezigheid van laaggeprijsde invoer die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderbiedt. Met andere woorden, de markt van de Unie voor AN is vrij volatiel. De gunstige wereldwijde marktvoorwaarden voor AN tijdens de beoordelingsperiode droegen er in belangrijke mate toe bij dat de prijzen op een hoog niveau werden gehouden en de geldende antidumpingmaatregelen verkleinden de mogelijkheid voor prijsverstoringen op de markt van de Unie. In die periode was er een goed evenwicht tussen vraag en aanbod, wat leidde tot hogere prijzen voor alle stikstofhoudende meststoffen, die basisproducten zijn. AN is ook een basisproduct waarvan de prijsstelling wordt beïnvloed door talrijke factoren, zoals de gasprijs, die als belangrijkste kostenpost een aanzienlijke invloed op het aanbod heeft, de weersomstandigheden, de oogsten en de graanvoorraden, waarvan het gezamenlijke effect de vraag naar meststoffen kan doen af- of toenemen.

(83)

Wat specifiek de markt van de Unie betreft, kan worden verwacht dat de vraag naar AN licht zal toenemen ten opzichte van het in het TNO waargenomen niveau. Aangezien de door de Oekraïense exporterende producenten gehanteerde prijzen de prijzen van de bedrijfstak van de Unie sterk onderboden, zou de waarschijnlijke toename van de invoer uit Oekraïne de bedrijfstak van de Unie dwingen zijn prijzen en dus ook zijn winst fors te verlagen of een aanzienlijk marktaandeel prijs te geven en daarmee inkomsten te derven, of beide. De succesvolle herstructurering van de bedrijfstak van de Unie zou een dergelijke prijsverlaging waarschijnlijk maar ten dele kunnen compenseren en het hele herstel van de sector zou hierdoor op losse schroeven komen te staan. Daarom zou intrekking van de maatregelen waarschijnlijk leiden tot een verslechtering van de algemene economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

4.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van schade

(84)

Uit de bovenbeschreven feiten en overwegingen kan worden geconcludeerd dat het betrokken land bij het vervallen van de huidige maatregelen waarschijnlijk aanzienlijke hoeveelheden naar de Unie zou uitvoeren tegen dumpingprijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderbieden. Daardoor zou de markt voor AN zeer waarschijnlijk met een neerwaartse prijsdruk worden geconfronteerd, wat naar verwachting nadelige gevolgen voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie zou hebben. Met name zou dit een belemmering zijn voor de voortzetting van het financiële herstel dat in de beoordelingsperiode heeft plaatsgevonden, zodat de schade zich zou herhalen.

G.   BELANG VAN DE UNIE

1.   Inleiding

(85)

Onderzocht werd of er dwingende redenen waren die tot de conclusie konden leiden dat het niet in het belang van de Unie is om de geldende antidumpingmaatregelen te handhaven. Daartoe werd overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening aan de hand van al het overgelegde bewijsmateriaal nagegaan welke gevolgen de handhaving van de maatregelen zou hebben voor alle bij deze procedure betrokken partijen en wat de gevolgen van het vervallen van de maatregelen zouden zijn.

(86)

Om de gevolgen van de eventuele handhaving van de maatregelen te kunnen beoordelen, heeft de Commissie alle belanghebbenden in de gelegenheid gesteld hun standpunt overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening bekend te maken.

(87)

In het oorspronkelijke onderzoek werden antidumpingmaatregelen niet in strijd met het belang van de Unie geacht. Bovendien kan nu, omdat het om een nieuw onderzoek gaat, wat betekent dat een situatie wordt onderzocht waarin al antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, worden nagegaan of die maatregelen ongewenste negatieve gevolgen voor de betrokken partijen hadden.

2.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(88)

De bedrijfstak van de Unie heeft bewezen structureel levensvatbaar te zijn. Dit werd bevestigd door de positieve ontwikkeling van zijn economische situatie na de instelling van antidumpingmaatregelen in 2001. De bedrijfstak van de Unie heeft tussen 2005 en het eind van het TNO met name zijn winstgevendheid verbeterd en een succesvolle herstructurering tot stand gebracht.

(89)

Redelijkerwijs kan dan ook worden verwacht dat de bedrijfstak van de Unie van de thans geldende maatregelen zal blijven profiteren en zich door het behoud en de stabilisatie van zijn winstgevendheid verder zal herstellen. Als de maatregelen niet worden gehandhaafd, zal de invoer tegen dumpingprijzen uit het betrokken land waarschijnlijk toenemen en de bedrijfstak van de Unie schade toebrengen door een neerwaartse druk op de verkoopprijzen, waardoor zijn thans positieve financiële situatie in het gedrang zal komen.

3.   Belang van de importeurs

(90)

Zoals vermeld in overweging 14, heeft geen enkele importeur zich bereid verklaard in de steekproef te worden opgenomen en de in het steekproefformulier gevraagde basisinformatie te verstrekken. Bij vorige onderzoeken werd vastgesteld dat het effect van de maatregelen niet al te groot zou zijn, daar importeurs doorgaans niet alleen AN verhandelen, maar voor een belangrijk deel ook andere meststoffen. Door opheffing van de antidumpingmaatregelen op andere meststoffen kan dat effect alleen maar worden versterkt. In dit verband zijn de antidumpingmaatregelen die van toepassing waren op ureum van oorsprong uit Rusland en uit Belarus, Kroatië, Libië en Oekraïne respectievelijk in augustus 2007 en maart 2008 opgeheven (13). Bij gebrek aan medewerkende importeurs, en dus aan afdoende bewijs om na te gaan of er sprake is geweest van belangrijke negatieve gevolgen, werd echter geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om de huidige antidumpingmaatregelen niet te handhaven.

(91)

Er is geen betrouwbare informatie waaruit blijkt dat handhaving van de maatregelen belangrijke negatieve gevolgen voor importeurs of handelaren zal hebben.

4.   Belang van de gebruikers

(92)

De gebruikers van AN in de Unie zijn landbouwers. Bij het oorspronkelijke onderzoek werd geconcludeerd dat een stijging van de kosten van AN de landbouwers waarschijnlijk geen groot nadeel zou berokkenen, aangezien AN voor hun activiteiten van weinig betekenis is.

(93)

In het kader van dit onderzoek hebben twee verenigingen van landbouwers opmerkingen ingediend waarin werd gepleit voor beëindiging van de maatregelen. Zij voerden in hoofdzaak aan dat door de hervorming van het gemeenschappelijke landbouwbeleid in 2003 de toepassing van het marktinterventiemechanisme werd beperkt en steun en productie in de Europese Unie werden ontkoppeld. Door dit liberaliseringsproces werden de landbouwers in de Unie dus gedwongen tegen wereldmarktvoorwaarden te opereren. Alleen wanneer de leveranciers van AN vrij kunnen worden gekozen, kan worden voorkomen dat de prijzen van landbouwproducten aanzienlijk stijgen.

(94)

Door de eventuele voortzetting van de huidige antidumpingmaatregelen zullen de gebruikers echter niet worden gehinderd in de vrije keuze van hun leveranciers van AN, maar zullen voor iedereen gelijke voorwaarden worden gehandhaafd op de markt van de Unie, waar de effectieve concurrentie zal worden versterkt. Op basis van het voorgaande kan dan ook worden geconcludeerd dat de voortzetting van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van Oekraïne geen aanzienlijke negatieve gevolgen voor de gebruikers van het betrokken product zal hebben.

5.   Conclusie inzake het belang van de EU

(95)

Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om de huidige antidumpingmaatregelen niet te handhaven.

H.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(96)

Alle partijen zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie wil aanbevelen de bestaande maatregelen te handhaven. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Met de opmerkingen werd rekening gehouden wanneer dit gerechtvaardigd was.

(97)

Uit het bovenstaande volgt dat de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van AN van oorsprong uit Oekraïne overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening moeten worden gehandhaafd. Er wordt aan herinnerd dat deze maatregelen uit specifieke rechten bestaan.

(98)

Zoals vermeld in overweging 28, is gebleken dat er in het laatste kwartaal van het TNO convergentie is tussen de Oekraïense invoerprijzen voor aardgas en de op de markt van de Unie gangbare gasprijzen. De eventueel schadelijke gevolgen van dumping kunnen bijgevolg worden beïnvloed door het effect dat stijgingen van de productiekosten als gevolg van de ontwikkeling van de binnenlandse gasprijzen kunnen hebben op de uitvoerprijzen, als die ontwikkeling duurzaam blijkt te zijn. Daarom wordt het voorzichtig geacht de handhaving van de maatregelen tot twee jaar te beperken.

(99)

De bij Besluit 2008/577/EG van de Commissie (14) aanvaarde verbintenissen blijven van kracht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 3102 30 90, 3102 40 90, ex 3102 29 00, ex 3102 60 00, ex 3102 90 00, ex 3105 10 00, ex 3105 20 10, ex 3105 51 00, ex 3105 59 00 en ex 3105 90 91, van oorsprong uit Oekraïne.

2.   Dit antidumpingrecht is een vast bedrag in euro per ton volgens onderstaand schema:

Productomschrijving

CN-code

Taric-code

Recht

(in euro per ton)

Ammoniumnitraat, ander dan in waterige oplossing

3102 30 90

33,25

Mengsels van ammoniumnitraat en calciumcarbonaat of andere niet-vruchtbaarmakende anorganische stoffen, met een stikstofgehalte van meer dan 28 gewichtspercenten

3102 40 90

33,25

Dubbelzouten en mengsels van ammoniumsulfaat en ammoniumnitraat — Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten

3102 29 00

10

33,25

Dubbelzouten en mengsels van calciumnitraat en ammoniumnitraat — Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten

3102 60 00

10

33,25

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten

3102 90 00

10

33,25

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten, geen fosfor en geen kalium bevattend

3105 10 00

10

33,25

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en/of een kaliumgehalte berekend als K2O van minder dan 3 gewichtspercenten

3105 10 00

20

32,25

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en/of een kaliumgehalte berekend als K2O van 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten

3105 10 00

30

31,25

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en/of een kaliumgehalte berekend als K2O van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten

3105 10 00

40

30,26

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en/of een kaliumgehalte berekend als K2O van 9 of meer doch niet meer dan 12 gewichtspercenten

3105 10 00

50

29,26

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en een kaliumgehalte berekend als K2O van minder dan 3 gewichtspercenten

3105 20 10

30

32,25

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en een kaliumgehalte berekend als K2O van 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten

3105 20 10

40

31,25

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en een kaliumgehalte berekend als K2O van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten

3105 20 10

50

30,26

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en een kaliumgehalte berekend als K2O van 9 of meer doch niet meer dan 12 gewichtspercenten

3105 20 10

60

29,26

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van minder dan 3 gewichtspercenten

3105 51 00

10

32,25

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten

3105 51 00

20

31,25

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten

3105 51 00

30

30,26

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 9 of meer doch niet meer dan 10,40 gewichtspercenten

3105 51 00

40

29,79

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van minder dan 3 gewichtspercenten

3105 59 00

10

32,25

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten

3105 59 00

20

31,25

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten

3105 59 00

30

30,26

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 9 of meer doch niet meer dan 10,40 gewichtspercenten

3105 59 00

40

29,79

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een kaliumgehalte berekend als K2O van minder dan 3 gewichtspercenten

3105 90 91

30

32,25

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een kaliumgehalte berekend als K2O van 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten

3105 90 91

40

31,25

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een kaliumgehalte berekend als K2O van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten

3105 90 91

50

30,26

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een kaliumgehalte berekend als K2O van 9 of meer doch niet meer dan 12 gewichtspercenten

3105 90 91

60

29,26

3.   Wanneer goederen zijn beschadigd voordat zij in het vrije verkeer worden gebracht en de werkelijk betaalde of te betalen prijs derhalve verhoudingsgewijs is verminderd met het oog op de vaststelling van de douanewaarde overeenkomstig artikel 145 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (15), wordt het op basis van bovenstaande bedragen berekende antidumpingrecht met hetzelfde percentage verminderd als de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Niettegenstaande artikel 1 is het definitieve antidumpingrecht niet van toepassing op invoer die overeenkomstig de volgende leden van dit artikel in het vrije verkeer is gebracht.

2.   Ingevoerde vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten, ingedeeld onder de GN-codes 3102 30 90, 3102 40 90, ex 3102 29 00, ex 3102 60 00, ex 3102 90 00, ex 3105 10 00, ex 3105 20 10, ex 3105 51 00, ex 3105 59 00 en ex 3105 90 91, van oorsprong uit Oekraïne die voor het vrije verkeer zijn aangegeven en zijn gefactureerd door de exporterende producent van wie de Commissie een verbintenis heeft aanvaard en wiens naam is vermeld in Besluit 2008/577/EG, zoals dat van tijd tot tijd is gewijzigd, wordt vrijgesteld van het bij artikel 1 ingestelde antidumpingrecht op voorwaarde dat:

de goederen door de exporterende producent zijn vervaardigd en verzonden en door hem direct aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap zijn gefactureerd, en

de goederen vergezeld gaan van een verbintenisfactuur, zijnde een handelsfactuur die ten minste de gegevens en de verklaring bevat die in de bijlage bij deze verordening zijn vermeld, en

de bij de douane aangegeven en aangeboden goederen exact overeenstemmen met de beschrijving in de verbintenisfactuur.

3.   Er ontstaat een douaneschuld op het ogenblik van de aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer:

wanneer ten aanzien van de in lid 2 beschreven ingevoerde goederen wordt vastgesteld dat aan een of meer van de in dat lid genoemde voorwaarden niet is voldaan, of

wanneer de Commissie haar aanvaarding van de verbintenis overeenkomstig artikel 8, lid 9, van de basisverordening intrekt bij een verordening of besluit waarin zij naar specifieke transacties verwijst en de desbetreffende verbintenisfacturen ongeldig verklaart.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij blijft gedurende twee jaar van kracht.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 14 juni 2010.

Voor de Raad

De voorzitster

C. ASHTON


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

(3)  PB L 23 van 25.1.2001, blz. 1.

(4)  PB L 182 van 19.5.2004, blz. 28.

(5)  PB L 183 van 20.5.2004, blz. 13.

(6)  PB L 344 van 20.11.2004, blz. 24.

(7)  PB L 160 van 23.6.2005, blz. 1.

(8)  PB L 106 van 24.4.2007, blz. 1.

(9)  PB L 185 van 12.7.2008, blz. 1.

(10)  PB L 185 van 12.7.2008, blz. 35.

(11)  PB C 264 van 17.10.2008, blz. 16.

(12)  PB C 94 van 23.4.2009, blz. 15.

(13)  PB L 198 van 31.7.2007, blz. 4, en PB L 75 van 18.3.2008, blz. 33.

(14)  PB L 185 van 12.7.2008, blz. 43.

(15)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 40.


BIJLAGE

De volgende gegevens moeten worden vermeld op de door de onderneming opgestelde handelsfactuur die de invoer in de Unie waarop een verbintenis van toepassing is, vergezelt:

1.

het opschrift „HANDELSFACTUUR — GOEDEREN DIE ONDER EEN VERBINTENIS VALLEN”;

2.

de naam van de onderneming die de handelsfactuur heeft opgesteld;

3.

het nummer van de handelsfactuur;

4.

de datum van afgifte van de handelsfactuur;

5.

de aanvullende Taric-code waaronder de in de factuur vermelde goederen aan de grens van de Unie moeten worden ingeklaard;

6.

een nauwkeurige omschrijving van de goederen, met inbegrip van:

de GN-code die in de verbintenis wordt gebruikt,

het gehalte aan stikstof („N”) van het product (in percenten),

de Taric-code,

de hoeveelheid (in t);

7.

de verkoopvoorwaarden, met inbegrip van:

de prijs per ton,

de betalingsvoorwaarden,

de leveringsvoorwaarden,

het totale bedrag aan kortingen en rabatten;

8.

de naam van de onderneming die als importeur in de Unie de rechtstreekse ontvanger is van de handelsfactuur die de in het kader van de verbintenis geleverde goederen vergezelt;

9.

de naam van de werknemer van de onderneming die de handelsfactuur heeft opgesteld en de hiernavolgende ondertekende verklaring:

„Ondergetekende bevestigt dat de verkoop voor rechtstreekse uitvoer naar de Europese Unie van de goederen waarop deze factuur betrekking heeft, plaatsvindt in het kader en op de voorwaarden van de verbintenis die door [ONDERNEMING] werd aangeboden en door de Commissie bij Besluit 2008/577/EG (1) werd aanvaard. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.


(1)  PB L 185 van 12.7.2008, blz. 43.”.