28.1.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 24/7

(1)

Verordening (EG) nr. 33/2008 van de Commissie van 17 januari 2008 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de uitvoering van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad met betrekking tot een normale en een versnelde procedure voor de beoordeling van werkzame stoffen die deel uitmaakten van het in artikel 8, lid 2, van die richtlijn bedoelde werkprogramma, maar niet in bijlage I ervan zijn opgenomen (2), is van toepassing op stoffen van de derde en vierde fase die uiterlijk op 31 december 2008 zijn geëvalueerd maar niet in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn opgenomen. Zij is niet van toepassing op na die datum geëvalueerde stoffen van de derde en vierde fase.

(2)

Verordening (EG) nr. 2076/2002 van de Commissie (3) en Beschikking 2003/565/EG van de Commissie (4) zijn echter gewijzigd om de periode voor het werkprogramma tot 31 december 2009 te verlengen wat de stoffen van de derde en vierde fase betreft. Het is nodig dat de respectieve datum in Verordening (EG) nr. 33/2008 wordt aangepast.

(3)

Wat de normale procedure betreft, is het duidelijk geworden dat de aan de Autoriteit toegekende periode voor de opstelling van haar conclusies moet worden verlengd gezien de complexiteit en de daarmee gepaard gaande hoeveelheid werk. Dit geldt alleen voor werkzame stoffen waarvoor het ontwerpbeoordelingsverslag na de inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie is ingediend.

(4)

Verordening (EG) nr. 33/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

1)

In artikel 1 wordt punt c) vervangen door:

2)

Artikel 10 wordt vervangen door:

„Artikel 10

Conclusie van de Autoriteit

1.   Binnen zes maanden na afloop van de in artikel 9, lid 3, van deze verordening vastgestelde periode keurt de Autoriteit een conclusie goed waarin zij vermeldt of kan worden verwacht dat de werkzame stof aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 91/414/EEG voldoet, en deelt zij die mee aan de aanvrager, de lidstaten en de Commissie.

Zo nodig gaat de Autoriteit in haar conclusie in op de risicoverlagende opties in verband met de beoogde toepassingen die in het ontwerpbeoordelingsverslag zijn genoemd.

2.   Indien de Autoriteit aanvullende informatie nodig heeft, stelt zij in overleg met de als rapporteur optredende lidstaat een periode van ten hoogste negentig dagen vast waarbinnen de aanvrager die aan de Autoriteit en de als rapporteur optredende lidstaat moet verstrekken. Zij brengt de Commissie en de lidstaten daarvan op de hoogte. Er wordt alleen rekening gehouden met binnen de toegekende periode ingediende informatie.

De als rapporteur optredende lidstaat beoordeelt de aanvullende informatie en stuurt deze onverwijld en uiterlijk zestig dagen na ontvangst naar de Autoriteit.

In dat geval wordt de periode van zes maanden voor de goedkeuring van de conclusie van de Autoriteit, als vastgesteld in lid 1, verlengd met een periode die afloopt op het ogenblik dat de beoordeling van de aanvullende informatie door de Autoriteit wordt ontvangen.

3.   De Commissie en de Autoriteit komen een tijdschema overeen voor het overleggen van de conclusies om de planning van de werkzaamheden te vergemakkelijken. De Commissie en de Autoriteit komen overeen in welke vorm de conclusies van de Autoriteit worden ingediend.”.