24.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 221/12


RICHTLIJN 2010/58/EU VAN DE COMMISSIE

van 23 augustus 2010

tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad wat betreft de uitbreiding van het gebruik van de werkzame stof iprodion

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1, tweede alinea, tweede streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Richtlijn 2003/31/EG van de Commissie (2) is iprodion als werkzame stof opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG.

(2)

Bij de indiening van het verzoek om opneming van iprodion heeft de enige kennisgever daarvan, namelijk Bayer, gegevens verstrekt over de toepassingen als fungicide, die de algemene conclusie hebben gestaafd dat iprodion bevattende gewasbeschermingsmiddelen naar verwachting zullen voldoen aan de veiligheidsvoorschriften van artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG.

(3)

Bovendien heeft een andere kennisgever, namelijk DEVGEN, een verzoek tot wijziging ingediend om het gebruik van iprodion als nematicide toe te staan. Ter ondersteuning van een dergelijke uitbreiding van het gebruik heeft de kennisgever (DEVGEN) aanvullende informatie verstrekt.

(4)

Frankrijk heeft de ingediende informatie geëvalueerd en de Commissie op 12 januari 2010 in kennis gesteld van zijn conclusies dat de gevraagde uitbreiding van het gebruik geen andere risico’s oplevert dan die waarmee reeds rekening is gehouden in de specifieke bepalingen voor iprodion in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG en in het evaluatieverslag van de Commissie voor die stof. Frankrijk heeft met name verscheidene addenda bij het evaluatieverslag voor de desbetreffende gebieden van de risicobeoordeling opgesteld, waarvan de conclusies de aanvaardbaarheid van de uitbreiding van het gebruik bevestigen.

(5)

Daarom is het gerechtvaardigd om de specifieke bepalingen voor iprodion te wijzigen.

(6)

Richtlijn 91/414/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

De lidstaten dienen uiterlijk op 24 december 2010 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 25 december 2010.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 23 augustus 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(2)  PB L 101 van 23.4.2003, blz. 3.


BIJLAGE

In bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt rij 50 vervangen door:

Nr.

Benaming, identificatie-nummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (1)

Inwerkingtreding

Geldigheidsduur

Bijzondere bepalingen

„50

Iprodion

CAS-nr.: 36734-19-7

CIPAC-nr.: 278

3-(3,5-dichloorfenyl)-N-isopropyl-2,4-dioxo-imidazolidine-1-carboximide

960 g/kg

van 1 januari 2004

van 31 december 2013

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide en nematicide.

Voor de toepassing van de in bijlage VI opgenomen uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over iprodion, met name de aanhangsels I en II, dat op 3 december 2002 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd. Bij deze algemene evaluatie moeten de lidstaten:

bijzondere aandacht besteden aan de mogelijke verontreiniging van het grondwater, wanneer de werkzame stof in hoge doses (vooral op grasvelden) wordt toegepast op zure bodems (pH lager dan 6) in qua klimaat kwetsbare gebieden;

nauwkeurig het risico voor ongewervelde waterorganismen nagaan, indien de werkzame stof in de onmiddellijke nabijheid van oppervlaktewater wordt toegepast. Indien nodig, moeten risicobeperkende maatregelen worden toegepast.”


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.