4.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/27


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2010

betreffende het gezamenlijk programmeringsinitiatief voor onderzoek „Landbouw, voedselzekerheid en klimaatverandering”

(2010/253/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 181,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De sectoren land- en bosbouw ondervinden in hoge mate de gevolgen van de klimaatverandering, aangezien deze sectoren rechtstreeks afhankelijk zijn van de weersomstandigheden, terwijl de landbouw in de Unie 14 % van de wereldwijde broeikasgasemissies voor zijn rekening neemt.

(2)

Klimaatverandering is een van de grootste uitdagingen waarvoor de landbouw zich geplaatst ziet om de wereldbevolking, van naar verwachting 9 miljard mensen in 2050, te voeden.

(3)

Aangenomen wordt dat de vraag naar voedsel tegen 2030 wereldwijd met 50 % zal zijn toegenomen en tegen 2050 zal zijn verdubbeld, en in die tijd zal de vraag naar biomassa voor andere dan voedingsdoeleinden naar verwachting ook sterk groeien.

(4)

De sectoren land- en bosbouw worden geconfronteerd met een steeds grotere vraag naar biomassa voor andere dan voedingsdoeleinden, omdat die andere sectoren het effect van hun activiteiten op de klimaatverandering zo veel mogelijk willen beperken en omdat moet worden overgeschakeld naar een koolstofarme economie.

(5)

De wereldwijde voorraden van sommige soorten basisvoedsel zijn teruggelopen en voedselprijspieken, zoals die van 2008, zouden vaker kunnen voorkomen als het aanbod geen gelijke tred kan houden met de stijgende vraag.

(6)

Klimaatverandering kan van invloed zijn op de gewasopbrengsten, de veehouderij en de plaatsen waar wordt geproduceerd, en kan belangrijke consequenties hebben voor het landbouwinkomen, het grondgebruik en de plattelandseconomieën in sommige delen van de Unie.

(7)

De landbouwsector in tropische en subtropische landen, met name in het ten zuiden van de Sahara gelegen deel van Afrika, is extreem gevoelig voor klimaatverandering zodat, als zich in die regio’s een grote voedselcrisis voordoet, dat grote gevolgen heeft voor Europa.

(8)

Om te voorkomen dat deze risico’s in combinatie met elkaar tot onomkeerbare schade leiden en om tot een duurzame voedselvoorziening in een veranderend klimaat te komen, moeten gecoördineerde acties worden ondernomen.

(9)

Dit gezamenlijk programmeringsinitiatief is ook relevant voor de ontwikkeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

(10)

De Raad Concurrentievermogen heeft tijdens zijn vergadering van 3 december 2009„Landbouw, voedselzekerheid en klimaatverandering” erkend als een belangrijk gebied waarop gezamenlijke programmering een grote meerwaarde zou hebben voor de huidige, gefragmenteerde onderzoeksinspanningen door de lidstaten. Daarom heeft hij conclusies goedgekeurd waarin de noodzaak om een gezamenlijk programmeringsinitiatief over dat onderwerp te starten wordt erkend, en de Commissie wordt uitgenodigd een bijdrage te leveren aan de voorbereiding van dat initiatief. De Raad heeft nogmaals bevestigd dat gezamenlijke programmering een proces is dat door de lidstaten wordt geleid, waarbij de Commissie optreedt als facilitator.

(11)

De gezamenlijke programmering van onderzoek op het gebied van landbouw, voedselzekerheid en klimaatverandering zal de bundeling van vaardigheden, kennis en middelen bevorderen waarmee het onderzoek naar de aanpak van het streven naar „voedselzekerheid” en van de dreiging die uitgaat van de klimaatverandering, de wereldwijde bevolkingstoename en de vraag naar producten voor voedings- en niet-voedingsdoeleinden, wordt gestimuleerd.

(12)

Om de in deze aanbeveling geformuleerde doelstellingen te realiseren moeten de lidstaten samenwerken met de Commissie bij de verkenning van mogelijke initiatieven van de Commissie om de lidstaten te helpen bij de ontwikkeling en uitvoering van de strategische onderzoeksagenda. De lidstaten moeten samenwerken met het Permanent Comité voor onderzoek in de landbouw om ervoor te zorgen dat gezamenlijke programmeringsactiviteiten worden gecoördineerd met de algemene landbouwonderzoeksagenda.

(13)

Om ervoor te zorgen dat de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad kan rapporteren, moeten de lidstaten regelmatig aan de Commissie rapporteren over de voortgang die ten aanzien van dit gezamenlijk programmeringsinitiatief is gemaakt,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

1.

De lidstaten worden gestimuleerd een gemeenschappelijke visie te ontwikkelen over de wijze waarop samenwerking en coördinatie op het gebied van onderzoek op EU-niveau een antwoord kunnen bieden op het vlak van de nood aan „voedselzekerheid” en op het vlak van de dreiging die uitgaat van de klimaatverandering, de wereldwijde bevolkingstoename en de vraag naar producten voor voedings- en niet-voedingsdoeleinden.

2.

De lidstaten worden gestimuleerd om een strategische onderzoeksagenda te vast te stellen waarbij onderzoeksbehoeften en -doelstellingen voor de middellange tot lange termijn worden vastgesteld op het gebied van de voedselzekerheid, met name door de aanpassing aan de klimaatverandering en de vermindering van de effecten daarvan in de landbouw. De strategische onderzoeksagenda moet een uitvoeringsplan bevatten waarin de prioriteiten en tijdpaden worden vastgesteld en de acties, instrumenten en middelen worden gespecificeerd die voor de uitvoering van die strategische onderzoeksagenda nodig zijn.

3.

De lidstaten worden gestimuleerd de volgende acties op te nemen in de strategische onderzoeksagenda en in het uitvoeringsplan:

a)

inventarisatie en uitwisseling van informatie over relevante nationale programma’s en onderzoeksactiviteiten;

b)

versterking van de gezamenlijke capaciteit voor prognoses en technologisch aspectenonderzoek, om ervoor te zorgen dat de opkomende nieuwe bedreigingen permanent worden gecontroleerd en dat daar regelmatig over wordt gerapporteerd;

c)

uitwisseling van informatie, middelen, beste praktijken, methoden en richtsnoeren;

d)

vaststelling van gebieden of onderzoeksactiviteiten die kunnen profiteren van samenwerking, van gezamenlijke oproepen tot het indienen van voorstellen of van het bundelen van middelen;

e)

vaststelling van procedures voor gezamenlijk uit te voeren onderzoek op de onder d) vastgestelde gebieden;

f)

zo mogelijk het delen van bestaande onderzoeksinfrastructuur, of het opzetten van nieuwe faciliteiten;

g)

export van de kennis-, innovatie- en interdisciplinaire aanpak naar en verspreiding daarvan in andere delen van Europa en de rest van de wereld, en zorgen voor het daadwerkelijke gebruik van onderzoeksresultaten om het concurrentievermogen en het beleid van Europa te verbeteren;

h)

stimulering van betere samenwerking tussen de particuliere en de overheidssector, gekoppeld aan een open innovatie van verschillende bedrijfstakken;

i)

rekening houden met de veranderende behoeften van consumenten en van de agrovoedingsmiddelenindustrie in de Europese Unie bij de vaststelling van doelstellingen voor aanverwante programma’s.

4.

De lidstaten worden gestimuleerd een gemeenschappelijke beheerstructuur op het gebied van landbouw, voedselzekerheid en klimaatverandering op te zetten, die de opdracht krijgt gemeenschappelijke voorwaarden, regels en procedures voor samenwerking en coördinatie vast te stellen en de uitvoering van de strategische onderzoeksagenda te volgen.

5.

De lidstaten worden gestimuleerd om gezamenlijk de strategische onderzoeksagenda uit te voeren, onder meer via hun nationale onderzoeksprogramma’s of andere nationale onderzoeksactiviteiten.

6.

De lidstaten worden gestimuleerd met de Commissie samen te werken om na te gaan welke initiatieven de Commissie mogelijk kan nemen om de lidstaten bij te staan bij de ontwikkeling en de uitvoering van de strategische onderzoeksagenda, en om de gezamenlijke programma’s op dit gebied met andere EU-initiatieven te coördineren.

7.

De lidstaten worden gestimuleerd met de Commissie samen te werken om te onderzoeken hoe de landbouwgemeenschap en andere belanghebbenden bij de toepassing van de verkregen resultaten kunnen worden betrokken en na te gaan hoe het gezamenlijk programmeringsinitiatief in de ontwikkeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid kan worden opgenomen.

8.

De lidstaten worden gestimuleerd met de Commissie samen te werken om gebruik te maken van alle relevante beleidsinstrumenten voor innovatie om de omzetting van onderzoeksresultaten in producten en diensten te bevorderen, en met name om alle vormen van innovatie toegankelijk te maken voor het midden- en kleinbedrijf, waaronder landbouwbedrijven.

9.

De lidstaten worden gestimuleerd met de Commissie samen te werken om de mogelijkheden voor consultatie en samenwerking op dit gebied met de juiste instellingen en groeperingen op internationaal niveau te onderzoeken.

10.

De lidstaten worden gestimuleerd met het Permanent Comité voor onderzoek in de landbouw samen te werken om ervoor te zorgen dat gezamenlijke programmeringsactiviteiten worden gecoördineerd met de algemene landbouwonderzoeksagenda.

11.

De lidstaten worden gestimuleerd regelmatig verslag uit te brengen aan de Commissie over de voortgang met betrekking tot dit gezamenlijk programmeringsinitiatief.

Gedaan te Brussel, 28 april 2010.

Voor de Commissie

Máire GEOGHEGAN-QUINN

Lid van de Commissie