1.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 110/36


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2010

betreffende het gezamenlijk programmeringsinitiatief voor onderzoek „Een gezonde voeding voor een gezond leven”

(2010/250/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 181, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De gezondheid van de burgers is essentieel voor de groei en de welvaart in de Unie.

(2)

Tijdens de laatste drie decennia is het aantal gevallen van overgewicht en obesitas bij de EU-bevolking drastisch toegenomen, in het bijzonder bij kinderen.

(3)

De trends van slechte voeding en weinig lichaamsbeweging bij de EU-bevolking zetten door.

(4)

Ook het aantal chronische aandoeningen zoals hart- en vaatziekten, verhoogde bloeddruk, diabetes type 2, beroertes, bepaalde vormen van kanker, spier- en skeletaandoeningen en zelfs een reeks mentale aandoeningen, blijft toenemen.

(5)

Indien de risicofactoren die verband houden met de levenswijze, onder meer met betrekking tot de voedingsgewoonten, zouden worden geëlimineerd, dan zou 80 % van de gevallen van hartkwalen, beroerten en diabetes type 2 en 40 % van de gevallen van kanker vermeden kunnen worden.

(6)

De Raad Concurrentievermogen heeft tijdens zijn vergadering van 3 december 2009„Gezondheid, voeding en het voorkomen van voedingsgerelateerde ziekten” (de titel werd later gewijzigd in „Een gezonde voeding voor een gezond leven”) erkend als een belangrijk gebied waarop gezamenlijke programmering een grote meerwaarde zou hebben voor de huidige, gefragmenteerde onderzoeksinspanningen door de lidstaten. Daarom heeft hij conclusies goedgekeurd waarin de noodzaak om een gezamenlijk programmeringsinitiatief over dat onderwerp te starten wordt erkend, en de Commissie wordt uitgenodigd een bijdrage te leveren aan de voorbereiding van dat initiatief. De Raad herbevestigde ook dat gezamenlijke programmering een door de lidstaten geleid proces is, waarbij de Commissie als facilitator optreedt.

(7)

De gezamenlijke programmering van onderzoek inzake voeding en gezondheid zou zorgen voor de coördinatie van het onderzoek naar het effect van de levenswijze en de voeding op de gezondheid, wat aanzienlijk zou bijdragen tot de uitbouw van een volledig functionerende Europese onderzoeksruimte inzake de preventie van voedingsgerelateerde ziekten en het leiderschap en concurrentievermogen van onderzoek binnen dit gebied zou versterken.

(8)

Om de efficiëntie van de gezamenlijke inspanningen van de lidstaten op het gebied van voeding en gezondheid te garanderen, moeten de lidstaten een strategische onderzoeksagenda opstellen en uitvoeren, gebaseerd op een gezamenlijke aanpak van de preventie van voedingsgerelateerde ziekten.

(9)

Om het effectieve beheer van de te nemen gezamenlijke actie te garanderen, moeten de lidstaten een gemeenschappelijke beheerstructuur opzetten, die de opdracht krijgt gemeenschappelijke voorwaarden, regels en procedures voor samenwerking en coördinatie vast te stellen en de uitvoering van de strategische onderzoeksagenda te volgen.

(10)

Om de in deze aanbeveling geformuleerde doelstellingen te realiseren moeten de lidstaten samenwerken met de Commissie bij de verkenning van mogelijke initiatieven van de Commissie om de lidstaten te helpen bij de ontwikkeling en uitvoering van de strategische onderzoeksagenda.

(11)

Om ervoor te zorgen dat de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad kan rapporteren, moeten de lidstaten regelmatig aan de Commissie rapporteren over de voortgang die ten aanzien van dit gezamenlijk programmeringsinitiatief is gemaakt,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

1.

De lidstaten worden gestimuleerd een gemeenschappelijke visie te ontwikkelen over de wijze waarop samenwerking en coördinatie op het gebied van onderzoek op EU-niveau kunnen bijdragen tot een betere preventie van voedingsgerelateerde ziekten.

2.

De lidstaten worden gestimuleerd om een strategische onderzoeksagenda vast te stellen waarbij onderzoeksbehoeften en -doelstellingen voor de middellange tot lange termijn worden vastgesteld op het gebied van de preventie van voedingsgerelateerde ziekten. De strategische onderzoeksagenda moet een uitvoeringsplan bevatten waarin de prioriteiten en tijdpaden worden vastgesteld en de acties, instrumenten en middelen worden gespecificeerd die voor de uitvoering van die strategische onderzoeksagenda nodig zijn.

3.

De lidstaten worden gestimuleerd de volgende acties op te nemen in de strategische onderzoeksagenda en in het uitvoeringsplan:

a)

inventarisatie en uitwisseling van informatie over relevante nationale programma’s en onderzoeksactiviteiten;

b)

vaststelling van gebieden of onderzoeksactiviteiten die kunnen profiteren van samenwerking, van gezamenlijke oproepen tot het indienen van voorstellen of van het bundelen van middelen;

c)

uitwisseling van informatie, middelen, beste praktijken, methoden en richtsnoeren, in het bijzonder bij grootschalig cohort- en klinisch onderzoek;

d)

vaststelling van procedures, daarin begrepen kwaliteitscriteria, voor gezamenlijk uit te voeren onderzoek op de onder b) vastgestelde gebieden;

e)

zo mogelijk het delen van bestaande onderzoeksinfrastructuur of het opzetten van nieuwe faciliteiten, zoals gecoördineerde databanken, biobanken of modellen voor de extrapolatie van gegevens naar mensen;

f)

export en verspreiding van de kennis-, innovatie- en interdisciplinaire aanpak, en zorgen voor het daadwerkelijke gebruik van onderzoeksresultaten om het concurrentievermogen en het beleid van Europa te verbeteren;

g)

stimulering van betere samenwerking tussen de particuliere en de overheidssector, gekoppeld aan een open innovatie van verschillende bedrijfstakken;

h)

tot stand brengen van netwerken tussen bestaande centra die zich bezighouden met consumentenwetenschappen, voeding en verwerkingstechnologieën.

4.

De lidstaten worden gestimuleerd een gemeenschappelijke beheerstructuur op het gebied van preventie van voedingsgerelateerde ziekten op te zetten, die de opdracht krijgt gemeenschappelijke voorwaarden, regels en procedures voor samenwerking en coördinatie vast te stellen en de uitvoering van de strategische onderzoeksagenda te volgen.

5.

De lidstaten worden gestimuleerd om gezamenlijk de strategische onderzoeksagenda uit te voeren, onder meer via hun nationale onderzoeksprogramma’s of andere nationale onderzoeksactiviteiten.

6.

De lidstaten worden gestimuleerd met de Commissie samen te werken om na te gaan welke initiatieven de Commissie mogelijk kan nemen om de lidstaten bij te staan bij de ontwikkeling en de uitvoering van de strategische onderzoeksagenda, en om de gezamenlijke programma’s op dit gebied met andere EU-initiatieven te coördineren.

7.

De lidstaten worden gestimuleerd regelmatig verslag uit te brengen aan de Commissie over de voortgang met betrekking tot dit gezamenlijk programmeringsinitiatief.

Gedaan te Brussel, 28 april 2010.

Voor de Commissie

Máire GEOGHEGAN-QUINN

Lid van de Commissie