6.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 205/7


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 5 augustus 2010

tot wijziging van Beschikking 2004/558/EG tot uitvoering van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad voor wat betreft aanvullende garanties voor het handelsverkeer in runderen in de Unie ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 5352)

(Voor de EER relevante tekst)

(2010/433/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (1), en met name op artikel 9, lid 2, en artikel 10, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Infectieuze boviene rhinotracheïtis is de beschrijving van de opvallendste klinische symptomen van een infectie met het boviene herpesvirus van het type 1 (BHV1). Aangezien infecties met dit virus veelal een subklinisch verloop hebben, moeten de bestrijdingsmaatregelen eerder gericht zijn op uitroeiing van de infectie dan op de onderdrukking van de symptomen.

(2)

In deel II van bijlage E bij Richtlijn 64/432/EEG is infectieuze boviene rhinotracheïtis opgenomen onder de ziekten waarvoor nationale bestrijdingsprogramma’s kunnen worden goedgekeurd en aanvullende garanties kunnen worden verlangd.

(3)

Beschikking 2004/558/EG van de Commissie van 15 juli 2004 tot uitvoering van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad voor wat betreft aanvullende garanties voor het intracommunautaire handelsverkeer in runderen ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis en de goedkeuring van de door sommige lidstaten ingediende uitroeiingsprogramma’s (2) bevat in bijlage I een lijst van de lidstaten en delen daarvan die een programma voor de uitroeiing van BHV1 uitvoeren en in bijlage II een lijst van de lidstaten of delen daarvan die reeds vrij van deze ziekte zijn. Bijlage III bij die beschikking stelt de criteria vast waaraan een bedrijf moet voldoen om als vrij van BHV1-infectie te worden beschouwd.

(4)

Om de overdracht van BHV1 naar BHV1-vrije bedrijven te voorkomen, schrijft de beschikking voor het vervoer van runderen uit een gebied zonder BHV1-status of opgenomen in bijlage I naar een bedrijf gelegen in een in bijlage II opgenomen gebied voor dat een test op de aanwezigheid van antistoffen voor het BHV1-virus met negatief resultaat wordt uitgevoerd op monsters die zijn genomen tijdens de quarantaine van dertig dagen vóór het vervoer.

(5)

Op grond van de huidige ervaring met de uitvoering van de goedgekeurde programma’s voor de uitroeiing van BHV1-infectie kan het rechtstreekse vervoer van runderen uit bedrijven die vrij zijn van BHV1-infectie naar afgesloten mesterijen in lidstaten of delen daarvan die vrij zijn van BHV1-infectie worden toegestaan, als een kanalisatiesysteem wordt toegepast waarbij de bevoegde autoriteiten op de plaats van de mesterij ervoor zorgen dat bij aankomst aanvullende tests worden uitgevoerd en de dieren alleen naar het slachthuis worden vervoerd.

(6)

Momenteel zijn alle regio’s van Duitsland, met uitzondering van de Regierungsbezirke Oberpfalz en Oberfranken in de deelstaat Beieren, opgenomen in de lijst van bijlage I bij Beschikking 2004/558/EG.

(7)

Duitsland heeft nu documenten ingediend ter staving van zijn verzoek om de Regierungsbezirke Mittelfranken en Unterfranken in de deelstaat Beieren vrij van BHV1-infectie te verklaren en nationale regels vastgesteld voor het nationale vervoer van runderen in en naar dit deel van zijn grondgebied. Bijgevolg heeft Duitsland verzocht dat de toepassing van de aanvullende garanties overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 64/432/EEG tot die Regierungsbezirke in Beieren wordt uitgebreid.

(8)

Op grond van de evaluatie van het door Duitsland ingediende verzoek is het dienstig dat deze twee BHV1-vrije Regierungsbezirke in Duitsland niet langer worden opgenomen in de lijst van bijlage I, maar worden vermeld in bijlage II bij Beschikking 2004/558/EG en dat de toepassing van de overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde aanvullende garanties tot hen wordt uitgebreid.

(9)

Beschikking 2004/558/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Beschikking 2004/558/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2, lid 2, onder b), ii), wordt vervangen door:

„ii)

zij worden vervoerd zonder in contact te komen met dieren met een minder goede gezondheidsstatus naar een bedrijf met een niet bekende BHV1-status in de lidstaat van bestemming die in bijlage I is opgenomen, waar alle dieren overeenkomstig het goedgekeurde nationale uitroeiingsprogramma in stallen worden vetgemest, en van waaruit zij uitsluitend naar het slachthuis kunnen worden vervoerd;”.

2)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 3, onder b), wordt vervangen door:

„b)

na het tweede streepje: „Artikel 3, lid …, punt …, van Beschikking 2004/558/EG van de Commissie”;”

b)

de volgende leden worden toegevoegd:

„4.   In afwijking van lid 1, onder a) en b), mag de bevoegde autoriteit in de lidstaat van bestemming toestaan dat voor de vleesproductie bestemde runderen onder de volgende voorwaarden worden binnengebracht in een BHV1-vrij bedrijf, als omschreven in bijlage III („BHV1-vrij bedrijf”), dat is gelegen in een regio van die lidstaat die is opgenomen in de lijst van bijlage II:

a)

de dieren mogen niet zijn gevaccineerd tegen BHV1 en moeten afkomstig zijn van en sinds hun geboorte hebben verbleven op BHV1-vrije bedrijven;

b)

de dieren worden vervoerd zonder dat zij in contact komen met dieren met een minder goede gezondheidsstatus;

c)

de dieren hebben gedurende ten minste 30 dagen onmiddellijk vóór de verzending of sinds hun geboorte als de dieren minder dan 30 dagen oud zijn, verbleven in het bedrijf van herkomst of in een door de bevoegde autoriteit erkende isolatie-inrichting, die is gelegen in een lidstaat waar voor infectieuze boviene rhinotracheïtis een meldingsplicht geldt en waar binnen een gebied met een straal van 5 km rond het bedrijf of de isolatie-inrichting gedurende de voorbije 30 dagen geen klinische of pathologische verschijnselen van BHV1-infectie zijn geconstateerd;

d)

de dieren zijn met negatief resultaat onderworpen aan hetzij een serologische test op antistoffen tegen de gE-glycoproteïne van het BHV1 ingeval de dieren afkomstig zijn van een tegen BHV1 gevaccineerd beslag, hetzij, in alle andere gevallen, een serologische test op antistoffen tegen het gehele BHV1, uitgevoerd op een bloedmonster dat tijdens de laatste 7 dagen vóór verzending uit het onder c) bedoelde bedrijf is genomen;

e)

op het BHV1-vrije bedrijf van bestemming worden alle dieren in stallen vetgemest en alleen verplaatst voor vervoer naar het slachthuis;

f)

de onder d) vermelde dieren worden onderworpen aan een serologische test op antistoffen tegen de gE-glycoproteïne van het BHV1 of het gehele BHV1, uitgevoerd op een bloedmonster dat binnen 21 tot 28 dagen na aankomst op het onder e) bedoelde bedrijf is genomen,

i)

waarbij de test in elk geval een negatief resultaat oplevert, of

ii)

waarbij de BHV1-vrije status van het bedrijf opgeschort blijft totdat de besmette dieren zijn geslacht binnen minder dan 45 dagen na aankomst op het bedrijf, en

waarbij de dieren in direct contact met de besmette dieren met negatieve resultaten hebben gereageerd op een test op antistoffen tegen de gE-glycoproteïne van het BHV1 of het gehele BHV1, uitgevoerd op een bloedmonster dat niet eerder dan 28 dagen na het vervoer van de besmette dieren is verzameld, of

waarbij de dieren die hetzelfde omsloten luchtvolume met de besmette dieren delen met negatieve resultaten hebben gereageerd op een test op antistoffen tegen het gehele BHV1, uitgevoerd op een bloedmonster dat niet eerder dan 28 dagen na het vervoer van de besmette dieren is verzameld, of

waarbij de resterende dieren op het bedrijf met negatieve resultaten hebben gereageerd op een test op antistoffen tegen het gehele BHV1, uitgevoerd op een bloedmonster dat niet eerder dan 28 dagen na het vervoer van de besmette dieren is verzameld, of

waarbij de BHV1-vrije status overeenkomstig punt 4 van bijlage III wordt hersteld.

5.   De in lid 4 bedoelde lidstaat van bestemming deelt de Commissie en de andere lidstaten de in bijlage II opgenomen regio’s mee waarin de bepalingen van lid 4 zullen worden uitgevoerd, alsook de datum van de geplande toepassing.”.

3.

Bijlage I wordt vervangen door bijlage I bij dit besluit.

4.

Bijlage II wordt vervangen door bijlage II bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 5 augustus 2010.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64.

(2)  PB L 249 van 23.7.2004, blz. 20.


BIJLAGE I

„BIJLAGE I

Lidstaten

Regio’s van de lidstaten waarvoor overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 64/432/EEG aanvullende garanties ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis gelden

Duitsland

Alle regio’s, met uitzondering van de Regierungsbezirke Oberpfalz, Oberfranken, Mittelfranken en Unterfranken in de deelstaat Beieren

Italië

De autonome regio Friuli Venezia Giulia

De autonome provincie Trento

Tsjechië

Alle regio’s”


BIJLAGE II

„BIJLAGE II

Lidstaten

Regio’s van de lidstaten waarvoor overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 64/432/EEG aanvullende garanties ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis gelden

Denemarken

Alle regio’s

Duitsland

Regierungsbezirke Oberpfalz, Oberfranken, Mittelfranken en Unterfranken in de deelstaat Beieren

Finland

Alle regio’s

Italië

Provincie Bolzano

Oostenrijk

Alle regio’s

Zweden

Alle regio’s”