23.2.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 46/27


BESLUIT 2010/112/GBVB VAN DE RAAD

van 22 februari 2010

tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Centraal-Azië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 28, artikel 31, lid 2, en artikel 33,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 5 oktober 2006 Besluit 2006/670/GBVB (1) houdende benoeming van de heer Pierre MOREL tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor Centraal-Azië vastgesteld.

(2)

De Raad heeft op 16 februari 2009 Gemeenschappelijk Optreden 2009/130/GBVB (2) tot wijziging en verlenging van het mandaat van de SVEU tot en met 28 februari 2010 vastgesteld.

(3)

Het mandaat van de SVEU moet worden verlengd tot en met 31 augustus 2010. Het mandaat van de SVEU kan evenwel eerder worden beëindigd, indien de Raad daartoe besluit ingevolge een aanbeveling van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV) naar aanleiding van de inwerkingtreding van het besluit betreffende de oprichting van de Europese Dienst voor extern optreden.

(4)

De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, uiteengezet in artikel 21 van het Verdrag, kan schaden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

Het mandaat van de heer Pierre MOREL als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor Centraal-Azië wordt hierbij verlengd tot en met 31 augustus 2010. Het mandaat van de SVEU kan eerder worden beëindigd, indien de Raad daartoe besluit ingevolge een aanbeveling van de HV naar aanleiding van de inwerkingtreding van het besluit betreffende de oprichting van de Europese dienst voor extern optreden.

Artikel 2

Beleidsdoelstellingen

Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie in Centraal-Azië. Deze doelstellingen zijn:

a)

goede en nauwe betrekkingen te bevorderen tussen de landen van Centraal-Azië en de Unie, op basis van gemeenschappelijke waarden en belangen, zoals uiteengezet in de toepasselijke overeenkomsten;

b)

bij te dragen tot een versterking van de stabiliteit en de samenwerking tussen de landen in de regio;

c)

bij te dragen tot de versterking van de democratie, de rechtsstaat, het behoorlijk bestuur en de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in Centraal-Azië;

d)

grote bedreigingen, in het bijzonder specifieke problemen met rechtstreekse gevolgen voor Europa, aan te pakken;

e)

de efficiëntie en de zichtbaarheid van het optreden van de Unie in de regio te vergroten, onder meer door nauwere coördinatie met andere betrokken partners en internationale organisaties, zoals de OVSE.

Artikel 3

Mandaat

1.   Ter verwezenlijking van deze beleidsdoelstellingen krijgt de SVEU het mandaat om:

a)

de algemene politieke coördinatie van de Unie in Centraal-Azië te bevorderen en te zorgen voor de samenhang van de externe optredens van de Unie in de regio;

b)

namens de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV) en conform zijn mandaat, samen met de Commissie toezicht te houden op het uitvoeringsproces van de EU-strategie voor een nieuw partnerschap met Centraal-Azië, aanbevelingen te doen en op gezette tijden te rapporteren aan de bevoegde Raadsorganen;

c)

de Raad te helpen bij de verdere ontwikkeling van een algeheel beleid voor Centraal-Azië;

d)

de politieke ontwikkelingen in Centraal-Azië op de voet te volgen door nauwe contacten met de regeringen, de parlementen, de rechterlijke macht, de civiele samenleving en de massamedia te ontwikkelen en in stand te houden;

e)

Kazachstan, Kirgizië, Tadzjikistan, Turkmenistan en Oezbekistan aan te moedigen om samen te werken bij regionale vraagstukken van gemeenschappelijk belang;

f)

de juiste contacten te leggen en samenwerking tot stand te brengen tussen de voornaamste betrokken partijen in de regio, waaronder alle belangrijke regionale en internationale organisaties, zoals de Sjanghai Samenwerkingsorganisatie (SCO), de Euraziatische Economische Gemeenschap (EURASEC), de Conferentie inzake interactie en vertrouwenwekkende maatregelen in Azië (CICA), de Collective Security Treaty Organisation (CSTO), het Regionaal Economisch Samenwerkingsprogramma voor Centraal-Azië (CAREC) en het Regionaal Informatie- en Coördinatiecentrum voor Centraal-Azië (CARICC);

g)

bij te dragen tot de uitvoering van het mensenrechtenbeleid van de Unie en de richtsnoeren voor de mensenrechten van de Unie, met name ten aanzien van vrouwen en kinderen in door conflicten getroffen gebieden, voornamelijk door de ontwikkelingen op dat gebied te volgen en te sturen;

h)

in nauwe samenwerking met de OVSE bij te dragen tot conflictpreventie en conflictoplossing, door contacten te leggen met de autoriteiten en andere lokale actoren (ngo’s, politieke partijen, minderheden, religieuze groeperingen en hun leiders);

i)

een bijdrage te leveren tot de beleidsvorming inzake aspecten van energiezekerheid, drugsbestrijding en beheer van de watervoorraden van het GBVB ten aanzien van Centraal-Azië.

2.   De SVEU steunt de werkzaamheden van de HV en houdt zicht op alle activiteiten van de Unie in de regio.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is, onder het gezag van de HV, verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat.

2.   Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt van de SVEU met de Raad. Onverminderd de bevoegdheden van de HV zorgt het PVC binnen het kader van het mandaat voor strategische aansturing en politieke leiding ten behoeve van de SVEU.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financiële referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 maart 2010 tot en met 31 augustus 2010 bedraagt 800 000 EUR.

2.   Uitgaven die uit het in lid 1 genoemde bedrag worden gefinancierd, komen voor financiering in aanmerking vanaf 1 maart 2010. De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.

3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt van alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

Artikel 6

Vorming en samenstelling van het team

1.   Binnen de grenzen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor de samenstelling van zijn team. In het team dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU houdt de Raad en de Commissie voortdurend op de hoogte van de samenstelling van zijn team.

2.   De lidstaten en de instellingen van de Unie kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het personeel dat door een lidstaat of een instelling van de Europese Unie bij de SVEU wordt gedetacheerd, komt ten laste van de betrokken lidstaat of instelling van de Unie. Deskundigen die door de lidstaten bij het secretariaat-generaal van de Raad zijn gedetacheerd, kunnen eveneens aan de SVEU worden toegewezen. Internationaal aangeworven personeel dient de nationaliteit van een lidstaat te hebben.

3.   Het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat of EU-instelling en voert zijn taken uit en handelt in het belang van het mandaat van de SVEU.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en zijn medewerkers

De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en zijn medewerkers, worden met de ontvangende partij(en) naar gelang van het geval overeengekomen. De lidstaten en de Commissie verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

Beveiliging van gerubriceerde EU-gegevens

De SVEU en de leden van zijn team leven de beveiligingsbeginselen en -minimumnormen na die zijn vastgelegd in Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (3), met name wanneer zij gerubriceerde gegevens van de Europese Unie behandelen.

Artikel 9

Toegang tot informatie en logistieke steun

1.   De lidstaten, de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.

2.   De delegaties van de Unie en/of de lidstaten, naargelang van het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel 10

Veiligheid

Overeenkomstig het beleid van de Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag wordt ingezet in operaties buiten de Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met zijn mandaat en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is:

a)

hij stelt op basis van de richtsnoeren van het secretariaat-generaal van de Raad een missiespecifiek beveiligingsplan op, dat onder meer missiespecifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van veilige personeelsbewegingen naar en binnen het missiegebied, alsmede het beheer van veiligheidsincidenten met inbegrip van een nood- en evacuatieplan voor de missie behelst;

b)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Unie ingezette personeelsleden gedekt zijn door een op de omstandigheden in het missiegebied afgestemde verzekering tegen grote risico’s;

c)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Unie in te zetten leden van zijn team, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het missiegebied een passende beveiligingsopleiding hebben genoten waarvan de inhoud is bepaald op basis van de risicoklasse waarin het secretariaat-generaal van de Raad het missiegebied heeft ingedeeld;

d)

hij zorgt ervoor dat alle naar aanleiding van de geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en hij brengt aan de HV, de Raad en de Commissie schriftelijk verslag uit over de uitvoering ervan en over andere veiligheidskwesties, in het kader van het tussentijdse verslag en het verslag over de uitvoering van zijn mandaat.

Artikel 11

Rapportage

De SVEU brengt geregeld mondeling en schriftelijk verslag uit aan de HV en aan het PVC. De SVEU brengt zo nodig tevens verslag uit aan de groepen van de Raad. De geregelde schriftelijke verslagen worden verspreid via het COREU-netwerk. Op aanbeveling van de HV of het PVC kan de SVEU ook verslag uitbrengen aan de Raad Buitenlandse Zaken.

Artikel 12

Coördinatie

1.   De SVEU bevordert de algehele politieke coördinatie van de Unie. Hij helpt ervoor te zorgen dat alle EU-instrumenten ter plaatse op coherente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken. Daartoe worden de activiteiten van de SVEU gecoördineerd met die van de Commissie, alsook met die van de SVEU voor Afghanistan. De SVEU brengt regelmatig verslag uit aan de missies van de lidstaten en aan de delegaties van de Unie.

2.   Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met de hoofden van de delegaties van de Unie en de hoofden van de missies van de lidstaten, die alles doen wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU onderhoudt tevens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

Artikel 13

Toetsing

De uitvoering van dit besluit en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Unie in de regio worden op gezette tijden getoetst. De SVEU legt de HV, de Raad en de Commissie aan het einde van zijn mandaat een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 1 maart 2010.

Artikel 15

Bekendmaking

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 22 februari 2010.

Voor de Raad

De voorzitster

C. ASHTON


(1)  PB L 275 van 6.10.2006, blz. 65.

(2)  PB L 46 van 17.2.2009, blz. 43.

(3)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1.