4.2.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 32/9


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 3 februari 2010

tot vaststelling van gezondheidsgaranties voor de doorvoer van paardachtigen die worden vervoerd door de in bijlage I bij Richtlijn 97/78/EG van de Raad opgenomen gebieden

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 509)

(Voor de EER relevante tekst)

(2010/57/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 4 van Richtlijn 91/496/EEG bepaalt dat de lidstaten erop moeten toezien dat zendingen dieren uit derde landen in grensinspectieposten worden onderworpen aan een controle van de documenten en aan een overeenstemmingscontrole om zich te vergewissen van hun verdere bestemming, met name in geval van dieren in doorvoer. Naar deze grensinspectieposten wordt verwezen in bijlage II bij Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (2).

(2)

Artikel 9, lid 1, van Richtlijn 91/496/EEG bepaalt dat de lidstaten onder bepaalde voorwaarden toestemming moeten geven voor de doorvoer van dieren uit een derde land naar een ander derde land of naar hetzelfde derde land. In dat artikel wordt onder c) met name bepaald dat uit de in artikel 4 bedoelde controles moet blijken dat de dieren aan de voorschriften van Richtlijn 91/496/EEG voldoen of, wanneer het gaat om dieren die vallen onder de in bijlage A bij Richtlijn 90/425/EEG van de Raad (3) bedoelde richtlijnen, gezondheidsgaranties bieden die ten minste gelijkwaardig zijn aan die van die voorschriften.

(3)

Naar Richtlijn 90/426/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (4) wordt verwezen in bijlage A bij Richtlijn 90/425/EEG. Hoofdstuk III van Richtlijn 90/426/EEG stelt de gelijkwaardige gezondheidsgaranties voor paardachtigen vast.

(4)

Beschikking 92/260/EEG van de Commissie van 10 april 1992 inzake veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificering voor tijdelijke toelating van geregistreerde paarden (5) stelt modelgezondheidscertificaten vast voor de tijdelijke toelating van geregistreerde paarden in de Unie, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende diergezondheidsituaties in derde landen. Die certificaten bieden de nodige gezondheidsgaranties voor het vervoer van paardachtigen uit een derde land, gebied of deel daarvan naar een ander derde land of gebied, of een ander deel van hetzelfde derde land of gebied. De gezondheidsgaranties in die certificaten moeten worden beschouwd als de referentievoorwaarden voor de doorvoer van paardachtigen door de Unie.

(5)

Beschikking 2004/211/EG van de Commissie van 6 januari 2004 tot vaststelling van de lijst van derde landen en delen van hun grondgebied waaruit de lidstaten de invoer toestaan van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's van paarden (6) bepaalt dat de lidstaten de tijdelijke toelating en invoer van geregistreerde paarden uit derde landen of delen van die derde landen, opgenomen in bijlage I bij die beschikking, moeten toestaan. Zij deelt de derde landen ook in in gezondheidscategorieën afhankelijk van hun diergezondheidssituatie. Met die gezondheidscategorieën moet rekening worden gehouden bij de doorvoer van paardachtigen door de Unie.

(6)

Beschikking 2008/907/EG van de Commissie van 3 november 2008 tot vaststelling van gezondheidsgaranties voor het vervoer van paardachtigen van een derde land naar een ander derde land overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder c), van Richtlijn 91/496/EEG van de Raad (7) bepaalt dat paardachtigen van herkomst uit een derde land en met een ander derde land als bestemming, afkomstig moeten zijn uit een in bijlage I bij Beschikking 92/260/EEG vermeld derde land. Zij bepaalt ook dat dergelijke paardachtigen vergezeld moeten gaan van een certificaat met de titel „Doorvoercertificaat voor het vervoer van paardachtigen van een derde land naar een ander derde land”. Dat certificaat houdt rekening met de in Beschikking 92/260/EEG vastgestelde modelgezondheidscertificaten.

(7)

Omdat de diergezondheidsgaranties voor de invoer van paardachtigen ten minste even stringent zijn als die voor de tijdelijke toelating van geregistreerde paarden, moet de doorvoer van paardachtigen die door de in bijlage I bij Richtlijn 97/78/EG opgenomen gebieden worden vervoerd, niet alleen worden toegestaan uit derde landen, gebieden of delen daarvan waaruit de tijdelijke toelating van geregistreerde paarden overeenkomstig Beschikking 2004/211/EG is toegestaan, maar ook uit derde landen, gebieden of delen daarvan waaruit de permanente invoer overeenkomstig die beschikking is toegestaan.

(8)

Voor de duidelijkheid van de EU-wetgeving moet Beschikking 2008/907/EG worden ingetrokken.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De lidstaten staan de doorvoer toe van paardachtigen die door de in bijlage I bij Richtlijn 97/78/EG opgenomen gebieden worden vervoerd van een derde land, gebied of deel daarvan naar een ander of hetzelfde derde land, gebied of deel daarvan, mits de paardachtigen:

a)

afkomstig zijn uit een derde land, gebied of deel daarvan waaruit de tijdelijke toelating of invoer van geregistreerde paarden is toegestaan, als respectievelijk aangegeven in de kolommen 6 of 8 van bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG;

b)

vergezeld gaan van een individueel certificaat, getiteld „Diergezondheidscertificaat voor de doorvoer van paardachtigen”, als bedoeld in lid 2;

2.   Het diergezondheidscertificaat voor de doorvoer van paardachtigen bestaat uit:

a)

de secties I, II en III van het model van diergezondheidscertificaat, vastgesteld in bijlage II bij Beschikking 92/260/EEG, met uitzondering van de voorschriften voor virale paardenarthritis onder e), v), van sectie III, overeenkomend met de gezondheidscategorie waarin het derde land, gebied of deel daarvan is ingedeeld overeenkomstig de vermelding in kolom 5 van bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG, en

b)

naast de voorschriften, vastgesteld onder a), de volgende secties IV en V:

„IV.

Paardachtigen afkomstig van: …

(Vul derde land/gebied van verzending in)

en bestemd voor: …

(Vul derde land/gebied van bestemming in)

V.

Stempel en handtekening van de officiële dierenarts: …”.

3.   In geval van geregistreerde paarden wordt in afwijking van lid 2, onder a), de lijst van derde landen in sectie III, onder d), derde streepje, van de modellen van diergezondheidscertificaten A tot en met E in bijlage II bij Beschikking 92/260/EEG vervangen door de lijst van derde landen, gebieden of delen daarvan, ingedeeld in de gezondheidscategorieën A tot en met E in kolom 5 van bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG.

Artikel 2

Beschikking 2008/907/EG wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 3 februari 2010.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56.

(2)  PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9.

(3)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(4)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 42.

(5)  PB L 130 van 15.5.1992, blz. 67.

(6)  PB L 73 van 11.3.2004, blz. 1.

(7)  PB L 327 van 5.12.2008, blz. 22.