23.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 346/42 |
VERORDENING (EU) Nr. 1286/2009 VAN DE RAAD
van 22 december 2009
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa’idanetwerk en de Taliban
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 215, lid 2,
Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt 2002/402/GBVB van de Raad van 27 mei 2002 betreffende beperkende maatregelen tegen Usama bin Laden, de leden van de Al-Qa’ida-organisatie, de Taliban en andere daarmee verbonden personen, groepen, ondernemingen en entiteiten (1),
Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid en de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Gemeenschappelijk Standpunt 2002/402/GBVB bepaalt onder meer dat de Europese Gemeenschap een aantal beperkende maatregelen dient te nemen, waaronder bevriezing van tegoeden en economische middelen, overeenkomstig de Resoluties 1267(1999), 1333(2000) en 1390(2002) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. |
(2) |
De bevriezing van tegoeden en economische middelen is uitgevoerd bij Verordening (EG) nr. 881/2002 van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al Qa’ida-netwerk en de Taliban (2). |
(3) |
Een artikel betreffende bepaalde uitzonderingen is bij Verordening (EG) nr. 561/2003 van 27 maart 2003 (3) in die verordening ingevoegd. De geen-bezwaar-termijn waarnaar in dat artikel wordt verwezen, dient te worden aangepast aan Resolutie 1735 van de VN-Veiligheidsraad van 22 december 2006. |
(4) |
Naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 3 september 2008 in de gevoegde zaken C-402/05 P en C-415/05 P, Arrest van het Hof van Justitie (Grote kamer) van 3 september 2008 -Yassin Abdullah Kadi en Al Barakaat International Foundation versus Raad van de Europese Unie, Commissie van de Europese Gemeenschappen, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittanië en Noord-Ierland, dient Verordening (EG) nr. 881/2002 te worden gewijzigd, teneinde een procedure voor plaatsing op de lijst vast te stellen waarin de fundamentele rechten van de verdediging en in het bijzonder het recht om te worden gehoord, worden geëerbiedigd. |
(5) |
De herziene procedure dient onder meer in te houden dat de op de lijst geplaatste personen, entiteiten, lichamen of groepen in kennis worden gesteld van de redenen voor plaatsing op de lijst, zoals meegedeeld door het VN-Sanctiecomité voor de Taliban en Al Qaida, zodat de op de lijst geplaatste personen, entiteiten, lichamen of groepen daarover hun mening kunnen geven. Doel van Verordening (EG) nr. 881/2002 is de bevriezing van tegoeden en economische middelen van personen, entiteiten, lichamen en groepen die voorkomen op de door de VN opgestelde lijst betreffende Al Qaida en de Taliban. Aangezien de desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad bepalen dat deze bevriezing „onverwijld” moet gebeuren, moet een dergelijke maatregel, door de aard ervan een verrassingseffect hebben. De Commissie moet dan ook in staat zijn een besluit te nemen, voordat zij de betrokken personen, entiteiten, lichamen of groepen van de redenen voor plaatsing op de lijst in kennis stelt. De redenen voor plaatsing op de lijst dienen evenwel onmiddellijk na de bekendmaking van dat besluit aan de betrokken personen, entiteiten, lichamen of groepen te worden meegedeeld, zodat deze effectief hun mening kunnen geven. |
(6) |
Hoewel de Commissie ernaar dient te streven de redenen voor plaatsing op de lijst rechtstreeks aan de betrokken personen, entiteiten, lichamen en groepen mee te delen, kan een dergelijke kennisgeving in sommige gevallen onmogelijk zijn wanneer contactgegevens onvolledig zijn of geheel ontbreken. In dergelijke gevallen dient een kennisgeving in het Publicatieblad te worden bekendgemaakt om de betrokkenen te informeren over de toepasselijke procedures. |
(7) |
Indien er opmerkingen worden ingediend, dient de Commissie haar besluit te toetsen in het licht van die opmerkingen en in overeenstemming met Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (4). In het licht van de zwaarwegende politieke verantwoordelijkheden die in het geding zijn en van het gevoelige karakter van de internationale inspanningen ter bestrijding van het terrorisme dient daarvoor de regelgevingsprocedure te worden gevolgd. |
(8) |
Ten aanzien van personen, entiteiten, lichamen en groepen die vóór 3 september 2008 op de lijst zijn geplaatst, dient dezelfde procedure te worden gevolgd, teneinde de rechten van de verdediging en meer bepaald het recht van de betrokkene om te worden gehoord, te eerbiedigen. |
(9) |
Deze verordening eerbiedigt de fundamentele rechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (5) zijn erkend, en met name het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, het recht op eigendom en het recht op de bescherming van persoonsgegevens. Deze verordening dient te worden toegepast overeenkomstig deze rechten en beginselen. |
(10) |
Voorts eerbiedigt deze verordening ten volle de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van het Handvest van de Verenigde Naties en het juridisch bindende karakter van de resoluties van de VN-Veiligheidsraad. |
(11) |
Doel van Verordening (EG) nr. 881/2002 is het voorkomen van terroristische daden, met inbegrip van de financiering van terrorisme, met het oog op de handhaving van de internationale vrede en veiligheid. Om binnen de Unie maximale rechtszekerheid te creëren, dienen de namen en andere gegevens die relevant zijn voor het identificeren van de natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten, lichamen of groepen waarvan de tegoeden moeten worden bevroren krachtens Verordening (EG) nr. 881/2002, openbaar te worden gemaakt. |
(12) |
Elke verwerking van persoonsgegevens van natuurlijke personen uit hoofde van deze verordening dient de bepalingen te respecteren van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (6), alsook van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (7). |
(13) |
Het is dienstig de betekenis van een aantal woorden te verduidelijken en bepaalde onderdelen van Verordening (EG) nr. 881/2002 aan te passen aan de meer recente standaardformuleringen voor verordeningen betreffende beperkende maatregelen. |
(14) |
Verordening (EG) nr. 881/2002 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
|
2. |
artikel 2 wordt vervangen door: „Artikel 2 1. Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan of eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit, lichaam of groep die in bijlage I zijn vermeld, worden bevroren. 2. Aan of ten behoeve van de in bijlage I genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten, lichamen of groepen mogen geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking worden gesteld. 3. In bijlage I staan de natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten, lichamen en groepen die door de VN-Veiligheidsraad of het Sanctiecomité zijn aangewezen als hebbende banden met Usama bin Laden, het Al-Qaidanetwerk en de Taliban. 4. Het in lid 2 neergelegde verbod brengt niet de aansprakelijkheid van de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen in het geding, indien deze niet wisten en geen gegronde reden hadden om te vermoeden dat hun optreden een inbreuk zou zijn op het verbod.”; |
3. |
artikel 2 bis, lid 1, onder c), wordt vervangen door:
|
4. |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 2 ter Artikel 2, lid 2, vormt geen belemmering voor de creditering van bevroren rekeningen door financiële instellingen of kredietinstellingen in de Unie die tegoeden ontvangen die naar de rekening van een op de lijst voorkomende natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit, lichaam of groep zijn overgemaakt, op voorwaarde dat de bijgeboekte bedragen eveneens worden bevroren. De financiële instelling of kredietinstelling brengt de bevoegde autoriteiten onverwijld op de hoogte van dergelijke verrichtingen.”; |
5. |
artikel 3 wordt vervangen door: „Artikel 3 Onverminderd de bevoegdheden van de lidstaten bij de uitoefening van hun openbaar gezag wordt er een verbod ingesteld op de directe of indirecte verstrekking aan de in bijlage I genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten, lichamen of groepen van technisch advies, bijstand of opleiding in verband met militaire activiteiten en meer in het bijzonder opleiding en bijstand in verband met de vervaardiging, het onderhoud of het gebruik van wapens en bijbehorend materieel van enigerlei aard.”; |
6. |
artikel 5, lid 1, punt a), tweede alinea, wordt vervangen door: „In het bijzonder dient beschikbare informatie te worden verstrekt over tegoeden, financiële activa of economische middelen die gedurende de zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening eigendom zijn van of onder de zeggenschap vallen van de door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of het Sanctiecomité aangewezen en in bijlage 1 genoemde personen.”; |
7. |
artikel 6 wordt vervangen door: „Artikel 6 De bevriezing van tegoeden en economische middelen of de weigering om tegoeden of economische middelen beschikbaar te stellen, die plaatsvindt in het vertrouwen dat die maatregel in overeenstemming met deze verordening is, brengt niet de aansprakelijkheid in het geding van de natuurlijke persoon of rechtspersoon of de entiteit die, dan wel van het lichaam dat deze maatregel uitvoert, of van de directeuren of werknemers daarvan, tenzij het bewijs wordt geleverd dat de tegoeden en economische middelen als gevolg van nalatigheid zijn bevroren of niet beschikbaar zijn gesteld.”; |
8. |
in artikel 7 wordt lid 1 vervangen door: „1. De Commissie wordt gemachtigd:
|
9. |
de volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 7 bis 1. Indien de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of het Sanctiecomité besluit een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit, lichaam of groep voor het eerst op de lijst te plaatsen, stelt de Commissie, zodra de motivering door het Sanctiecomité is verstrekt, een besluit vast om die persoon, entiteit, lichaam of groep op te nemen in bijlage I. 2. Zodra het in lid 1 bedoelde besluit is vastgesteld, stelt de Commissie de betrokken personen, entiteiten, lichamen of groepen hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij middels de bekendmaking van een kennisgeving, onverwijld in kennis van de door het Sanctiecomité verstrekte motivering, zodat zij daarover hun mening kunnen geven. 3. Indien er opmerkingen worden ingediend, toetst de Commissie het in lid 1 bedoelde besluit in het licht van die opmerkingen, na de procedure van artikel 7 ter, lid 2, te hebben gevolgd. Die opmerkingen worden aan het Sanctiecomité toegezonden. De Commissie deelt de resultaten van haar toetsing mee aan de betrokken personen, entiteiten, lichamen of groepen. Het resultaat van de toetsing wordt ook aan het Sanctiecomité toegezonden. 4. Indien er op basis van substantieel nieuw bewijsmateriaal een nieuw verzoek wordt ingediend om een persoon, entiteit, lichaam of groep van de lijst in bijlage I te verwijderen, verricht de Commissie een nieuwe toetsing overeenkomstig lid 3, na de procedure van artikel 7 ter, lid 2, te hebben gevolgd. 5. Indien de Verenigde Naties besluiten een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit, lichaam of groep van de lijst te schrappen, of de identificatiegegevens van een op de lijst geplaatste persoon, entiteit, lichaam of groep te wijzigen, past de Commissie bijlage I dienovereenkomstig aan. Artikel 7 ter 1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden. Artikel 7 quater 1. Personen, entiteiten, lichamen en groepen die vóór 3 september 2008 in bijlage I zijn opgenomen en nog steeds op de lijst voorkomen, kunnen een verzoek om motivering bij de Commissie indienen. Dit verzoek dient schriftelijk in een officiële taal van de Unie te worden gedaan. 2. Zodra de verlangde motivering door het Sanctiecomité is verstrekt, stelt de Commissie de betrokken personen, entiteiten, lichamen of groepen daarvan in kennis, waarbij zij hen in de gelegenheid stelt daarover hun mening te geven. 3. Indien er opmerkingen worden ingediend, toetst de Commissie het besluit om de betrokken persoon, entiteit, lichaam of groep op te nemen in bijlage I, in het licht van die opmerkingen, na de procedure van artikel 7 ter, lid 2, te hebben gevolgd. Die opmerkingen worden aan het Sanctiecomité toegezonden. De Commissie deelt de resultaten van haar toetsing mee aan de betrokken personen, entiteiten, lichamen of groepen. Het resultaat van de toetsing wordt ook aan het Sanctiecomité toegezonden. 4. Indien er op basis van substantieel nieuw bewijsmateriaal een nieuw verzoek wordt ingediend om een persoon, entiteit, lichaam of groep van de lijst in bijlage I te verwijderen, verricht de Commissie een nieuwe toetsing overeenkomstig lid 3, na de procedure van artikel 7 ter, lid 2, te hebben gevolgd. Artikel 7 quinquies 1. De Commissie verwerkt persoonsgegevens voor de uitoefening van haar taken uit hoofde van deze verordening, en overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (8). 2. Bijlage I bevat, wanneer beschikbaar, informatie over de op de lijst voorkomende natuurlijke personen die door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of het Sanctiecomité is verstrekt, en die nodig is om de betrokkenen te kunnen identificeren. Deze informatie kan het volgende omvatten:
Artikel 7 sexies Bijlage I bevat, waar beschikbaar, informatie over rechtspersonen die door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of het Sanctiecomité is verstrekt, en die nodig is om de betrokken rechtspersonen te kunnen identificeren. Deze informatie kan het volgende omvatten:
|
10. |
artikel 11 wordt vervangen door: „Artikel 11 Deze verordening is van toepassing:
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 22 december 2009.
Voor de Raad
De voorzitter
A. CARLGREN
(1) PB L 139 van 29.5.2002, blz. 4.
(2) PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.
(3) PB L 82 van 29.3.2003, blz. 1.
(4) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(5) PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1.
(6) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.
(7) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
(8) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.”;