30.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/43


VERORDENING (EG) Nr. 988/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 september 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, en tot vaststelling van de inhoud van de bijbehorende bijlagen

(Voor de EER en Zwitserland relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 42 en 308,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (3) is bepaald dat de inhoud van de bijlagen II, X en XI bij die verordening vastgesteld moet worden vóór de datum van toepassing van die verordening.

(2)

De bijlagen I, III, IV, VI, VII, VIII en IX bij Verordening (EG) nr. 883/2004 moeten worden aangepast om rekening te houden met zowel de vereisten van de lidstaten die sinds de aanneming van deze verordening tot de Europese Unie zijn toegetreden, als met de recente ontwikkelingen in de andere lidstaten.

(3)

Artikel 56, lid 1, en artikel 83 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bepalen dat bijzondere voorschriften met betrekking tot de toepassing van de wetgeving van bepaalde lidstaten, worden opgenomen in bijlage XI bij die verordening. Het doel van bijlage XI is rekening te houden met de bijzonderheden van de verschillende socialezekerheidsstelsels van de lidstaten teneinde de toepassing van de coördinatieregels te vergemakkelijken. Een aantal lidstaten heeft verzocht om opneming van vermeldingen betreffende de toepassing van hun socialezekerheidswetgeving in deze bijlage en heeft de Commissie toelichtingen van juridische en praktische aard verstrekt betreffende hun wetgevingen en stelsels.

(4)

Gelet op de noodzaak van rationalisering en vereenvoudiging is een gemeenschappelijke aanpak noodzakelijk om te verzekeren dat vermeldingen voor verschillende lidstaten die van gelijke aard zijn of dezelfde doelstelling nastreven, in beginsel op dezelfde manier behandeld worden.

(5)

Aangezien het doel van Verordening (EG) nr. 883/2004 de coördinatie van wetgeving inzake sociale zekerheid is, een terrein waarvoor de bevoegdheid uitsluitend bij de lidstaten berust, dienen vermeldingen die niet verenigbaar zijn met de intentie of de doelstellingen ervan, evenals vermeldingen die alleen een verduidelijking van de interpretatie van de nationale wetgeving betreffen, niet in die verordening te worden opgenomen.

(6)

Enkele verzoeken hadden betrekking op punten die voor meerdere lidstaten relevant waren: het is daarom zinvol deze punten op een meer algemeen niveau te behandelen, hetzij door verduidelijking in de hoofdtekst van Verordening (EG) nr. 883/2004 of in een van de andere bijlagen, die dus dienovereenkomstig aangepast zouden moeten worden, hetzij door een bepaling in de toepassingsverordening als bedoeld in artikel 89 van Verordening (EG) nr. 883/2004, in plaats van het invoegen van vergelijkbare vermeldingen in bijlage XI voor meerdere lidstaten.

(7)

Artikel 28 van Verordening (EG) nr. 883/2004 moet worden gewijzigd om het toepassingsgebied ervan duidelijker af te bakenen en uit te breiden en ervoor te zorgen dat gezinsleden van voormalige grensarbeiders ook in aanmerking kunnen komen voor de mogelijkheid om een medische behandeling voort te zetten in het voormalige land van tewerkstelling van de verzekerde na diens pensionering, tenzij de lidstaat waar de grensarbeider zijn werkzaamheden uitoefende, is opgenomen in bijlage III.

(8)

Het is wenselijk om onderzoek te doen naar het belang, de frequentie, de omvang en de kosten van toepassing van de in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 883/2004 opgenomen beperking van het recht op verstrekkingen van gezinsleden van grensarbeiders in de lidstaten die vier jaar na de datum van toepassing van die verordening nog in deze bijlage blijven opgenomen.

(9)

Het is ook zinvol om bepaalde specifieke punten in andere bijlagen bij Verordening (EG) nr. 883/2004 te behandelen, afhankelijk van doel en inhoud daarvan, in plaats van in bijlage XI daarbij, om te verzekeren dat de bijlagen bij die verordening consistent zijn.

(10)

Voor sommige vermeldingen betreffende lidstaten in bijlage VI bij Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad (4), geldt nu een aantal algemene bepalingen uit Verordening (EG) nr. 883/2004. Bijgevolg is een aantal van de vermeldingen in bijlage VI bij Verordening (EEG) nr. 1408/71 overbodig geworden.

(11)

Om Verordening (EG) nr. 883/2004 begrijpelijker en gemakkelijker hanteerbaar te maken voor burgers die om informatie verzoeken of aanvragen indien bij de organen van de lidstaten, dienen verwijzingen naar de wetgeving van de betreffende lidstaten ook in de oorspronkelijke taal te zijn, als dat nodig lijkt om eventuele misverstanden te voorkomen.

(12)

Bijgevolg dient Verordening (EG) nr. 883/2004 dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(13)

In Verordening (EG) nr. 883/2004 is bepaald dat die verordening van toepassing is met ingang van de datum van inwerkingtreding van de toepassingsverordening. De onderhavige verordening dient dus vanaf diezelfde datum van toepassing te zijn,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING AANGENOMEN:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 883/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De volgende overweging wordt ingevoegd na overweging 17:

(17 bis)

„Zodra overeenkomstig titel II van deze verordening de wetgeving van een lidstaat op een persoon van toepassing wordt, moeten de voorwaarden inzake de aansluiting en het recht op uitkeringen worden bepaald door de wetgeving van de bevoegde lidstaat, met inachtneming van de communautaire wetgeving.”.

2)

De volgende overweging wordt ingevoegd na overweging 18:

(18 bis)

„Het beginsel van eenheid van het toepasselijke recht is zeer belangrijk en dient te worden versterkt. Dat mag echter niet inhouden dat het louter toekennen van een prestatie, in overeenstemming met deze verordening en met inbegrip van de uitbetaling van verzekeringsbijdragen aan of verzekeringsdekking ten voordele van de begunstigde, op zichzelf tot gevolg heeft dat de wetgeving van de lidstaat waar de instelling is gevestigd die deze prestatie heeft toegekend, de toepasselijke wetgeving voor de persoon in kwestie wordt.”.

3)

In artikel 1 wordt het volgende punt ingevoegd:

v bis)„

onder „verstrekkingen” wordt verstaan:

i)

in de zin van titel III, hoofdstuk 1 (prestaties bij ziekte en moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen): verstrekkingen waarin voorzien wordt door de wetgeving van een lidstaat en welke bedoeld zijn om de kosten van medische verzorging en de met deze verzorging verbonden producten en diensten te verstrekken, beschikbaar te stellen, rechtstreeks te betalen of terug te betalen. Daartoe behoren verstrekkingen bij langdurige zorg.

ii)

in de zin van titel III, hoofdstuk 2 (arbeidsongevallen en beroepsziekten): alle verstrekkingen in verband met arbeidsongevallen en beroepsziekten zoals die worden omschreven onder punt i) hierboven en waarin wordt voorzien uit hoofde van de regelingen van de lidstaten voor arbeidsongevallen en beroepsziekten.”.

4)

In artikel 3 wordt lid 5 vervangen door:

„5.   Deze verordening is niet van toepassing op:

a)

sociale en medische bijstand of

b)

prestaties in verband waarmee een lidstaat de aansprakelijkheid voor aan personen toegebrachte schade op zich neemt en voorziet in schadeloosstelling, zoals voor slachtoffers van oorlogshandelingen en militair optreden of de gevolgen daarvan, slachtoffers van criminaliteit, moord of terreurdaden, slachtoffers van schade die hun door overheidsdienaren in functie werd toegebracht, of slachtoffers die om politieke of religieuze redenen of omwille van hun afstamming nadeel werd berokkend.”.

5)

In artikel 14 wordt lid 4 vervangen door:

„4.   Indien op grond van de wetgeving van een lidstaat de toegang tot een vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering afhankelijk is van het wonen in die lidstaat of van eerdere al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden, is artikel 5, onder b), uitsluitend van toepassing op personen die op enig moment in het verleden onderworpen zijn geweest aan de wetgeving van die lidstaat omdat zij daar al dan niet in loondienst werkzaamheden hebben verricht.”.

6)

In artikel 15 wordt de term „hulpfunctionarissen” vervangen door „arbeidscontractanten”;

7)

In artikel 18 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   De gezinsleden van een grensarbeider hebben tijdens hun verblijf in de bevoegde lidstaat recht op verstrekkingen.

Wanneer de bevoegde lidstaat wordt vermeld in bijlage III, hebben de gezinsleden van een grensarbeider die in dezelfde lidstaat als de grensarbeider wonen, echter alleen recht op verstrekkingen in de bevoegde lidstaat onder de in artikel 19, lid 1, bepaalde voorwaarden.”.

8)

In artikel 28 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Een grensarbeider die een ouderdoms- of invaliditeitspensioen ontvangt, blijft bij ziekte recht hebben op verstrekkingen in de lidstaat waar hij het laatst zijn werkzaamheden, al dan niet in loondienst, heeft verricht, voor zover zulks betrekking heeft op de voortzetting van een in die lidstaat gestarte behandeling. Onder „voortzetting van een behandeling” wordt verstaan dat een ziektegeval verder wordt onderzocht, gediagnosticeerd en behandeld voor de volledige duur ervan.

De eerste alinea is van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van de voormalige grensarbeider, tenzij de lidstaat waar de grensarbeider het laatst zijn werkzaamheden uitoefende, is opgenomen in bijlage III.”.

9)

In artikel 36 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Onverminderd gunstiger bepalingen van lid 2 en lid 2 bis van dit artikel zijn artikel 17, artikel 18, lid 1, artikel 19, lid 1, en artikel 20, lid 1, tevens van toepassing op prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten.”.

10)

In artikel 36 wordt het volgende lid ingevoegd:

2 bis.   „Het bevoegde orgaan kan de in artikel 20, lid 1, bedoelde toestemming niet weigeren aan een werknemer of zelfstandige die door een arbeidsongeval of een beroepsziekte getroffen is en die voor rekening van dit orgaan recht heeft op prestaties, wanneer de voor zijn gezondheidstoestand passende behandeling hem, gelet op zijn gezondheidstoestand van dat moment en het te verwachten ziekteverloop, niet binnen een medisch verantwoorde termijn kan worden gegeven op het grondgebied van de lidstaat waar hij woont.”.

11)

In artikel 51 wordt lid 3 vervangen door:

„3.   Indien de wetgeving of een bijzondere regeling van een lidstaat het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de betrokkene verzekerd is op het tijdstip van het intreden van de verzekerde gebeurtenis, wordt deze voorwaarde geacht te zijn vervuld indien de betrokkene voorheen op grond van de wetgeving of de bijzondere regeling van deze lidstaat verzekerd is geweest en, op het tijdstip van het intreden van de verzekerde gebeurtenis, voor hetzelfde risico onder de wetgeving van een andere lidstaat verzekerd is of, bij gebreke daarvan, indien voor hetzelfde risico onder de wetgeving van een andere lidstaat een uitkering is verschuldigd. Laatstgenoemde voorwaarde wordt echter geacht te zijn vervuld in de in artikel 57 bedoelde gevallen.”.

12)

In artikel 52 wordt lid 4 vervangen door:

„4.   Indien de berekening overeenkomstig lid 1, onder a), in één bepaalde lidstaat altijd als resultaat heeft dat het autonome pensioen gelijk is aan of hoger is dan de overeenkomstig lid 1, onder b), berekende pro rata uitkering, ziet het bevoegde orgaan van de pro rata berekening af op voorwaarde dat:

i)

een dergelijke situatie wordt vermeld in deel 1 van bijlage VIII;

ii)

geen wetgeving van toepassing is die voorziet in anticumulatievoorschriften zoals bedoeld in de artikelen 54 en 55, tenzij de voorwaarden van artikel 55, lid 2, vervuld zijn, en

iii)

artikel 57 niet van toepassing is in verband met tijdvakken die vervuld zijn onder de wetgeving van een andere lidstaat in de specifieke omstandigheden van het geval.”.

13)

Aan artikel 52 wordt het volgende lid toegevoegd:

„5.   Niettegenstaande de leden 1, 2 en 3 wordt de pro rata berekening niet toegepast voor regelingen waarbij tijdvakken geen rol spelen bij de berekening van de uitkeringen, mits die regelingen in deel 2 van bijlage VIII vermeld worden. In die gevallen heeft de betrokkene recht op de uitkering die is berekend in overeenstemming met de wetgeving van de betrokken lidstaat.”.

14)

In artikel 56, lid 1, worden in punt c), vóór „overeenkomstig de procedures die voor de betrokken lidstaat in bijlage XI zijn vastgelegd” de woorden „waar nodig” ingevoegd.

15)

In artikel 56 wordt in lid 1 het volgende punt toegevoegd:

„d)

Indien punt c) niet van toepassing is omdat de wetgeving van een lidstaat bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen niet wordt uitgegaan van tijdvakken van verzekering of wonen maar van andere, niet-temporele elementen, houdt het bevoegde orgaan op grond van voor ieder onder de wetgeving van een andere lidstaat vervuld tijdvak van verzekering of wonen rekening met het geaccumuleerde kapitaal, het als geaccumuleerd beschouwde kapitaal of enig ander element dat nodig is voor de berekening op grond van de wetgeving die het toepast, gedeeld door de overeenkomstige tijdseenheden in de betrokken pensioenregeling.”.

16)

Aan artikel 57 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

„4.   Dit artikel is niet van toepassing op de in deel 2 van bijlage VIII vermelde regelingen.”.

17)

In artikel 62, lid 3, wordt de term „grensarbeiders” vervangen door „werklozen”;

18)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 68 bis

Betaling van de uitkeringen

Indien degene aan wie gezinsuitkeringen moeten worden verleend, deze niet voor het onderhoud van de gezinsleden besteedt, betaalt het bevoegde orgaan, op verzoek en door tussenkomst van het orgaan van de lidstaat waar zij wonen dan wel van het orgaan dat of de instelling die daartoe door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij wonen, is aangewezen, die uitkeringen uit aan de natuurlijke persoon of de rechtspersoon te wiens laste de gezinsleden in feite komen, hetgeen volledige kwijting van het bevoegde orgaan inhoudt.”.

19)

Artikel 87 wordt gewijzigd als volgt:

a)

lid 8 wordt vervangen door:

„8.   Indien een persoon op grond van deze verordening is onderworpen aan de wetgeving van een andere lidstaat dan die waaraan die persoon op grond van titel II van Verordening (EEG) nr. 1408/71 onderworpen is, blijft de betrokkene onderworpen aan deze wetgeving zolang de desbetreffende situatie voortduurt, maar in elk geval niet langer dan 10 jaar te rekenen vanaf de toepassingsdatum van deze verordening, tenzij hij een aanvraag indient om onderworpen te worden aan de wetgeving die op grond van deze verordening van toepassing is. Indien de aanvraag binnen een termijn van drie maanden vanaf de toepassingsdatum van deze verordening wordt ingediend bij het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving op grond van deze verordening van toepassing is, is deze wetgeving op betrokkene van toepassing vanaf de toepassingsdatum van deze verordening. Indien de aanvraag wordt ingediend nadat deze termijn verstreken is, is genoemde wetgeving op betrokkene van toepassing vanaf de eerste dag van de volgende maand.”;

b)

de volgende leden worden ingevoegd:

„10 bis.   De vermeldingen in bijlage III betreffende Estland, Spanje, Italië, Litouwen, Hongarije en Nederland verliezen hun werking 4 jaar na de datum van toepassing van deze verordening.

10 ter.   De in bijlage III opgenomen lijst wordt uiterlijk op 31 oktober 2014 geëvalueerd aan de hand van een verslag van de Administratieve Commissie. Dit verslag omvat een effectbeoordeling van het belang, de frequentie, de omvang en de kosten, zowel absoluut als relatief, van de toepassing van de bepalingen in bijlage III. Het verslag bevat ook de mogelijke gevolgen van een intrekking van deze bepalingen voor de lidstaten die na de in lid 10 bis bedoelde datum nog in deze bijlage blijven opgenomen. In het licht van dat verslag besluit de Commissie over de indiening van een voorstel om de lijst te herzien en deze in beginsel in te trekken, tenzij uit het verslag van de Administratieve Commissie dringende redenen blijken om dat niet te doen.”.

20)

De bijlagen worden in overeenstemming met de bijlage bij deze verordening gewijzigd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding van de in artikel 89 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde toepassingsverordening.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 16 september 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitster

C. MALMSTRÖM


(1)  PB C 161 van 13.7.2007, blz. 61.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 9 juli 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 17 december 2008 (PB C 33 E van 10.2.2009, blz. 1) en standpunt van het Europees Parlement van 22 april 2009. Besluit van de Raad van 27 juli 2009.

(3)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(4)  PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2.


BIJLAGE

Wijzigingen in de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 883/2004

A.   Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1)

deel I (voorschotten op onderhoudsverplichtingen) wordt als volgt gewijzigd:

a)

de rubriek „A. BELGIË” wordt vervangen door „BELGIË”;

b)

na de vermelding „BELGIË” wordt de volgende vermelding ingevoegd:

„BULGARIJE

Onderhoudsbetalingen door de staat uit hoofde van artikel 92 van het Gezinswetboek.”;

c)

de rubriek „B. DENEMARKEN” en „C. DUITSLAND” worden „DENEMARKEN” respectievelijk „DUITSLAND”;

d)

na de vermelding onder de rubriek „DUITSLAND” worden de volgende vermeldingen ingevoegd:

„ESTLAND

Onderhoudsuitkeringen uit hoofde van de Wet inzake onderhoudsuitkeringen van 21 februari 2007.

SPANJE

Voorschotten op onderhoudsbetalingen uit hoofde van Koninklijk Decreet nr. 1618/2007 van 7 december 2007.”;

e)

de rubriek „D. FRANKRIJK” wordt vervangen door „FRANKRIJK”;

f)

na de vermelding onder de rubriek „FRANKRIJK” worden de volgende vermeldingen ingevoegd:

„LITOUWEN

Betalingen van het fonds voor het onderhoud van kinderen uit hoofde van de Wet inzake kinderonderhoud

LUXEMBURG

Voorschotten op en terugvordering van onderhoudsbetalingen in de zin van de wet van 26 juli 1980.”;

g)

de rubriek „E. OOSTENRIJK” wordt vervangen door „OOSTENRIJK”;

h)

na de vermelding onder de rubriek „OOSTENRIJK” wordt de volgende vermelding ingevoegd:

„POLEN

Uitkeringen van het alimentatiefonds uit hoofde van de Wet inzake bijstand voor personen die recht hebben op alimentatie.”;

i)

de rubriek „F. PORTUGAL” wordt vervangen door „PORTUGAL”;

j)

na de vermelding onder de rubriek „PORTUGAL” worden de volgende vermeldingen ingevoegd:

„SLOVENIË

Vervangende onderhoudsbetalingen volgens de Wet op het overheidsgarantie- en onderhoudsverplichtingenfonds van de Republiek Slovenië van 25 juli 2006.

SLOWAKIJE

Vervangende alimentatie-uitkering (vervangende onderhoudsbetaling) ingevolge Wet nr. 452/2004 Coll. betreffende de vervangende alimentatie-uitkering, gewijzigd bij latere verordeningen”;

k)

de rubrieken „G. FINLAND” en „H. ZWEDEN” worden vervangen door „FINLAND” en „ZWEDEN”;

2)

deel II (bijzondere uitkeringen bij geboorte of adoptie) wordt als volgt gewijzigd:

a)

de rubriek „A. BELGIË” wordt vervangen door „BELGIË”;

b)

na de vermelding onder de rubriek „BELGIË” worden de volgende vermeldingen ingevoegd:

„BULGARIJE

Moederschapsuitkering ineens (Wet op gezinsbijslagen voor kinderen).

TSJECHIË

Uitkering bij geboorte.

ESTLAND

a)

Uitkering bij geboorte;

b)

Uitkering bij adoptie.”;

c)

de rubrieken „B. SPANJE” en „C. FRANKRIJK” worden vervangen door „SPANJE” respectievelijk „FRANKRIJK”;

d)

de vermelding onder de rubriek „SPANJE” wordt vervangen als volgt:

„SPANJE

Eenmalige geboorte- en adoptietoelagen.”;

e)

in de vermelding onder de rubriek „FRANKRIJK” wordt de volgende zinsnede toegevoegd:

„, behalve wanneer deze worden uitbetaald aan een persoon die uit hoofde van artikel 12 of artikel 16 onder de Franse wetgeving blijft vallen”;

f)

na de vermelding onder de rubriek „FRANKRIJK” worden de volgende vermeldingen ingevoegd:

„LETLAND

a)

Uitkering bij geboorte;

b)

Uitkering bij adoptie.

LITOUWEN

Vaste uitkering bij geboorte.”;

g)

de rubriek „D. LUXEMBURG” wordt vervangen door „LUXEMBURG”;

h)

na de vermelding onder de rubriek „LUXEMBURG” worden de volgende vermeldingen ingevoegd:

„HONGARIJE

Moederschapsuitkering.

POLEN

Eenmalige geboortetoelage (Wet inzake gezinsuitkeringen).

ROEMENIË

a)

Uitkering bij geboorte;

b)

Babyuitzet voor pasgeboren kinderen.

SLOVENIË

Uitkering bij geboorte.

SLOWAKIJE

a)

Uitkering bij geboorte;

b)

Toeslag op de uitkering bij geboorte.”;

i)

de rubriek „E. FINLAND” wordt vervangen door „FINLAND”.

B.   Bijlage II wordt vervangen door het volgende:

„BIJLAGE II

BEPALINGEN VAN VERDRAGEN DIE VAN TOEPASSING BLIJVEN EN DIE, NAARGELANG HET GEVAL, BEPERKT ZIJN TOT DE PERSONEN DIE ONDER DEZE BEPALINGEN VALLEN (artikel 8, lid 1)

Algemene opmerkingen

Opgemerkt zij dat de bepalingen van bilaterale verdragen die niet binnen de werkingssfeer van deze verordening vallen en die van kracht blijven tussen de lidstaten, niet zijn opgenomen in deze bijlage. Dit geldt ook voor verplichtingen tussen lidstaten die voortvloeien uit verdragen waarin bijvoorbeeld bepalingen zijn opgenomen betreffende de samentelling van in een derde land vervulde tijdvakken van verzekering.

Bepalingen van verdragen betreffende sociale zekerheid die van toepassing blijven:

BELGIË — DUITSLAND

De artikelen 3 en 4 van het slotprotocol van 7 december 1957 bij het Algemeen Verdrag van die datum, zoals vastgelegd bij het aanvullend protocol van 10 november 1960 (samentelling van tijdvakken van verzekering in bepaalde grensregio’s voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog).

BELGIË — LUXEMBURG

Verdrag van 24 maart 1994 inzake sociale zekerheid voor grensarbeiders (betreffende de aanvullende vaste vergoeding).

BULGARIJE — DUITSLAND

Artikel 28, lid 1, onder b), van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 17 december 1997 (handhaving van tussen Bulgarije en de voormalige Duitse Democratische Republiek gesloten verdragen voor personen die reeds een pensioen ontvingen vóór 1996).

BULGARIJE — OOSTENRIJK

Artikel 38, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 14 april 2005 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 27 november 1961); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dat verdrag vallen.

BULGARIJE — SLOVENIË

Artikel 32, lid 2, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 18 december 1957 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 31 december 1957).

TSJECHIË — DUITSLAND

Artikel 39, lid 1, onder b), van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 27 juli 2001 (handhaving van het tussen het voormalige Tsjechoslowakije en de voormalige Duitse Democratische Republiek gesloten verdrag voor personen die reeds een pensioen ontvingen vóór 1996); samentelling van tijdvakken van verzekering in een van de bij het verdrag betrokken landen voor personen die op 1 september 2002 reeds een pensioen ontvingen voor deze tijdvakken vanwege het andere bij het verdrag betrokken land, terwijl ze in dit laatste land verblijven).

TSJECHIË — CYPRUS

Artikel 32, lid 4, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 19 januari 1999 (waarin de bevoegdheid wordt vastgelegd voor de berekening van tijdvakken van werkzaamheid vervuld onder het desbetreffende verdrag van 1976); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen.

TSJECHIË — LUXEMBURG

Artikel 52, lid 8, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 17 november 2000 (samentelling van tijdvakken van verzekering voor politieke vluchtelingen).

TSJECHIË — OOSTENRIJK

Artikel 32, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 20 juli 1999 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 27 november 1961); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen.

TSJECHIË — SLOWAKIJE

De artikelen 12, 20 en 33 van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 29 oktober 1992 (artikel 12 stelt de bevoegdheid vast voor de toekenning van overlevingstoelagen; artikel 20 stelt de bevoegdheid vast voor de berekening van tijdvakken van verzekering vóór de dag van het uiteenvallen van de Tsjechische en Slowaakse Federale Republiek; artikel 33 stelt de bevoegdheid vast voor de uitbetaling van pensioenen die zijn toegekend vóór de dag van het uiteenvallen van de Tsjechische en Slowaakse Federale Republiek).

DENEMARKEN — FINLAND

Artikel 7 van het Noordse Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 18 augustus 2003, betreffende dekking van bijkomende reiskosten in het geval van ziekte tijdens een verblijf in een ander Noords land waardoor de terugreis naar het land van de woonplaats duurder wordt.

DENEMARKEN — ZWEDEN

Artikel 7 van het Noordse Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 18 augustus 2003, betreffende dekking van bijkomende reiskosten in het geval van ziekte tijdens een verblijf in een ander Noords land waardoor de terugreis naar het land van de woonplaats duurder wordt.

DUITSLAND — SPANJE

Artikel 45, lid 2, van het Verdrag inzake sociale zekerheid van 4 december 1973 (vertegenwoordiging door diplomatieke en consulaire autoriteiten).

DUITSLAND — FRANKRIJK

a)

Het vierde Aanvullend Akkoord van 10 juli 1950 bij het Algemeen Verdrag van dezelfde datum, zoals vastgelegd bij het tweede Aanvullend Akkoord van 18 juni 1955 (samentelling van tijdvakken van verzekering tussen 1 juli 1940 en 30 juni 1950).

b)

Titel I van dat tweede Aanvullend Akkoord (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 8 mei 1945).

c)

De punten 6, 7 en 8 van het Algemeen Protocol van 10 juli 1950 bij het Algemeen Verdrag van dezelfde datum (administratieve regelingen).

d)

De titels II, III en IV van het Akkoord van 20 december 1963 (sociale zekerheid met betrekking tot het Saarland).

DUITSLAND — LUXEMBURG

De artikelen 4, 5, 6 en 7 van het Verdrag van 11 juli 1959 (samentelling van tijdvakken van verzekering tussen september 1940 en juni 1946).

DUITSLAND — HONGARIJE

Artikel 40, lid 1, onder b), van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 2 mei 1998 (handhaving van het tussen de voormalige Duitse Democratische Republiek en Hongarije gesloten verdrag voor personen die reeds een pensioen ontvingen vóór 1996).

DUITSLAND — NEDERLAND

De artikelen 2 en 3 van de vierde Aanvullende Overeenkomst van 21 december 1956 bij het Verdrag van 29 maart 1951 (regeling van aanspraken die door Nederlandse werknemers tussen 13 mei 1940 en 1 september 1945 op grond van de Duitse sociale verzekering zijn verkregen).

DUITSLAND — OOSTENRIJK

a)

Artikel 1, lid 5, en artikel 8 van het Verdrag inzake werkloosheidsverzekering van 19 juli 1978 en artikel 10 van het slotprotocol bij dit verdrag (toekenning van werkloosheidsuitkeringen aan grensarbeiders door de lidstaat waar zij eerder gewerkt hebben) blijven van toepassing op personen die op of vóór 1 januari 2005 als grensarbeider gewerkt hebben en vóór 1 januari 2011 werkloos worden.

b)

Artikel 14, lid 2, onder g), h), i) en j), van het Verdrag betreffende sociale zekerheid van 4 oktober 1995, over de verdeling van bevoegdheden tussen deze twee landen betreffende oude verzekeringsgevallen en opgebouwde tijdvakken van verzekering; de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen.

DUITSLAND — POLEN

a)

Verdrag van 9 oktober 1975 betreffende voorzieningen voor ouderdom en arbeidsletsel, onder de voorwaarden en binnen de grenzen bepaald in artikel 27, leden 2 tot en met 4, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 8 december 1990 (handhaving van de juridische status, op basis van het verdrag van 1975, van personen die vóór 1 januari 1991 hun verblijfplaats hadden in Duitsland of Polen en die daar nog steeds verblijven).

b)

Artikel 27, lid 5, en artikel 28, lid 2, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 8 december 1990 (handhaving van het recht op een pensioen uitbetaald op basis van het verdrag dat in 1957 werd gesloten tussen de voormalige Duitse Democratische Republiek en Polen; samentelling van tijdvakken van verzekering door Poolse werknemers op grond van het verdrag dat in 1988 werd gesloten tussen de voormalige Duitse Democratische Republiek en Polen).

DUITSLAND — ROEMENIË

Artikel 28, lid 1, onder b), van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 8 april 2005 (handhaving van het tussen de voormalige Duitse Democratische Republiek en Roemenië gesloten verdrag voor personen die reeds een pensioen ontvingen vóór 1996).

DUITSLAND — SLOVENIË

Artikel 42 van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 24 september 1997 (regeling van aanspraken die vóór 1 januari 1956 zijn verkregen op grond van het socialezekerheidsstelsel van het andere bij het verdrag betrokken land); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen.

DUITSLAND — SLOWAKIJE

Artikel 29, lid 1, tweede en derde alinea, van de Overeenkomst van 12 september 2002 (handhaving van het tussen het voormalige Tsjechoslowakije en de voormalige Duitse Democratische Republiek gesloten verdrag voor personen die reeds een pensioen ontvingen vóór 1996; samentelling van tijdvakken van verzekering in een van de bij het verdrag betrokken landen voor personen die op 1 december 2003 reeds een pensioen ontvingen voor deze tijdvakken vanwege het andere bij het verdrag betrokken land, terwijl ze in dit laatste land verblijven).

DUITSLAND — VERENIGD KONINKRIJK

a)

Artikel 7, leden 5 en 6, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 20 april 1960 (wetgeving van toepassing op burgerpersoneel van de strijdkrachten).

b)

Artikel 5, leden 5 en 6, van het Verdrag betreffende werkloosheidsverzekering van 20 april 1960 (wetgeving van toepassing op burgerpersoneel van de strijdkrachten).

IERLAND — VERENIGD KONINKRIJK

Artikel 19, lid 2, van het Akkoord van 14 december 2004 betreffende de sociale zekerheid (over de overdracht en samentelling van bepaalde rechten op invaliditeitsuitkeringen).

SPANJE — PORTUGAL

Artikel 22 van het Algemeen Verdrag van 11 juni 1969 (export van werkloosheidsuitkeringen). Deze vermelding blijft geldig gedurende twee jaar te rekenen vanaf de datum van toepassing van deze verordening.

ITALIË — SLOVENIË

a)

Overeenkomst betreffende de regeling van wederzijdse verplichtingen met betrekking tot sociale verzekeringen, onder verwijzing naar paragraaf 7 van bijlage XIV bij het Vredesverdrag (overeenkomst gesloten bij briefwisseling van 5 februari 1959) (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 18 december 1954); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van deze overeenkomst vallen.

b)

Artikel 45, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 7 juli 1997 betreffende de ex-zone B van de Vrije Zone Triëst (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 5 oktober 1956); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dat verdrag vallen.

LUXEMBURG — PORTUGAL

Overeenkomst van 10 maart 1997 (over de erkenning van besluiten genomen door instellingen in een van de overeenkomstsluitende staten met betrekking tot de toestand van invaliditeit van personen die een pensioen aanvragen bij een instelling in de andere overeenkomstsluitende staat).

LUXEMBURG — SLOWAKIJE

Artikel 50, lid 5, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 23 mei 2002 (samentelling van tijdvakken van verzekering voor politieke vluchtelingen).

HONGARIJE — OOSTENRIJK

Artikel 36, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 31 maart 1999 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 27 november 1961); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen.

HONGARIJE — SLOVENIË

Artikel 31 van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 7 oktober 1957 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 29 mei 1956); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen.

HONGARIJE — SLOWAKIJE

Artikel 34, lid 1, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 30 januari 1959 (artikel 34, lid 1, van dat verdrag bepaalt dat de tijdvakken van verzekering die worden toegekend vóór de dag van de ondertekening van dat verdrag, gelijk zijn aan de tijdvakken van verzekering van de verdragsluitende staat waarin de rechthebbende persoon een verblijfplaats had); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen.

OOSTENRIJK — POLEN

Artikel 33, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 7 september 1998 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 27 november 1961); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen.

OOSTENRIJK — ROEMENIË

Artikel 37, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 28 oktober 2005 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 27 november 1961); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen.

OOSTENRIJK — SLOVENIË

Artikel 37 van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 10 maart 1997 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 1 januari 1956); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen.

OOSTENRIJK — SLOWAKIJE

Artikel 34, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 21 december 2001 (samentelling van tijdvakken van verzekering vóór 27 november 1961); de toepassing daarvan blijft beperkt tot de personen die binnen de werkingssfeer van dit verdrag vallen.

FINLAND — ZWEDEN

Artikel 7 van het Noordse Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 18 augustus 2003, betreffende dekking van bijkomende reiskosten in het geval van ziekte tijdens een verblijf in een ander Noords land waardoor de terugreis naar het land van de woonplaats duurder wordt.”.

C.   Bijlage III wordt vervangen door:

„BIJLAGE III

BEPERKING VAN HET RECHT OP VERSTREKKINGEN VAN GEZINSLEDEN VAN EEN GRENSARBEIDER

(artikel 18, lid 2)

DENEMARKEN

ESTLAND (deze vermelding geldt gedurende het in artikel 87, lid 10 bis, bedoelde tijdvak)

IERLAND

SPANJE (deze vermelding geldt gedurende het in artikel 87, lid 10 bis, bedoelde tijdvak)

ITALIË (deze vermelding geldt gedurende het in artikel 87, lid 10 bis, bedoelde tijdvak)

LITOUWEN (deze vermelding geldt gedurende het in artikel 87, lid 10 bis, bedoelde tijdvak)

HONGARIJE (deze vermelding geldt gedurende het in artikel 87, lid 10 bis, bedoelde tijdvak)

NEDERLAND (deze vermelding geldt gedurende het in artikel 87, lid 10 bis, bedoelde tijdvak)

FINLAND

ZWEDEN

VERENIGD KONINKRIJK”.

D.   Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:

1)

Na de vermelding „BELGIË” worden de volgende vermeldingen ingevoegd:

„BULGARIJE

TSJECHIË”.

2)

De vermelding „ITALIË” wordt geschrapt.

3)

Na de vermelding „FRANKRIJK” wordt de vermelding „CYPRUS” ingevoegd.

4)

Na de vermelding „LUXEMBURG” worden de volgende vermeldingen ingevoegd:

„HONGARIJE

NEDERLAND”.

5)

Na de vermelding „OOSTENRIJK” worden de volgende vermeldingen ingevoegd:

„POLEN

SLOVENIË”.

E.   Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan het begin van de bijlage worden de volgende vermeldingen toegevoegd:

„TSJECHIË

Volledig arbeidsongeschiktheidspensioen voor personen die volledig arbeidsongeschikt worden voor zij 18 jaar oud zijn, en die niet voor de vereiste periode verzekerd zijn geweest (Sectie 42 van de Pensioenverzekeringswet nr. 155/1995 Coll.).

ESTLAND

a)

Invaliditeitspensioenen die voor 1 april 2000 zijn toegekend uit hoofde van de Wet op de uitkeringen van de staat, en die gehandhaafd zijn uit hoofde van de Wet op de pensioenverzekering van de staat.

b)

Nationale pensioenen wegens invaliditeit, uit hoofde van de Wet op de pensioenverzekering van de staat.

c)

Invaliditeitspensioenen toegekend overeenkomstig de Wet inzake dienst in de strijdkrachten, de Wet inzake dienst als politieambtenaar, de Wet inzake dienst bij het Openbaar Ministerie, de Wet inzake de status van rechters, de Wet inzake de vergoedingen, pensioenen en andere sociale voordelen van leden van de Riigikogu, en de Wet inzake de vergoedingen van de president van de Republiek.”.

2)

De rubrieken „A. GRIEKENLAND” en „B. IERLAND” worden vervangen door „GRIEKENLAND” respectievelijk „IERLAND”.

3)

De vermelding onder de rubriek „IERLAND” wordt verplaatst naar vóór de vermelding onder de rubriek „GRIEKENLAND” en wordt vervangen als volgt:

„Deel 2, hoofdstuk 17, van de Geconsolideerde Wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten”.

4)

Na de vermelding onder de rubriek „GRIEKENLAND” wordt de volgende vermelding ingevoegd:

„LETLAND

Invaliditeitspensioenen (derde groep) uit hoofde van artikel 16, leden 1 en 2, van de Wet op de staatspensioenen van 1 januari 1996.”.

5)

De rubriek „C. FINLAND” wordt vervangen door „FINLAND” en de overeenkomstige vermeldingen worden vervangen als volgt:

„FINLAND

Nationale pensioenen voor personen die gehandicapt zijn geboren of op jonge leeftijd gehandicapt zijn geworden (Nationale pensioenwet, 568/2007).

Invaliditeitspensioenen bepaald in overeenstemming met de overgangsregelingen en toegekend vóór 1 januari 1994 (Wet inzake de uitvoering van de Nationale pensioenwet, 569/2007).”.

6)

De rubrieken „D. ZWEDEN” en „E. VERENIGD KONINKRIJK” worden vervangen door „ZWEDEN” respectievelijk „VERENIGD KONINKRIJK”.

F.   Bijlage VII wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de tabellen „BELGIË” en „FRANKRIJK” worden de regels betreffende Luxemburg geschrapt.

2)

De tabel „LUXEMBURG” wordt geschrapt.

G.   Bijlage VIII wordt vervangen als volgt:

„BIJLAGE VIII

GEVALLEN WAARIN WORDT AFGEZIEN VAN BEREKENING PRO RATA OF WAARIN DEZE NIET VAN TOEPASSING IS (artikel 52, lid 4, en artikel 52, lid 5)

Deel 1:   Gevallen waarin van berekening pro rata wordt afgezien op grond van artikel 52, lid 4

DENEMARKEN

Alle aanvragen om pensioenen als bedoeld in de wet op het sociaal pensioen, met uitzondering van de in bijlage IX vermelde pensioenen.

IERLAND

Alle aanvragen om overheidspensioenen (overgangsregeling), (op bijdrage of premiebetaling berustende) overheidspensioenen, (op bijdrage of premiebetaling berustende) weduwepensioenen en (op bijdrage of premiebetaling berustende) weduwnaarspensioenen.

CYPRUS

Alle aanvragen om ouderdoms-, invaliditeits-, weduwe- en weduwnaarspensioenen.

LETLAND

a)

Alle aanvragen om invaliditeitspensioenen (Wet overheidspensioenen van 1 januari 1996).

b)

Alle aanvragen om nabestaandenpensioenen (Wet overheidspensioenen van 1 januari 1996; Wet van 1 juli 2001 op de door de overheid gefinancierde pensioenen).

LITOUWEN

Alle aanvragen om nabestaandenpensioenen op grond van de nationale sociale verzekering, berekend aan de hand van het basisbedrag van het nabestaandenpensioen (Wet sociale-verzekeringspensioenen).

NEDERLAND

Alle aanvragen om ouderdomspensioenen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW).

OOSTENRIJK

a)

Alle aanvragen om uitkeringen uit hoofde van de federale wet van 9 september 1955 inzake de sociale verzekering (Allgemeines Sozialversicherungsgesetz — ASVG), de federale wet van 11 oktober 1978 inzake sociale verzekering voor zelfstandigen in de handel en het handwerk (Gewerbliches Sozialversicherungsgesetz — GSVG), de federale wet van 11 oktober 1978 betreffende de sociale verzekering voor boeren (Bauern-Sozialversicherungsgesetz — BSVG) en de federale wet van 30 november 1978 inzake sociale verzekering voor zelfstandigen en vrije beroepen (Freiberuflichen-Selbständigen Sozialversicherungsgesetz — FSVG).

b)

Alle aanvragen om invaliditeitspensioenen gebaseerd op pensioenrekeningen op grond van de algemene pensioenwet (APG) van 18 november 2004.

c)

Alle aanvragen om nabestaandenpensioenen gebaseerd op pensioenrekeningen op grond van de algemene pensioenwet (APG) van 18 november 2004, voor zover geen verhoging van de uitkering op basis van aanvullende verzekeringsmaanden berekend dient te worden overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de APG.

d)

Alle aanvragen om invaliditeits- en nabestaandenpensioenen van de Oostenrijkse provinciale artsenkamers [Landesärztekammer], gebaseerd op een basisregeling (basis- en aanvullende uitkering, of basispensioen).

e)

Alle aanvragen om blijvende beroepsinvaliditeitssteun en nabestaandensteun uit het pensioenfonds van de Oostenrijkse kamer van dierenartsen.

f)

Alle aanvragen om uitkeringen om beroepsinvaliditeits-, weduwe- of wezenpensioenuitkeringen volgens de statuten van de instellingen van sociale zekerheid van de Oostenrijkse orde van advocaten, deel A.

POLEN

Alle aanvragen om invaliditeitspensioenen, ouderdomspensioenen op grond van vaste-uitkeringsregelingen en nabestaandenpensioenen.

PORTUGAL

Alle aanvragen om invaliditeits-, ouderdoms- en nabestaandenpensioenen, met uitzondering van de gevallen waarin het totale aantal verzekeringstijdvakken die op grond van de wetgeving van meer dan een lidstaat zijn vervuld, 21 kalenderjaren of meer bedraagt, het aantal nationale tijdvakken van verzekering 20 jaar of minder bedraagt en de berekening is gebaseerd op artikel 11 van Wetsdecreet nr. 35/2002 van 19 februari.

SLOWAKIJE

a)

Alle aanvragen om nabestaandenpensioenen (weduwe-, weduwnaars- en wezenpensioenen) die volgens de wetgeving welke voor 1 januari 2004 van kracht was, worden berekend op basis van het bedrag van een pensioen dat eerder aan de overledene werd betaald.

b)

Alle aanvragen om pensioenen die worden berekend op basis van Wet nr. 461/2003 op de sociale verzekering, zoals gewijzigd.

ZWEDEN

Alle aanvragen om een gegarandeerd pensioen in de vorm van een ouderdomspensioen (Wet 1998:702) en om een ouderdomspensioen in de vorm van een aanvullend pensioen (Wet 1998:674).

VERENIGD KONINKRIJK

Alle aanvragen om ouderdoms- en weduwepensioenen en uitkeringen bij overlijden, met uitzondering van de aanvragen waarvoor tijdens een belastingjaar aanvangende op of na 6 april 1975:

i)

de betrokkene op grond van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk en een andere lidstaat tijdvakken van verzekering, van arbeid of van wonen heeft vervuld, en één (of meer) belastingjaren niet beschouwd wordt (worden) als een rechtverstrekkend jaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk;

ii)

de op grond van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk vóór 5 juli 1948 vervulde verzekeringstijdvakken in aanmerking zouden worden genomen om artikel 52, lid 1, onder b), toe te passen, door rekening te houden met tijdvakken van verzekering, van arbeid of van wonen die vervuld zijn op grond van de wetgeving van een andere lidstaat.

Alle aanvragen om aanvullende pensioenuitkeringen uit hoofde van de Social Security Contributions and Benefits Act 1992 (wet socialezekerheidsbijdragen en -uitkeringen), Section 44, en de Social Security Contributions and Benefits (Northern Ireland) Act 1992, Section 44.

Deel 2:   Gevallen waarin artikel 52, lid 5, van toepassing is

BULGARIJE

Ouderdomspensioenen uit hoofde van de aanvullende verplichte pensioenverzekering, onder deel II, titel II, van de Socialeverzekeringswet.

ESTLAND

Verplichte gekapitaliseerde ouderdomspensioenregeling.

FRANKRIJK

Basis- of aanvullende regelingen waarin ouderdomspensioenen worden berekend op basis van pensioenpunten.

LETLAND

Ouderdomspensioenen (Wet overheidspensioenen van 1 januari 1996; Wet van 1 juli 2001 op de door de overheid gefinancierde pensioenen).

HONGARIJE

Pensioenuitkeringen gebaseerd op lidmaatschap van private pensioenfondsen.

OOSTENRIJK

a)

Ouderdomspensioenen gebaseerd op pensioenrekeningen op grond van de algemene pensioenwet (APG) van 18 november 2004.

b)

Verplichte uitkeringen uit hoofde van artikel 41 van de federale wet van 28 december 2001, BGBl I Nr. 154, inzake het algemeen inkomensfonds van de Oostenrijkse apothekers [Pharmazeutische Gehaltskasse für Österreich].

c)

Ouderdomspensioenen en vervroegde pensioenen van de Oostenrijkse provinciale artsenkamers, gebaseerd op een basisregeling (basis- en aanvullende uitkering, of basispensioen), en alle pensioenuitkeringen van de Oostenrijkse provinciale artsenkamers, gebaseerd op een aanvullende regeling (aanvullend of individueel pensioen).

d)

Ouderdomssteun uit het pensioenfonds van de Oostenrijkse kamer van dierenartsen.

e)

Uitkeringen volgens de statuten van de instellingen van sociale zekerheid van de Oostenrijkse orde van advocaten, delen A en B, met uitzondering van aanvragen om invaliditeits-, weduwe- of wezenpensioenuitkeringen volgens de statuten van de instellingen van sociale zekerheid van de Oostenrijkse orde van advocaten, deel A.

f)

Uitkeringen bij de instellingen van sociale zekerheid van de federale kamer van architecten en raadgevende ingenieurs op grond van de Oostenrijkse wet inzake de kamer van civiele ingenieurs (Ziviltechnikerkammergesetz) van 1993 en de statuten van de instellingen van sociale zekerheid, met uitzondering van de uitkeringen op grond van beroepsinvaliditeit en nabestaandenuitkeringen uit hoofde van laatstgenoemde uitkeringen.

g)

Uitkeringen volgens het statuut van de instelling van sociale zekerheid van de Federale Kamer van professionele accountants en belastingadviseurs uit hoofde van de Oostenrijkse Wet betreffende professionele accountants en belastingadviseurs (Wirtschaftstreuhandberufsgesetz).

POLEN

Ouderdomspensioenen van het op vaste bijdragen gebaseerde stelsel.

SLOVENIË

Pensioen van de verplichte aanvullendpensioenverzekering.

SLOWAKIJE

Verplicht ouderdomspensioensparen.

ZWEDEN

Inkomensgerelateerde pensioenen en op premie gebaseerde pensioenen (Wet 1998:674).

VERENIGD KONINKRIJK

Getrapte pensioenuitkeringen uit hoofde van de National Insurance Act 1965 (nationale verzekeringswet), Sections 36 en 37, en de National Insurance Act (Northern Ireland) 1966, Sections 35 en 36.”.

H.   Bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:

1)

Deel I wordt als volgt gewijzigd:

a)

de rubrieken „A. BELGIË”, „B. DENEMARKEN”, „C. GRIEKENLAND”, „D. SPANJE”, „E. FRANKRIJK”, „F. IERLAND”, „G. NEDERLAND”, „H. FINLAND” en „I. ZWEDEN” worden vervangen door respectievelijk „BELGIË”, „DENEMARKEN”, „GRIEKENLAND”, „SPANJE”, „FRANKRIJK”, „IERLAND”, „NEDERLAND”, „FINLAND” en „ZWEDEN”;

b)

de vermelding onder de rubriek „IERLAND” wordt verplaatst naar na de vermelding onder de rubriek „DENEMARKEN” en voor de vermelding onder de rubriek „GRIEKENLAND”;

c)

na de vermelding onder de rubriek „FRANKRIJK” wordt de volgende vermelding ingevoegd:

„LETLAND

Invaliditeitspensioenen (derde groep) uit hoofde van artikel 16, leden 1 en 2, van de Wet op de staatspensioenen van 1 januari 1996.”;

d)

in de vermelding onder de rubriek „NEDERLAND” wordt de volgende tekst toegevoegd:

„De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) van 10 november 2005.”;

e)

de vermelding onder de rubriek „FINLAND” wordt vervangen door:

„Nationale pensioenen voor personen die gehandicapt zijn geboren of op jonge leeftijd gehandicapt zijn geworden (Nationale pensioenwet, 568/2007).

Nationale pensioenen en weduwe- en weduwnaarspensioenen bepaald in overeenstemming met de overgangsregelingen en toegekend vóór 1 januari 1994 (Wet inzake de uitvoering van de Nationale pensioenwet, 569/2007).

Het aanvullende bedrag van het pensioen voor kinderen bij het berekenen van de autonome uitkering in overeenstemming met de nationale pensioenwet (Nationale pensioenwet, 568/2007).”;

f)

de vermelding onder de rubriek „ZWEDEN” wordt vervangen door:

„Inkomensgerelateerde uitkering bij ziekte en activiteitstoelage (Wet 1962:381).

Gegarandeerde pensioenen en uitkeringen die in de plaats zijn gekomen van de volledige staatspensioenen onder de wetgeving inzake staatspensioenen die tot 1 januari 1993 van kracht was, en de volledige staatspensioenen die zijn toegekend op grond van de overgangsregelingen die daarna van kracht waren.”.

2)

Deel II wordt als volgt gewijzigd:

a)

de rubrieken „A. DUITSLAND”, „B. SPANJE”, „C. ITALIË”, „D. LUXEMBURG”, „E. FINLAND” en „F. ZWEDEN” worden vervangen door respectievelijk „DUITSLAND”, „SPANJE”, „ITALIË”, „LUXEMBURG”, „FINLAND” en „ZWEDEN”;

b)

na de vermelding onder de rubriek „ITALIË” worden de volgende vermeldingen ingevoegd:

„LETLAND

Nabestaandenpensioenen berekend op basis van veronderstelde tijdvakken van verzekering (artikel 23, lid 8, van de Wet op de staatspensioenen van 1 januari 1996).

LITOUWEN

a)

Socialeverzekeringspensioenen van de staat wegens arbeidsongeschiktheid, uitgekeerd ingevolge de Wet op de socialeverzekeringspensioenen van de staat.

b)

Socialeverzekeringspensioenen van de staat voor nabestaanden en wezen, berekend op basis van het pensioen wegens arbeidsongeschiktheid van de overledene uit hoofde van de Wet op de socialeverzekeringspensioenen van de staat.”;

c)

na de vermelding onder de rubriek „LUXEMBURG” wordt de volgende vermelding ingevoegd:

„SLOWAKIJE

a)

De Slowaakse invaliditeitspensioenen en de daarvan afgeleide nabestaandenpensioenen.

b)

Invaliditeitspensioen voor personen die als kinderen ten laste invalide zijn geworden en altijd geacht worden het vereiste tijdvak van verzekering te hebben vervuld (artikel 70, lid 2, artikel 72, lid 3, en artikel 73, leden 3 en 4, van Wet nr. 461/2003 op de sociale verzekering, zoals gewijzigd).”.

3)

Deel III wordt als volgt gewijzigd:

De vermelding „Het Noordse Verdrag van 15 juni 1992 betreffende de sociale zekerheid” wordt vervangen door: „Het Noordse Verdrag van 18 augustus 2003 betreffende de sociale zekerheid.”.

I.   Bijlage X wordt vervangen door:

„BIJLAGE X

BIJZONDERE, NIET OP PREMIE- OF BIJDRAGEBETALING BERUSTENDE PRESTATIES (artikel 70, lid 2, onder c))

BELGIË

a)

Inkomensvervangende tegemoetkoming (Wet van 27 februari 1987).

b)

Inkomensgarantie voor ouderen (Wet van 22 maart 2001).

BULGARIJE

Sociaal pensioen voor ouderen (artikel 89 van de Socialeverzekeringswet).

TSJECHIË

Sociale uitkering (Wet op de openbare sociale bijstand nr. 117/1995 Sb.)

DENEMARKEN

Huisvestingskosten van gepensioneerden (Wet op de steun voor individuele huisvesting, gecodificeerd bij Wet nr. 204 van 29 maart 1995).

DUITSLAND

a)

Minimuminkomen voor ouderen en voor personen met verminderde verdiencapaciteit uit hoofde van hoofdstuk 4 van boek XII van het Sociaal Wetboek.

b)

Uitkeringen ter dekking van eerste levensbehoeften in het kader van de basisvoorziening voor werkzoekenden, tenzij met betrekking tot deze uitkeringen voldaan wordt aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een tijdelijke aanvullende uitkering na ontvangst van een werkloosheidsuitkering (artikel 24, lid 1, van Deel II van het Sociaal Wetboek).

ESTLAND

a)

Uitkering voor gehandicapte volwassenen (Wet betreffende de sociale uitkeringen voor gehandicapten van 27 januari 1999).

b)

Werkloosheidsuitkering van de staat (Wet arbeidsmarktdiensten en -ondersteuning van 29 september 2005).

IERLAND

a)

Uitkering voor werkzoekenden (Geconsolideerde Wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten, deel 3, hoofdstuk 2).

b)

Overheidspensioen (niet op premie- of bijdragebetaling berustend) (Geconsolideerde Wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten, deel 3, hoofdstuk 4).

c)

Niet op bijdrage- of premiebetaling berustend weduwenpensioen en niet op bijdrage- of premiebetaling berustend weduwnaarspensioen (Geconsolideerde Wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten, deel drie, hoofdstuk 6).

d)

Invaliditeitsuitkering (Geconsolideerde Wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten, deel 3, hoofdstuk 10).

e)

Mobiliteitsuitkering (Volksgezondheidswet van 1970, artikel 61).

f)

Blindenpensioen (Geconsolideerde Wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten, deel 3, hoofdstuk 5).

GRIEKENLAND

Bijzondere prestaties voor ouderen (Wet nr. 1296/82).

SPANJE

a)

Gegarandeerd minimuminkomen (Wet nr. 13/82 van 7 april 1982).

b)

Bijstandsuitkeringen voor ouderen en arbeidsongeschikte invaliden (Koninklijk Decreet nr. 2620/81 van 24 juli 1981).

c)

i)

Niet op premie- of bijdragebetaling berustende invaliditeits- en ouderdomspensioenen als bedoeld in artikel 38, lid 1, van de geconsolideerde tekst van de Algemene Wet op de sociale zekerheid, goedgekeurd bij Koninklijk Wetgevend Decreet nr. 1/1994 van 20 juni 1994, en

ii)

aanvullende uitkeringen bij de bovengenoemde pensioenen, waarin is voorzien in de wetgeving van de autonome regio’s (Comunidades Autonomas), indien dergelijke aanvullende uitkeringen een minimuminkomen garanderen, rekening houdend met de economische en sociale situatie in de betrokken autonome regio’s.

d)

Uitkeringen ter bevordering van mobiliteit en ter compensatie van vervoerskosten (Wet nr. 13/1982 van 7 april 1982).

FRANKRIJK

a)

Aanvullende uitkeringen van:

i)

het Speciale Fonds voor invaliden, en

ii)

het Solidariteitsfonds voor ouderen, met betrekking tot verworven rechten

(Wet van 30 juni 1956, gecodificeerd in boek VIII van het Wetboek betreffende de sociale zekerheid).

b)

Uitkering voor gehandicapte volwassenen (Wet van 30 juni 1975, gecodificeerd in boek VIII van het Wetboek betreffende de sociale zekerheid).

c)

Bijzondere uitkering (Wet van 10 juli 1952, gecodificeerd in boek VIII van het Wetboek betreffende de sociale zekerheid), met betrekking tot verworven rechten.

d)

Solidariteitsuitkering voor ouderen (verordening van 24 juni 2004, gecodificeerd in boek VIII van het Wetboek betreffende de sociale zekerheid) per 1 januari 2006.

ITALIË

a)

Sociaal pensioen voor personen zonder inkomsten (Wet nr. 153 van 30 april 1969).

b)

Pensioen, uitkeringen en vergoedingen voor niet-oorlogsinvaliden of -gehandicapten (Wet nr. 118 van 30 maart 1971, Wet nr. 18 van 11 februari 1980 en Wet nr. 508 van 23 november 1988).

c)

Pensioen en vergoedingen voor doofstommen (Wet nr. 381 van 26 mei 1970 en Wet nr. 508 van 23 november 1988).

d)

Pensioen en vergoedingen voor niet-oorlogsblinden (Wet nr. 382 van 27 mei 1970 en Wet nr. 508 van 23 november 1988).

e)

Aanvullingen op de minimumpensioenuitkering (Wet nr. 218 van 4 april 1952, Wet nr. 638 van 11 november 1983 en Wet nr. 407 van 29 december 1990).

f)

Aanvullingen op de invaliditeitsuitkering (Wet nr. 222 van 12 juni 1984).

g)

Sociaal pensioen (Wet nr. 335 van 8 augustus 1995).

h)

Sociaal supplement (artikel 1, leden 1 en 12, van Wet nr. 544 van 29 december 1988 en achtereenvolgende wijzigingen).

CYPRUS

a)

Sociaal pensioen (Wet op het sociaal pensioen van 1995 (Wet 25(I)/95), zoals gewijzigd).

b)

Uitkering voor ernstig motorisch gehandicapten (Besluiten van de ministerraad nr. 38210 van 16 oktober 1992, nr. 41370 van 1 augustus 1994, nr. 46183 van 11 juni 1997, en nr. 53675 van 16 mei 2001).

c)

Speciale toelage voor blinden (Wet op de speciale toelagen van 1996 (Wet 77(I)/96), zoals gewijzigd).

LETLAND

a)

Socialezekerheidsuitkering van de staat (Wet op de sociale bijstand van 1 januari 2003).

b)

Uitkering als tegemoetkoming in de vervoerskosten van gehandicapten met een beperkte mobiliteit (Wet op de sociale bijstand van 1 januari 2003).

LITOUWEN

a)

Socialebijstandspensioen (Wet op de sociale overheidsuitkeringen van 2005, artikel 5).

b)

Steunvergoeding (Wet op de sociale overheidsuitkeringen van 2005, artikel 15).

c)

Bijzondere vervoersvergoeding voor gehandicapten met mobiliteitsproblemen (Wet op de vervoersvergoeding van 2000, artikel 7).

LUXEMBURG

Inkomenssteun voor ernstig gehandicapten (artikel 1, lid 2, van de Wet van 12 september 2003), met uitzondering van personen die officieel als gehandicapte werknemers erkend zijn en werkzaam zijn op de gewone arbeidsmarkt of in een beschermde omgeving.

HONGARIJE

a)

Invaliditeitstoelage (Besluit nr. 83/1987 (XII 27) van de Ministerraad betreffende invaliditeitstoelagen).

b)

Niet op premie- of bijdragebetaling berustende ouderdomsuitkering (Wet III op de sociale administratie en de sociale uitkeringen van 1993).

c)

Vervoersuitkering (Regeringsbesluit nr. 164/1995 (XII 27) betreffende vervoersuitkeringen voor personen met een ernstige lichamelijke handicap).

MALTA

a)

Aanvullende uitkering (artikel 73 van de Wet op de sociale zekerheid (Hoofdstuk 318) van 1987).

b)

Ouderdomspensioen (Social Security Act (Cap. 318) van 1987).

NEDERLAND

a)

Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten van 24 april 1997 (Wajong).

b)

Toeslagenwet van 6 november 1986 (TW).

OOSTENRIJK

Compenserende aanvulling (Federale wet van 9 september 1955 betreffende de algemene sociale verzekering — ASVG, Federale wet van 11 oktober 1978 betreffende de sociale verzekering voor personen werkzaam in de handel — GSVG, en Federale wet van 11 oktober 1978 betreffende de sociale verzekering voor landbouwers — BSVG).

POLEN

Sociaal pensioen (Wet op de sociale pensioenen van 27 juni 2003).

PORTUGAL

a)

Niet op bijdrage- of premiebetaling berustend ouderdoms- en invaliditeitspensioen (Wetsbesluit nr. 464/80 van 13 oktober 1980).

b)

Niet op bijdrage- of premiebetaling berustend weduwepensioen (Reglement nr. 52/81 van 11 november 1981);

c)

Solidariteitstoeslag voor ouderen (Wetsbesluit nr. 232/2005 van 29 december 2005, gewijzigd bij Wetsbesluit nr. 236/2006 van 11 december 2006).

SLOVENIË

a)

Staatspensioen (Wet op de pensioen- en arbeidsongeschiktheidsverzekering van 23 december 1999).

b)

Inkomenssteun voor gepensioneerden (Wet op de pensioen- en arbeidsongeschiktheidsverzekering van 23 december 1999).

c)

Onderhoudsuitkering (Wet op de pensioen- en arbeidsongeschiktheidsverzekering van 23 december 1999).

SLOWAKIJE

a)

Vóór 1 januari 2004 toegekende aanpassingen van pensioenen die de enige bron van inkomsten vormen.

b)

Vóór 1 januari 2004 toegekende sociale pensioenen.

FINLAND

a)

Huisvestingstoelage voor gepensioneerden (Wet op de huisvestingstoelage voor gepensioneerden 571/2007).

b)

Werkgelegenheidsuitkering (Wet betreffende de werkloosheidsuitkeringen 1290/2002).

c)

Bijzondere bijstand voor immigranten (Wet op de bijzondere bijstand voor immigranten, 1192/2002).

ZWEDEN

a)

Huisvestingstoeslag voor gepensioneerden (Wet van 2001:761).

b)

Bijstandsuitkering voor ouderen (Wet 2001:853).

VERENIGD KONINKRIJK

a)

Pensioenuitkering van de staat (Wet op de pensioenuitkeringen van de staat (2002) en Wet op de pensioenuitkeringen van de staat (Noord-Ierland) (2002)).

b)

Op het inkomen gebaseerde toelagen voor werkzoekenden (Wet werkzoekenden (1995) en Besluit werkzoekenden (Noord-Ierland) (1995)).

c)

Inkomenssteun (Wet op de bijdragen en uitkeringen in het kader van de sociale zekerheid (1992) en Wet op de bijdragen en uitkeringen in het kader van de sociale zekerheid (Noord-Ierland) (1992)).

d)

Onderhoudsuitkering voor gehandicapten, mobiliteitscomponent (Wet op de bijdragen en uitkeringen in het kader van de sociale zekerheid (1992) en Wet op de bijdragen en uitkeringen in het kader van de sociale zekerheid (Noord-Ierland) (1992)).”.

J.   Bijlage XI wordt vervangen door:

„BIJLAGE XI

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE WETGEVING VAN DE LIDSTATEN

(Artikel 51, lid 3, artikel 56, lid 1, en artikel 83)

BULGARIJE

Artikel 33, lid 1, van de Bulgaarse Ziektekostenverzekeringswet is van toepassing op alle personen waarvoor Bulgarije de bevoegde lidstaat is ingevolge hoofdstuk 1 van titel III van deze verordening.

TSJECHIË

Met het oog op het aanmerken als gezinslid in de zin van artikel 1, onder i), wordt onder „echtgeno(o)t(e)” mede verstaan een geregistreerde partner in de zin van de Tsjechische Wet nr. 115/2006 Coll. inzake geregistreerd partnerschap.

DENEMARKEN

a)

Voor de berekening van het pensioen uit hoofde van de „lov om social pension” (wet op het sociale pensioen) worden door een grensarbeider of seizoenarbeider onder de Deense wetgeving al dan niet in loondienst vervulde tijdvakken van werkzaamheid beschouwd als door de overlevende echtgenoot vervulde tijdvakken van wonen in Denemarken, voor zover de overlevende echtgenoot gedurende die tijdvakken gehuwd was met de grensarbeider of seizoenarbeider, niet van tafel en bed gescheiden was of feitelijk wegens onverenigbaarheid gescheiden leefde, en op voorwaarde dat de overlevende echtgenoot gedurende die tijdvakken woonachtig was in een andere lidstaat. Voor de toepassing van dit punt wordt onder „seizoenarbeid” verstaan: werk dat samenhangt met de wisseling van de seizoenen en ieder jaar terugkeert.

b)

Voor de berekening van het pensioen uit hoofde van de „lov om social pension” (wet op het sociale pensioen) worden de vóór 1 januari 1984 door een niet onder punt a) vallende persoon onder de Deense wetgeving al dan niet in loondienst vervulde tijdvakken van werkzaamheid beschouwd als door de overlevende echtgenoot in Denemarken vervulde tijdvakken van wonen, voor zover de overlevende echtgenoot gedurende die tijdvakken gehuwd was met de grensarbeider of seizoenarbeider, niet van tafel en bed gescheiden was of feitelijk wegens onverenigbaarheid gescheiden leefde, en op voorwaarde dat de overlevende echtgenoot gedurende die tijdvakken woonachtig was in een andere lidstaat.

c)

Tijdvakken die uit hoofde van de punten a) en b) moeten worden meegerekend, worden evenwel niet in aanmerking genomen indien zij samenvallen met tijdvakken die meetellen voor de berekening van het pensioen dat aan de betrokkene verschuldigd is onder de wetgeving betreffende verplichte verzekering van een andere lidstaat of met tijdvakken gedurende welke de betrokkene onder een dergelijke wetgeving een pensioen ontving. Deze tijdvakken worden echter in aanmerking genomen wanneer het jaarlijks bedrag van het bedoelde pensioen lager is dan de helft van het basisbedrag van het sociale pensioen.

a)

Niettegenstaande artikel 6 van deze verordening hebben personen die geen werkzaamheden in loondienst in een of meer lidstaten hebben uitgeoefend slechts recht op een Deens sociaal pensioen, als zij gedurende minstens drie jaar hun woonplaats in Denemarken hebben of hebben gehad, onverminderd de in de Deense wetgeving geldende leeftijdsbeperkingen. Onverminderd artikel 4 van deze verordening is artikel 7 niet van toepassing op een Deens sociaal pensioen waarop personen van deze categorie het recht hebben verworven.

b)

Bovengenoemde bepalingen zijn niet van toepassing op het recht op een Deens sociaal pensioen, verworven door gezinsleden van personen die in Denemarken werkzaamheden in loondienst uitoefenen of uitgeoefend hebben, of door studenten of hun gezinsleden.

3.   De tijdelijke uitkering voor werklozen die zijn opgenomen in het „ledighedsydelse” (flexibelebanenstelsel) (Wet nr. 455 van 10 juni 1997) valt onder titel III, hoofdstuk 6, van deze verordening. Wat werklozen die zich naar een andere lidstaat begeven betreft, zijn de artikelen 64 en 65 van toepassing indien die lidstaat vergelijkbare tewerkstellingsregelingen heeft voor deze zelfde categorie van personen.

4.   Wanneer de ontvanger van een Deens sociaal pensioen ook recht heeft op een overlevingspensioen van een andere lidstaat, worden dergelijke pensioenen voor de toepassing van de Deense wetgeving beschouwd als uitkeringen van dezelfde aard in de zin van artikel 53, lid 1, van deze verordening op voorwaarde dat de persoon wiens tijdvakken van verzekering of van wonen de basis voor de berekening van het overlevingspensioen vormen, ook recht op een Deens sociaal pensioen heeft verworven.

DUITSLAND

1.   Niettegenstaande artikel 5, onder a), van deze verordening en artikel 5, lid 4, punt 1, van het Sozialgesetzbuch VI (Deel VI van het Sociale wetboek) kan een persoon die uit hoofde van de wetgeving van een andere lidstaat een volledig ouderdomspensioen ontvangt, verzoeken om verplicht aangesloten te zijn bij het Duitse pensioenstelsel.

2.   Niettegenstaande artikel 5, onder a), van deze verordening en artikel 7, leden 1 en 3, van het Sozialgesetzbuch VI (Deel VI van het Sociale wetboek) kan een persoon die verplicht verzekerd is in een andere lidstaat of een ouderdomspensioen ontvangt uit hoofde van de wetgeving van een andere lidstaat, zich aansluiten bij het vrijwillige verzekeringsstelsel in Duitsland.

3.   Voor de toekenning van uitkeringen uit hoofde van artikel 47, lid 1, van Sozialgesetzbuch V, artikel 47, lid 1, van het Sozialgesetzbuch VII en artikel 200, lid 2, van de Reichsversicherungsordnung aan in een andere lidstaat wonende verzekerden, wordt het netto-inkomen dat de grondslag vormt voor de uitkering door de Duitse verzekeringsstelsels, berekend alsof de verzekerde in Duitsland woonde, tenzij de verzekerde verzoekt om een berekening op basis van het werkelijk ontvangen nettoloon.

4.   Onderdanen van andere lidstaten die hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats buiten Duitsland hebben en die voldoen aan de algemene voorwaarden van het Duitse pensioenstelsel, kunnen vrijwillig bijdragen mits zij op enig moment in het verleden vrijwillig of verplicht bij het Duitse pensioenstelsel aangesloten zijn geweest. Dit geldt ook voor staatlozen en vluchtelingen die hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats in een andere lidstaat hebben.

5.   De pauschale Anrechnungszeit (vast toerekeningstijdvak) als bedoeld in artikel 253 van het Sozialgesetzbuch VI (boek VI van het Sociaal Wetboek) wordt vastgesteld op basis van uitsluitend Duitse verzekeringstijdvakken.

6.   In gevallen waarin de op 31 december 1991 vigerende Duitse pensioenwetgeving op de herberekening van een pensioen van toepassing is, geldt voor de toerekening van Duitse Ersatzzeiten (vervangende tijdvakken) alleen de Duitse wetgeving.

7.   De Duitse wetgeving inzake arbeidsongevallen en beroepsziekten waarvoor vergoeding wordt verleend op grond van het Fremdrentengesetz (wet op buitenlands pensioen) en inzake uitkeringen wegens toe te rekenen verzekeringstijdvakken die vervuld zijn in de gebieden, vermeld in paragraaf 1, leden 2 en 3, van het Bundesvertriebenengesetz (wet betreffende vluchtelingen en verdrevenen), blijft voor de toepassing van deze verordening van toepassing niettegenstaande paragraaf 2 van het Fremdrentengesetz.

8.   Het bevoegde orgaan gaat, voor de berekening van het theoretische bedrag bedoeld in artikel 52, lid 1, onder b) i), van deze verordening, in pensioenregelingen voor vrije beroepen, voor ieder verzekeringsjaar dat onder de wetgeving van een andere lidstaat vervuld werd, uit van het gemiddelde van de gedurende het lidmaatschap van bevoegde organen per jaar door de betaling van bijdragen opgebouwde pensioenrechten.

ESTLAND

Voor de berekening van ouderschapsuitkeringen wordt voor gewerkte tijdvakken in andere lidstaten dan Estland uitgegaan van hetzelfde gemiddelde bedrag van sociale belasting als de betrokkene betaald heeft gedurende de gewerkte tijdvakken in Estland, waarmee de eerstgenoemde tijdvakken worden samengeteld. Indien de betrokkene in het referentiejaar uitsluitend in andere lidstaten gewerkt heeft, wordt bij de berekening van de uitkering uitgegaan van het gemiddelde bedrag van sociale belasting in Estland tussen het referentiejaar en het moederschapsverlof.

IERLAND

1.   Niettegenstaande artikel 21, lid 2, en artikel 62 van deze verordening, wordt voor de berekening van het berekenbare wekelijkse referentie-inkomen van een verzekerde met het oog op de toekenning van een uitkering wegens ziekte of werkloosheid onder de Ierse wetgeving, een bedrag gelijk aan het gemiddelde weekloon van werknemers in het betreffende referentiejaar toegerekend aan de verzekerde voor iedere week die hij gedurende dat referentiejaar als werknemer onder de wetgeving van een andere lidstaat heeft gewerkt.

2.   Wanneer artikel 46 van deze verordening van toepassing is, indien de betrokkene arbeidsongeschikt en later invalide wordt terwijl hij onder de wetgeving van een andere lidstaat valt, houdt Ierland voor de toepassing van Section 118(1)(a), van de Geconsolideerde Wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten rekening met alle tijdvakken gedurende welke hij, in samenhang met de daaropvolgende invaliditeit, volgens de Ierse wetgeving als arbeidsongeschikt beschouwd zou zijn.

GRIEKENLAND

1.   Wet nr. 1469/84 betreffende de vrijwillige aansluiting bij het pensioenstelsel voor Griekse onderdanen en vreemdelingen van Griekse origine is van toepassing op onderdanen van andere lidstaten, staatlozen en vluchtelingen wanneer deze betrokken personen, ongeacht hun woon- of verblijfplaats, op enig moment in het verleden vrijwillig of verplicht bij het Griekse pensioenstelsel aangesloten zijn geweest.

2.   Onverminderd artikel 5, onder a), van de verordening en artikel 34 van Wet nr. 1140/1981, kan een persoon die een uitkering wegens arbeidsongeval of beroepsziekte op grond van de wetgeving van een andere lidstaat ontvangt, verzoeken om verplicht verzekerd te zijn op grond van de door de OGA toegepaste wetgeving, voor zover hij werkzaamheden uitoefent die binnen de werkingssfeer van die wetgeving vallen.

SPANJE

1.   Voor de toepassing van artikel 52, lid 1, onder b) i), van deze verordening worden de jaren die de werkende tekort komt om de pensioengerechtigde of pensioenplichtige leeftijd te bereiken, als bepaald in artikel 31, punt 4, van de geconsolideerde tekst van de Ley de Clases Pasivas del Estado (wet op de staatspensioenen) alleen als jaren in overheidsdienst aangerekend indien de begunstigde op het tijdstip van de gebeurtenis die het recht op een invaliditeits- of overlevingspensioen deed ontstaan, onder de Spaanse bijzondere regeling voor ambtenaren viel of een werkzaamheid uitoefende die onder dat stelsel daarmee gelijkgesteld wordt, of indien hij, op het tijdstip van de gebeurtenis die het recht op een invaliditeits- of overlevingspensioen deed ontstaan, een werkzaamheid uitoefende die, als de werkzaamheid in Spanje was uitgeoefend, de betrokkene verplicht onder de bijzondere regeling voor ambtenaren, voor de strijdkrachten of voor het gerechtelijk apparaat had doen vallen.

a)

Ingevolge artikel 56, lid 1, onder c), van deze verordening wordt de theoretische Spaanse uitkering berekend op basis van de feitelijke bijdragen van de betrokkene in de jaren onmiddellijk voorafgaande aan de betaling van de laatste bijdrage aan de Spaanse sociale zekerheid. Indien bij de berekening van het basisbedrag voor het pensioen rekening moet worden gehouden met de onder de wetgeving van andere lidstaten vervulde tijdvakken van verzekering en/of wonen, wordt de Spaanse bijdragegrondslag die in de tijd het dichtst bij de referentietijdvakken ligt, toegepast op genoemde tijdvakken, rekening houdende met de ontwikkeling van het indexcijfer van de consumentenprijzen.

b)

Het bedrag van het verkregen pensioen wordt verhoogd met het bedrag van de verhogingen en aanpassingen die in de volgende jaren op pensioenen van dezelfde aard worden toegepast.

3.   In andere lidstaten vervulde tijdvakken die moeten worden meegerekend voor de bijzondere regeling voor ambtenaren, voor de strijdkrachten of voor het gerechtelijk apparaat, worden voor de toepassing van artikel 56 van deze verordening op dezelfde wijze behandeld als de in de tijd dichtstbijgelegen tijdvakken die als ambtenaar in Spanje zijn vervuld.

4.   De in de tweede overgangsbepaling van de Algemene wet betreffende de sociale zekerheid bedoelde leeftijdsgerelateerde aanvullingen zijn van toepassing voor alle begunstigden van de verordening die voorafgaand aan 1 januari 1967 onder de Spaanse wetgeving in eigen naam bijdragen hebben betaald; het is evenwel niet mogelijk om, overeenkomstig artikel 5 van deze verordening, louter met het bedoelde oogmerk, tijdvakken die voorafgaand aan die datum onder de wetgevingen van andere lidstaten vervuld zijn, te behandelen alsof de desbetreffende bijdragen in Spanje betaald waren. Voor de bijzondere regeling voor zeevarenden is de met 1 januari 1967 overeenkomende datum 1 augustus 1970, en voor de bijzondere socialezekerheidsregeling voor de kolenmijnen 1 april 1969.

FRANKRIJK

1.   Onderdanen van andere lidstaten die hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats buiten Frankrijk hebben en die voldoen aan de algemene voorwaarden van het Franse pensioenstelsel, kunnen daaraan vrijwillig bijdragen mits zij op enig moment in het verleden vrijwillig of verplicht bij het Franse pensioenstelsel aangesloten zijn geweest in. Dit geldt ook voor staatlozen en vluchtelingen die hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats in een andere lidstaat hebben.

2.   Voor personen die verstrekkingen ontvangen in Frankrijk uit hoofde van de artikelen 17, 24 of 26 van deze verordening en die woonachtig zijn in de Franse departementen Haut-Rhin, Bas-Rhin of Moselle, omvatten de verleende verstrekkingen, verstrekt voor rekening van het orgaan van een andere lidstaat die de kosten daarvan dient te dragen, de verstrekkingen waarin het algemene ziekteverzekeringsstelsel voorziet en het verplichte aanvullende plaatselijke ziekteverzekeringsstelsel van Alsace-Moselle.

3.   De Franse wetgeving die voor de toepassing van hoofdstuk 5 van titel III van deze verordening van toepassing is op een persoon die al dan niet in loondienst werkzaam is of is geweest, omvat zowel de basisregeling(en) voor pensioenverzekering als de regeling(en) voor aanvullend pensioen waaronder de betrokkene viel.

CYPRUS

Voor de toepassing van het bepaalde in de artikelen 6, 51 en 61 van deze verordening wordt voor tijdvakken die op of na 6 oktober 1980 aanvingen, een week van verzekering op grond van de wetgeving van de Republiek Cyprus bepaald door het totale verzekerbare inkomen in de betreffende periode te delen door het wekelijkse bedrag van het verzekerbare basisinkomen waarover in het betreffende bijdragejaar bijdragen moesten worden betaald, mits het aldus berekende aantal weken niet hoger uitvalt dan het aantal kalenderweken in de betreffende periode.

MALTA

Bijzondere bepalingen voor ambtenaren

a)

Uitsluitend met het oog op de toepassing van de artikelen 49 en 60 van deze verordening worden personen met een dienstbetrekking op grond van de Maltese Wet op de strijdkrachten (hoofdstuk 220 van de Maltese Wet), de Politiewet (hoofdstuk 164 van de Maltese Wet), en de Wet op het gevangeniswezen (hoofdstuk 260 van de Maltese Wet) met ambtenaren gelijkgesteld.

b)

De pensioenen of renten die verschuldigd zijn op grond van bovenstaande wetgeving en op grond van de Pensioenverordening (hoofdstuk 93 van de Maltese Wet) worden uitsluitend met het oog op de toepassing van artikel 1, punt e), van deze verordening beschouwd als „bijzondere stelsels voor ambtenaren”.

NEDERLAND

1.   Zorgverzekering

a)

Wat betreft het recht op verstrekkingen op grond van de Nederlandse wetgeving worden voor de toepassing van de hoofdstukken 1 en 2 van titel III van deze verordening onder „rechthebbenden op verstrekkingen” verstaan:

i)

personen die overeenkomstig artikel 2 van de Zorgverzekeringswet verplicht zijn zich te verzekeren bij een zorgverzekeraar, en

ii)

voor zover niet reeds begrepen onder i), gezinsleden van actieve militairen die in een andere lidstaat wonen en personen die in een andere lidstaat woonachtig zijn en die op grond van deze verordening ten laste van Nederland recht hebben op geneeskundige zorg in hun woonland.

b)

Personen als bedoeld in punt a), onder i), moeten zich overeenkomstig de Zorgverzekeringswet verzekeren bij een zorgverzekeraar; personen als bedoeld in punt a), onder ii), moeten zich registreren bij het College voor zorgverzekeringen.

c)

De bepalingen van de Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten betreffende de verschuldigdheid van bijdragen zijn van toepassing op personen als bedoeld in punt a) en hun gezinsleden. Wat gezinsleden betreft, worden de premies of bijdragen geheven bij degene van wie het recht op zorg is afgeleid, met uitzondering van gezinsleden van militairen die in een andere lidstaat woonachtig zijn, bij wie de premies of bijdragen rechtstreeks worden geheven.

d)

De bepalingen van de Zorgverzekeringswet betreffende te late verzekering zijn van overeenkomstige toepassing op te late registratie van personen als bedoeld in punt 1 a), onder ii), bij het College voor zorgverzekeringen.

e)

Personen die recht hebben op verstrekkingen ingevolge de wetgeving van een andere lidstaat dan Nederland en die in Nederland wonen of tijdelijk in Nederland verblijven, hebben recht op verstrekkingen overeenkomstig de aan verzekerden in Nederland aangeboden polis van het orgaan van de woon- of verblijfplaats, met inachtneming van artikel 11, leden 1, 2 en 3, en artikel 19, lid 1, van de Zorgverzekeringswet, en op verstrekkingen ingevolge de Algemene wet bijzondere ziektekosten.

f)

Voor de toepassing van de artikelen 23 tot en met 30 van deze verordening worden de volgende uitkeringen (naast de pensioenen bedoeld in titel III, hoofdstukken 4 en 5, van deze verordening) gelijkgesteld met op grond van de Nederlandse wetgeving verschuldigde pensioenen:

pensioenen ingevolge de Wet van 6 januari 1966 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van de burgerlijke ambtenaren en hun nabestaanden (Algemene burgerlijke pensioenwet);

pensioenen ingevolge de Wet van 6 oktober 1966 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van militairen en hun nabestaanden (Algemene militaire pensioenwet);

arbeidsongeschiktheidsuitkeringen ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen van 7 juni 1972;

pensioenen ingevolge de Wet van 15 februari 1967 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van de personeelsleden van de NV Nederlandse Spoorwegen en hun nabestaanden (Spoorwegpensioenwet);

pensioenen ingevolge het Reglement Dienstvoorwaarden Nederlandse Spoorwegen;

uitkeringen die bij pensionering vóór de leeftijd van 65 jaar worden verstrekt ingevolge een pensioenregeling die de verzorging van de gewezen werknemers bij ouderdom ten doel heeft, of een uitkering bij vervroegde uittreding uit het arbeidsproces ingevolge een van rijkswege of bij collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde regeling voor vervroegde uittreding uit het arbeidsproces voor personen van 55 jaar of ouder;

uitkeringen die aan militairen en ambtenaren worden verstrekt ingevolge een regeling in het geval van overtolligheid, functioneel leeftijdsontslag en vervroegde pensionering.

g)

Voor de toepassing van de hoofdstukken 1 en 2 van titel III van deze verordening wordt de no-claimteruggave waarin de Nederlandse wetgeving voorziet in geval van beperkt zorggebruik, beschouwd als een uitkering bij ziekte.

2.   Toepassing van de Algemene Ouderdomswet (AOW)

a)

De korting als bedoeld in artikel 13, lid 1, van de Algemene Ouderdomswet (AOW) wordt niet toegepast voor kalenderjaren vóór 1 januari 1957 gedurende welke een rechthebbende die niet voldoet aan de voorwaarden voor gelijkstelling van deze jaren aan tijdvakken van verzekering:

tussen zijn 15e en 65e jaar in Nederland heeft gewoond, of

in een andere lidstaat heeft gewoond terwijl hij in Nederland werkte voor een in Nederland gevestigde werkgever, of

in een andere lidstaat heeft gewerkt gedurende tijdvakken die onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel als tijdvakken van verzekering worden beschouwd.

In afwijking van artikel 7 van de AOW worden ook personen die uitsluitend vóór 1 januari 1957 overeenkomstig bovengenoemde voorwaarden in Nederland gewoond of gewerkt hebben, geacht recht te hebben op een pensioen.

b)

De korting als bedoeld in artikel 13, lid 1, van de AOW wordt niet toegepast op kalenderjaren vóór 2 augustus 1989 gedurende welke een gehuwde of gehuwd geweest zijnde persoon tussen zijn 15e en 65e jaar, wonende in een andere lidstaat dan Nederland, niet ingevolge bovengenoemde wet verzekerd was, voor zover deze kalenderjaren samenvallen met tijdvakken van verzekering die de echtgenoot van de betrokkene onder die wet heeft vervuld, of met kalenderjaren die op grond van punt a) in aanmerking moeten worden genomen, op voorwaarde dat zij in de betreffende periode gehuwd zijn gebleven.

In afwijking van artikel 7 van de AOW worden dergelijke personen geacht recht te hebben op een pensioen.

c)

De korting als bedoeld in artikel 13, lid 2, van de AOW wordt niet toegepast op kalenderjaren vóór 1 januari 1957 gedurende welke de echtgenoot van een pensioengerechtigde, die niet voldoet aan de voorwaarden voor gelijkstelling van deze jaren aan tijdvakken van verzekering:

tussen zijn 15e en 65e jaar in Nederland heeft gewoond, of

in een andere lidstaat heeft gewoond terwijl hij in Nederland werkte voor een in Nederland gevestigde werkgever, of

in een andere lidstaat heeft gewerkt gedurende tijdvakken die onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel als tijdvakken van verzekering worden beschouwd.

d)

De korting als bedoeld in artikel 13, lid 2, van de AOW wordt niet toegepast op kalenderjaren vóór 2 augustus 1989 gedurende welke de echtgenoot van een pensioengerechtigde tussen zijn 15e en 65e jaar, wonende in een andere lidstaat dan Nederland, niet ingevolge bovengenoemde wet verzekerd was, voor zover deze kalenderjaren samenvallen met tijdvakken van verzekering die de pensioengerechtigde onder die wet heeft vervuld, of met kalenderjaren die op grond van punt 2 a), in aanmerking moeten worden genomen, op voorwaarde dat zij in de betreffende periode gehuwd zijn gebleven.

e)

De punten 2 a), b), c) en d) zijn niet van toepassing op tijdvakken die samenvallen met:

tijdvakken die in aanmerking genomen kunnen worden voor de berekening van pensioenrechten uit hoofde van de ouderdomspensioenwetgeving van een andere lidstaat dan Nederland, of

tijdvakken waarvoor de betrokkene een ouderdomspensioen heeft ontvangen uit hoofde van dergelijke wetgeving.

Tijdvakken van vrijwillige verzekering onder het stelsel van een andere lidstaat worden niet in aanmerking genomen voor de toepassing van deze bepaling.

f)

De punten 2 a), b), c) en d) zijn uitsluitend van toepassing indien de betrokkene na het bereiken van de 59-jarige leeftijd gedurende zes jaren in een of meer lidstaten heeft gewoond en alleen zolang hij in een van die lidstaten woonachtig is.

g)

In afwijking van hoofdstuk IV van de AOW bestaat voor een in een andere lidstaat dan Nederland woonachtige persoon wiens echtgenoot verplicht verzekerd is op grond van die wet, de mogelijkheid zich vrijwillig te verzekeren op grond van genoemde wet, voor die tijdvakken gedurende welke de echtgenoot verplicht verzekerd is.

Deze mogelijkheid blijft bestaan wanneer de verplichte verzekering van de echtgenoot geëindigd is als gevolg van diens overlijden en de overlevende echtgenoot uitsluitend een pensioen uit hoofde van de Algemene nabestaandenwet ontvangt.

De mogelijkheid om vrijwillig verzekerd te blijven, eindigt in ieder geval op de dag waarop de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt.

De voor bedoelde vrijwillige verzekering te betalen premie wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen betreffende de vaststelling van de premie voor vrijwillige verzekering op grond van de AOW. Indien echter de vrijwillige verzekering aansluit op een tijdvak van verzekering als bedoeld in punt 2 b), wordt de premie vastgesteld overeenkomstig de bepalingen betreffende de vaststelling van de bijdrage voor verplichte verzekering op grond van de AOW, waarbij het in aanmerking te nemen inkomen geacht wordt in Nederland te zijn ontvangen.

h)

De in punt g) bedoelde mogelijkheid staat niet open voor personen die verzekerd zijn op grond van de wetgeving inzake pensioenen of nabestaandenuitkeringen van een andere lidstaat.

i)

Personen die gebruik willen maken van de mogelijkheid van vrijwillige verzekering als bedoeld in punt g), moeten binnen een jaar nadat de voorwaarden voor deelname zijn vervuld een aanvraag indienen bij de Sociale Verzekeringsbank.

3.   Toepassing van de Algemene nabestaandenwet (ANW)

a)

Indien de overlevende echtgenoot op grond van artikel 51, lid 3, van deze verordening recht heeft op een nabestaandenpensioen op grond van de ANW, wordt dat pensioen berekend overeenkomstig artikel 52, lid 1, onder b), van deze verordening.

Voor de toepassing van deze bepalingen worden tijdvakken van verzekering vóór 1 oktober 1959 ook beschouwd als onder de Nederlandse wetgeving vervulde tijdvakken van verzekering, op voorwaarde dat de verzekerde gedurende deze tijdvakken en na het bereiken van de leeftijd van 15 jaar:

in Nederland heeft gewoond, of

in een andere lidstaat heeft gewoond terwijl hij in Nederland werkte voor een in Nederland gevestigde werkgever, of

in een andere lidstaat heeft gewerkt gedurende tijdvakken die onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel als tijdvakken van verzekering worden beschouwd.

b)

De op grond van punt 3 a) in aanmerking te nemen tijdvakken die samenvallen met onder de wetgeving van een andere lidstaat vervulde tijdvakken van verplichte verzekering inzake nabestaandenpensioenen worden buiten beschouwing gelaten.

c)

Voor de toepassing van artikel 52, lid 1, onder b), van deze verordening worden alleen onder de Nederlandse wetgeving vervulde tijdvakken van verzekering nadat de betrokkene de leeftijd van 15 jaar bereikt had, in aanmerking genomen als tijdvakken van verzekering.

d)

In afwijking van artikel 63a, lid 1, van de ANW bestaat voor een in een andere lidstaat dan Nederland woonachtige persoon wiens echtgenoot verplicht verzekerd is uit hoofde van de ANW, de mogelijkheid zich vrijwillig te verzekeren onder genoemde wet, op voorwaarde dat die verzekering al loopt op de datum waarop deze verordening van toepassing wordt, maar uitsluitend voor die tijdvakken gedurende welke de echtgenoot verplicht verzekerd is.

Deze mogelijkheid houdt op te bestaan vanaf de datum van beëindiging van de verplichte verzekering van de echtgenoot op grond van de ANW, tenzij de verplichte verzekering van de echtgenoot geëindigd is als gevolg van diens overlijden en de overlevende echtgenoot uitsluitend een pensioen uit hoofde van de ANW ontvangt.

De mogelijkheid om vrijwillig verzekerd te blijven, eindigt in ieder geval op de dag waarop de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt.

De voor bedoelde vrijwillige verzekering te betalen premie wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen betreffende de vaststelling van de premie voor vrijwillige verzekering op grond van de ANW. Indien echter de vrijwillige verzekering aansluit op een tijdvak van verzekering als bedoeld in punt b), wordt de premie vastgesteld overeenkomstig de bepalingen betreffende de vaststelling van de bijdrage voor verplichte verzekering op grond van de ANW, waarbij het in aanmerking te nemen inkomen geacht wordt in Nederland te zijn ontvangen.

4.   Toepassing van de Nederlandse wetgeving inzake arbeidsongeschiktheid

a)

Indien de betrokkene op grond van artikel 51, lid 3, van deze verordening recht heeft op een Nederlandse arbeidsongeschiktheidsuitkering, wordt het in artikel 52, lid 1, onder b), van deze verordening bedoelde bedrag voor de berekening van die uitkering vastgesteld:

i)

wanneer de betrokkene voor het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid het laatst werkzaam was in loondienst in de zin van artikel 1, onder a), van deze verordening:

overeenkomstig de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) indien de arbeidsongeschiktheid vóór 1 januari 2004 is opgetreden, of

overeenkomstig de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) indien de arbeidsongeschiktheid op of na 1 januari 2004 is opgetreden;

ii)

wanneer de betrokkene voor het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid het laatst anders dan in loondienst werkzaam was in de zin van artikel 1, onder b), van deze verordening, overeenkomstig de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) indien de arbeidsongeschiktheid vóór 1 augustus 2004 is opgetreden.

b)

Bij de berekening van uitkeringen op grond van hetzij de WAO, de WIA of de WAZ houden de Nederlandse organen rekening met:

tijdvakken van werkzaamheden in loondienst en daarmee gelijkgestelde tijdvakken die vóór 1 juli 1967 in Nederland zijn vervuld;

tijdvakken van verzekering vervuld onder de WAO;

tijdvakken van verzekering die de betrokkene na het bereiken van de leeftijd van 15 jaar onder de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) heeft vervuld, voor zover die niet samenvallen met onder de WAO vervulde tijdvakken van verzekering;

tijdvakken van verzekering vervuld onder de WAZ;

tijdvakken van verzekering vervuld onder de WIA.

OOSTENRIJK

1.   Voor het opbouwen van tijdvakken van verzekering in de pensioenverzekering wordt het bezoeken van een school of een vergelijkbare onderwijsinstelling in een andere lidstaat gelijkgesteld aan het bezoeken van een school of onderwijsinstelling als bedoeld in de artikelen 227(1)(1) en 228(1)(3), Allgemeines Sozialversicherungsgesetz (ASVG) (algemene wet sociale verzekering), artikel 116(7), Gewerbliches Sozialversicherungs-esetz (GSVG) (wet sociale verzekering bedrijfsleven), en artikel 107(7), Bauern-Sozialversicherungsgesetz (BSVG) (wet sociale verzekering landbouwers), indien de betrokkene op zeker tijdstip wegens werkzaamheden, al dan niet in loondienst, aan Oostenrijkse wetgeving onderworpen was, en de bijzondere bijdragen voor de verwerving van dergelijke tijdvakken van onderwijs, zoals bedoeld in artikel 227(3), ASVG, artikel 116(9), GSVG, en artikel 107(9), BSGV, betaald zijn.

2.   Voor de berekening van de in artikel 52, lid 1, onder b), van deze verordening bedoelde uitkering pro rata worden speciale verhogingen voor premies voor aanvullende verzekering en de aanvullende uitkering voor mijnwerkers onder de Oostenrijkse wetgeving buiten beschouwing gelaten. In deze gevallen wordt de zonder deze premies berekende uitkering pro rata, indien nodig, verhoogd met onverminderde speciale verhogingen voor bijdragen voor aanvullende verzekering en de aanvullende uitkering voor mijnwerkers.

3.   Wanneer overeenkomstig artikel 6 van deze verordening vervangende tijdvakken onder een Oostenrijks pensioenverzekeringsstelsel zijn vervuld, maar deze niet een basis voor berekening ingevolge de artikelen 238 en 239 van de Allgemeines Sozialversicherungsgesetz (ASVG) (algemene socialezekerheidswet), de artikelen 122 en 123 van de Gewerbliches Sozialversicherungsgesetz (GSVG) (Federale Wet betreffende de sociale verzekering voor personen die in de handel werken) en de artikelen 113 en 114 van de Bauern-Sozialversicherungsgesetz (BSVG) (socialezekerheidswet voor landbouwers) kunnen vormen, wordt de berekeningsgrondslag voor tijdvakken van kinderverzorging ingevolge artikel 239 van de ASVG, artikel 123 van de GSVG en artikel 114 van de BSVG gebruikt.

FINLAND

1.   Voor de vaststelling van het recht en de berekening van het bedrag van het Finse nationale pensioen op grond van de artikelen 52 tot en met 54 van deze verordening, worden onder de wetgeving van een andere lidstaat verkregen pensioenen op dezelfde wijze behandeld als onder de Finse wetgeving verkregen pensioenen.

2.   Bij de toepassing van artikel 52, lid 1, onder b), punt i), van deze verordening, worden de inkomsten tijdens het fictieve tijdvak overeenkomstig de Finse wetgeving inzake inkomensgerelateerde pensioenen als volgt berekend indien de betrokkene voor een deel van de referentieperiode tijdvakken van pensioenverzekering op grond van werkzaamheid, al dan niet in loondienst, in een andere lidstaat heeft vervuld: de inkomsten tijdens het fictieve tijdvak zijn gelijk aan de som van de inkomsten tijdens het deel van de referentieperiode in Finland, gedeeld door het aantal maanden waarvoor er tijdens de referentieperiode tijdvakken van verzekering in Finland waren.

ZWEDEN

1.   Wanneer uit hoofde van artikel 67 van deze verordening een uitkering bij ouderschapsverlof wordt uitbetaald aan een niet-actief gezinslid, wordt deze uitkering op het laagste of basisniveau vastgesteld.

2.   Voor de berekening van de uitkering bij ouderschapsverlof overeenkomstig hoofdstuk 4, paragraaf 6, van Lag (1962:381) om allmän försäkring (de Volksverzekeringswet) voor personen die in aanmerking komen voor een op een salaris gebaseerde ouderschapsverlofuitkering, geldt het volgende:

Een ouder voor wie een inkomen genererende uitkering bij ziekte wordt berekend op basis van een inkomen uit een winstgevende beroepsbezigheid in Zweden, voldoet aan de eis dat zij/hij gedurende ten minste 240 opeenvolgende dagen vóór de geboorte van het kind boven het minimumniveau verzekerd is geweest, als de ouder gedurende die periode in een andere lidstaat een inkomen uit een winstgevende beroepsbezigheid heeft gehad dat overeenkomt met een verzekering boven het minimumniveau.

3.   De bepalingen van deze verordening betreffende de samentelling van tijdvakken van verzekering en verblijf zijn niet van toepassing op de overgangsregeling van de Zweedse wetgeving voor het recht op een gegarandeerd pensioen voor personen die in of vóór 1937 zijn geboren en gedurende een bepaalde periode in Zweden hebben gewoond alvorens zij een pensioen aanvragen (Wet 2000:798).

4.   Voor de berekening van het nominale inkomen voor inkomensgerelateerde uitkeringen bij ziekte en de inkomensgerelateerde activiteitstoelage overeenkomstig hoofdstuk 8 van Lag (1962:381) om allmän försäkring (volksverzekeringswet), geldt het volgende:

a)

indien de verzekerde tijdens de referentieperiode wegens een werkzaamheid, al dan niet in loondienst, ook onder de wetgeving van een of meer andere lidstaten viel, wordt het inkomen in die andere lidstaat of lidstaten geacht gelijk te zijn aan het gemiddelde bruto-inkomen van de verzekerde in Zweden tijdens het deel van de referentieperiode in Zweden, dat wil zeggen het inkomen in Zweden gedeeld door het aantal jaren tijdens welke dit inkomen is ontvangen;

b)

indien de uitkering wordt berekend overeenkomstig artikel 46 van deze verordening en de betrokkene niet verzekerd is in Zweden, wordt de referentieperiode bepaald overeenkomstig hoofdstuk 8, rubrieken 2 en 8, van bovengenoemde wet alsof de betrokkene in Zweden verzekerd was. Indien de betrokkene tijdens deze periode geen inkomen had dat onder de Wet op inkomensgerelateerde ouderdomspensioenen (1998:674) recht geeft op een pensioen, mag de referentieperiode ingaan op een eerder tijdstip waarop de betrokkene een inkomen uit betaalde werkzaamheden in Zweden had.

a)

Voor de berekening van de fictieve grondslag voor het inkomensgerelateerde nabestaandenpensioen (Wet 2000:461) geldt het volgende: indien niet overeenkomstig de Zweedse wetgeving wordt voldaan aan de vereiste van pensioengerechtigdheid gedurende ten minste drie op de vijf kalenderjaren die onmiddellijk aan de dood van de verzekerde voorafgaan (de referentieperiode), worden ook tijdvakken van verzekering die in andere lidstaten zijn vervuld, in aanmerking genomen alsof deze in Zweden waren vervuld. Tijdvakken van verzekering in andere lidstaten worden geacht gebaseerd te zijn op de gemiddelde Zweedse pensioenberekeningsgrondslag. Indien de betrokkene slechts één jaar met een pensioenberekeningsgrondslag in Zweden heeft vervuld, wordt elk tijdvak van verzekering in een andere lidstaat geacht hetzelfde bedrag te vertegenwoordigen.

b)

Voor de berekening van het fictieve pensioenkrediet voor weduwepensioenen met betrekking tot overlijden op of na 1 januari 2003 geldt het volgende: indien niet overeenkomstig de Zweedse wetgeving wordt voldaan aan de vereiste van pensioenkrediet gedurende ten minste twee op de vier kalenderjaren die onmiddellijk aan het overlijden van de verzekerde voorafgaan (de referentieperiode) en indien de tijdvakken van verzekering tijdens de referentieperiode in een andere lidstaat zijn vervuld, worden deze jaren geacht op hetzelfde pensioenkrediet gebaseerd te zijn als het Zweedse jaar.

VERENIGD KONINKRIJK

1.   Wanneer een persoon overeenkomstig de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk recht op ouderdomspensioen heeft

a)

indien de premies van een voormalige echtgenoot als eigen premies van de betrokkene worden aangemerkt, of

b)

indien de relevante premievoorwaarden door de echtgenoot of voormalige echtgenoot van de betrokkene vervuld zijn, dan zijn voor de vaststelling van rechten onder de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk de bepalingen van titel III, hoofdstuk 5, van deze verordening van toepassing, mits de echtgenoot of voormalige echtgenoot in beide gevallen werkzaamheden, al dan niet in loondienst, uitoefent of uitgeoefend heeft, en onderworpen is of was aan de wetgeving van twee of meer lidstaten. In dat geval worden verwijzingen in genoemd hoofdstuk 5 naar „tijdvakken van verzekering” opgevat als tijdvakken van verzekering vervuld door:

i)

een echtgenoot of voormalige echtgenoot, indien de aanvraag wordt ingediend door:

een gehuwde vrouw, of

een persoon van wie het huwelijk op andere wijze is beëindigd dan door het overlijden van de echtgenoot, of

ii)

een voormalige echtgenoot, indien de aanvraag wordt ingediend door:

een weduwnaar die onmiddellijk vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd geen recht heeft op een uitkering voor een ouder die weduwe/weduwnaar is (widowed parent’s allowance), of

een weduwe die onmiddellijk vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd geen recht heeft op een uitkering voor een moeder-weduwe (widowed mother’s allowance), een uitkering voor een ouder die weduwe/weduwnaar is (widowed parent’s allowance) of een weduwepensioen, of die alleen recht heeft op een leeftijdsgebonden weduwepensioen berekend overeenkomstig artikel 52, lid 1, onder b), van deze verordening, waarbij „leeftijdsgebonden weduwepensioen” betekent dat voor het weduwepensioen overeenkomstig Section 39(4), Social Security Contributions and Benefits Act 1992, een verminderd tarief geldt.

2.   Voor de toepassing van artikel 6 van deze verordening op de bepalingen inzake het recht op de verzorgingstoelage (attendance allowance), de toelage voor de verzorging van invaliden (carer’s allowance) en de uitkering voor levensonderhoud bij arbeidsongeschiktheid (disability living allowance), wordt een tijdvak van al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden of van wonen op het grondgebied van een andere lidstaat dan het Verenigd Koninkrijk in aanmerking genomen voor zover dit noodzakelijk is om te voldoen aan de voorwaarden met betrekking tot de vereiste tijdvakken van aanwezigheid in het Verenigd Koninkrijk voorafgaand aan de datum waarop het recht op de betreffende toelage of uitkering ontstaat.

3.   Ten behoeve van artikel 7 van deze verordening worden personen die onder de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk een invaliditeits-, ouderdoms- of overlevingspensioen, een uitkering wegens arbeidsongeval of beroepsziekte of een uitkering bij overlijden ontvangen en die op het grondgebied van een andere lidstaat verblijven, tijdens hun verblijf behandeld alsof zij hun woonplaats op het grondgebied van die andere lidstaat hadden.

4.   Wanneer artikel 46 van deze verordening van toepassing is, neemt het Verenigd Koninkrijk, indien de betrokkene arbeidsongeschikt en vervolgens invalide wordt terwijl hij onder de wetgeving van een andere lidstaat valt, voor de toepassing van Section 30A(5), Social Security Contributions and Benefits Act 1992 elk tijdvak in aanmerking waarin de betrokkene wegens deze arbeidsongeschiktheid overeenkomstig de wetgeving van die andere lidstaat:

i)

uitkeringen wegens ziekte of loon of salaris in plaats daarvan, of

ii)

uitkeringen in de zin van hoofdstuk 4 en 5 van titel III van deze verordening die zijn toegekend wegens de invaliditeit die op die arbeidsongeschiktheid gevolgd is, heeft ontvangen onder de wetgeving van die andere lidstaat, alsof het een uitkering bij tijdvakken van arbeidsongeschiktheid van korte duur betrof overeenkomstig Sections 30A(1)-(4), Social Security Contributions and Benefits Act 1992.

Voor de toepassing van deze bepaling wordt uitsluitend rekening gehouden met tijdvakken gedurende welke de betrokkene arbeidsongeschikt zou zijn geweest in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk.

1.

Voor de berekening van een loonfactor voor het vaststellen van het recht op uitkeringen onder de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk wordt voor iedere week van werkzaamheid in loondienst onder de wetgeving van een andere lidstaat, die in de loop van het betreffende inkomstenbelastingjaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk is begonnen, de betrokkene geacht bijdragen of premies als werknemer te hebben betaald, of inkomen te hebben genoten waarover bijdragen of premies zijn betaald, op basis van een beloning gelijk aan twee derde van de voor dat jaar geldende maximumloongrens.

2.

Voor de toepassing van artikel 52, lid 1, onder b), punt ii), van deze verordening:

a)

wordt een werknemer, die in een op of na 6 april 1975 aangevangen inkomstenbelastingjaar uitsluitend in een andere lidstaat dan het Verenigd Koninkrijk tijdvakken van verzekering, van werkzaamheid in loondienst of van wonen heeft vervuld indien de toepassing van punt 5, onder 1), hierboven tot gevolg heeft dat dat jaar voor de toepassing van artikel 52, lid 1, onder b), punt i), van deze verordening als een in aanmerking te nemen jaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk geldt, geacht in dat jaar in die andere lidstaat gedurende 52 weken verzekerd te zijn geweest;

b)

worden, indien enig op of na 6 april 1975 aangevangen inkomstenbelastingjaar voor de toepassing van artikel 52, lid 1, onder b), punt i), van deze verordening niet geldt als een in aanmerking te nemen jaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk, alle in dat jaar vervulde tijdvakken van verzekering, van werkzaamheid in loondienst of van wonen buiten beschouwing gelaten.

3.

Voor de omrekening van een loonfactor in tijdvakken van verzekering wordt de loonfactor verkregen gedurende het desbetreffende inkomstenbelastingjaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk gedeeld door de voor dat belastingjaar geldende minimumloongrens. De uitkomst wordt in gehele getallen weergegeven met verwaarlozing van de decimalen. Het aldus berekende getal wordt geacht het aantal weken van verzekering dat gedurende dat belastingjaar onder de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk is vervuld, te vertegenwoordigen. Dit getal kan evenwel niet hoger zijn dan het aantal weken gedurende welke de betrokkene in de loop van dat belastingjaar aan deze wetgeving onderworpen was.”.