8.8.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 206/1


VERORDENING (EG) Nr. 723/2009 VAN DE RAAD

van 25 juni 2009

betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 171 en artikel 172, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 171 van het Verdrag kan de Gemeenschap gemeenschappelijke ondernemingen of andere structuren in het leven roepen die noodzakelijk zijn voor de goede uitvoering van programma's voor communautair onderzoek en communautaire technologische ontwikkeling en demonstratie.

(2)

De ondersteuning en ontwikkeling van onderzoeksinfrastructuren in Europa is reeds lang een doelstelling van de Gemeenschap, zoals meest recentelijk blijkt uit Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (4) en meer in het bijzonder uit Beschikking 2006/974/EG van de Raad van 19 december 2006 betreffende het specifieke programma „Capaciteiten” (5).

(3)

Terwijl de traditionele steun voor het gebruik en de ontwikkeling van Europese onderzoeksinfrastructuren voornamelijk wordt verleend in de vorm van subsidies aan bestaande onderzoeksinfrastructuren in de lidstaten, is in de afgelopen jaren gebleken dat er extra inspanningen nodig zijn om de ontwikkeling van nieuwe structuren te stimuleren door de totstandbrenging van een passend rechtskader dat de oprichting en de exploitatie van dergelijke structuren op communautair niveau moet vergemakkelijken.

(4)

Dit probleem werd herhaaldelijk aangekaart zowel op politiek niveau door de lidstaten en de communautaire instellingen als door de diverse actoren binnen de Europese onderzoeksgemeenschap, zoals ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten en, in het bijzonder, het Europees Strategieforum voor onderzoeksinfrastructuren (ESFRI).

(5)

Hoewel in de communautaire OTO-kaderprogramma's reeds lang wordt erkend dat infrastructuren voor wetenschappelijk onderzoek van wereldniveau cruciaal zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 163 van het Verdrag vastgestelde communautaire OTO-doelstellingen, zijn de voorschriften voor de oprichting, financiering en werking van deze onderzoeksinfrastructuren nog steeds versnipperd en van regio tot regio verschillend. Aangezien de Europese onderzoeksinfrastructuren concurreren met de onderzoeksinfrastructuren van de mondiale partners van de Gemeenschap, die fors investeren en nog zullen investeren in moderne, grootschalige onderzoeksinfrastructuren, en aangezien die onderzoeksinfrastructuren steeds complexer en duurder worden, zodat zij buiten het bereik liggen van afzonderlijke lidstaten of zelfs werelddelen, moeten thans de mogelijkheden van artikel 171 van het Verdrag ten volle worden benut en ontwikkeld door een rechtskader tot stand te brengen waarin de procedures en de voorwaarden worden vastgesteld voor de oprichting en werking van Europese onderzoeksinfrastructuren op communautair niveau, die nodig zijn voor de goede uitvoering van de communautaire OTO-programma's. Dit nieuwe rechtskader vormt een aanvulling op andere rechtsvormen naar nationaal, internationaal of Gemeenschapsrecht.

(6)

Anders dan gezamenlijke technologie-initiatieven (GTI’s), die de vorm aannemen van gemeenschappelijke ondernemingen waarvan de Gemeenschap lid is en waaraan zij financiële bijdragen betaalt, moet een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (hierna „ERIC” genoemd) niet worden beschouwd als een door de gemeenschappen opgericht orgaan in de zin van artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6) (het Financieel Reglement), maar wel als een juridische entiteit waarvan de Gemeenschap niet noodzakelijkerwijze lid is en waaraan zij geen financiële bijdragen betaalt in de zin van artikel 108, lid 2, onder f), van het Financieel Reglement.

(7)

Gelet op de nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Gemeenschap bij het op complementaire wijze programmeren en uitvoeren van hun respectieve onderzoeksactiviteiten, zoals is voorgeschreven in de artikelen 164 en 165 van het Verdrag, moeten de belangstellende lidstaten, afzonderlijk of samen met andere bevoegde entiteiten en rekening houdend met hun activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling en met de eisen van de Gemeenschap, omschrijven wat hun behoeften zijn inzake de oprichting van onderzoeksinfrastructuren in deze juridische vorm. Om dezelfde redenen moeten belangstellende lidstaten lid kunnen worden van een ERIC, en moeten daarvoor in aanmerking komende landen die met het kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling geassocieerd zijn (hierna „geassocieerde landen” genoemd), derde landen en gespecialiseerde intergouvernementele organisaties ook kunnen deelnemen. Naast volwaardig lid moeten de lidstaten onder de in zijn statuten vermelde voorwaarden waarnemer van een ERIC kunnen worden.

(8)

De voornaamste taak van een krachtens deze verordening opgericht ERIC moet zijn het zonder winstoogmerk oprichten en exploiteren van een onderzoeksinfrastructuur, waarbij het grootste deel van zijn middelen aan deze hoofdtaak moet worden gespendeerd. Om innovatie en kennis- en technologieoverdracht te bevorderen, moet worden toegestaan dat het ERIC een aantal beperkte economische activiteiten uitoefent, mits die nauw in verband staan met zijn hoofdtaak en de vervulling daarvan niet in gevaar brengen. De oprichting van onderzoeksinfrastructuren met de status van ERIC sluit niet uit dat ook ten aanzien van onderzoeksinfrastructuren van pan-Europees belang met een andere rechtsvorm kan worden erkend dat zij bijdragen tot de vooruitgang van Europees onderzoek, met inbegrip van de uitvoering van de door het ESFRI ontwikkelde routekaart. De Commissie moet ervoor zorgen dat ESFRI-leden en andere belangstellende partijen worden geïnformeerd over deze alternatieve rechtsvormen.

(9)

Onderzoeksinfrastructuren moeten de wetenschappelijke excellentie van het communautaire onderzoek en het concurrentievermogen van de communautaire economie op basis van prognoses voor de middellange of de lange termijn helpen vrijwaren door een doeltreffende ondersteuning van Europese onderzoeksactiviteiten. Daartoe moeten zij daadwerkelijk openstaan voor de gehele Europese onderzoeksgemeenschap, conform hun statutaire bepalingen, en het doel hebben de Europese wetenschappelijke capaciteiten uit te tillen boven het huidige niveau en aldus bij te dragen aan de ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte.

(10)

Om te komen tot een doeltreffende procedure voor de oprichting van een ERIC, moeten de entiteiten die een ERIC willen oprichten, daartoe een verzoek indienen bij de Commissie, die met de hulp van onafhankelijke deskundigen onder wie zich ESFRI-leden kunnen bevinden, moet beoordelen of de voorgestelde onderzoeksinfrastructuur in overeenstemming is met deze verordening. Dit verzoek dient een verklaring van de gastlidstaat te bevatten dat hij het ERIC, voor de toepassing van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (7) en van Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (8), vanaf het tijdstip van oprichting erkent als internationale instelling. Het ERIC moet tevens bepaalde vrijstellingen kunnen genieten als internationale organisatie voor de toepassing van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (9), met inachtneming van de voorschriften inzake staatssteun.

(11)

Ten behoeve van de transparantie moet de beschikking tot oprichting van een ERIC worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Om dezelfde reden moeten de essentiële elementen van zijn statuten bij die beschikking worden gevoegd.

(12)

Opdat een ERIC zijn taken zo doeltreffend mogelijk kan uitoefenen, moet het vanaf de dag waarop de beschikking tot oprichting ervan in werking treedt, rechtspersoonlijkheid hebben en over een zo ruim mogelijke rechtsbevoegdheid beschikken. Om te kunnen bepalen welk recht van toepassing is, moet het ERIC een statutaire zetel hebben binnen het grondgebied van een ERIC-lid dat een lidstaat of een geassocieerd land is.

(13)

Van een ERIC moeten ten minste drie lidstaten lid zijn; ook daarvoor in aanmerking komende geassocieerde landen, derde landen die geen geassocieerd land zijn en gespecialiseerde intergouvernementele organisaties kunnen lid worden.

(14)

Gelet op de communautaire dimensie van deze verordening, moeten de lidstaten samen de meerderheid van stemmen in de ledenvergadering van een ERIC hebben.

(15)

Met het oog op de implementatie van dit kader, moeten in de statuten nadere regelingen worden vastgesteld die de Commissie in staat moeten stellen te onderzoeken of een verzoek in overeenstemming is met het in deze verordening neergelegde kader.

(16)

Er moet worden bewerkstelligd dat een ERIC over de nodige flexibiliteit beschikt om zijn statuten te kunnen wijzigen maar ook dat de Gemeenschap, die het ERIC opricht, zeggenschap behoudt over bepaalde essentiële elementen. Wanneer een wijziging betrekking heeft op een essentieel onderdeel van de aan de beschikking tot oprichting van het ERIC gehechte statuten, kan deze wijziging pas effect sorteren na te zijn goedgekeurd bij een beschikking van de Commissie die wordt aangenomen volgens dezelfde procedure als die welke voor de oprichting van het ERIC geldt. Andere wijzigingen moeten ter kennis worden gebracht van de Commissie, die bezwaar moet kunnen aantekenen indien zij van mening is dat de wijziging in strijd is met deze verordening.

(17)

Een ERIC moet eigen organen oprichten met het oog op het doeltreffende beheer van zijn activiteiten. In de statuten moet worden bepaald op welke wijze deze organen het ERIC in rechte vertegenwoordigen.

(18)

Een ERIC moet zijn activiteiten uitoefenen conform deugdelijke begrotingsbeginselen voor de uitoefening van zijn financiële verantwoordelijkheid.

(19)

Een ERIC komt in aanmerking voor financiering conform titel VI van het Financieel Reglement. Ook financiering in het kader van het cohesiebeleid is mogelijk conform de toepasselijke Gemeenschapswetgeving.

(20)

Opdat het ERIC zijn taken zo doeltreffend mogelijk kan uitoefenen en als logisch uitvloeisel van zijn rechtspersoonlijkheid, moet het aansprakelijk zijn voor zijn schulden. Om de leden in staat te stellen passende oplossingen voor hun aansprakelijkheid te vinden, moet de mogelijkheid worden geboden om in de statuten verschillende aansprakelijkheidsregelingen op te nemen die verder gaan dan de tot de bijdrage van elk lid beperkte aansprakelijkheid.

(21)

Aangezien het ERIC wordt opgericht op basis van het Gemeenschapsrecht, moet op het consortium, naast het recht van de staat van zijn statutaire zetel, ook het Gemeenschapsrecht van toepassing zijn. Het ERIC kan echter ook in een andere staat een plaats van bedrijfsuitoefening hebben. Voor de in de statuten omschreven specifieke punten moet het recht van die andere staat gelden. Voorts dient een ERIC onderworpen te zijn aan uitvoeringsvoorschriften die in overeenstemming zijn met die statuten.

(22)

De lidstaten kunnen wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen toepassen of vaststellen mits deze niet strijdig zijn met de werkingssfeer of de doelstellingen van deze verordening.

(23)

Om op adequate wijze te kunnen controleren of deze verordening wordt nageleefd, moet een ERIC de Commissie en de betrokken overheidsinstanties zijn jaarverslag toezenden, alsook alle informatie over omstandigheden die de uitvoering van zijn taken ernstig in gevaar dreigen te brengen. Indien de Commissie, door lezing van het jaarverslag of anderszins, over aanwijzingen komt te beschikken dat het ERIC een ernstige inbreuk op deze verordening of andere toepasselijke wettelijke voorschriften pleegt, moet zij het ERIC en/of zijn leden verzoeken om uitleg te verschaffen en/of maatregelen te nemen. In extreme gevallen en wanneer geen corrigerende maatregelen zijn genomen, kan de Commissie de beschikking tot oprichting van het ERIC intrekken; dat heeft de ontbinding van het ERIC tot gevolg.

(24)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de vaststelling van een rechtskader voor Europese onderzoeksinfrastructuren tussen meerdere lidstaten, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt in het kader van hun nationale grondwettelijke stelsels, wegens het transnationale karakter van het probleem, en zij derhalve beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(25)

Aangezien deze verordening voornamelijk is ingesteld met het oog op een doeltreffende uitvoering van de communautaire programma's voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie en de voor de uitvoering ervan vereiste maatregelen derhalve hoofdzakelijk beheersmaatregelen zijn, dienen deze te worden aangenomen overeenkomstig de beheersprocedure van artikel 4 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (10),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt een rechtskader vastgesteld met de voorschriften en procedures voor en de gevolgen van de oprichting van een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (hierna een „ERIC” genoemd).

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „onderzoeksinfrastructuur”: faciliteiten, middelen en verwante diensten die door de wetenschappelijke gemeenschap worden gebruikt om op alle gebieden kwalitatief hoogstaand onderzoek te verrichten. Deze definitie omvat de belangrijkste apparatuur en instrumenten die voor wetenschappelijke doelen worden gebruikt; kennisgebaseerde hulpbronnen zoals verzamelingen, archieven of gestructureerde wetenschappelijke informatie; op informatie- en communicatietechnologie gebaseerde infrastructuren zoals gridnetwerken, computers, software en verbindingen, alsook andere apparatuur die onontbeerlijk is voor excellentie in onderzoek. Dergelijke infrastructuren kunnen zich op één enkele plaats bevinden dan wel verspreid zijn over meerdere plaatsen (in een netwerk georganiseerd);

b)   „derde land”: een staat die geen lidstaat van de Europese Unie is;

c)   „geassocieerd land”: een derde land dat partij is bij een internationale overeenkomst met de Gemeenschap, onder de voorwaarden en op basis waarvan het financieel bijdraagt aan alle of sommige communautaire programma's voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie.

Artikel 3

Taak en andere activiteiten

1.   Een ERIC heeft als hoofdtaak een onderzoeksinfrastructuur op te richten en te beheren.

2.   Een ERIC verricht zijn hoofdtaak zonder winstoogmerk. Het ERIC mag evenwel beperkte economische activiteiten uitoefenen mits deze nauw verbonden zijn met zijn hoofdtaak en de vervulling ervan niet in gevaar brengen.

3.   Een ERIC boekt de kosten en ontvangsten van zijn economische activiteiten afzonderlijk en vraagt daarvoor marktprijzen dan wel, wanneer deze niet kunnen worden vastgesteld, de volledige kosten plus een redelijke marge.

Artikel 4

Voorschriften voor de infrastructuur

De door een ERIC op te richten onderzoeksinfrastructuur voldoet aan de volgende voorschriften:

a)

zij is nodig voor de uitvoering van Europese onderzoeksprogramma's en -projecten, daaronder begrepen de goede uitvoering van de communautaire programma's voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie;

b)

zij biedt een toegevoegde waarde voor de versterking en structurering van de Europese onderzoeksruimte (EOR) en zorgt op internationaal niveau voor een aanzienlijke verbetering op de relevante wetenschappelijke en technologische gebieden;

c)

zij is met inachtneming van de statutaire bepalingen van het ERIC effectief toegankelijk voor onderzoekers van de lidstaten en de geassocieerde landen;

d)

zij draagt bij tot de mobiliteit van de kennis en/of van de onderzoekers in de Europese onderzoeksruimte (EOR) en zorgt ervoor dat het intellectuele potentieel van alle lidstaten van de Unie beter wordt benut, en

e)

zij draagt bij tot het verspreiden en optimaliseren van de resultaten van de activiteiten inzake communautair onderzoek en communautaire technologische ontwikkeling en demonstratie.

Artikel 5

Verzoek tot oprichting van een ERIC

1.   De entiteiten die een ERIC willen oprichten (hierna de „aanvragers” genoemd), dienen daartoe een verzoek in bij de Commissie. Het verzoek wordt schriftelijk ingediend in een van de officiële talen van de instellingen van de Unie en bevat de volgende gegevens:

a)

een aan de Commissie gericht verzoek om oprichting van het ERIC;

b)

de ontwerpstatuten van het ERIC als bedoeld in artikel 10;

c)

een technische en wetenschappelijke beschrijving van de door het ERIC op te richten en te beheren onderzoeksinfrastructuur, waarbij met name nader wordt ingegaan op de in artikel 4 vermelde voorschriften;

d)

een verklaring van de gastlidstaat dat hij het ERIC vanaf het tijdstip van oprichting erkent als internationale instelling in de zin van artikel 143, onder g), en artikel 151, lid 1, onder b), van Richtlijn 2006/112/EG en in de zin van artikel 23, lid 1, tweede streepje, van Richtlijn 92/12/EEG. De beperkingen en voorwaarden voor de in deze bepalingen bedoelde vrijstellingen worden vastgesteld in een overeenkomst tussen de leden van het ERIC.

2.   De Commissie beoordeelt het verzoek op basis van de in deze verordening gestelde voorwaarden. In het kader van deze beoordeling wint zij het advies in van onafhankelijke deskundigen, met name op het gebied van de voorgenomen activiteiten van het ERIC. Het resultaat van deze beoordeling wordt meegedeeld aan de aanvragers, die zo nodig wordt verzocht het verzoek aan te vullen of te wijzigen.

Artikel 6

Beschikking op het verzoek

1.   Rekening houdend met de resultaten van de in artikel 5, lid 2, bedoelde beoordeling en volgens de in artikel 20 bedoelde procedure:

a)

stelt de Commissie een beschikking tot oprichting van het ERIC vast, nadat zij heeft geconstateerd dat aan de voorschriften van deze verordening is voldaan, of

b)

wijst de Commissie het verzoek af indien zij tot de conclusie komt dat niet is voldaan aan de voorschriften van deze verordening, onder meer wanneer de in artikel 5, lid 1, onder d), bedoelde verklaring ontbreekt.

2.   De beschikking op het verzoek wordt ter kennis gebracht van de aanvragers. Bij een eventuele weigering wordt de beschikking in heldere en nauwkeurige bewoordingen aan de aanvragers toegelicht.

De beschikking tot oprichting van het ERIC wordt ook bekendgemaakt in de L-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie.

3.   De in het verzoek opgenomen essentiële elementen van de statuten, vermeld in artikel 10, onder b) tot en met f) en onder g), i) tot en met vi), worden aan de beschikking tot oprichting van het ERIC gehecht.

Artikel 7

Status van een ERIC

1.   Een ERIC heeft rechtspersoonlijkheid vanaf de datum waarop de beschikking tot oprichting ervan in werking treedt.

2.   Een ERIC heeft in elke lidstaat de ruimste handelingsbevoegdheid die krachtens het nationale recht van die lidstaat aan rechtspersonen wordt toegekend. Het kan in het bijzonder roerende en onroerende goederen en intellectuele eigendom verwerven, bezitten en vervreemden, contracten sluiten en in rechte optreden.

3.   Een ERIC is een internationale organisatie in de zin van artikel 15, onder c), van Richtlijn 2004/18/EG.

Artikel 8

Zetel en naam

1.   Een ERIC heeft een statutaire zetel, die is gevestigd op het grondgebied van een lid dat ofwel een lidstaat is, ofwel een met een communautair programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie geassocieerd land.

2.   Een ERIC heeft een naam die de afkorting „ERIC” bevat.

Artikel 9

Criteria voor het lidmaatschap

1.   De volgende entiteiten kunnen lid worden van een ERIC:

a)

lidstaten;

b)

geassocieerde landen;

c)

derde landen die geen geassocieerd land zijn;

d)

intergouvernementele organisaties.

2.   Een ERIC heeft ten minste drie lidstaten als lid. Andere lidstaten kunnen op elk ogenblik lid van een ERIC worden onder billijke en redelijke voorwaarden die in de statuten zijn vastgesteld, en kunnen onder de in de statuten vastgestelde voorwaarden waarnemer zonder stemrechten worden. Verdere geassocieerde landen en derde landen die geen geassocieerd land zijn, alsook intergouvernementele organisaties kunnen, onder voorbehoud van de instemming van de in artikel 12, onder a) bedoelde ledenvergadering, ook lid worden overeenkomstig de in de statuten vastgestelde voorwaarden en procedures voor het verkrijgen van de status van lid.

3.   De lidstaten hebben samen de meerderheid van de stemrechten in de ledenvergadering.

4.   Lidstaten, geassocieerde landen of derde landen kunnen, met het oog op de uitoefening van bepaalde rechten en de tenuitvoerlegging van welbepaalde verplichtingen als lid van het ERIC, worden vertegenwoordigd door één of meer publieke entiteiten, met inbegrip van regio's, of door één of meer private entiteiten met een openbaredienstverleningstaak.

5.   Geassocieerde landen die lid worden van een ERIC, alsook derde landen en intergouvernementele organisaties die een ERIC willen oprichten of er lid van willen worden, erkennen dat het ERIC rechtspersoonlijkheid en handelingsbevoegdheid heeft conform artikel 7, leden 1 en 2, en dat het is onderworpen aan de in artikel 15 bedoelde rechtsvoorschriften.

6.   Geassocieerde landen en derde landen die een ERIC willen oprichten of er lid van willen worden, behandelen het ERIC op de wijze die voortvloeit uit artikel 5, lid 1, onder d), en artikel 7, lid 3.

Artikel 10

Statuten

De statuten van een ERIC bevatten ten minste het volgende:

a)

een lijst van leden, waarnemers en in voorkomend geval van entiteiten die leden vertegenwoordigen, alsook de voorwaarden en de procedure voor wijzigingen in het lidmaatschap en de vertegenwoordiging van het ERIC, conform artikel 9;

b)

de taken en activiteiten van het ERIC;

c)

de statutaire zetel, conform artikel 8, lid 1;

d)

de naam van het ERIC, conform artikel 8, lid 2;

e)

de duur en ontbindingsprocedure, conform artikel 16;

f)

de aansprakelijkheidsregeling, overeenkomstig artikel 14, lid 2;

g)

de basisbeginselen betreffende:

i)

het beleid inzake toegang voor gebruikers;

ii)

het beleid inzake wetenschappelijke evaluatie;

iii)

het beleid inzake verspreiding;

iv)

het beleid inzake intellectuele-eigendomsrechten;

v)

het personeelsbeleid, met inbegrip van het gelijkekansenbeleid;

vi)

het aanbestedingsbeleid, met inachtneming van de beginselen inzake transparantie, non-discriminatie en mededinging;

vii)

in voorkomend geval buitengebruikstelling;

viii)

het beleid inzake gegevens;

h)

de rechten en verplichtingen van de leden, waaronder de verplichting bij te dragen aan een sluitende begroting en stemrechten;

i)

de organen van het ERIC, hun rol, taken, samenstelling en besluitvormingsprocedures, met inbegrip van de wijze waarop de statuten worden gewijzigd, conform de artikelen 11 en 12;

j)

de vaststelling van de werktaal of werktalen;

k)

verwijzing naar de uitvoeringsvoorschriften van de statuten.

De statuten zijn beschikbaar voor het publiek op de website van het ERIC en op zijn statutaire zetel.

Artikel 11

Wijziging van de statuten

1.   Elke wijziging van de statuten in verband met de kwesties als bedoeld in artikel 10, onder b) tot en met f), en onder g), i) tot en met vi), wordt door het ERIC ter goedkeuring aan de Commissie voorgelegd. Een dergelijke wijziging treedt niet in werking voordat de beschikking houdende goedkeuring ervan in werking is getreden. De Commissie past mutatis mutandis artikel 5, lid 2, en artikel 6 toe.

2.   Elke andere wijziging van de statuten dan de in lid 1 bedoelde wijzigingen wordt binnen tien dagen na de aanneming ervan door het ERIC aan de Commissie voorgelegd.

3.   De Commissie kan binnen zestig dagen na het voorleggen van een dergelijke wijziging daartegen bezwaar maken, onder opgave van de redenen waarom de wijziging niet voldoet aan de voorschriften van deze verordening.

4.   De wijziging treedt niet in werking voordat de bezwaartermijn is verstreken of voordat de Commissie van die termijn afstand heeft gedaan of voordat de gemaakte bezwaren zijn opgeheven.

5.   Het verzoek om wijziging bevat het volgende:

a)

de tekst van de voorgestelde of, in voorkomend geval, vastgestelde wijziging, met inbegrip van de datum waarop deze in werking treedt;

b)

de gewijzigde, geconsolideerde versie van de statuten.

Artikel 12

Organisatie van het ERIC

De statuten voorzien ten minste in de volgende organen met de volgende bevoegdheden:

a)

een ledenvergadering die volledige beslissingsbevoegdheid heeft, met inbegrip van de vaststelling van de begroting;

b)

een directeur of een raad van bestuur, die door de ledenvergadering wordt aangesteld als het uitvoerende orgaan en de vertegenwoordiger in rechte van het ERIC.

In de statuten wordt omschreven op welke wijze de leden van de raad van bestuur het ERIC in rechte vertegenwoordigen.

Artikel 13

Begrotingsbeginselen, boekhouding en controles

1.   Alle ontvangsten en uitgaven van een ERIC worden voor elk begrotingsjaar geraamd en in de begroting opgenomen. De ontvangsten en uitgaven van de begroting zijn in evenwicht.

2.   De leden van een ERIC zorgen ervoor dat de kredieten worden gebruikt volgens de beginselen van goed financieel beheer.

3.   De begroting wordt opgesteld, uitgevoerd en aan rekening en verantwoording onderworpen met inachtneming van het transparantiebeginsel.

4.   De rekeningen van een ERIC gaan vergezeld van een verslag over het beheer op financieel en begrotingsgebied in het betrokken begrotingsjaar.

5.   Wat de opstelling, neerlegging, controle en openbaarmaking van de jaarrekening betreft, is een ERIC onderworpen aan de voorschriften van het toepasselijke recht.

Artikel 14

Aansprakelijkheid en verzekeringen

1.   Een ERIC is aansprakelijk voor zijn schulden.

2.   De financiële aansprakelijkheid van de leden voor de schulden van het ERIC is beperkt tot hun respectieve bijdragen aan het consortium. De leden kunnen in de statuten bepalen dat zij een algemene aansprakelijkheid aanvaarden die verder gaat dan hun respectieve bijdragen of dat zij een onbeperkte aansprakelijkheid aanvaarden.

3.   In geval van beperkte financiële aansprakelijkheid van zijn leden sluit het ERIC de nodige verzekeringen af tegen alle aan de bouw en de werking van de infrastructuur inherente risico's.

4.   De Gemeenschap is niet aansprakelijk voor de schulden van het ERIC.

Artikel 15

Toepasselijk recht en rechterlijke bevoegdheid

1.   De oprichting en interne werking van een ERIC zijn onderworpen aan:

a)

het Gemeenschapsrecht, meer bepaald deze verordening, en de in artikel 6, lid 1, onder a), en artikel 11, lid 1, bedoelde beschikkingen;

b)

het recht van de staat waar het ERIC zijn statutaire zetel heeft, voor kwesties die niet of slechts gedeeltelijk worden geregeld door de onder a) bedoelde besluiten;

c)

de statuten en de bijbehorende uitvoeringsvoorschriften.

2.   Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is bevoegd voor het ERIC betreffende geschillen tussen de leden en voor geschillen tussen de leden en het ERIC, alsook voor alle geschillen waarbij de Gemeenschap partij is.

3.   De communautaire wetgeving inzake rechterlijke bevoegdheid is van toepassing op geschillen tussen een ERIC en derden. Voor geschillen die niet onder de communautaire wetgeving vallen, wordt overeenkomstig het recht van de staat waar het ERIC zijn statutaire zetel heeft, bepaald welk gerecht bevoegd is voor de beslechting van het geschil in kwestie.

Artikel 16

Ontbinding en insolventie

1.   In de statuten wordt vastgesteld volgens welke procedure het ERIC wordt ontbonden na een besluit van de ledenvergadering. De ontbinding kan leiden tot het overdragen van de activiteiten aan een andere juridische entiteit.

2.   Onverwijld en uiterlijk tien dagen na de vaststelling van het ontbindingsbesluit door de ledenvergadering, stelt het ERIC de Commissie van dat besluit in kennis. De Commissie publiceert een passende kennisgeving in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie.

3.   Onverwijld en uiterlijk tien dagen na afsluiting van de ontbindingsprocedure stelt het ERIC de Commissie van die afsluiting in kennis. De Commissie publiceert een passende kennisgeving in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie. Het ERIC houdt op te bestaan op de dag van publicatie van de kennisgeving.

4.   Indien het ERIC op enig moment niet in staat is zijn schulden te betalen, stelt het de Commissie daarvan onverwijld in kennis. De Commissie publiceert een passende kennisgeving in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 17

Verslaglegging en controle

1.   Een ERIC stelt een jaarlijks activiteitenverslag op waarin het met name verantwoording aflegt over zijn in artikel 3 bedoelde wetenschappelijke, operationele en financiële activiteiten. Dit verslag wordt goedgekeurd door de ledenvergadering en wordt binnen zes maanden na het einde van het overeenkomstige begrotingsjaar bij de Commissie en de betrokken overheidsinstanties ingediend. Dat verslag wordt openbaar gemaakt.

2.   Een ERIC en de betrokken lidstaten stellen de Commissie in kennis van elke omstandigheid die de goede uitvoering van de taak van het ERIC ernstig in gevaar dreigt te brengen of die zijn vermogen om de in het kader van deze verordening vastgestelde voorwaarden na te leven dreigt te beperken.

3.   Indien de Commissie over aanwijzingen komt te beschikken dat een ERIC een ernstige inbreuk pleegt op deze verordening, op de op basis daarvan genomen beschikkingen of op andere toepasselijke rechtsvoorschriften, verzoekt zij het ERIC en/of zijn leden om uitleg.

4.   Indien de Commissie, na het ERIC en/of zijn leden in de gelegenheid te hebben gesteld binnen een redelijke termijn opmerkingen in te dienen, tot de conclusie komt dat het ERIC een ernstige inbreuk pleegt op deze verordening, op de op basis daarvan genomen beschikkingen of op andere toepasselijke rechtsvoorschriften, kan zij het ERIC en zijn leden voorstellen corrigerende maatregelen te nemen.

5.   Indien er geen corrigerende maatregelen worden genomen, kan de Commissie de beschikking tot oprichting van het ERIC intrekken volgens de in artikel 20 bedoelde procedure. Dit besluit wordt ter kennis gebracht van het ERIC en bekendgemaakt in de L-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie. Dat heeft de ontbinding van het ERIC tot gevolg.

Artikel 18

Passende maatregelen

De lidstaten treffen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat deze verordening daadwerkelijk wordt toegepast.

Artikel 19

Verslaglegging en herziening

Uiterlijk op 27 juli 2014 brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing ervan en stelt zij in voorkomend geval wijzigingen voor.

Artikel 20

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een beheerscomité.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op twee maanden.

Artikel 21

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxembourg, 25 juni 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

L. MIKO


(1)  Advies van 19 februari 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies van 14 januari 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  PB C 76 van 31.3.2009, blz. 6.

(4)  PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1.

(5)  PB L 54 van 22.2.2007, blz. 101.

(6)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(7)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

(8)  PB L 76 van 23.3.1992, blz. 1.

(9)  PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114.

(10)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.