11.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/3


VERORDENING (EG) Nr. 123/2009 VAN DE COMMISSIE

van 10 februari 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1266/2007 wat betreft de voorwaarden voor verplaatsingen van dieren binnen hetzelfde beperkingsgebied en de voorwaarden voor vrijstelling van het verplaatsingsverbod voor dieren overeenkomstig Richtlijn 2000/75/EG van de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/75/EG van de Raad van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder c), de artikelen 11 en 12 en artikel 19, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2000/75/EG bevat controlevoorschriften en maatregelen ter bestrijding en uitroeiing van bluetongue, waaronder voorschriften inzake de instelling van beschermings- en toezichtsgebieden, de uitvoering van vaccinatieprogramma's, en een verbod op de verplaatsing van dieren uit die gebieden.

(2)

Verordening (EG) nr. 1266/2007 van de Commissie (2) stelt in verband met bluetongue bepalingen vast wat betreft de bestrijding, monitoring, surveillance en beperkingen op verplaatsingen van dieren in en uit een beschermings- en toezichtsgebied („beperkingsgebied”).

(3)

Bijlage III bij die verordening stelt vast onder welke voorwaarden vatbare dieren en sperma, eicellen en embryo's daarvan worden vrijgesteld van het verplaatsingsverbod overeenkomstig Richtlijn 2000/75/EG.

(4)

Volgens het advies van het Wetenschappelijk Panel voor diergezondheid en dierenwelzijn van de EFSA over vectoren en vaccins (3), dat op 27 april 2007 is goedgekeurd, is vaccinatie een geschikt middel tot bestrijding van bluetongue en tot vermijding van klinische uitbraken en derhalve tot beperking van verliezen voor landbouwers.

(5)

De vaccinatie van dieren tegen bluetongue is van grote invloed op de immuunstatus van de populaties van de voor deze ziekte vatbare soorten dieren. De lidstaten dienen aan de hand van de bevindingen van de uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1266/2007 uitgevoerde bluetonguemonitoringprogramma's te bewijzen dat er geen algemeen of specifiek serotype van het bluetonguevirus circuleert in een gedeelte van het beperkingsgebied. Dergelijke montoringprogramma's dienen onder meer een passieve klinische surveillance en een actieve surveillance op basis van laboratoriumonderzoek te omvatten door middel van ten minste monitoring met verklikkerdieren.

(6)

Surveillance op basis van laboratoriumonderzoek met behulp van verklikkerdieren hoeft niet beperkt te blijven tot slechts een serologische test, maar kan ook worden uitgevoerd door middel van andere diagnosemethoden, namelijk tests voor de opsporing van ziekteverwekkers.

(7)

Wanneer er geen virus circuleert, moet vaccinatie niet worden ontraden en moet preventieve vaccinatie in beperkingsgebieden waar het virus niet circuleert niet worden verhinderd. Overeenkomstig Richtlijn 2000/75/EG is vaccinatie tegen bluetongue echter slechts toegestaan binnen het beschermingsgebied. Artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1266/2007 bepaalt dat verplaatsingen van dieren binnen hetzelfde beperkingsgebied waar hetzelfde (dezelfde) serotype(s) van het bluetonguevirus circuleert (circuleren) door de bevoegde autoriteit worden toegestaan, mits de te verplaatsen dieren op de dag van het vervoer geen klinische tekenen van bluetongue vertonen, waarbij ervan wordt uitgegaan dat deze dieren geen extra risico voor de diergezondheid opleveren.

(8)

In gebieden waar gevaccineerd is en waar geen specifiek(e) serotype(s) van het bluetonguevirus circuleert (circuleren), is het risico geringer dan in andere van het beperkingsgebied deel uitmakende gebieden waar het virus circuleert. Daarom dient de lidstaten te worden toegestaan om binnen het beschermingsgebied gebieden af te bakenen waar gevaccineerd is en waar geen specifiek(e) serotype(s) van het bluetonguevirus circuleert (circuleren). De lidstaten moeten de Commissie in kennis stellen dat zij voornemens zijn deze gebieden af te bakenen en haar daarbij alle informatie doen toekomen waaruit blijkt dat dit gerechtvaardigd is. De andere lidstaten moeten eveneens van een dergelijke afbakening in kennis worden gesteld.

(9)

Artikel 7, lid 2, staat op bepaalde voorwaarden toe dat dieren uit een beschermingsgebied naar een toezichtsgebied worden verplaatst. Verplaatsingen van dieren uit een gedeelte van een beperkingsgebied waar het virus circuleert naar een ander gedeelte van hetzelfde gebied waar gevaccineerd is en het virus niet circuleert, moeten worden toegestaan onder dezelfde voorwaarden als die gelden voor verplaatsingen van dieren uit een beschermingsgebied naar een toezichtsgebied in hetzelfde beperkingsgebied om het risico te verminderen dat het virus zich verspreidt naar het gedeelte van het beperkingsgebied waar gevaccineerd is en het virus niet circuleert. Derhalve dienen de huidige bepalingen inzake verplaatsingen van dieren binnen hetzelfde beperkingsgebied waar hetzelfde (dezelfde) serotype(s) van het bluetonguevirus circuleert (circuleren) te worden gewijzigd.

(10)

Verplaatsingen van dieren uit een gedeelte van een beperkingsgebied waar gevaccineerd is en het virus niet circuleert, naar een gebied buiten het beperkingsgebied zijn thans toegestaan onder dezelfde voorwaarden die gelden wanneer dieren worden verplaatst uit een beperkingsgebied waar het virus circuleert naar een gebied buiten het beperkingsgebied. Gezien het geringe risiconiveau van verplaatsingen van dieren uit een beperkingsgebied waar gevaccineerd is en het virus niet circuleert, is het echter acceptabel om zulke verplaatsingen toe te staan onder minder strenge voorwaarden ten aanzien van de test voor het opsporen van het virus die voor bepaalde categorieën gevaccineerde dieren verplicht is. Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1266/2007 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

Verordening (EG) nr. 1266/2007 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1266/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a)

het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

„2 bis.   De lidstaten kunnen op grond van het resultaat van een risicobeoordeling waarbij rekening is gehouden met voldoende epidemiologische gegevens verkregen aan de hand van de monitoring met verklikkerdieren overeenkomstig punt 1.1.2.1 van bijlage I, onder de volgende voorwaarden een gedeelte van een beschermingsgebied afbakenen als een „beperkingsgebied waar gevaccineerd is en geen specifiek(e) bluetonguevirusserotype(s) circuleert (circuleren)” („laagrisicogebied”):

i)

er wordt in dat gedeelte van het beschermingsgebied gevaccineerd tegen een specifiek serotype of specifieke serotypes;

ii)

er circuleert in dat gedeelte van het beschermingsgebied geen virus van dat (die) specifieke bluetongueserotype(s);

Een lidstaat die voornemens is een gedeelte van een beschermingsgebied als „laagrisicogebied” af te bakenen, stelt de Commissie van dit voornemen is kennis. Die kennisgeving gaat vergezeld van alle noodzakelijke informatie en gegevens ter motivering van de afbakening met het oog op de epidemiologische situatie van het gebied in kwestie, met name ten aanzien van het bestaande bluetonguemonitoringprogramma. De lidstaat stelt eveneens de andere lidstaten onverwijld in kennis hiervan.

Verplaatsingen van dieren binnen hetzelfde beperkingsgebied uit een gebied waar hetzelfde (dezelfde) bluetonguevirusserotype(s) circuleert (circuleren) naar een gedeelte van hetzelfde beperkingsgebied dat is afgebakend als „laagrisicogebied”, kunnen slechts worden toegestaan indien:

a)

de dieren aan de voorwaarden van bijlage III voldoen, of

b)

de dieren aan andere adequate diergezondheidsgaranties voldoen op grond van een positieve uitkomst van een risicobeoordeling van de maatregelen tegen de verspreiding van het bluetonguevirus en ter bescherming tegen vectoren, die vóór de verplaatsing van de dieren door de bevoegde autoriteit van de plaats van herkomst worden voorgeschreven en door de bevoegde autoriteit van de plaats van bestemming worden goedgekeurd, of

c)

de dieren bestemd zijn voor onmiddellijke slacht.”;

b)

de leden 3 en 4 komen als volgt te luiden:

„3.   De lidstaat van herkomst stelt de Commissie en de andere lidstaten onmiddellijk in kennis van de in de lid 2, onder b), of lid 2 bis, onder b), bedoelde diergezondheidsgaranties.

4.   Voor de in de leden 1, 2 en 2 bis van dit artikel bedoelde dieren wordt de volgende zin toegevoegd aan de overeenkomstige gezondheidscertificaten, vastgesteld in de Richtlijnen 64/432/EEG, 91/68/EEG en 92/65/EEG of bedoeld in Beschikking 93/444/EEG:

Dieren in overeenstemming met … (artikel 7, lid 1, artikel 7, lid 2, onder a), of artikel 7, lid 2, onder b), of artikel 7, lid 2, onder c), of artikel 7, lid 2 bis, onder a), of artikel 7, lid 2 bis, onder b), of artikel 7, lid 2 bis, onder c), aangeven wat van toepassing is) van Verordening (EG) nr. 1266/2007.”.

2.

Bijlage I, punt 1.1.2.1 komt als volg te luiden:

1.1.2.1.   Monitoring met verklikkerdieren:

de monitoring met verklikkerdieren bestaat uit een actief jaarlijks programma voor het testen van verklikkerdieren gericht op de evaluatie van de circulatie van het bluetonguevirus in het beperkingsgebied. De verklikkerdieren moeten zo mogelijk runderen zijn. Zij moeten zich bevinden in delen van het beperkingsgebied waar een risicoanalyse, die met entomologische en ecologische evaluaties rekening houdt, de aanwezigheid van de vector heeft bevestigd of waar voor de vermeerdering van de vector geschikte habitats voorkomen;

de verklikkerdieren worden tijdens de activiteitsperiode van de betrokken vector, indien bekend, ten minste elke maand getest. Als dergelijke informatie ontbreekt, worden de verklikkerdieren ten minste elke maand van het jaar getest;

het minimumaantal verklikkerdieren per geografische eenheid voor bluetonguemonitoring en -surveillance moet representatief en toereikend zijn om een maandelijkse incidentie (4) van 2 % met een betrouwbaarheid van 95 % in elke geografische eenheid op te sporen;

de laboratoriumtests moeten zodanig zijn opgezet dat positieve screeningtests gevolgd worden door de specifieke serologische/virologische tests voor het bluetongueserotype dat of de bluetongueserotypes die nodig zijn om in ieder epidemiologisch relevant geografische gebied de aanwezigheid van dat (die) specifieke circulerende serotype(s) te kunnen vaststellen.

3.

Bijlage III, deel A, wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 5, onder b), komt als volgt te luiden:

„b)

zij zijn met een geïnactiveerd vaccin gevaccineerd vóór ten minste het aantal dagen dat nodig is voor het begin van de immuniteitsbescherming, als aangegeven in de specificaties van het voor het vaccinatieprogramma goedgekeurde vaccin en zij zijn onderworpen aan een test voor de opsporing van ziekteverwekkers overeenkomstig het OIE Terrestrial Manual, die met negatieve resultaten is uitgevoerd ten minste 14 dagen na het begin van de immuniteitsbescherming, als aangegeven in de specificaties van het voor het vaccinatieprogramma goedgekeurde vaccin; die test voor de opsporing van ziekteverwekkers is echter niet nodig voor verplaatsingen van dieren uit een gedeelte van een beperkingsgebied dat overeenkomstig artikel 7, lid 2 bis, van deze verordening als „laagrisicogebied” is afgebakend.”;

b)

de derde alinea komt als volgt te luiden:

„Voor drachtige dieren moet vóór de inseminatie of dekking aan ten minste een van de in de punten 5, 6 en 7 beschreven voorwaarden zijn voldaan, of moet zijn voldaan aan de voorwaarde overeenkomstig punt 3. Wanneer een serologische test overeenkomstig punt 3 wordt uitgevoerd, gebeurt dit niet eerder dan zeven dagen voor de datum van verplaatsing.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 februari 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 327 van 22.12.2000, blz. 74.

(2)  PB L 283 van 27.10.2007, blz. 37.

(3)  The EFSA Journal (2007) 479, blz. 1-29.

(4)  Volgens schattingen is 20 % de normale jaarlijkse seroconversiegraad in een besmet gebied. In de Gemeenschap vindt de viruscirculatie echter hoofdzakelijk plaats in een periode van circa zes maanden (einde voorjaar/medio najaar). Daarom is 2 % een voorzichtige schatting van de verwachte maandelijkse seroconversiegraad.”.