25.11.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 310/34 |
RICHTLIJN 2009/133/EG VAN DE RAAD
van 19 oktober 2009
betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten en voor de verplaatsing van de statutaire zetel van een SE of een SCE van een lidstaat naar een andere lidstaat
(gecodificeerde versie)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 94,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 90/434/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten en voor de verplaatsing van de statutaire zetel van een SE of een SCE van een lidstaat naar een andere lidstaat (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan. |
(2) |
Fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil, betrekking hebbende op vennootschappen uit verschillende lidstaten kunnen noodzakelijk zijn teneinde in de Gemeenschap soortgelijke voorwaarden te scheppen als op een binnenlandse markt en daardoor de goede werking van de interne markt te verzekeren. Deze transacties moeten niet worden belemmerd door uit de fiscale voorschriften der lidstaten voortvloeiende bijzondere beperkingen, nadelen of distorsies. Er moet bijgevolg voor deze transacties worden voorzien in concurrentieneutrale belastingvoorschriften om de ondernemingen in staat te stellen zich aan te passen aan de eisen van de gemeenschappelijke markt, hun productiviteit te vergroten en hun concurrentiepositie op de internationale markt te versterken. |
(3) |
Bepalingen van fiscale aard benadelen deze transacties thans ten opzichte van transacties met betrekking tot vennootschappen van een zelfde lidstaat. Deze benadeling moet worden opgeheven. |
(4) |
Dit doel kan niet worden bereikt door de in de lidstaten geldende nationale regelingen uit te breiden tot de gehele Gemeenschap, omdat de verschillen tussen deze regelingen distorsies kunnen veroorzaken. Daarom kan uitsluitend een gemeenschappelijke fiscale regeling een bevredigende oplossing bieden. |
(5) |
De gemeenschappelijke fiscale regeling moet voorkomen dat wegens fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa of aandelenruil belasting wordt geheven, met dien verstande dat de financiële belangen van de lidstaat van de inbrengende of verworven vennootschap moeten worden veiliggesteld. |
(6) |
Wat fusies, splitsingen en inbreng van activa betreft, hebben deze transacties normaliter tot resultaat dat de inbrengende vennootschap wordt omgezet in een vaste inrichting van de ontvangende vennootschap of dat de activa gaan behoren tot een vaste inrichting van laatstgenoemde vennootschap. |
(7) |
Toepassing van het systeem van uitstel van belastingheffing over de meerwaarde der ingebrachte goederen welke tot die vaste inrichting blijven behoren tot het tijdstip dat deze metterdaad wordt gerealiseerd, biedt de mogelijkheid belastingheffing ter zake van de betreffende boekwinsten te voorkomen, terwijl de latere heffing door de lidstaat van de inbrengende vennootschap op het moment van realisatie van deze winsten gewaarborgd blijft. |
(8) |
Hoewel de in bijlage I, deel A, genoemde vennootschappen belastingplichtige vennootschappen in hun woonstaat zijn, kunnen sommige ervan door andere lidstaten als fiscaal transparant worden aangemerkt. Om de doeltreffendheid van deze richtlijn te behouden, moeten de lidstaten die niet-ingezeten belastingplichtige vennootschappen als fiscaal transparant aanmerken, ook aan deze vennootschappen de voordelen van deze richtlijn toekennen. Evenwel moet de lidstaten de keuze worden gelaten de desbetreffende bepalingen van deze richtlijn niet toe te passen wanneer zij belasting heffen op directe of indirecte deelgerechtigden van die belastingplichtige vennootschappen. |
(9) |
Er moet tevens een regeling worden getroffen voor de fiscale behandeling van bepaalde reserves of verliezen van de inbrengende vennootschap en er moet een oplossing worden gevonden voor de fiscale problemen die aan de orde komen wanneer een van de vennootschappen een deelneming bezit in het kapitaal van de andere. |
(10) |
Toekenning van aandelen van de ontvangende of verwervende vennootschap aan de deelgerechtigden van de inbrengende vennootschap mag op zichzelf niet leiden tot enigerlei belastingheffing bij die deelgerechtigden. |
(11) |
Het besluit van een SE of een SCE om het bedrijf te reorganiseren door de statutaire zetel te verplaatsen, mag niet worden belemmerd door discriminerende belastingregels of beperkingen, nadelen of verstoringen als gevolg van nationale belastingwetgeving die in strijd is met het Gemeenschapsrecht. Het verplaatsen of een gebeurtenis die met die verplaatsing verband houdt, kan in de lidstaat van waaruit de statutaire zetel verplaatst wordt, aanleiding geven tot een belastingheffing. Wanneer de activa van de SE of de SCE daadwerkelijk verbonden blijven met een tot de SE of de SCE behorende vaste inrichting die gelegen is in de lidstaat van waaruit de statutaire zetel wordt verplaatst, moet die vaste inrichting soortgelijke voordelen genieten als die waarin de artikelen 4, 5 en 6 voorzien. Bovendien moet belastingheffing van de deelgerechtigden bij de verplaatsing van de statutaire zetel worden uitgesloten. |
(12) |
In deze richtlijn zijn geen bepalingen opgenomen betreffende de verliezen van een vaste inrichting in een andere lidstaat die in de woonstaat van een SE of SCE in de balans zijn opgenomen. Met name wanneer de statutaire zetel van een SE of SCE naar een andere lidstaat wordt verplaatst, doet dit geenszins afbreuk aan het recht van de vroegere lidstaat van vestiging om te gelegener tijd de verliezen bij de belastbare winsten op te tellen. |
(13) |
De lidstaten moeten het voordeel dat voortvloeit uit de toepassing van de bepalingen van de richtlijn kunnen weigeren indien de fusie, splitsing, gedeeltelijke splitsing, inbreng van activa, aandelenruil of de verplaatsing van de statutaire zetel van een SE of een SCE, belastingfraude of -ontwijking tot doel heeft of tot gevolg heeft dat een al dan niet aan de transactie deelnemende vennootschap niet meer voldoet aan de voorwaarden die vereist zijn voor de werknemersvertegenwoordiging in de vennootschapsorganen. |
(14) |
Een van de doelstellingen van deze richtlijn is obstakels weg te nemen die de werking van de interne markt kunnen belemmeren, zoals dubbele belastingheffing. Voor zover dit met deze richtlijn niet ten volle is gerealiseerd, moeten de lidstaten de nodige maatregelen nemen om dit doel alsnog te bereiken. |
(15) |
Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Elke lidstaat past de in deze richtlijn opgenomen bepalingen toe op:
a) |
fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil waarbij vennootschappen van twee of meer lidstaten betrokken zijn; |
b) |
verplaatsingen van een lidstaat naar een andere lidstaat van de statutaire zetel van een Europese vennootschap (Societas Europaea of SE), opgericht volgens Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) (5), en van een Europese coöperatieve vennootschap (SCE), opgericht volgens Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese coöperatieve vennootschap (SCE) (6). |
Artikel 2
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
a) „fusie”: de rechtshandeling waarbij:
b) „splitsing”: de rechtshandeling waarbij de activa en passiva van het vermogen van een vennootschap als gevolg en op het tijdstip van haar ontbinding zonder liquidatie in hun geheel op twee of meer reeds bestaande of nieuwe vennootschappen overgaan tegen uitgifte, volgens een pro-rataregeling, van bewijzen van deelgerechtigdheid in het maatschappelijk kapitaal van de ontvangende vennootschappen aan haar deelgerechtigden, eventueel met een bijbetaling in geld welke niet meer mag bedragen dan 10 % van de nominale waarde of, bij gebreke van een nominale waarde, van de fractiewaarde van deze bewijzen;
c) „gedeeltelijke splitsing”: de rechtshandeling waarbij één of meer takken van bedrijvigheid van een vennootschap, zonder dat deze wordt ontbonden, op één of meer reeds bestaande of nieuwe vennootschappen overgaan en ten minste één tak van bedrijvigheid in de inbrengende vennootschap overblijft tegen uitgifte, volgens een pro-rataregeling, van bewijzen van deelgerechtigdheid in het maatschappelijk kapitaal van de ontvangende vennootschappen aan haar deelgerechtigden, eventueel met een bijbetaling in geld welke niet meer mag bedragen dan 10 % van de nominale waarde of, bij gebreke van een nominale waarde, van de fractiewaarde van deze bewijzen;
d) „inbreng van activa”: de rechtshandeling waarbij een vennootschap, zonder ontbonden te worden, haar gehele dan wel één of meer takken van haar bedrijvigheid inbrengt in een andere vennootschap, tegen verkrijging van bewijzen van deelgerechtigdheid in het maatschappelijk kapitaal van de vennootschap welke de inbreng ontvangt;
e) „aandelenruil”: de rechtshandeling waarbij een vennootschap in het maatschappelijk kapitaal van een andere vennootschap een deelneming verkrijgt waardoor zij een meerderheid van stemmen in die vennootschap krijgt, of waardoor zij, indien zij reeds over een meerderheid beschikt, haar deelneming vergroot, tegen uitgifte aan de deelgerechtigden van laatstgenoemde vennootschap, in ruil voor hun bewijzen van deelgerechtigdheid, van bewijzen van deelgerechtigdheid in het maatschappelijk kapitaal van eerstgenoemde vennootschap, eventueel met een bijbetaling in geld welke niet meer mag bedragen dan 10 % van de nominale waarde, of bij gebreke van een nominale waarde, van de fractiewaarde van de in het kader van deze ruil uitgegeven bewijzen;
f) „inbrengende vennootschap”: de vennootschap die de activa en passiva van haar vermogen overdraagt of haar gehele dan wel één of meer takken van haar bedrijvigheid inbrengt;
g) „ontvangende vennootschap”: de vennootschap die de activa en passiva van het vermogen dan wel alle of één of meer takken van bedrijvigheid van de inbrengende vennootschap ontvangt;
h) „verworven vennootschap”: de vennootschap waarin een andere vennootschap een deelneming verwerft door middel van een effectenruil;
i) „verwervende vennootschap”: de vennootschap die een deelneming verwerft door middel van een effectenruil;
j) „tak van bedrijvigheid”: het totaal van de activa en passiva van een afdeling van een vennootschap die uit organisatorisch oogpunt een onafhankelijke exploitatie vormen, dat wil zeggen een geheel dat op eigen kracht kan functioneren;
k) „verplaatsing van de statutaire zetel”: de rechtshandeling waarbij een SE of een SCE, zonder haar onderneming te staken of een nieuwe rechtspersoon op te richten, haar statutaire zetel van een lidstaat naar een andere lidstaat verplaatst.
Artikel 3
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder „vennootschap van een lidstaat” verstaan iedere vennootschap:
a) |
die een van de in bijlage I, deel A, genoemde rechtsvormen heeft; |
b) |
die volgens de fiscale wetgeving van een lidstaat wordt geacht fiscaal in die lidstaat te zijn gevestigd en die volgens een met een derde land gesloten verdrag inzake dubbele belastingheffing niet wordt geacht fiscaal buiten de Gemeenschap te zijn gevestigd, en |
c) |
die, zonder mogelijkheid van keuze en zonder ervan te zijn vrijgesteld, is onderworpen aan een van de in bijlage I, deel B, genoemde belastingen of aan enige andere belasting die in de plaats zou komen van een van die belastingen. |
HOOFDSTUK II
REGELS VOOR FUSIES, SPLITSINGEN, GEDEELTELIJKE SPLITSINGEN, INBRENG VAN ACTIVA EN AANDELENRUIL
Artikel 4
1. Fusies, splitsingen en gedeeltelijke splitsingen leiden niet tot enigerlei belastingheffing over de vermogenswinst die bepaald wordt door het verschil tussen de werkelijke waarde van de ingebrachte activa en passiva en hun fiscale waarde.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
a) „fiscale waarde”: de waarde welke voor de toepassing van de belastingen over het inkomen, de winst of de vermogenswinst de basis zou hebben gevormd voor de berekening van een winst of een verlies bij de inbrengende vennootschap, indien deze activa en passiva zouden zijn verkocht ten tijde van, maar onafhankelijk van, de fusie, splitsing of gedeeltelijke splitsing;
b) „ingebrachte activa en passiva”: de activa en passiva van de inbrengende vennootschap welke als gevolg van de fusie, splitsing of gedeeltelijke splitsing metterdaad gaan behoren tot een vaste inrichting van de ontvangende vennootschap in de lidstaat van de inbrengende vennootschap en bijdragen tot de totstandkoming van de resultaten die in aanmerking worden genomen voor de belastinggrondslag.
3. Wanneer lid 1 van toepassing is en een lidstaat een elders gevestigde inbrengende vennootschap als fiscaal transparant aanmerkt op grond van een beoordeling, door de lidstaat, van de juridische eigenschappen waarover de vennootschap beschikt ingevolge het recht waarnaar zij is opgericht, en de lidstaat daarom de deelgerechtigden over hun aandeel in de winst van de inbrengende vennootschap belast, indien en voor zover er winst is, heft de lidstaat generlei belasting over het inkomen, de winst of de vermogenswinst die bepaald wordt door het verschil tussen de werkelijke waarde van de ingebrachte activa en passiva en hun fiscale waarde.
4. De leden 1 en 3 zijn slechts van toepassing indien de ontvangende vennootschap verdere afschrijvingen, alsook meerwaarden en waardeverminderingen betreffende deze ingebrachte activa en passiva, berekent met toepassing van dezelfde regels als de inbrengende vennootschap had kunnen toepassen indien de fusie, splitsing of gedeeltelijke splitsing niet zou hebben plaatsgevonden.
5. Indien de wetgeving van de lidstaat van de inbrengende vennootschap de ontvangende vennootschap toestaat verdere afschrijvingen, alsook meerwaarden en waardeverminderingen betreffende de ingebrachte activa en passiva, te berekenen onder voorwaarden welke afwijken van die van lid 4, is lid 1 niet van toepassing op die activa en passiva waarvoor de ontvangende vennootschap van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt.
Artikel 5
De lidstaten treffen de nodige maatregelen opdat de reserves die door de inbrengende vennootschap in overeenstemming met de voorschriften met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van belasting zijn gevormd, behoudens de reserves uit vaste inrichtingen in het buitenland, onder dezelfde voorwaarden worden overgenomen door de vaste inrichtingen van de ontvangende vennootschap welke zijn gelegen in de lidstaat van de inbrengende vennootschap, waarbij de ontvangende vennootschap de rechten en verplichtingen van de inbrengende vennootschap overneemt.
Artikel 6
Voor zover de lidstaat van de inbrengende vennootschap, indien de in artikel 1, onder a), bedoelde rechtshandelingen verricht werden tussen op zijn grondgebied gevestigde vennootschappen, bepalingen zou toepassen die de ontvangende vennootschap in staat stellen de fiscaal nog niet verrekende verliezen van de inbrengende vennootschap over te nemen, breidt die lidstaat deze bepalingen uit tot de overname van zulke verliezen door de vaste inrichtingen van de ontvangende vennootschap, die zich op zijn grondgebied bevinden.
Artikel 7
1. Indien de ontvangende vennootschap een deelneming bezit in het kapitaal van de inbrengende vennootschap, leiden de bij de ontvangende vennootschap bij beëindiging van haar deelneming in het kapitaal van de inbrengende vennootschap te voorschijn komende meerwaarden tot geen enkele vorm van belastingheffing.
2. De lidstaten mogen van lid 1 afwijken wanneer de deelneming van de ontvangende vennootschap in het kapitaal van de inbrengende vennootschap minder dan 15 % bedraagt.
Vanaf 1 januari 2009 bedraagt de minimumdeelneming 10 %.
Artikel 8
1. Indien bij een fusie, een splitsing of een aandelenruil bewijzen van deelgerechtigdheid in het maatschappelijk kapitaal van de ontvangende of de verwervende vennootschap worden toegekend aan een deelgerechtigde van de inbrengende of verworven vennootschap, in ruil voor bewijzen van deelgerechtigdheid in het maatschappelijk kapitaal van deze laatste vennootschap, mag dit op zich niet leiden tot enigerlei belastingheffing over het inkomen, de winst of de vermogenswinst van deze deelgerechtigde.
2. Toekenning, bij een gedeeltelijke splitsing, van bewijzen van deelgerechtigdheid in het maatschappelijk kapitaal van de ontvangende vennootschap aan een deelgerechtigde van de inbrengende vennootschap, mag op zich niet leiden tot enigerlei belastingheffing over het inkomen, de winst of de vermogenswinst van deze deelgerechtigde.
3. Wanneer een lidstaat een deelgerechtigde als fiscaal transparant aanmerkt op grond van een beoordeling, door de lidstaat, van de juridische eigenschappen waarover de deelgerechtigde beschikt ingevolge het recht waarnaar hij is opgericht, en de lidstaat daarom personen met een belang in de deelgerechtigde over hun aandeel in de winst van de deelgerechtigde belast, indien en voor zover er winst is, onderwerpt de lidstaat die personen niet aan belasting over het inkomen, de winst of de vermogenswinst die voortvloeit uit de toekenning van de bewijzen van deelgerechtigheid in het maatschappelijk kapitaal van de ontvangende of verwervende vennootschap aan de deelgerechtigde.
4. De leden 1 en 3 zijn slechts van toepassing indien de deelgerechtigde aan de in ruil ontvangen bewijzen geen hogere fiscale waarde toerekent dan de waarde die de geruilde bewijzen onmiddellijk vóór de fusie, de splitsing of de aandelenruil hadden.
5. De leden 2 en 3 zijn slechts van toepassing indien de deelgerechtigde aan de som van de in ruil ontvangen bewijzen en de door hem in de inbrengende vennootschap gehouden bewijzen geen hogere fiscale waarde toerekent dan de waarde die de door hem in de inbrengende vennootschap gehouden bewijzen onmiddellijk vóór de gedeeltelijke splitsing hadden.
6. De toepassing van de leden 1, 2 en 3 belet de lidstaten niet de winst die uit de latere vervreemding van de ontvangen bewijzen voortvloeit, op dezelfde wijze te belasten als de winst uit de vervreemding van de bewijzen die vóór de verwerving bestonden.
7. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „fiscale waarde” verstaan: de waarde die als grondslag zou dienen voor de eventuele berekening van een meerwaarde of waardevermindering die onder de toepassing valt van een belasting over het inkomen, de winst of de vermogenswinst van de deelgerechtigde van de vennootschap.
8. Indien een deelgerechtigde overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat waar hij zijn fiscale woonplaats heeft, een andere fiscale behandeling mag kiezen dan die welke in de leden 4 en 5 is omschreven, gelden de leden 1, 2 en 3 niet voor de bewijzen van deelgerechtigdheid waarvoor deze deelgerechtigde dit keuzerecht heeft uitgeoefend.
9. De leden 1, 2 en 3 vormen geen beletsel voor het in aanmerking nemen, ter fine van het belasten van de deelgerechtigde, van een bijbetaling in geld die hem eventueel zou worden toegekend bij de fusie, de splitsing, de gedeeltelijke splitsing of de aandelenruil.
Artikel 9
De artikelen 4, 5 en 6 zijn van toepassing op de inbreng van activa.
HOOFDSTUK III
BIJZONDER GEVAL VAN DE INBRENG VAN EEN VASTE INRICHTING
Artikel 10
1. Indien tot de bij een fusie, een splitsing, een gedeeltelijke splitsing of een inbreng van activa ingebrachte goederen een vaste inrichting van de inbrengende vennootschap behoort welke is gelegen in een andere lidstaat dan die waaronder de inbrengende vennootschap ressorteert, ziet de lidstaat van de inbrengende vennootschap af van ieder recht tot belastingheffing ten aanzien van die vaste inrichting.
De lidstaat waaronder de inbrengende vennootschap ressorteert, mag bij het vaststellen van de belastbare winsten van deze vennootschap de vroegere verliezen van de vaste inrichting welke eventueel van de belastbare winst van die vennootschap in die lidstaat zijn afgetrokken en welke niet zijn gecompenseerd, bij de belastbare winsten optellen.
De lidstaat waar de vaste inrichting is gelegen en de lidstaat van de ontvangende vennootschap passen op die inbreng de bepalingen van deze richtlijn toe alsof de lidstaat waar de vaste inrichting is gelegen, de lidstaat van de inbrengende vennootschap was.
Dit lid is ook van toepassing indien de vaste inrichting is gelegen in dezelfde lidstaat als die waarin de ontvangende vennootschap haar fiscale woonplaats heeft.
2. In afwijking van lid 1 heeft de lidstaat van de inbrengende vennootschap die fiscaal een stelsel van wereldwinst toepast, het recht de winst of de vermogenswinst van de vaste inrichting die het resultaat is van de fusie, splitsing, gedeeltelijke splitsing of inbreng van activa, te belasten, op voorwaarde dat hij de aftrek toestaat van de belasting die zonder de bepalingen van deze richtlijn op die winst of die vermogenswinst zou zijn geheven in de lidstaat waar die vaste inrichting is gelegen, op dezelfde manier en voor hetzelfde bedrag als hij zou hebben gedaan indien die belasting werkelijk was geheven en betaald.
HOOFDSTUK IV
BIJZONDER GEVAL VAN TRANSPARANTE ENTITEITEN
Artikel 11
1. Wanneer een lidstaat een niet-ingezeten inbrengende of verworven vennootschap als fiscaal transparant beschouwt op grond van een beoordeling, door de lidstaat, van de juridische eigenschappen waarover de vennootschap beschikt ingevolge het recht waarnaar zij is opgericht, dan heeft die lidstaat het recht bij het heffen van een belasting op het inkomen, de winst of de vermogenswinst van die vennootschap ten aanzien van directe of indirecte deelgerechtigden van die vennootschap de bepalingen van deze richtlijn niet toe te passen.
2. Een lidstaat die het in lid 1 bedoelde recht uitoefent, staat aftrek toe van de belasting die zonder de bepalingen van deze richtlijn zou zijn geheven op het inkomen, de winst of de vermogenswinst van de fiscaal transparante onderneming, zulks op dezelfde manier en voor hetzelfde bedrag als die lidstaat zou hebben gedaan indien die belasting werkelijk was geheven en betaald.
3. Wanneer een lidstaat een niet-ingezeten ontvangende of verwervende vennootschap als fiscaal transparant beschouwt op grond van een beoordeling, door die lidstaat, van de juridische eigenschappen waarover de vennootschap beschikt ingevolge het recht waarnaar zij is opgericht, dan heeft die lidstaat het recht artikel 8, leden 1, 2 en 3, niet toe te passen.
4. Wanneer een lidstaat een niet-ingezeten ontvangende vennootschap als fiscaal transparant beschouwt op grond van een beoordeling, door de lidstaat, van de juridische eigenschappen waarover de vennootschap beschikt ingevolge het recht waarnaar zij is opgericht, kan die lidstaat op elk van de directe of indirecte deelgerechtigden, dezelfde behandeling voor fiscale doeleinden toepassen als hij zou toepassen indien de ontvangende vennootschap haar fiscale woonplaats had in die lidstaat.
HOOFDSTUK V
REGELS VOOR DE VERPLAATSING VAN DE STATUTAIRE ZETEL VAN EEN SE OF EEN SCE
Artikel 12
1. Wanneer:
a) |
een SE of een SCE haar statutaire zetel van een lidstaat naar een andere lidstaat verplaatst, of |
b) |
ingevolge de verplaatsing van haar statutaire zetel van een lidstaat naar een andere lidstaat, een SE of een SCE die haar fiscale woonplaats in de eerste lidstaat heeft, niet langer haar fiscale woonplaats heeft in die lidstaat, en een nieuwe fiscale woonplaats in een andere lidstaat verkrijgt, |
leidt deze verplaatsing van de statutaire zetel of de opheffing van de fiscale woonplaats niet tot enigerlei belastingheffing over de vermogenswinst in de lidstaat van waar de statutaire zetel is verplaatst, welke wordt berekend overeenkomstig artikel 4, lid 1, en voortvloeit uit de activa en passiva van de SE of de SCE die bijgevolg feitelijk verbonden blijven met een vaste inrichting van de SE of de SCE in de lidstaat van waar de statutaire zetel is verplaatst, en die bijdragen tot de totstandkoming van de resultaten welke in aanmerking worden genomen voor de belastinggrondslag.
2. Lid 1 is slechts van toepassing indien de SE of de SCE verdere afschrijvingen, alsook meerwaarden en waardeverminderingen betreffende de activa en passiva die feitelijk verbonden blijven met die vaste inrichting, berekent alsof de statutaire zetel niet was verplaatst, dan wel de SE of de SCE haar fiscale woonplaats nog steeds in die lidstaat heeft.
3. Indien de wetgeving van de lidstaat van waar de statutaire zetel is verplaatst de SE of de SCE toestaat verdere afschrijvingen, alsook meerwaarden en waardeverminderingen betreffende de activa en passiva die in die lidstaat achterblijven, te berekenen onder voorwaarden welke afwijken van die van lid 2, is lid 1 niet van toepassing op de activa en passiva waarvoor van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt.
Artikel 13
1. Wanneer:
a) |
een SE of een SCE haar statutaire zetel van een lidstaat naar een andere lidstaat verplaatst, of |
b) |
ingevolge de verplaatsing van haar statutaire zetel van een lidstaat naar een andere lidstaat, een SE of een SCE die haar fiscale woonplaats in de eerste lidstaat heeft, niet langer haar fiscale woonplaats heeft in die lidstaat, en een nieuwe fiscale woonplaats in een andere lidstaat verkrijgt, |
nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat voorzieningen of reserves die de SE of de SCE volgens de voorschriften heeft aangelegd vóór de verplaatsing van de statutaire zetel, en die geheel of gedeeltelijk belastingvrij zijn en niet uit vaste inrichtingen in het buitenland voortkomen, met dezelfde belastingvrijstelling kunnen worden overgenomen door een SE of de SCE die is gevestigd op het grondgebied van de lidstaat van waar de statutaire zetel werd verplaatst.
2. Voor zover een vennootschap die haar zetel binnen het grondgebied van een lidstaat verplaatst, de fiscaal niet verrekende verliezen op vorige of volgende jaren mag afboeken, staat die lidstaat de op zijn grondgebied gelegen vaste inrichting van de SE of de SCE die haar zetel verplaatst, toe die fiscaal nog niet verrekende verliezen van de SE of de SCE over te nemen, op voorwaarde dat het afboeken van verliezen op vorige of volgende jaren in vergelijkbare omstandigheden mogelijk zou zijn geweest voor een vennootschap die in die lidstaat haar zetel of fiscale woonplaats behoudt.
Artikel 14
1. De verplaatsing van de statutaire zetel van een SE of een SCE leidt op zich niet tot enigerlei belastingheffing over het inkomen, de winst of de vermogenwinst van de deelgerechtigden.
2. De toepassing van lid 1 belet de lidstaten niet belasting te heffen over de winst die voortvloeit uit de latere vervreemding van de bewijzen van deelgerechtigdheid in het kapitaal van de SE of de SCE die haar statutaire zetel verplaatst.
HOOFDSTUK VI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 15
1. De lidstaten kunnen weigeren de bepalingen van de artikelen 4 tot en met 14 geheel of gedeeltelijk toe te passen of het voordeel ervan geheel of gedeeltelijk teniet te doen, indien blijkt dat een van de in artikel 1 bedoelde rechtshandelingen:
a) |
als hoofddoel of een der hoofddoelen belastingfraude of belastingontwijking heeft; wanneer de rechtshandeling niet plaatsvindt op grond van zakelijke overwegingen, zoals herstructurering of rationalisering van de activiteiten van de bij de rechtshandeling betrokken vennootschappen, geldt het vermoeden dat die rechtshandeling als hoofddoel of een van de hoofddoelen belastingfraude of belastingontwijking heeft; |
b) |
tot gevolg heeft dat een al dan niet aan de rechtshandeling deelnemende vennootschap niet meer voldoet aan de voorwaarden die vereist zijn voor de werknemersvertegenwoordiging in de vennootschapsorganen volgens de regeling die vóór de betrokken rechtshandeling van toepassing was. |
2. Lid 1, onder b), blijft van toepassing zolang en voor zover geen communautaire regelgeving die gelijkwaardige bepalingen bevat inzake werknemersvertegenwoordiging in de vennootschapsorganen, van toepassing wordt op de vennootschappen die onder de onderhavige richtlijn vallen.
Artikel 16
De lidstaten delen de Commissie de tekst mee van de belangrijkste bepalingen van intern recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 17
Richtlijn 90/434/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage II, deel A, genoemde besluiten, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen.
Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.
Artikel 18
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 19
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Luxemburg, 19 oktober 2009.
Voor de Raad
De voorzitter
E. ERLANDSSON
(1) Advies van 13 januari 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) PB C 100 van 30.4.2009, blz. 153.
(3) PB L 225 van 20.8.1990, blz. 1.
(4) Zie bijlage II, deel A.
(5) PB L 294 van 10.11.2001, blz. 1.
(6) PB L 207 van 18.8.2003, blz. 1.
BIJLAGE I
DEEL A
LIJST VAN DE IN ARTIKEL 3, ONDER a), BEDOELDE VENNOOTSCHAPPEN
a) |
De vennootschappen (SE) opgericht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2157/2001 en Richtlijn 2001/86/EG van de Raad van 8 oktober 2001 tot aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers (1), alsmede de coöperatieve vennootschappen (SCE) opgericht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1435/2003 en Richtlijn 2003/72/EG van de Raad van 22 juli 2003 tot aanvulling van het statuut van een Europese coöperatieve vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers (2). |
b) |
De vennootschappen naar Belgisch recht, geheten: „société anonyme”/„naamloze vennootschap”, „société en commandite par actions”/„commanditaire vennootschap op aandelen”, „société privée à responsabilité limitée”/„besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid”, „société coopérative à responsabilité limitée”/„coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid”, „société coopérative à responsabilité illimitée”/„coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid”, „société en nom collectif”/„vennootschap onder firma”, „société en commandite simple”/„gewone commanditaire vennootschap”, de overheidsbedrijven die een van vorengenoemde rechtsvormen hebben aangenomen, alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Belgisch recht en die onder de Belgische vennootschapsbelasting vallen. |
c) |
De vennootschappen naar Bulgaars recht, geheten: „събирателното дружество”, „командитното дружество”, „дружеството с ограничена отговорност”, „акционерното дружество”, „командитното дружество с акции”, „кооперации”, „кооперативни съюзи” en „държавни предприятия”, die zijn opgericht naar Bulgaars recht en commerciële activiteiten uitoefenen. |
d) |
De vennootschappen naar Tsjechisch recht, geheten: „akciová společnost” en „společnost s ručením omezeným”. |
e) |
De vennootschappen naar Deens recht, geheten: „aktieselskab” en „anpartsselskab”, alsmede de overige overeenkomstig de wet op de vennootschapsbelasting belastingplichtige ondernemingen, voor zover hun belastbare inkomsten worden berekend en belast volgens de algemene fiscaalrechtelijke regels van toepassing op „aktieselskaber”. |
f) |
De vennootschappen naar Duits recht geheten: „Aktiengesellschaft”, „Kommanditgesellschaft auf Aktien”, „Gesellschaft mit beschränkter Haftung”, „Versicherungsverein auf Gegenseitigkeit”, „Erwerbs- und Wirtschaftsgenossenschaft”, „Betriebe gewerblicher Art von juristischen Personen des öffentlichen Rechts”, alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Duits recht en die onder de Duitse vennootschapsbelasting vallen. |
g) |
De vennootschappen naar Estlands recht, geheten: „täisühing”, „usaldusühing”, „osaühing”, „aktsiaselts” en „tulundusühistu”. |
h) |
De vennootschappen die zijn opgericht naar of handelen onder Iers recht, de lichamen die zijn geregistreerd krachtens de Industrial and Provident Societies Act, de „building societies” die zijn opgericht onder de „Building Societies Acts”, en de „trustee savings banks” in de zin van de „Trustee Savings Banks Act” van 1989. |
i) |
De vennootschappen naar Grieks recht, geheten: „ανώνυμη εταιρεία” en „εταιρεία περιορισμένης ευθύνης (Ε.Π.Ε.)”. |
j) |
De vennootschappen naar Spaans recht, geheten: „sociedad anónima”, „sociedad comanditaria por acciones”, „sociedad de responsabilidad limitada”, alsmede de publiekrechtelijke lichamen die privaatrechtelijk werkzaam zijn. |
k) |
De vennootschappen naar Frans recht, geheten: „société anonyme”, „société en commandite par actions”, „société à responsabilité limitée”, „sociétés par actions simplifiées”, „sociétés d’assurances mutuelles”, „caisses d’épargne et de prévoyance”, „sociétés civiles” die automatisch aan de vennootschapsbelasting onderworpen zijn, „coopératives”, „unions de coopératives”, de overheidsinstellingen en -bedrijven met een industrieel of commercieel karakter, alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Frans recht en die onder de Franse vennootschapsbelasting vallen. |
l) |
De vennootschappen naar Italiaans recht, geheten: „società per azioni”, „società in accomandita per azioni”, „società a responsabilità limitata”, „società cooperative”, „società di mutua assicurazione”, alsook de particuliere en publieke lichamen met uitsluitend of hoofdzakelijk commerciële werkzaamheden. |
m) |
De vennootschappen („εταιρείες”) naar Cypriotisch recht, zoals gedefinieerd in de wetten op de inkomstenbelasting. |
n) |
De vennootschappen naar Lets recht, geheten: „akciju sabiedrība” en „sabiedrība ar ierobežotu atbildību”. |
o) |
De vennootschappen naar Litouws recht. |
p) |
De vennootschappen naar Luxemburgs recht, geheten: „société anonyme”, „société en commandite par actions”, „société à responsabilité limitée”, „société coopérative”, „société coopérative organisée comme une société anonyme”, „association d’assurances mutuelles”, „association d’épargne-pension”, „entreprise de nature commerciale, industrielle ou minière de l’État, des communes, des syndicats de communes, des établissements publics et des autres personnes morales de droit public”, alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Luxemburgs recht en die onder de Luxemburgse vennootschapsbelasting vallen. |
q) |
De vennootschappen naar Hongaars recht, geheten: „közkereseti társaság”, „betéti társaság”, „közös vállalat”, „korlátolt felelősségű társaság”, „részvénytársaság”, „egyesülés”, „közhasznú társaság” en „szövetkezet”. |
r) |
De vennootschappen naar Maltees recht, geheten: „Kumpaniji ta’ Responsabilita Limitata” en „Soċjetajiet en commandite li l-kapital tagħhom maqsum f’azzjonijiet”. |
s) |
De vennootschappen naar Nederlands recht, geheten: „naamloze vennootschap”, „besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid”, „open commanditaire vennootschap”, „coöperatie”, „onderlinge waarborgmaatschappij”, „fonds voor gemene rekening”, „vereniging op coöperatieve grondslag” en „vereniging welke op onderlinge grondslag als verzekeraar of kredietinstelling optreedt”, alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Nederlands recht en die onder de Nederlandse vennootschapsbelasting vallen. |
t) |
De vennootschappen naar Oostenrijks recht, geheten: „Aktiengesellschaft”, „Gesellschaft mit beschränkter Haftung” en „Erwerbs- und Wirtschaftsgenossenschaften”. |
u) |
De vennootschappen naar Pools recht, geheten: „spółka akcyjna” en „spółka z ograniczoną odpowiedzialnością”. |
v) |
Handelsvennootschappen of vennootschappen met handelsvorm, alsmede andere naar Portugees recht opgerichte rechtspersonen die commerciële of industriële activiteiten uitoefenen. |
w) |
De vennootschappen naar Roemeens recht, geheten: „societăți pe acțiuni”, „societăți în comandită pe acțiuni” en „societăți cu răspundere limitată”. |
x) |
De vennootschappen naar Sloveens recht, geheten: „delniška družba”, „komanditna družba” en „družba z omejeno odgovornostjo”. |
y) |
De vennootschappen naar Slowaaks recht, geheten: „akciová spoločnosť”, „spoločnosť s ručením obmedzeným” en „komanditná spoločnosť”. |
z) |
De vennootschappen naar Fins recht, geheten: „osakeyhtiö”/„aktiebolag”, „osuuskunta”/„andelslag”, „säästöpankki”/„sparbank” en „vakuutusyhtiö”/„försäkringsbolag”. |
aa) |
De vennootschappen naar Zweeds recht, geheten: „aktiebolag”, „bankaktiebolag”, „försäkringsaktiebolag”, „ekonomiska föreningar”, „sparbanker” en „ömsesidiga försäkringsbolag”. |
ab) |
De vennootschappen naar het recht van het Verenigd Koninkrijk. |
DEEL B
LIJST VAN DE IN ARTIKEL 3, ONDER c), BEDOELDE BELASTINGEN
— |
vennootschapsbelasting/impôt des sociétés in België; |
— |
корпоративен данък in Bulgarije; |
— |
daň z příjmů právnických osob in Tsjechië; |
— |
selskabsskat in Denemarken; |
— |
Körperschaftssteuer in Duitsland; |
— |
tulumaks in Estland; |
— |
corporation tax in Ierland; |
— |
φόρος εισοδήματος νομικών προσώπων κερδοσκοπικού χαρακτήρα in Griekenland; |
— |
impuesto sobre sociedades in Spanje; |
— |
impôt sur les sociétés in Frankrijk; |
— |
imposta sul reddito delle società in Italië; |
— |
φόρος εισοδήματος in Cyprus; |
— |
uzņēmumu ienākuma nodoklis in Letland; |
— |
pelno mokestis in Litouwen; |
— |
impôt sur le revenu des collectivités in Luxemburg; |
— |
társasági adó in Hongarije; |
— |
taxxa fuq l-income in Malta; |
— |
vennootschapsbelasting in Nederland; |
— |
Körperschaftssteuer in Oostenrijk; |
— |
podatek dochodowy od osób prawnych in Polen; |
— |
imposto sobre o rendimento das pessoas colectivas in Portugal; |
— |
impozit pe profit in Roemenië; |
— |
davek od dobička pravnih oseb in Slovenië; |
— |
daň z príjmov právnických osôb in Slowakije; |
— |
yhteisöjen tulovero/inkomstskatten för samfund in Finland; |
— |
statlig inkomstskatt in Zweden; |
— |
corporation tax in het Verenigd Koninkrijk. |
BIJLAGE II
DEEL A
Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan
(bedoeld in artikel 17)
Richtlijn 90/434/EEG van de Raad |
|
Punt XI.B.I.2 van bijlage I bij de Toetredingsakte van 1994 |
|
Punt 9.7 van bijlage II bij de Toetredingsakte van 2003 |
|
Richtlijn 2005/19/EG van de Raad |
|
Richtlijn 2006/98/EG van de Raad |
Uitsluitend punt 6 van de bijlage |
DEEL B
Termijnen voor omzetting in nationaal recht
(bedoeld in artikel 17)
Richtlijn |
Omzettingstermijn |
Toepassingsdatum |
90/434/EEG |
1 januari 1992 |
1 januari 1993 (1) |
2005/19/EG |
1 januari 2006 (2) 1 januari 2007 (3) |
— |
2006/98/EG |
1 januari 2007 |
— |
(1) Uitsluitend wat de Portugese Republiek betreft.
(2) Wat de in artikel 2, lid 1, van de richtlijn bedoelde bepalingen betreft.
(3) Wat de in artikel 2, lid 2, van de richtlijn bedoelde bepalingen betreft.
BIJLAGE III
Concordantietabel
Richtlijn 90/434/EEG |
De onderhavige richtlijn |
Artikel 1 |
Artikel 1 |
Artikel 2, onder a) eerste streepje |
Artikel 2, onder a), i) |
Artikel 2, onder a) tweede streepje |
Artikel 2, onder a), ii) |
Artikel 2, onder a) derde streepje |
Artikel 2, onder a), iii) |
Artikel 2, onder b) |
Artikel 2, onder b) |
Artikel 2, onder b bis) |
Artikel 2, onder c) |
Artikel 2, onder c) |
Artikel 2, onder d) |
Artikel 2, onder d) |
Artikel 2, onder e) |
Artikel 2, onder e) |
Artikel 2, onder f) |
Artikel 2, onder f) |
Artikel 2, onder g) |
Artikel 2, onder g) |
Artikel 2, onder h) |
Artikel 2, onder h) |
Artikel 2, onder i) |
Artikel 2, onder i) |
Artikel 2, onder j) |
Artikel 2, onder j) |
Artikel 2, onder k) |
Artikel 3, onder a) |
Artikel 3, onder a) |
Artikel 3, onder b) |
Artikel 3, onder b) |
Artikel 3, onder c), eerste alinea, aanhef, en tweede alinea |
Artikel 3, onder c) |
Artikel 3, onder c), eerste alinea, eerste tot en met zevenentwintigste streepje |
Bijlage I, deel B |
Artikel 4, lid 1, eerste alinea |
Artikel 4, lid 1 |
Artikel 4, lid 1, tweede alinea |
Artikel 4, lid 2 |
Artikel 4, lid 2 |
Artikel 4, lid 3 |
Artikel 4, lid 3 |
Artikel 4, lid 4 |
Artikel 4, lid 4 |
Artikel 4, lid 5 |
Artikelen 5 en 6 |
Artikelen 5 en 6 |
Artikel 7, lid 1 |
Artikel 7, lid 1 |
Artikel 7, lid 2, eerste alinea |
Artikel 7, lid 2, eerste alinea |
Artikel 7, lid 2, tweede alinea, eerste zin |
— |
Artikel 7, lid 2, tweede alinea, tweede zin |
Artikel 7, lid 2, tweede alinea |
Artikelen 8, 9 en 10 |
Artikelen 8, 9 en 10 |
Artikel 10 bis |
Artikel 11 |
Artikel 10 ter |
Artikel 12 |
Artikel 10 quater |
Artikel 13 |
Artikel 10 quinquies |
Artikel 14 |
Artikel 11 |
Artikel 15 |
Artikel 12, lid 1 |
— |
Artikel 12, lid 2 |
— |
Artikel 12, lid 3 |
Artikel 16 |
— |
Artikel 17 |
— |
Artikel 18 |
Artikel 13 |
Artikel 19 |
Bijlage |
Bijlage I, deel A |
— |
Bijlage II |
— |
Bijlage III |