30.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/15


RICHTLIJN 2009/60/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 juli 2009

betreffende de door de constructie bepaalde maximumsnelheid en de laadplatforms van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen

(Gecodificeerde versie)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 74/152/EEG van de Raad van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de door de constructie bepaalde maximumsnelheid en de laadplatforms van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

Richtlijn 74/152/EEG is één van de bijzondere richtlijnen van het bij Richtlijn 74/150/EEG van de Raad van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van landbouw - of bosbouwtrekkers op wielen geregelde EG-typegoedkeuringssysteem, thans geregeld in Richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan (5) en stelt de technische voorschriften vast betreffende het ontwerp en de bouw van landbouw- of bosbouwtrekkers met betrekking tot de door de constructie bepaalde maximumsnelheid en de laadplatforms. Deze technische voorschriften beogen de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten, teneinde de uitvoering van de bij Richtlijn 2003/37/EG geregelde EG-goedkeuringsprocedure ten aanzien van elk type trekker mogelijk te maken. Derhalve zijn de bepalingen van Richtlijn 2003/37/EG betreffende land- of bosbouwtrekkers, aanhangwagens en verwisselbare getrokken machines, alsmede de systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan op de onderhavige richtlijn van toepassing.

(3)

Deze richtlijn zou de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet dienen te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Onder trekker (landbouw- of bosbouwtrekker) wordt verstaan ieder motorvoertuig op wielen of rupsbanden met ten minste twee assen, voornamelijk bestemd voor tractiedoeleinden en in het bijzonder ontworpen voor het trekken, duwen, dragen of in beweging brengen van bepaalde werktuigen, machines of aanhangwagens die voor gebruik in de land- of bosbouw zijn bestemd. De trekker kan zijn ingericht voor het vervoer van een lading en van meerijders.

2.   Deze richtlijn geldt slechts voor de in lid 1 omschreven trekkers, gemonteerd op luchtbanden, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid die ligt tussen 6 en 40 km/h.

Artikel 2

1.   De lidstaten mogen de EG-goedkeuring, het afgeven van het document bedoeld in artikel 2, punt u), van Richtlijn 2003/37/EG of de nationale goedkeuring van een trekker niet weigeren om redenen die verband houden met de door de constructie bepaalde maximumsnelheid of de laadplatforms, indien deze beantwoorden aan de in bijlage I vermelde voorschriften.

2.   Lidstaten mogen niet langer het document afgeven bedoeld in artikel 2, punt u), van Richtlijn 2003/37/EEG voor een trekkertype dat niet voldoet aan de voorschriften van deze richtlijn.

Lidstaten mogen de nationale goedkeuring weigeren van een trekkertype dat niet voldoet aan de voorschriften van deze richtlijn.

Artikel 3

De lidstaten mogen noch de inschrijving weigeren noch de verkoop, het in het verkeer brengen of het gebruik van trekkers verbieden om redenen die verband houden met de door de constructie bepaalde maximumsnelheid of de laadplatforms, indien deze beantwoorden aan de in bijlage I vermelde voorschriften.

Artikel 4

1.   De lidstaten mogen niet verbieden of eisen dat trekkers zijn uitgerust met een of meer laadplatforms.

2.   De lidstaten mogen niet verbieden dat op laadplatforms goederen worden vervoerd, die mogen worden vervoerd op aanhangwagens welke in de land- of bosbouw worden gebruikt. Binnen de door de fabrikant aangegeven grenzen staan zij een maximale belasting toe van ten minste 80 % van het lege gewicht van de rijklare trekker.

Artikel 5

De wijzigingen die noodzakelijk zijn om de voorschriften van bijlage I aan de technische vooruitgang aan te passen, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 20, lid 3, van Richtlijn 2003/37/EG bedoelde procedure.

Artikel 6

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 7

Richtlijn 74/152/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage II, deel A, genoemde richtlijnen, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 8

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 9

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

E. ERLANDSSON


(1)  PB C 161 van 13.7.2007, blz. 37.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 19 juni 2007 (PB C 146 E van 12.6.2008, blz. 74) en besluit van de Raad van 22 juni 2009.

(3)  PB L 84 van 28.3.1974, blz. 33.

(4)  Zie bijlage II, deel A.

(5)  PB L 171 van 9.7.2003, blz. 1.


BIJLAGE I

1.   Door de constructie bepaalde maximumsnelheid

1.1.

Met het oog op de goedkeuring wordt de gemiddelde snelheid gemeten op een rechtlijnige baan, die in beide richtingen met vliegende start wordt afgelegd. De baan moet op vaste grond zijn uitgezet en een lengte bezitten van ten minste 100 m; de baan moet vlak zijn, maar er mogen hellingen in voorkomen van ten hoogste 1,5 %.

1.2.

Bij de meting moet de trekker onbelast zijn, in rijklare toestand verkeren en niet voorzien zijn van verzwaring of speciale uitrusting, en moet de bandenspanning overeenstemmen met de voor het rijden op de weg voorgeschreven waarde.

1.3.

Bij de meting moet de trekker voorzien zijn van nieuwe banden met de grootste bandenstraal die door de fabrikant voor de trekker is aangegeven.

1.4.

De meting geschiedt bij de snelste overbrengingsverhouding met geheel geopende brandstoftoevoer.

1.5.

Met het oog op de fouten die met name het gevolg kunnen zijn van de meetmethoden en van de verhoging van het toerental bij gedeeltelijke belasting, is bij de goedkeuring een gemeten snelheid die 3 km/h meer bedraagt dan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid nog aanvaardbaar.

1.6.

Ten einde de goedkeuringsinstantie in staat te stellen, de theoretische maximumsnelheid van de trekkers te berekenen, moet de fabrikant ter oriëntatie de volgende gegevens mededelen: de overbrengingsverhouding, de afgelegde afstand bij één volledige omwenteling van de aangedreven wielen en het toerental van de motor bij maximaal vermogen en geheel geopende brandstoftoevoer en met de regulateur, indien aanwezig, afgesteld volgens de voorschriften van de fabrikant.

2.   Laadplatform

2.1.

Het zwaartepunt van het platform moet tussen de assen liggen.

2.2.

De afmetingen van het platform moeten zodanig zijn:

dat zijn lengte niet meer bedraagt dan 1,4 maal de grootste spoorbreedte (voor of achter) van de trekker;

dat zijn breedte niet meer bedraagt dan de totale breedte van de trekker zonder uitrustingsstukken.

2.3.

Het platform dient symmetrisch te zijn aangebracht ten opzichte van de lengteas van de trekker.

2.4.

Het laadoppervlak mag zich ten hoogste 150 cm boven het wegdek bevinden.

2.5.

De montage en het type van het platform moeten zodanig zijn dat het gezichtsveld van de bestuurder bij normale belading voldoende blijft en de verschillende voorgeschreven verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen hun functie kunnen blijven vervullen.

2.6.

Het laadplatvorm moet afneembaar zijn; de bevestiging op de trekker dient zodanig te zijn dat elk gevaar voor toevallig loslaten is uitgesloten.


BIJLAGE II

Deel A

Ingetrokken richtlijn met de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(bedoeld in artikel 7)

Richtlijn 74/152/EEG van de Raad

(PB L 84 van 28.3.1974, blz. 33)

 

Richtlijn 82/890/EEG van de Raad

(PB L 378 van 31.12.1982, blz. 45)

uitsluitend wat de verwijzing in artikel 1, lid 1, naar Richtlijn 74/152/EEG betreft

Richtlijn 88/412/EEG van de Commissie

(PB L 200 van 26.7.1988, blz. 31)

 

Richtlijn 97/54/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 277 van 10.10.1997, blz. 24)

uitsluitend wat de verwijzing in artikel 1, eerste streepje, naar Richtlijn 74/152/EEG betreft

Richtlijn 98/89/EG van de Commissie

(PB L 322 van 1.12.1998, blz. 40)

 

Deel B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing

(bedoeld in artikel 7)

Richtlijn

Omzettingstermijn

Toepassingsdatum

74/152/EEG

8 september 1975

82/890/EEG

22 juni 1984

88/412/EEG

30 september 1988 (1)

97/54/EG

22 september 1998

23 september 1998

98/89/EG

31 december 1999 (2)


(1)  Overeenkomstig artikel 2 van Richtlijn 88/412/EEG:

„1.   Met ingang van 1 oktober 1988 mogen de lidstaten:

voor een type trekker de EEG-goedkeuring of de afgifte van het in artikel 10, lid 1, laatste streepje, van Richtlijn 74/150/EEG bedoelde document dan wel de nationale goedkeuring niet weigeren,

het voor de eerste maal in het verkeer brengen van de trekkers niet verbieden,

indien de door de constructie bepaalde maximumsnelheid en de laadplatforms van dit type trekker of van deze trekkers aan de voorschriften van de onderhavige richtlijn voldoen.

2.   Met ingang van 1 oktober 1989 mogen de lidstaten:

niet meer het in artikel 10, lid 1, laatste streepje, van Richtlijn 74/150/EEG bedoelde document afgeven voor een type trekker, indien de door de constructie bepaalde maximumsnelheid en de laadplatforms niet aan de voorschriften van de onderhavige richtlijn voldoen.

de nationale goedkeuring van een type trekker weigeren, indien de door de constructie bepaalde maximumsnelheid en de laadplatforms niet aan de voorschriften van de onderhavige richtlijn voldoen.”.

(2)  Overeenkomstig artikel 2 van Richtlijn 98/89/EG:

„1.   Met ingang van 1 januari 2000 mogen de lidstaten:

voor een type trekker de EG-typegoedkeuring, de afgifte van het in artikel 10, lid 1, laatste streepje, van Richtlijn 74/150/EEG bedoelde document of de nationale typegoedkeuring niet weigeren,

noch het voor de eerste maal in het verkeer brengen van trekkers verbieden,

indien deze trekkers voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 74/152/EEG, gewijzigd bij deze richtlijn.

2.   Met ingang van 1 oktober 2004 mogen de lidstaten:

niet langer het in artikel 10, lid 1, laatste streepje, van Richtlijn 74/150/EEG bedoelde document afgeven voor een type trekker, indien dit niet voldoet aan de voorschriften van Richtlijn 74/152/EEG, gewijzigd bij deze richtlijn;

de nationale typegoedkeuring weigeren voor een type trekker, indien dit niet voldoet aan de voorschriften van Richtlijn 74/152/EEG, gewijzigd bij deze richtlijn.”.


BIJLAGE III

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 74/152/EEG

Richtlijn 98/89/EG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1

 

Artikel 1

 

Artikel 2

Artikel 2

Artikelen 3 t/m 5

 

Artikelen 3 t/m 5

Artikel 6, lid 1

 

Artikel 6, lid 2

 

Artikel 6

 

Artikel 7

 

Artikel 8

Artikel 7

 

Artikel 9

Bijlage

 

Bijlage I

 

Bijlage II

 

Bijlage III