5.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 111/16 |
RICHTLIJN 2009/24/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 23 april 2009
betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's
(Gecodificeerde versie)
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De inhoud van Richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's (3) is gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan. |
(2) |
Voor de ontwikkeling van computerprogramma's moeten belangrijk menselijk en technisch potentieel en aanzienlijke financiële middelen worden ingezet, terwijl zij kunnen worden gekopieerd voor een fractie van de kosten die moeten worden besteed om deze programma's zelfstandig te ontwikkelen. |
(3) |
Computerprogramma's spelen in een groot aantal sectoren van het bedrijfsleven een steeds belangrijkere rol. De technologie voor computerprogramma's kan dan ook als van fundamenteel belang voor de industriële ontwikkeling van de Gemeenschap worden beschouwd. |
(4) |
Verschillen in de door de wetgeving der lidstaten voor computerprogramma's geboden rechtsbescherming hebben een rechtstreekse en negatieve invloed op de werking van de interne markt voor computerprogramma's. |
(5) |
Verschillen die een dergelijke invloed hebben, dienen te worden weggenomen, en er moet worden voorkomen dat zich nieuwe verschillen zullen voordoen, terwijl omgekeerd verschillen die de werking van de interne markt niet noemenswaardig beïnvloeden, niet behoeven te worden weggenomen, noch behoeft te worden voorkomen dat er nieuwe ontstaan. |
(6) |
Het communautaire juridische kader op het stuk van de bescherming van computerprogramma's kan in eerste instantie dan ook worden beperkt tot de regel dat de lidstaten computerprogramma's op grond van het auteursrecht als werk van letterkunde dienen te beschermen en tot voorschriften waarin wordt geregeld wie en wat moet worden beschermd, op grond van welke exclusieve rechten beschermde personen hun toestemming voor bepaalde handelingen kunnen verlenen of deze kunnen verbieden, alsmede de duur van de bescherming. |
(7) |
Voor de toepassing van deze richtlijn moet de term „computerprogramma” alle programma's in gelijk welke vorm omvatten, met inbegrip van programma's die in de apparatuur zijn ingebouwd. Deze term moet eveneens het desbetreffende voorbereidende ontwerp-materiaal omvatten dat tot het vervaardigen van een programma leidt, op voorwaarde dat dit voorbereidende materiaal van dien aard is dat het later tot zulk een programma kan leiden. |
(8) |
Bij de vaststelling of een computerprogramma een oorspronkelijk werk is, mogen geen criteria worden toegepast met betrekking tot de kwalitatieve of esthetische waarde van het programma. |
(9) |
De Gemeenschap zet zich volledig in voor de bevordering van internationale standaardisering. |
(10) |
Een computerprogramma moet de communicatie en wisselwerking met andere componenten van een computersysteem en met gebruikers ervan verzorgen en hiervoor is een logische en, waar nodig, fysieke koppeling en interactie vereist, waardoor tussen alle elementen van de programmatuur en apparatuur in alle door deze te vervullen functies enerzijds en andere programmatuur en apparatuur, alsmede de gebruikers anderzijds een passende wisselwerking mogelijk is. De onderdelen van het programma die koppeling en interactie tussen componenten van een systeem verzekeren, worden algemeen met de term „interfaces” aangeduid. Die functionele koppeling en interactie wordt algemeen met de term „interoperabiliteit” aangeduid. Een dergelijke interoperabiliteit kan worden omschreven als „het vermogen om informatie uit te wisselen en om deze uitgewisselde informatie onderling te gebruiken”. |
(11) |
Onzekerheid dient te worden vermeden en er moet dus duidelijk worden gesteld dat alleen de uitdrukkingswijze van een computerprogramma wordt beschermd, en dat ideeën en beginselen die aan enig element van een programma — inclusief de bijhorende interfaces — ten grondslag liggen, niet overeenkomstig deze richtlijn door het auteursrecht worden beschermd. Ideeën en beginselen worden overeenkomstig dat principe van het auteursrecht niet uit hoofde van deze richtlijn beschermd, in zoverre logica, algoritmen en programmeertalen uit deze ideeën en beginselen zijn opgebouwd. De uitdrukking van die ideeën en beginselen moet overeenkomstig de wetgeving en de rechtspraak van de lidstaten en de internationale auteursrechtconventies door het auteursrecht worden beschermd. |
(12) |
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder „verhuur” verstaan het voor een beperkte tijdsduur en met winstoogmerk voor gebruik beschikbaar stellen van een computerprogramma of kopieën daarvan. Deze term omvat niet openbare uitlening, die derhalve buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn valt. |
(13) |
Op de exclusieve rechten van de auteur moet, om de ongeoorloofde reproductie van zijn werk te verhinderen, een beperkte uitzondering worden gemaakt in het geval van een computerprogramma, teneinde de reproductie toe te laten die technisch noodzakelijk is voor het gebruik van dat programma door de rechtmatige verkrijger. Dit betekent dat het laden of in beeld brengen, dat noodzakelijk is voor het gebruik van een rechtmatig verkregen kopie van een programma, alsmede het corrigeren van fouten, niet bij overeenkomst mag worden verboden. Bij gebreke van uitdrukkelijke contractuele bepalingen, ook wanneer een kopie van het programma verkocht is, kan elke andere handeling die nodig is voor het gebruik van de kopie van een programma, door een rechtmatige verkrijger van die kopie worden verricht overeenkomstig het ermee beoogde doel. |
(14) |
Een persoon die het recht heeft een computerprogramma te gebruiken mag niet worden belet om de handelingen te verrichten die noodzakelijk zijn om de werking van het programma waar te nemen, te bestuderen of te testen, voor zover die handelingen het auteursrecht in dat programma niet schenden. |
(15) |
De ongeoorloofde reproductie, vertaling, bewerking en omzetting van de codevorm waarin een kopie van een computerprogramma ter beschikking wordt gesteld, vormt een inbreuk op de exclusieve rechten van de auteur. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen waarin een dergelijke reproductie van de code en vertaling van de vorm van die code onmisbaar is om de noodzakelijke gegevens te verkrijgen voor het tot stand brengen van de interoperabiliteit van een onafhankelijk gemaakt programma met andere programma's. Alleen in deze zeldzame gevallen moet de uitvoering van de handelingen van reproductie en vertaling door of voor een persoon die het recht heeft een kopie van het programma te gebruiken als rechtmatig worden beschouwd en in overeenstemming met normale praktijken, en daarom moet worden geacht geen toestemming van de rechthebbende te vereisen. Deze uitzondering heeft onder meer ten doel het mogelijk te maken alle componenten van een computersysteem, ook die van verschillende fabrikanten, aan elkaar te koppelen, zodat die systemen samen kunnen functioneren. Van die uitzondering op de exclusieve rechten van de auteur mag geen gebruik worden gemaakt op een wijze die de gerechtvaardigde belangen van de rechthebbende in gevaar brengt of die tegen een normaal gebruik van het programma indruist. |
(16) |
De bescherming van computerprogramma's mag op grond van het auteursrecht geen afbreuk doen aan de toepassing, waar dit geboden is, van andere vormen van bescherming. Elk contractueel beding dat in strijd is met de bepalingen van deze richtlijn inzake decompilatie of met de in deze richtlijn bedoelde uitzonderingen inzake het maken van een reservekopie of het observeren, bestuderen of uittesten van de werking van een programma, is nietig. |
(17) |
De bepalingen van deze richtlijn doen geen afbreuk aan de toepassing van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag ingeval een dominante leverancier weigert de informatie beschikbaar te stellen welke noodzakelijk is voor de interoperabiliteit, zoals gedefinieerd in deze richtlijn. |
(18) |
De bepalingen van deze richtlijn dienen geen te afbreuk doen aan reeds vastgestelde, specifieke vereisten van het Gemeenschapsrecht met betrekking tot de publicatie van interfaces in de telecommunicatiesector noch aan beschikkingen van de Raad met betrekking tot de normalisatie op het gebied van informatietechnologie en telecommunicatie. |
(19) |
Deze richtlijn laat de overeenkomstig de Berner Conventie in de nationale wetgevingen opgenomen afwijkingen onverlet voor wat betreft de niet door de richtlijn bestreken onderwerpen. |
(20) |
Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Voorwerp van de bescherming
1. Overeenkomstig deze richtlijn worden computerprogramma's door de lidstaten auteursrechtelijk beschermd als werken van letterkunde in de zin van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst. De term „computerprogramma” in de zin van deze richtlijn omvat ook het voorbereidend materiaal.
2. De bescherming overeenkomstig deze richtlijn wordt verleend aan de uitdrukkingswijze, in welke vorm dan ook, van een computerprogramma. De ideeën en beginselen die aan enig element van een computerprogramma ten grondslag liggen, met inbegrip van de ideeën en beginselen die aan de interfaces daarvan ten grondslag liggen, worden niet krachtens deze richtlijn auteursrechtelijk beschermd.
3. Een computerprogramma wordt beschermd wanneer het in die zin oorspronkelijk is, dat het een eigen schepping van de maker is. Om te bepalen of het programma voor bescherming in aanmerking komt, mogen geen andere criteria worden aangelegd.
4. De bepalingen van deze richtlijn gelden eveneens voor programma's die vóór 1 januari 1993 gemaakt zijn, onverminderd vóór die datum verrichte handelingen en verworven rechten.
Artikel 2
Auteurschap van het programma
1. De maker van een computerprogramma is de natuurlijke persoon of de groep van natuurlijke personen die het programma gemaakt heeft of, indien de wetgeving van de lidstaat zulks toestaat, de rechtspersoon die door de nationale wetgeving als rechthebbende wordt aangemerkt.
Wanneer de wetgeving van een lidstaat collectieve werken erkent, wordt degene die volgens die wetgeving geacht wordt het programma gemaakt te hebben, als de maker ervan beschouwd.
2. Indien een computerprogramma door een groep van natuurlijke personen gezamenlijk gemaakt is, zijn deze personen gezamenlijk houder van de exclusieve rechten.
3. Indien een computerprogramma gemaakt is door een werknemer bij de uitoefening van zijn taken of in opdracht van zijn werkgever, is de werkgever bij uitsluiting bevoegd de economische rechten met betrekking tot het programma uit te oefenen, tenzij bij overeenkomst anders werd bepaald.
Artikel 3
Beschermde personen
Bescherming wordt verleend aan alle natuurlijke en rechtspersonen die uit hoofde van het nationale auteursrecht voor bescherming van werken van letterkunde in aanmerking komen.
Artikel 4
Handelingen waarvoor toestemming vereist is
1. Onverminderd de artikelen 5 en 6 omvatten de exclusieve rechten van de rechthebbende in de zin van artikel 2 het recht de volgende handelingen te verrichten of het verrichten daarvan toe te staan:
a) |
de permanente of tijdelijke reproductie voor een deel of het geheel van een computerprogramma, ongeacht op welke wijze en in welke vorm. Voor zover voor het laden of in beeld brengen, of de uitvoering, transmissie of opslag van een computerprogramma deze reproductie van het programma noodzakelijk is, is voor deze handelingen toestemming van de rechthebbende vereist; |
b) |
het vertalen, bewerken, arrangeren of anderszins veranderen van een programma, en de reproductie van het resultaat daarvan, onverminderd de rechten van degene die het programma verandert; |
c) |
elke vorm van distributie, met inbegrip van het verhuren, van een oorspronkelijk computerprogramma of kopieën daarvan onder het publiek. |
2. De eerste verkoop in de Gemeenschap van een kopie van een programma door de rechthebbende of met diens toestemming leidt tot verval van het recht om controle uit te oefenen op de distributie van die kopie in de Gemeenschap, met uitzondering van het recht om controle uit te oefenen op het verder verhuren van het programma of een kopie daarvan.
Artikel 5
Uitzonderingen voor handelingen waarvoor toestemming nodig is
1. Tenzij bij overeenkomst uitdrukkelijk anders bepaald is, is voor de in artikel 4, lid 1, onder a) en b), genoemde handelingen geen toestemming van de rechthebbende vereist wanneer deze handelingen voor de rechtmatige verkrijger noodzakelijk zijn om het computerprogramma te kunnen gebruiken voor het beoogde doel, onder meer om fouten te verbeteren.
2. Het maken van een reservekopie door een rechtmatige gebruiker van het programma kan niet bij overeenkomst worden verhinderd indien die kopie voor bovenbedoeld gebruik nodig is.
3. De rechtmatige gebruiker van een kopie van een programma is gemachtigd om zonder toestemming van de rechthebbende de werking van het programma te observeren, te bestuderen en uit te testen, ten einde vast te stellen welke ideeën en beginselen aan een element van het programma ten grondslag liggen, indien hij dit doet bij het rechtmatig laden of in beeld brengen, de uitvoering, transmissie of opslag van het programma.
Artikel 6
Decompilatie
1. Er is geen toestemming van de rechthebbende vereist indien de reproductie van de code en de vertaling van de codevorm in de zin van artikel 4, lid 1, onder a) en b), onmisbaar zijn om de informatie te verkrijgen die nodig is om de interoperabiliteit van een onafhankelijk gecreëerd computerprogramma met andere programma's tot stand te brengen, op voorwaarde dat:
a) |
deze handelingen worden verricht door de licentiehouder of door een ander die het recht heeft om een kopie van het programma te gebruiken, of voor hun rekening door een daartoe gemachtigde persoon; |
b) |
de gegevens die nodig zijn om de interoperabiliteit tot stand te brengen nog niet eerder snel en gemakkelijk beschikbaar zijn gesteld voor de onder a) bedoelde personen, en |
c) |
deze handelingen beperkt blijven tot die onderdelen van het oorspronkelijke programma die voor het tot stand brengen van interoperabiliteit noodzakelijk zijn. |
2. Het bepaalde in lid 1 biedt niet de mogelijkheid dat de op grond daarvan verkregen informatie:
a) |
voor een ander doel dan het tot stand brengen van de interoperabiliteit van het onafhankelijk gecreëerde programma wordt gebruikt; |
b) |
aan derden wordt meegedeeld, tenzij dat noodzakelijk is met het oog op de interoperabiliteit van het onafhankelijk gecreëerde programma, of |
c) |
wordt gebruikt voor de ontwikkeling, productie of het in de handel brengen van een qua uitdrukkingswijze in grote lijnen gelijk programma, of voor andere handelingen waarmee inbreuk op het auteursrecht wordt gemaakt. |
3. In overeenstemming met de bepalingen van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst, mag dit artikel niet zodanig worden uitgelegd dat de toepassing ervan ongerechtvaardigd nadeel voor de rechtmatige belangen van de rechthebbende oplevert of het normale gebruik van het computerprogramma belemmert.
Artikel 7
Bijzondere beschermingsmaatregelen
1. Onverminderd de artikelen 4, 5 en 6, voorzien de lidstaten, overeenkomstig hun nationale wetgeving, in passende sancties tegen personen die de volgende, handelingen verrichten:
a) |
in het verkeer brengen van een kopie van een computerprogramma terwijl zij weten of redelijkerwijs kunnen vermoeden dat het een onrechtmatige kopie is; |
b) |
bezit voor commerciële doeleinden van een kopie van een computerprogramma terwijl zij weten of redelijkerwijs kunnen vermoeden dat het een onrechtmatige kopie is; |
c) |
in het verkeer brengen of bezit voor commerciële doeleinden van middelen die uitsluitend bestemd zijn om de ongeoorloofde verwijdering of ontwijking van enigerlei technische voorziening te vergemakkelijken die voor de bescherming van een programma getroffen mocht zijn. |
2. Een onrechtmatige kopie van een computerprogramma kan in beslag worden genomen overeenkomstig de wetgeving van de betrokken lidstaat.
3. De lidstaten kunnen bepalen dat de in lid 1, onder c), bedoelde middelen in beslag worden genomen.
Artikel 8
Toepassing van andere wettelijke bepalingen
Deze richtlijn laat andere wettelijke bepalingen zoals die betreffende octrooien, merken, oneerlijke mededinging, bedrijfsgeheim, het overeenkomstenrecht en de bescherming van halfgeleiderproducten, onverlet.
Elk contractueel beding dat strijdig is met artikel 6 of met de in artikel 5, leden 2 en 3, bedoelde uitzonderingen, is nietig.
Artikel 9
Mededeling
De lidstaten delen de Commissie de bepalingen van nationaal recht mee die zijn vastgesteld op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is.
Artikel 10
Intrekking
Richtlijn 91/250/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage I, deel A, genoemde richtlijn, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.
Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.
Artikel 11
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 12
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Straatsburg, 23 april 2009.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
H.-G. PÖTTERING
Voor de Raad
De voorzitter
P. NEČAS
(1) PB C 204 van 9.8.2008, blz. 24.
(2) Advies van het Europees Parlement van 17 juni 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 23 maart 2009.
(3) PB L 122 van 17.5.1991, blz. 42.
(4) Zie bijlage I, deel A.
BIJLAGE I
DEEL A
Ingetrokken richtlijn met de wijziging ervan
(bedoeld in artikel 10)
Richtlijn 91/250/EEG van de Raad |
|
Richtlijn 93/98/EEG van de Raad |
Uitsluitend artikel 11, lid 1 |
DEEL B
Termijnen voor omzetting in nationaal recht
(bedoeld in artikel 10)
Richtlijn |
Omzettingstermijn |
91/250/EEG |
31 december 1992 |
93/98/EEG |
30 juni 1995 |
BIJLAGE II
Concordantietabel
Richtlijn 91/250/EEG |
De onderhavige richtlijn |
Artikel 1, leden 1, 2 en 3 |
Artikel 1, leden 1, 2 en 3 |
Artikel 2, lid 1, eerste zin |
Artikel 2, lid 1, eerste alinea |
Artikel 2, lid 1, tweede zin |
Artikel 2, lid 1, tweede alinea |
Artikel 2, leden 2 en 3 |
Artikel 2, leden 2 en 3 |
Artikel 3 |
Artikel 3 |
Artikel 4, aanhef |
Artikel 4, lid 1, aanhef |
Artikel 4, onder a) |
Artikel 4, lid 1, onder a) |
Artikel 4, onder b) |
Artikel 4, lid 1, onder b) |
Artikel 4, onder c), eerste zin |
Artikel 4, lid 1, onder c) |
Artikel 4, onder c), tweede zin |
Artikel 4, lid 2 |
Artikelen 5, 6 en 7 |
Artikelen 5, 6 en 7 |
Artikel 9, lid 1, eerste zin |
Artikel 8, eerste alinea |
Artikel 9, lid 1, tweede zin |
Artikel 8, tweede alinea |
Artikel 9, lid 2 |
Artikel 1, lid 4 |
Artikel 10, lid 1 |
— |
Artikel 10, lid 2 |
Artikel 9 |
— |
Artikel 10 |
— |
Artikel 11 |
Artikel 11 |
Artikel 12 |
— |
Bijlage I |
— |
Bijlage II |