18.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 246/33


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2009/709/GBVB VAN DE RAAD

van 15 september 2009

betreffende de adviserende en bijstandverlenende missie van de Europese Unie op het gebied van hervorming van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo (EUSEC RD Congo)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 25, derde alinea, en artikel 28, lid 3, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Unie (EU) voert sedert 2 mei 2005 een adviserende en bijstandverlenende missie uit op het gebied van hervorming van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo (EUSEC RD Congo). Het huidige mandaat van de missie is vastgesteld bij Gemeenschappelijk Optreden 2007/406/GBVB (1) en verstrijkt op 30 september 2009.

(2)

De secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV) voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid heeft de president van de DRC op 27 juli 2009 een brief gestuurd waarin hij melding maakt van het hernieuwde engagement van de Europese Unie. Naar aanleiding van deze brief moet het mandaat van de missie met ingang van 1 oktober 2009 worden aangepast.

(3)

Nadat in 2005 de grondwet van de Derde Congolese Republiek was bekrachtigd, zijn er in 2006 in de DRC verkiezingen gehouden die het einde van het overgangsproces markeerden en die het mogelijk hebben gemaakt in 2007 een regering te vormen welke een programma heeft aangenomen dat met name voorziet in een algemene hervorming van de veiligheidssector, in de uitwerking van een nationaal concept, alsmede in prioritaire hervormingsmaatregelen voor de politie, de strijdkrachten en justitie. Er is een herzien plan voor de hervorming van de strijdkrachten van de democratische republiek Congo (FARDC) ontwikkeld, dat eind mei 2009 door de president van de republiek is goedgekeurd, als blijk dat de Congolese autoriteiten het proces van de hervorming van de veiligheidssector (RSS) in de DRC nieuw leven willen inblazen.

(4)

De Verenigde Naties hebben in verschillende resoluties van de Veiligheidsraad hun steun uitgesproken voor het overgangsproces en de RSS en voeren in de DRC de Missie van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo (MONUC) uit, die bijdraagt tot de veiligheid en de stabiliteit in het land. Op 22 december 2008 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties resolutie 1856 (2008) aangenomen, waarin het mandaat van de MONUC wordt verlengd en de missie in de gelegenheid wordt gesteld om, in nauwe coördinatie met de andere internationale partners, in het bijzonder de Europese Unie, een bijdrage te leveren tot de inspanningen ter ondersteuning van de regering tijdens het proces van de hervorming van de veiligheidssector.

(5)

De Europese Unie heeft de hervorming van de veiligheidssector in de DRC altijd gesteund, als één van de elementen van een algemenere inzet van de Europese Unie, gericht op ondersteuning van de ontwikkeling en de democratie in het gebied van de grote Afrikaanse meren, waarbij een beleid moet worden bevorderd dat strookt met de mensenrechten en het internationale humanitair recht, de democratische normen en de beginselen van behoorlijk bestuur, transparantie en eerbiediging van de rechtsstaat.

(6)

Op 27 juli 2009 heeft de Raad een herzien algemeen concept inzake de voortzetting van de adviserende en bijstandverlenende missie op het gebied van hervorming van de veiligheidssector in de DRC goedgekeurd.

(7)

Op 15 juni 2009 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2009/466/GBVB tot wijziging en verlenging met 12 maanden van Gemeenschappelijk Optreden 2007/405/GBVB inzake de politiemissie van de Europese Unie op het gebied van de hervorming van de veiligheidssector en haar interface met justitie in de Democratische Republiek Congo (EUPOL RD Congo) (2) vastgesteld.

(8)

De synergieën tussen beide missies, EUPOL RD Congo en EUSEC RD Congo, moeten ook in de toekomst worden bevorderd.

(9)

Voor van een grotere samenhang van de activiteiten van de Europese Unie in de DRC dient te Kinshasa en in Brussel zorg te worden gedragen voor een zo nauw mogelijke coördinatie tussen de verschillende EU-actoren, met name door middel van passende regelingen. De speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor het gebied van de Grote Meren in Afrika zou daarbij een belangrijke rol moeten vervullen, rekening houdend met zijn taakomschrijving.

(10)

Op 16 februari 2009 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2009/128/GBVB (3) vastgesteld, waarbij het mandaat van de heer Roeland VAN DE GEER als SVEU voor het gebied van de Grote Meren in Afrika is verlengd.

(11)

Gemeenschappelijk Optreden 2005/355/GBVB is herhaaldelijk gewijzigd om de missie te versterken, met name door Gemeenschappelijk Optreden 2007/406/GBVB, dat laatstelijk is gewijzigd bij Gemeenschappelijk Optreden 2009/509/GBVB (4) waarbij de missie is verlengd tot en met 30 september 2009.

(12)

Ter wille van de duidelijkheid dient Gemeenschappelijk Optreden 2007/406/GBVB te worden vervangen door een nieuw gemeenschappelijk optreden.

(13)

Derde landen dient de mogelijkheid te worden geboden aan het project deel te nemen overeenkomstig de algemene richtsnoeren die de Europese Raad heeft opgesteld.

(14)

De huidige veiligheidssituatie in de DRC kan verslechteren, hetgeen ernstige gevolgen kan hebben voor het proces van versterking van de democratie, de rechtsstaat en de veiligheid op internationaal en regionaal vlak. Een permanente toezegging van politieke steun en middelen van de Europese Unie zal ertoe bijdragen de stabiliteit in de regio te versterken,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Missie

1.   De Europese Unie (EU) voert een adviserende en bijstandverlenende missie uit op het gebied van de hervorming van de veiligheidssector in de DRC, EUSEC RD CONGO genaamd, met als doel de Congolese autoriteiten bij te staan bij het opzetten van een defensieapparaat dat de veiligheid van de Congolezen kan garanderen met inachtneming van de democratische normen, de mensenrechten en de rechtsstaat, de beginselen van behoorlijk bestuur en van transparantie. De missie moet, in nauwe samenwerking met de internationale partners, de voorwaarden scheppen voor de verwezenlijking, op de korte en de middellange termijn, van de uitgangspunten die de Congolese autoriteiten in het herziene plan voor de hervorming van de hervorming van de strijdkrachten van de democratische republiek Congo (FARDC) hebben vastgelegd.

2.   De missie treedt op in overeenstemming met de bepalingen vervat in de taakomschrijving in artikel 2.

Artikel 2

Taakomschrijving

1.   In nauwe samenwerking en coördinatie met de overige actoren van de internationale gemeenschap, met name de Verenigde Naties en de Missie van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo (MONUC), en ter verwezenlijking van de in artikel 1 genoemde doelstellingen, streeft de missie ernaar concrete steun te verlenen bij de hervorming van de veiligheidssector, in de DRV, met nadruk op de strategische dimensie, zoals omschreven in het herziene algemeen concept, met inbegrip van de volgende activiteiten:

Steun voor de algemene uitvoering van het herziene plan middels ondersteuning van de structuren die de Congolese autoriteiten hebben opgebouwd voor het beheer van de uitvoering van het herziene plan.

De operationalisering van de uitvoering van het herziene plan voor de hervorming van de FARDC middels de ontwikkeling van uitvoerige herstructureringsplannen voor de FARDC, met name op de volgende gebieden: beheer, operationele vermogens, begroting en financiën, opleiding, logistiek, mensenrechten en bestrijding van seksueel geweld, human resources.

Aanwijzing en beheer van concrete projecten ter ondersteuning van het herziene plan voor de hervorming van de FARDC.

Steun voor de Congolese autoriteiten in het proces van integratie van ex-strijders in de FARDC, waaronder het proces van versnelde integratie van het Nationaal Congres voor de verdediging van het volk (CNDP) en de gewapende groepen.

Steun voor de SVEU, met name in het kader van de vredesonderhandelingen in het oosten van het land.

Steun voor de sectoroverschrijdende activiteiten, met name op het gebied van mensenrechten en voor gendervraagstukken.

2.   De missie adviseert de lidstaten en coördineert en bevordert, onder hun verantwoordelijkheid, de uitvoering van hun projecten op de gebieden die voor de missie van belang zijn en haar doelstellingen ondersteunen.

Artikel 3

Structuur van de missie en inzetgebied

1.   De missie beschikt over een hoofdkwartier in Kinshasa, dat bestaat uit:

a)

de leiding van de missie,

b)

een afdeling voor administratieve en logistieke ondersteuning van de missie,

c)

een afdeling adviseurs op strategisch vlak, ingedeeld bij de diverse structuren van het ministerie van Defensie en belast met de ondersteuning van de werkzaamheden die in verband met de hervorming van de veiligheidssector door de Congolese overheid worden uitgevoerd, en

d)

een afdeling defensie-deskundigen die de Congolezen moeten helpen en begeleiden bij het boeken van concrete resultaten op het gebied van bestuur, human resources, financiën, logistiek en opleiding.

2.   Het belangrijkste inzetgebied is Kinshasa. Er worden ook adviseurs gestationeerd in de vier militaire regio’s in het oosten van de DRC. Het kan nodig zijn deskundigen te verplaatsen en tijdelijk aanwezig te laten zijn in de militaire regio’s, een en ander op aanwijzing van het hoofd van de missie.

Artikel 4

Planning

Het hoofd van de missie stelt een herzien uitvoeringsplan van de missie (OPLAN) op en legt dit ter goedkeuring aan de Raad voor. Het wordt hierin bijgestaan door het secretariaat-generaal van de Raad.

Artikel 5

Hoofd van de missie

1.   Het hoofd van de missie draagt zorg voor het dagelijks beheer van de missie en is verantwoordelijk voor personeels- en tuchtzaken.

2.   Alle gedetacheerde personeelsleden blijven onder het volledige gezag staan van de nationale autoriteiten van de zendstaat of de betrokken EU-instelling. De nationale autoriteiten dragen de operationele controle (OPCON) over hun personeel over aan het hoofd van de missie.

3.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor het tuchtrechtelijk toezicht op het personeel. Voor gedetacheerd personeel wordt het tuchtrecht uitgeoefend door de betrokken nationale autoriteiten of de betrokken EU-instelling.

4.   In het kader van de in artikel 2 genoemde taakomschrijving van de missie, kan het hoofd van de missie een beroep doen op financiële bijdragen van de lidstaten voor de uitvoering van aangewezen projecten die op coherente wijze de overige acties van de missie aanvullen, en wel in twee welomschreven gevallen. Het project staat vermeld in het financieel memorandum van dit gemeenschappelijk optreden, of het wordt er tijdens de duur van het mandaat in opgenomen middels een wijziging van het financieel memorandum, op verzoek van het hoofd van de missie.

Het hoofd van de missie treft vervolgens een regeling met de betrokken lidstaten. In deze regeling wordt met name vastgelegd op welke wijze wordt gereageerd op elke klacht van een derde betreffende schade die is opgelopen als gevolg van handelingen of nalatigheden van het hoofd van de missie bij de besteding van de middelen die door de bijdragende lidstaten ter beschikking zijn gesteld.

In geen geval kan de Europese Unie of de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger van de Raad door de bijdragende lidstaten aansprakelijk worden gesteld voor handelingen of nalatigheden van het hoofd van de missie in verband met de besteding van de middelen van deze staten.

5.   Het hoofd van de missie sluit een contract af met de Commissie om de begroting van de missie uit te voeren.

6.   Het hoofd van de missie werkt nauw samen met de SVEU.

Artikel 6

Personeel

1.   De deskundigen van de missie worden door de EU-lidstaten en de EU-instellingen gedetacheerd. Elke lidstaat of instelling draagt de kosten in verband met de gedetacheerde deskundigen - met uitzondering van het hoofd van de missie - met inbegrip van de kosten voor vervoer van en naar de DRC, salarissen, ziektekosten, en de vergoedingen, met uitzondering van de dagvergoedingen.

2.   Internationaal civiel personeel en lokaal personeel worden naar gelang van de behoeften op contractbasis door de missie aangeworven.

3.   De deskundigen van de missie blijven onder het gezag staan van de bevoegde EU-lidstaat of EU-instelling, en vervullen hun taken en handelen in het belang van de missie. Zowel gedurende de missie als na afloop ervan nemen de deskundigen van de missie de grootste discretie in acht wat betreft alle feiten en informatie in verband met de missie.

Artikel 7

Hiërarchie

1.   De missie heeft een eengemaakte hiërarchie.

2.   Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) is belast met de politieke controle en de strategische aansturing.

3.   De SG/HV verstrekt via de SVEU politieke richtsnoeren aan het hoofd van de missie.

4.   Het hoofd van de missie leidt de missie en zorgt voor het dagelijkse beheer ervan.

5.   Het hoofd van de missie rapporteert aan de SG/HV.

Artikel 8

Politieke controle en strategische aansturing

1.   Onder de verantwoordelijkheid van de Raad is het PVC belast met de politieke controle en de strategische aansturing van de missie. De Raad machtigt het PVC om de relevante besluiten te nemen overeenkomstig artikel 25 van het Verdrag. Deze machtiging omvat de bevoegdheid om het OPLAN en de hiërarchie te wijzigen. De machtiging omvat ook de bevoegdheden voor het nemen van de besluiten inzake de benoeming van het hoofd van de missie. De beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van de missie blijven berusten bij de Raad, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger.

2.   Het PVC rapporteert op geregelde tijdstippen aan de Raad.

3.   Het PVC ontvangt op geregelde tijdstippen verslagen van het hoofd van de missie. Het PVC kan het hoofd van de missie in voorkomend geval op zijn vergaderingen uitnodigen.

4.   De SVEU verstrekt het hoofd van de missie de voor zijn werk op lokaal niveau noodzakelijke politieke richtsnoeren.

Artikel 9

Financiële bepalingen

1.   Het referentiebedrag dat de uitgaven in verband met de missie moet dekken, bedraagt 10 900 000 euro.

2.   Ten aanzien van de met het in lid 1 bedoelde bedrag gefinancierde uitgaven is het volgende van toepassing:

a)

de uitgaven worden beheerd overeenkomstig de voorschriften en procedures van de Gemeenschap die van toepassing zijn op de begroting. Onderdanen van derde landen mogen inschrijven bij aanbestedingen;

b)

het hoofd van de missie brengt volledig verslag uit aan de Commissie, onder wier toezicht hij staat, over de in het kader van zijn contract ondernomen activiteiten.

3.   De financiële regelingen moeten voldoen aan de operationele vereisten van de missie, met inbegrip van de verenigbaarheid van uitrusting.

4.   De uitgaven van de missie komen voor financiering in aanmerking vanaf de datum waarop dit gemeenschappelijk optreden in werking treedt.

Artikel 10

Deelname van derde landen

1.   Onder volledige eerbiediging van de beslissingsautonomie van de Europese Unie en het institutionele kader van de Unie kunnen derde landen worden uitgenodigd om bij te dragen aan de missie, met dien verstande dat zij de kosten dragen van het uitzenden van het personeel, met inbegrip van salarissen, verzekering tegen alle risico’s, dagvergoedingen en kosten voor vervoer van en naar de DRC, en dat zij een passende bijdrage aan de werkingskosten van de missie leveren.

2.   De derde landen die aan de missie bijdragen, hebben bij de dagelijkse leiding van de missie dezelfde rechten en plichten als de lidstaten.

3.   De Raad machtigt het PVC om de nodige besluiten te nemen aangaande de aanvaarding van de voorgestelde bijdragen, alsmede om een comité van contribuanten in te stellen.

4.   De gedetailleerde regelingen betreffende de deelneming van derde landen worden vastgesteld in een volgens de procedure van artikel 24 van het Verdrag te sluiten overeenkomst. De SG/HV, die het voorzitterschap bijstaat, kan namens het voorzitterschap over deze regelingen onderhandelen. Als de Europese Unie en een derde land een overeenkomst hebben gesloten voor de deelneming van dit derde land aan EU-crisisbeheersingsoperaties, dan zijn in het kader van de missie de bepalingen van die overeenkomst van toepassing.

Artikel 11

Samenhang en coördinatie

1.   De Raad en de Commissie zorgen, overeenkomstig hun onderscheiden bevoegdheden, voor de samenhang tussen de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en het externe optreden van de Gemeenschap, overeenkomstig artikel 3, tweede alinea, van het Verdrag. De Raad en de Commissie werken daartoe samen. Zowel te Kinshasa als in Brussel worden mechanismen ingesteld voor de coördinatie van de activiteiten van de Europese Unie in de DRC.

2.   Onverminderd de hiërarchie werkt het hoofd van de missie tevens in nauwe coördinatie samen met de delegatie van de Commissie.

3.   Onverminderd de hiërarchie dragen het hoofd van de missie EUSEC RD Congo en het hoofd van de missie EUPOL RD Congo zorg voor een nauwe coördinatie tussen hun optredens en zoeken zij naar synergieën tussen beide missies, met name ten aanzien van de horizontale aspecten van de RSS in de DRC, en in het kader van de onderlinge taakverdeling tussen beide missies, met name wat betreft gender en mensenrechten.

4.   Het hoofd van de missie waarborgt dat EUSEC RD Congo haar optreden nauw coördineert met de regering van de DRC, de Verenigde Naties via de missie MONUC en de derde staten die bij de hervorming van het defensiegedeelte van de veiligheidssector betrokken zijn.

5.   Overeenkomstig zijn mandaat ziet de SVEU toe op de samenhang van de optredens van de EUSEC RD Congo-missie en de EUPOL RD Congo-missie. Hij draagt hij bij tot de coördinatie met de andere internationale actoren die betrokken zijn bij de hervorming van de veiligheidssector in de DRC.

Artikel 12

Vrijgave van gerubriceerde gegevens

1.   De SG/HV is gemachtigd gerubriceerde gegevens en documenten van de Europese Unie tot op het niveau „CONFIDENTIEL UE” die ten behoeve van de operatie zijn opgesteld, overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad, vrij te geven aan de bij dit gemeenschappelijk optreden betrokken derde landen (5).

2.   Voorts is de SG/HV gemachtigd, naar gelang van de operationele behoeften van de missie, gerubriceerde gegevens en documenten van de Europese Unie tot op het niveau „RESTREINT UE” die ten behoeve van de operatie zijn opgesteld overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad vrij te geven aan de Verenigde Naties. Te dien einde zullen plaatselijke regelingen worden vastgesteld.

3.   Indien er sprake is van een concrete en onmiddellijke operationele behoefte, is de SG/HV voorts gemachtigd gerubriceerde gegevens en documenten van de Europese Unie tot op het niveau „RESTREINT UE” die ten behoeve van de operatie zijn opgesteld overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad, vrij te geven aan het gastland. In alle andere gevallen worden deze gegevens en documenten vrijgegeven aan het gastland volgens de daartoe bestemde procedures op het niveau van samenwerking tussen het gastland en de Unie.

4.   De SG/HV is gemachtigd door de Europese Unie niet-gerubriceerde documenten betreffende de beraadslagingen van de Raad over de operatie die onder de geheimhoudingsplicht van artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad (6) vallen, vrij te geven aan derde landen die bij dit gemeenschappelijk optreden zijn betrokken.

Artikel 13

Status van de missie en het personeel ervan

1.   De status van het personeel van de missie, in voorkomend geval inclusief de voorrechten, immuniteiten en overige waarborgen die nodig zijn voor de uitvoering en de soepele werking van de missie, wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 24 van het Verdrag. De SG/HV, die het voorzitterschap bijstaat, kan namens het voorzitterschap over de nadere regelingen hiervoor onderhandelen.

2.   De EU-lidstaat of de EU-instelling die een personeelslid heeft gedetacheerd, is verantwoordelijk voor de afhandeling van de met de detachering verband houdende schade-eisen van of betreffende dat personeelslid. De betrokken lidstaat of instelling stelt in voorkomend geval vorderingen tegen het gedetacheerd personeelslid in.

Artikel 14

Veiligheid

1.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de veiligheid van de missie EUSEC RD Congo.

2.   Het hoofd van de missie kwijt zich van deze taak overeenkomstig het beleid van de Europese Unie inzake de veiligheid van EU-personeel dat op grond van titel V van het Verdrag en de daarvan afgeleide teksten wordt ingezet in operaties buiten de EU.

3.   Alle personeelsleden krijgen een passende opleiding op het gebied van veiligheid conform het OPLAN. De met de veiligheid belaste functionaris van EUSEC RD Congo zal zorgen voor een regelmatige herhaling van de veiligheidsinstructies.

Artikel 15

Herziening van de missie

Op basis van een verslag dat het secretariaat-generaal van de Raad uiterlijk in maart 2010 indient, stelt het PVC aanbevelingen aan de Raad op, bedoeld om de balans op te maken van de hervorming van de FARDC en een evaluatie te maken van de effecten van de missie op de uitvoering van concrete maatregelen ter ondersteuning van het herziene plan voor de hervorming van de FARDC, waarbij gebruik wordt gemaakt van de strategische operationele indicatoren van het uitvoeringsplan van de missie.

Artikel 16

Inwerkingtreding en duur

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op 1 oktober 2009.

Het is van toepassing tot en met 30 september 2010.

Artikel 17

Bekendmaking

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 september 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

C. BILDT


(1)  PB L 151 van 13.6.2007, blz. 52.

(2)  PB L 151 van 16.6.2009, blz. 40.

(3)  PB L 46 van 17.2.2009, blz. 36.

(4)  PB L 172 van 2.7.2009, blz. 36.

(5)  Besluit 2001/264/EG (PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1).

(6)  Besluit 2006/683/EG, Euratom (PB L 285 van 16.10.2006, blz. 47).