13.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/3


VERORDENING (EG) Nr. 1242/2008 VAN DE COMMISSIE

van 8 december 2008

houdende invoering van een communautaire typologie van de landbouwbedrijven

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening 79/65/EEG van de Raad van 15 juni 1965 tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Economische Gemeenschap (1), en met name op artikel 4, lid 4, artikel 6, lid 2, en artikel 7, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de Gemeenschap komen zeer uiteenlopende productiestructuren en -systemen voor. Opdat de structurele kenmerken en de economische resultaten van de landbouwbedrijven gemakkelijker kunnen worden geanalyseerd, is een geschikte, homogene classificatie van de landbouwbedrijven op basis van hun economische bedrijfsomvang en hun productierichting ingevoerd bij Beschikking 85/377/EEG van de Commissie van 7 juni 1985 houdende invoering van een communautaire typologie van de landbouwbedrijven (2).

(2)

De communautaire typologie moet zo worden opgezet dat op verschillende aggregatieniveaus homogene bedrijfsgroepen kunnen worden gevormd en dat vergelijkingen mogelijk zijn wat de toestand van de bedrijven betreft.

(3)

Omdat de rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden, andere dan de landbouwwerkzaamheden van het bedrijf, een steeds groter deel van het inkomen van de landbouwers voor hun rekening nemen, dient in de communautaire typologie een classificatievariabele te worden opgenomen die aangeeft hoe belangrijk die rechtstreeks met het bedrijf verband houdende andere winstgevende werkzaamheden (AWW's) zijn.

(4)

Ter verwezenlijking van de doelstellingen die zijn bepaald in artikel 4, lid 1, artikel 6, lid 1, onder b), en artikel 7, lid 2, van Verordening 79/65/EEG, dienen uitvoeringsbepalingen voor de communautaire typologie te worden vastgesteld. Bovendien moet de communautaire typologie worden toegepast op de bedrijven met boekhouding aan de hand van de boekhoudkundige gegevens die zijn verzameld via het communautaire informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen (ILB).

(5)

In bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 571/88 (3) is bepaald dat de op een steekproef gebaseerde landbouwstructuurenquêtes statistisch representatief moeten zijn voor aard en omvang van de landbouwbedrijven zoals geclassificeerd volgens de communautaire typologie. Daarom moet de communautaire typologie ook worden toegepast op de bedrijven waarover gegevens worden verzameld via de landbouwstructuurenquêtes.

(6)

De productierichting en de economische bedrijfsomvang dienen te worden bepaald aan de hand van een economische maatstaf die altijd positief blijft. Daarom verdient het aanbeveling de standaardopbrengst te gebruiken. De standaardopbrengsten moeten per product worden vastgesteld. De lijst van de producten waarvoor de standaardopbrengsten moeten worden berekend, dient in overeenstemming te worden gebracht met de lijst van de kenmerken voor de landbouwstructuurenquêtes zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1166/2008. Opdat de typologie ook kan worden toegepast op de ILB-bedrijven, dient een tabel te worden opgesteld waarin de overeenstemming wordt aangegeven tussen de kenmerken van de structuurenquêtes en de rubrieken van het ILB-bedrijfsformulier.

(7)

De standaardopbrengsten moeten worden gebaseerd op gemiddelde waarden over een referentieperiode van vijf jaar, maar moeten in verband met de economische ontwikkelingen geregeld worden geactualiseerd zodat een zinvolle toepassing van de typologie mogelijk blijft. De actualisatiefrequentie dient samen te hangen met de jaren waarin een landbouwstructuurenquête wordt gehouden.

(8)

Met het oog op de opstelling van het schema voor de keuze van de in het ILB-onderzoek 2010 op te nemen bedrijven met boekhouding dient te worden bepaald dat de bij deze verordening vastgestelde typologie reeds wordt toegepast voor de landbouwstructuurenquête 2007. Ook ter wille van de vergelijkbaarheid van de analyses betreffende de toestand van de volgens die typologie geclassificeerde landbouwbedrijven dient te worden voorzien in toepassing van die typologie voor de landbouwstructuurenquêtes en de ILB-onderzoeken van vóór 2010. Daarom moet een afwijkende bepaling worden opgenomen volgens welke de standaardopbrengsten worden berekend voor de referentieperiode 2004.

(9)

De standaardopbrengsten en de voor de berekening daarvan benodigde gegevens moeten aan de Commissie worden meegedeeld door het verbindingsorgaan dat elke lidstaat overeenkomstig artikel 6 van Verordening 79/65/EEG heeft aangewezen. Bepaald dient te worden dat het verbindingsorgaan de relevante informatie rechtstreeks aan de Commissie kan verstrekken via het door de Commissie opgezette informatiesysteem. Voorts dient te worden bepaald dat dit systeem het mogelijk moet maken de benodigde informatie elektronisch uit te wisselen aan de hand van modellen die het verbindingsorgaan via dit systeem beschikbaar zijn gesteld. Tevens dient te worden bepaald dat de Commissie de lidstaten van de algemene voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van het computersysteem in kennis stelt via het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen.

(10)

Duidelijkheidshalve en gezien het feit dat de communautaire typologie veeleer een maatregel van algemene strekking is dan een tot bepaalde adressaten gerichte maatregel, dient Beschikking 85/377/EEG te worden vervangen door een verordening.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Bij deze verordening wordt de „communautaire typologie van de landbouwbedrijven”, hierna „typologie” genoemd, tot stand gebracht, welke typologie een uniforme classificatie is van de landbouwbedrijven in de Gemeenschap volgens hun productierichting en hun economische bedrijfsomvang en volgens het belang van de rechtstreeks met het bedrijf verband houdende andere winstgevende werkzaamheden.

2.   De typologie wordt in het bijzonder gebruikt voor de presentatie, per klasse van productierichting en per klasse van economische bedrijfsomvang, van de gegevens die zijn verzameld via de communautaire landbouwstructuurenquêtes en het communautaire informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen.

Artikel 2

Productierichting

1.   In het kader van de toepassing van deze verordening wordt de „productierichting” van een bedrijf bepaald door de relatieve bijdrage van de standaardopbrengst van elk van de verschillende kenmerken van het bedrijf aan de totale standaardopbrengst van het bedrijf. Voor de standaardopbrengst geldt het bepaalde in artikel 5.

2.   Afhankelijk van het vereiste detailleringsniveau, worden de volgende klassen van productierichting onderscheiden:

a)

de klassen van algemene productierichting,

b)

de klassen van hoofdproductierichting,

c)

de klassen van bijzondere productierichting.

Het schema voor de classificatie van de bedrijven volgens productierichting wordt vastgesteld in bijlage I.

Artikel 3

Economische bedrijfsomvang

De economische bedrijfsomvang wordt bepaald op basis van de totale standaardopbrengst van het bedrijf. Deze omvang wordt uitgedrukt in euro's. De wijze van berekening van de economische bedrijfsomvang en de klassen van economische bedrijfsomvang worden vastgesteld in bijlage II.

Artikel 4

Rechtstreeks met het bedrijf verband houdende andere winstgevende werkzaamheden

Het belang van de rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden, andere dan de landbouwwerkzaamheden van het bedrijf, wordt bepaald op basis van het procentuele aandeel van die andere winstgevende werkzaamheden in de finale output van het bedrijf. Deze verhouding wordt uitgedrukt in de vorm van een klassenbreedte op basis van percentages. De betrokken klassenbreedten op basis van percentages worden vastgesteld in bijlage III, deel C.

Bepalingen betreffende de finale output, de definitie en de methode voor het schatten van de genoemde verhouding worden vastgesteld in bijlage III, delen A en B.

Artikel 5

Standaardopbrengst en totale standaardopbrengst

1.   In het kader van de toepassing van de onderhavige verordening wordt onder „standaardopbrengst” verstaan de standaardwaarde van de brutoproductie.

De standaardopbrengst wordt per regio zoals bedoeld in bijlage IV bij de onderhavige verordening bepaald voor elk van de bij de landbouwstructuurenquêtes te gebruiken kenmerken van de plantaardige en de dierlijke productie zoals vastgesteld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1166/2008.

De wijze van berekening voor de bepaling van de standaardopbrengst voor elk kenmerk en de werkwijze voor het verzamelen van de desbetreffende gegevens worden vastgesteld in bijlage IV bij de onderhavige verordening.

2.   De totale standaardopbrengst van een bedrijf is gelijk aan de som van de waarden die worden verkregen door voor elk kenmerk de standaardopbrengst per eenheid te vermenigvuldigen met het desbetreffende aantal eenheden.

3.   Met het oog op de berekening van de standaardopbrengsten voor de landbouwstructuurenquête van het jaar N wordt onder „referentieperiode” verstaan de periode omstreeks het jaar N-3 die de vijf opeenvolgende jaren van het jaar N-5 tot en met het jaar N-1 omvat.

De standaardopbrengsten worden bepaald aan de hand van gemiddelde basisgegevens die zijn berekend over een referentieperiode van vijf jaar zoals bedoeld in de eerste alinea. Op zijn minst telkens wanneer een landbouwstructuurenquête wordt gehouden, worden zij geactualiseerd om rekening te houden met de economische ontwikkelingen.

De eerste referentieperiode waarover de standaardopbrengsten worden berekend, is de referentieperiode 2007, die de kalenderjaren 2005, 2006, 2007, 2008 en 2009 of de landbouwjaren 2005/2006, 2006/2007, 2007/2008, 2008/2009 en 2009/2010 omvat.

4.   In afwijking van lid 3 berekenen de lidstaten de standaardopbrengsten over de referentieperiode 2004 voor de kenmerken die zijn opgenomen in de bij Verordening (EG) nr. 204/2006 van de Commissie (4) vastgestelde lijst voor de landbouwstructuurenquête 2007. In dit geval omvat de referentieperiode hetzij de kalenderjaren 2003, 2004 en 2005, hetzij de landbouwjaren 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006.

Artikel 6

Mededeling aan de Commissie

1.   De standaardopbrengsten en de in bijlage IV, deel 3, bedoelde gegevens worden aan de Commissie (Eurostat) meegedeeld door het verbindingsorgaan dat elke lidstaat overeenkomstig artikel 6 van Verordening 79/65/EEG heeft aangewezen, of door de instantie waaraan deze taak is gedelegeerd.

2.   De lidstaten delen de Commissie de standaardopbrengsten over een referentieperiode voor een jaar N en de in bijlage IV, deel 3, bedoelde gegevens aan de Commissie mee vóór 31 december van het jaar N+3 of, indien nodig, vóór een datum die de Commissie vaststelt na raadpleging van het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen.

De standaardopbrengsten over de referentieperiode 2004 worden de Commissie uiterlijk op 31 december 2008 meegedeeld.

3.   Voor de mededeling van de standaardopbrengsten en van de in lid 1 bedoelde gegevens gebruiken de lidstaten de door de Commissie (Eurostat) beschikbaar gestelde computersystemen die elektronische uitwisselingen van documenten en informatie tussen haar en de lidstaten mogelijk maken.

4.   De vorm en de inhoud van de voor een mededeling benodigde documenten worden door de Commissie vastgesteld aan de hand van modellen of vragenlijsten die beschikbaar worden gesteld via de in lid 3 bedoelde systemen. De voorschriften betreffende de attributen van de in lid 1 bedoelde gegevens worden vastgesteld in het kader van het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen.

Artikel 7

Intrekking

1.   Beschikking 85/377/EEG wordt ingetrokken.

Beschikking 85/377/EEG blijft evenwel van toepassing tot en met het boekjaar 2009 voor de classificatie van de bedrijven van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen en tot en met de enquête 2007 voor de classificatie van de bedrijven van de in Verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad (5) bedoelde landbouwstructuurenquêtes.

2.   Verwijzingen naar de ingetrokken beschikking gelden als verwijzingen naar deze verordening en moeten worden gelezen overeenkomstig de in bijlage V opgenomen concordantietabel.

Artikel 8

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van het boekjaar 2010 in het geval van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen en vanaf de enquête 2010 in het geval van de landbouwstructuurenquêtes.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 december 2008.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB 109 van 23.6.1965, blz. 1859/65.

(2)  PB L 220 van 17.8.1985, blz. 1.

(3)  PB L 321 van 1.12.2008, blz. 14.

(4)  PB L 34 van 7.2.2006, blz. 3.

(5)  PB L 56 van 2.3.1988, blz. 1.


BIJLAGE I

CLASSIFICATIE VAN DE LANDBOUWBEDRIJVEN VOLGENS PRODUCTIERICHTING

A.   CLASSIFICATIESCHEMA

Gespecialiseerde bedrijven — gewassen

Algemene productierichting

Hoofdproductierichting

Bijzondere productierichting

1.

Gespecialiseerde akkerbouwbedrijven

15.

Bedrijven gespecialiseerd in de teelt van granen, oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen

151.

Bedrijven gespecialiseerd in de teelt van granen (andere dan rijst), oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen

152.

Gespecialiseerde rijstbedrijven

153.

Bedrijven met gecombineerde teelt van granen, oliehoudende zaden, eiwithoudende gewassen en rijst

16.

Andere akkerbouwbedrijven

161.

Gespecialiseerde hakvruchtenbedrijven

162.

Bedrijven met gecombineerde teelt van granen, oliehoudende zaden, eiwithoudende gewassen en hakvruchten

163.

Gespecialiseerde akkerbouwgroentebedrijven

164.

Gespecialiseerde tabakbedrijven

165.

Gespecialiseerde katoenbedrijven

166.

Bedrijven met diverse combinaties van akkerbouwgewassen

2.

Gespecialiseerde tuinbouwbedrijven

21.

Gespecialiseerde glastuinbouwbedrijven

211.

Gespecialiseerde glasgroentebedrijven

212.

Gespecialiseerde bedrijven bloemen en sierplanten onder glas

213.

Gespecialiseerde bedrijven gemengde tuinbouw onder glas

22.

Gespecialiseerde opengrondstuinbouwbedrijven

221.

Gespecialiseerde opengrondsgroentebedrijven

222.

Gespecialiseerde bedrijven bloemen en sierplanten in de open grond

223.

Gespecialiseerde bedrijven gemengde tuinbouw in de open grond

23.

Andere tuinbouwbedrijven

231.

Gespecialiseerde paddenstoelbedrijven

232.

Gespecialiseerde boomkwekerijbedrijven

233.

Bedrijven met diverse tuinbouwteelten

3.

Gespecialiseerde bedrijven blijvende teelten

35.

Gespecialiseerde bedrijven wijnbouw en druiventeelt

351.

Gespecialiseerde wijnbouwbedrijven — kwaliteitswijn

352.

Gespecialiseerde wijnbouwbedrijven — andere wijn dan kwaliteitswijn

353.

Gespecialiseerde bedrijven tafeldruiven

354.

Andere bedrijven wijnbouw en druiventeelt

36.

Gespecialiseerde fruit- en citrusteeltbedrijven

361.

Gespecialiseerde fruitteeltbedrijven (andere vruchten dan citrusfruit, tropisch fruit en noten)

362.

Gespecialiseerde citrusteeltbedrijven

363.

Gespecialiseerde notenteeltbedrijven

364.

Gespecialiseerde bedrijven tropisch fruit

365.

Gespecialiseerde bedrijven fruit, citrusfruit, tropisch fruit en noten: gemengde productie

37.

Gespecialiseerde olijventeeltbedrijven

370.

Gespecialiseerde olijventeeltbedrijven

38.

Bedrijven met diverse combinaties van blijvende teelten

380.

Bedrijven met diverse combinaties van blijvende teelten


Gespecialiseerde bedrijven — veeteelt

Algemene productierichting

Hoofdproductierichting

Bijzondere productierichting

4.

Gespecialiseerde graasdierbedrijven

45.

Gespecialiseerde melkveebedrijven

450.

Gespecialiseerde melkveebedrijven

46.

In jong- en vleesvee gespecialiseerde rundveebedrijven

460.

In jong- en vleesvee gespecialiseerde rundveebedrijven

47.

Rundveebedrijven: melk en jong- en vleesvee gecombineerd

470.

Rundveebedrijven: melk en jong- en vleesvee gecombineerd

48.

Graasdierbedrijven: schapen, geiten en andere graasdieren

481.

Gespecialiseerde schapenbedrijven

482.

Bedrijven met schapen en rundvee gecombineerd

483.

Gespecialiseerde geitenbedrijven

484.

Bedrijven met diverse graasdieren

5.

Gespecialiseerde hokdierbedrijven

51.

Gespecialiseerde varkensbedrijven

511.

Gespecialiseerde fokvarkensbedrijven

512.

Gespecialiseerde vleesvarkensbedrijven

513.

Bedrijven met fok- en vleesvarkens gecombineerd

52.

Gespecialiseerde pluimveebedrijven

521.

Gespecialiseerde legkippenbedrijven

522.

Gespecialiseerde slachtpluimveebedrijven

523.

Bedrijven met combinaties van legkippen en slachtpluimvee

53.

Andere gespecialiseerde hokdierbedrijven

530.

Andere gespecialiseerde hokdierbedrijven


Gemengde bedrijven

Algemene productierichting

Hoofdproductierichting

Bijzondere productierichting

6.

Bedrijven met combinaties van gewassen

61.

Bedrijven met combinaties van gewassen

611.

Bedrijven met combinaties van tuinbouw en blijvende teelten

612.

Bedrijven met combinaties van akker- en tuinbouw

613.

Bedrijven met combinaties van akkerbouw en wijnbouw/druiventeelt

614.

Bedrijven met combinaties van akkerbouw en blijvende teelten

615.

Bedrijven met combinaties van gewassen (accent op akkerbouw)

616.

Andere bedrijven met combinaties van gewassen

7.

Bedrijven met combinaties van veeteelt

73.

Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op graasdieren

731.

Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op melkvee

732.

Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op graasdieren andere dan melkvee

74.

Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op hokdieren

741.

Bedrijven met veeteeltcombinaties: hokdieren en melkvee

742.

Bedrijven met veeteeltcombinaties: hokdieren en graasdieren andere dan melkvee

8.

Bedrijven met combinaties van gewassen en veeteelt

83.

Bedrijven met combinaties van akkerbouw en graasdieren

831.

Bedrijven met combinaties van akkerbouw met melkvee

832.

Bedrijven met combinaties van melkvee met akkerbouw

833.

Bedrijven met combinaties van akkerbouw met graasdieren andere dan melkvee

834.

Bedrijven met combinaties van graasdieren andere dan melkvee met akkerbouw

84.

Bedrijven met diverse gewassen- en veeteeltcombinaties

841.

Bedrijven met combinaties van akkerbouw en hokdieren

842.

Bedrijven met combinaties van blijvende teelten en graasdieren

843.

Bijenteeltbedrijven

844.

Bedrijven met andere gewassen- en veeteeltcombinaties

9.

Niet-geclassificeerde bedrijven

90.

Niet-geclassificeerde bedrijven

900.

Niet-geclassificeerde bedrijven

B.   OVEREENSTEMMINGSTABEL EN GROEPERINGSCODES

I.   Vergelijking tussen de rubrieken van de landbouwstructuurenquêtes en die van het bedrijfsformulier van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen (ILB)

Voor de toepassing van de standaardopbrengsten gelijk te stellen rubrieken

Voor de rubriek te gebruiken code

Communautaire enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven van 2010, 2013 en 2016

(Verordening (EG) nr. 1166/2008)

ILB-bedrijfsformulier

(Verordening (EG) nr. 868/2008 betreffende het bedrijfsformulier (1))

I.   

Gewassen

2.01.01.01.

Zachte tarwe en spelt

120.

Zachte tarwe en spelt

2.01.01.02.

Harde tarwe

121.

Durumtarwe

2.01.01.03.

Rogge

122.

Rogge (inclusief mengsels van wintergranen)

2.01.01.04.

Gerst

123.

Gerst

2.01.01.05.

Haver

124.

Haver

125.

Mengsels van zomergranen

2.01.01.06.

Korrelmais

126.

Korrelmais (inclusief vochtige korrelmais)

2.01.01.07.

Rijst

127.

Rijst

2.01.01.99.

Overige granen voor korrelwinning

128.

Overige granen

2.01.02.

Drooggeoogste peulvruchten en eiwitrijke gewassen voor korrelwinning (inclusief zaaizaad en mengsels van granen en peulvruchten)

129.

Eiwithoudende gewassen

2.01.02.01.

waarvan erwten, veldbonen en niet-bittere lupinen

360.

Erwten, tuinbonen, paardenbonen, duivenbonen en niet-bittere lupinen

361.

Linzen, kekers en wikke

330.

Overige eiwithoudende gewassen

2.01.03.

Aardappelen (inclusief primeurs en pootaardappelen)

130.

Aardappelen (inclusief vroege en pootaardappelen)

2.01.04.

Suikerbieten (exclusief zaaizaad)

131.

Suikerbieten (exclusief voor zaadwinning)

2.01.05.

Voederhakvruchten (exclusief zaaizaad)

144.

Voederhakvruchten (exclusief voor zaadwinning)

2.01.06.01.

Tabak

134.

Tabak

2.01.06.02.

Hop

133.

Hop

2.01.06.03.

Katoen

347.

Katoen

2.01.06.04.

Kool- en raapzaad

331.

Kool- en raapzaad

2.01.06.05.

Zonnebloemen

332.

Zonnebloem

2.01.06.06.

Sojabonen

333.

Sojaboon

2.01.06.07.

Lijnzaad

364.

Vlas ander dan vezelvlas

2.01.06.08.

Andere oliehoudende gewassen

334.

Overige oliehoudende zaden

2.01.06.09.

Vlas

373.

Vezelvlas

2.01.06.10.

Hennep

374.

Hennep

2.01.06.11.

Andere vezelgewassen

 

2.01.06.12.

Aromatische planten, geneeskrachtige kruiden en specerijen

345.

Geneeskrachtige, specerij-, aromatische en reukstofplanten met inbegrip van thee, koffie en koffiecichorei

2.01.06.99.

Andere handelsgewassen, niet elders genoemd

346.

Suikerriet

348.

Overige handelsgewassen

2.01.07.

Verse groenten, meloenen en aardbeien, waarvan:

 

2.01.07.01.

In de open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking

 

2.01.07.01.01.

Akkerbouwmatig geteeld

136.

Groenten, meloenen en aardbeien in volle grond

2.01.07.01.02.

Tuinbouwmatig geteeld

137.

Groenten, meloenen en aardbeien in intensieve teelt in open grond

2.01.07.02.

Onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie

138.

Groenten, meloenen en aardbeien onder beschutting

2.01.08.

Bloemen en sierplanten (exclusief boomkwekerijgewassen):

 

2.01.08.01.

In de open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking

140.

Bloemen en sierplanten in open grond (uitgezonderd boomkwekerijen, met inbegrip van bollenteelt)

2.01.08.02.

Onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie

141.

Bloemen en sierplanten onder beschutting

2.01.09.

Groen geoogste gewassen

 

2.01.09.01.

Tijdelijk grasland

147.

Tijdelijk grasland

2.01.09.02.

Andere groen geoogste gewassen

145.

Overige voedergewassen

2.01.09.02.01.

Voedermais

326.

Voedermais

2.01.09.02.02.

Voedererwten

EN

327.

Overige kuilgranen

EN

2.01.09.02.99.

Andere groen geoogste gewassen, niet elders genoemd

328.

Overige voedergewassen

2.01.10.

Zaaizaad en zaailingen op bouwland

142.

Graszaad

143.

Overige zaden

2.01.11.

Overige gewassen op bouwland

148.

Overige akkerbouwproducten: akkerbouwproducten niet genoemd in de rubrieken 120 tot en met 147

149.

Zaaiklaar verhuurd land, met inbegrip van land dat als loon in natura ter beschikking wordt gesteld van personeel

2.01.12.01.

Braakland, zonder financiële steun

146.

Braakland

Ontbrekend gegeven code 3: braakland waarvoor geen financiële steun wordt verleend

2.01.12.02.

Braakland zonder economische opbrengst, waarvoor financiële steun wordt verleend

146.

Braakland

Ontbrekend gegeven code 8: niet-beteelde en niet langer voor productiedoeleinden gebruikte grond waarvoor het bedrijf recht heeft op financiële steun

2.03.01.

Grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst

150.

Blijvend grasland

2.03.02.

Weiden met geringe opbrengst

151.

Uitloopweiden

2.03.03.

Blijvend grasland dat niet langer voor productiedoeleinden wordt gebruikt en voor financiële steun in aanmerking komt

314.

Blijvend grasland dat niet langer voor productiedoeleinden wordt gebruikt en voor financiële steun in aanmerking komt

2.04.01.

Boomgaarden en kleinfruit

152.

Fruitbomen en bessen

2.04.01.01.

Fruit, waarvan

 

2.04.01.01.01.

Fruit van gematigde breedten

349.

Pitvruchten

350.

Steenvruchten

2.04.01.01.02.

Fruit van subtropische breedten

353.

Tropische en subtropische vruchten

2.04.01.02.

Kleinfruit

352.

Kleinfruit en bessen

2.04.01.03.

Noten

351.

Schaalvruchten

2.04.02.

Citrusvruchtaanplantingen

153.

Citrusvruchten

2.04.03.

Olijfboomgaarden

154.

Olijventeelt

2.04.03.01.

waar gewoonlijk tafelolijven worden geproduceerd

281.

Tafelolijven

2.04.03.02.

waar gewoonlijk olijven voor de oliewinning worden geproduceerd

282.

Olijven voor oliewinning

283.

Olijfolie

2.04.04.

Wijngaarden waar gewoonlijk:

155.

Wijngaarden

2.04.04.01.

kwaliteitswijn wordt geproduceerd

286.

Wijndruiven voor kwaliteitswijn met BOB

292.

Wijndruiven voor kwaliteitswijn met BGA

289.

Kwaliteitswijn met BOB

294.

Kwaliteitswijn met BGA

2.04.04.02.

andere wijnen worden geproduceerd

293.

Wijndruiven voor overige wijn

288.

Diverse producten van de wijnbouw (most, most met toegevoegde alcohol, sap, brandewijn, wijnazijn e.a. voor zover zij op het bedrijf worden geproduceerd)

295.

Overige wijn

2.04.04.03.

tafeldruiven worden geproduceerd

285.

Tafeldruiven

2.04.04.04.

krenten en rozijnen worden geproduceerd

291.

Krenten en rozijnen

2.04.05.

Boomkwekerijgewassen

157.

Boomkwekerijen

2.04.06.

Andere meerjarige teelten

158.

Overige blijvende teelten

2.04.07.

Meerjarige teelten onder glas

156.

Blijvende teelten onder beschutting

2.06.01.

Paddenstoelen

139.

Champignons

II.   

Veestapel

3.01.

Eenhoevigen

22.

Eenhoevige dieren (alle leeftijden)

3.02.01.

Mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan één jaar

23.

Mestkalveren

24.

Overige runderen, jonger dan één jaar

3.02.02.

Mannelijke runderen tussen één en twee jaar oud

25.

Mannelijke runderen, ten minste één maar minder dan twee jaar oud

3.02.03.

Vrouwelijke runderen tussen één en twee jaar oud

26.

Vrouwelijke runderen, ten minste één maar minder dan twee jaar oud

3.02.04.

Mannelijke runderen van twee jaar en ouder

27.

Mannelijke runderen, ten minste twee jaar oud

3.02.05.

Vaarzen van twee jaar en ouder

28.

Fokvaarzen

29.

Mestvaarzen

3.02.06.

Melkkoeien

30.

Melkkoeien

31.

Afgemolken koeien

3.02.99.

Andere koeien

32.

Overige koeien

3.03.01.

Schapen (alle leeftijden)

 

3.03.01.01.

Schapen, vrouwelijke dieren voor de voortplanting

40.

Fokooien

3.03.01.99.

Andere schapen

41.

Overige schapen

3.03.02.

Geiten (alle leeftijden)

 

3.03.02.01.

Geiten, vrouwelijke dieren voor de voortplanting

38.

Vrouwelijke geiten voor de voortplanting

3.03.02.99.

Andere geiten

39.

Overige geiten

3.04.01.

Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg

43.

Biggen

3.04.02.

Fokzeugen van 50 kg en meer

44.

Fokzeugen

3.04.99.

Andere varkens

45.

Mestvarkens

46.

Overige varkens

3.05.01.

Mesthoenders

47.

Slachtkuikens

3.05.02.

Leghennen

48.

Leghennen

3.05.03.

Ander pluimvee

49.

Overig pluimvee

3.05.03.01.

Kalkoenen

3.05.03.02.

Eenden

3.05.03.03.

Ganzen

3.05.03.04.

Struisvogels

3.05.03.99.

Ander pluimvee, niet elders genoemd

3.06.

Moederkonijnen (voedsters)

34.

Moederkonijnen

3.07.

Bijen

33.

Bijenvolken

II.   Codes waaronder enige in de landbouwstructuurenquêtes van 2010, 2013 en 2016 opgenomen kenmerken worden gegroepeerd

P45.

Melkvee = 3.02.01. (mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan één jaar) + 3.02.03. (vrouwelijke runderen tussen één en twee jaar oud) + 3.02.05. (vaarzen van twee jaar en ouder) + 3.02.06. (melkkoeien).

P46.

Runderen = P45 (melkvee) + 3.02.02. (mannelijke runderen tussen één en twee jaar oud) + 3.02.04. (mannelijke runderen van twee jaar en ouder) + 3.02.99. (andere koeien).

GL

Graasdieren = 3.01. (eenhoevigen) + P46 (runderen) + 3.03.01.01. (schapen, vrouwelijke dieren voor de voortplanting) + 3.3.1.99. (andere schapen) + 3.03.02.01. (geiten, vrouwelijke dieren voor de voortplanting) + 3.03.02.99. (andere geiten).

Indien GL=0

FCP1

Voor verkoop bestemde voedergewassen = 2.01.05. (voederhakvruchten) + 2.01.09. (groen geoogste gewassen) + 2.03.01. (grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst) + 2.03.02. (weiden met geringe opbrengst).

FCP4

Voedergewassen voor graasdieren = 0.

P17

Hakvruchten = 2.01.03. (aardappelen) + 2.01.04. (suikerbieten) + 2.01.05. (voederhakvruchten).

Indien GL>0

FCP1

Voor verkoop bestemde voedergewassen = 0.

FCP4

Voedergewassen voor graasdieren = 2.01.05. (voederhakvruchten) + 2.01.09. (groen geoogste gewassen) + 2.03.01. (grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst) + 2.03.02. (weiden met geringe opbrengst).

P17

Hakvruchten = 2.01.03. (aardappelen) + 2.01.04. (suikerbieten).

P151.

Granen, uitgezonderd rijst = 2.01.01.01. (zachte tarwe en spelt) + 2.01.01.02. (harde tarwe) + 2.01.01.03. (rogge) + 2.01.01.04. (gerst) + 2.01.01.05. (haver) + 2.01.01.06. (korrelmais) + 2.01.01.99. (overige granen voor korrelwinning).

P15.

Granen = P151 (granen, uitgezonderd rijst) + 2.01.01.07. (rijst).

P16.

Oliehoudende zaden = 2.01.06.04. (kool- en raapzaad) + 2.01.06.05. (zonnebloemen) + 2.01.06.06. (sojabonen) + 2.01.06.07. (lijnzaad) + 2.01.06.08. (andere oliehoudende gewassen).

P51.

Varkens = 3.04.01. (biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg) + 3.04.02. (fokzeugen van 50 kg en meer) + 3.04.99. (andere varkens).

P52.

Pluimvee = 3.05.01. (mesthoenders) + 3.05.02. (leghennen) + 3.05.03. (ander pluimvee).

P1.

Akkerbouw = P15 (granen) + 2.01.02. (drooggeoogste peulvruchten en eiwitrijke gewassen voor korrelwinning) + 2.01.03. (aardappelen) + 2.01.04. (suikerbieten) + 2.01.06.01. (tabak) + 2.01.06.02. (hop) + 2.01.06.03. (katoen) + P16 (oliehoudende zaden) + 2.01.06.09. (vlas) + 2.01.06.10. (hennep) + 2.01.06.11. (andere vezelgewassen) + 2.01.06.12. (aromatische planten, geneeskrachtige kruiden en specerijen) + 2.01.06.99. (andere handelsgewassen, niet elders genoemd) + 2.01.07.01.01. (verse groenten, meloenen en aardbeien — in de open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking — akkerbouwmatig geteeld) + 2.01.10. (zaaizaad en zaailingen op bouwland) + 2.01.11. (overige gewassen op bouwland) + 2.01.12.01. (braakland, zonder financiële steun) + FCP1 (voor verkoop bestemde voedergewassen).

P2.

Tuinbouw = 2.01.07.01.02. (verse groenten, meloenen en aardbeien — in de open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking — tuinbouwmatig geteeld) + 2.01.07.02. (verse groenten, meloenen en aardbeien — onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie) + 2.01.08.01. (bloemen en sierplanten — in de open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking) + 2.01.08.02. (bloemen en sierplanten — onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie) + 2.06.01. (paddenstoelen) + 2.04.05. (boomkwekerijgewassen).

P3.

Meerjarige teelten = 2.04.01. (boomgaarden en kleinfruit) + 2.04.02. (citrusvruchtaanplantingen) + 2.04.03. (olijfboomgaarden) + 2.04.04. (wijngaarden) + 2.04.06. (andere meerjarige teelten) + 2.04.07. (meerjarige teelten onder glas).

P4.

Graasdieren en voedergewassen = GL (graasdieren) + FCP4 (voedergewassen voor graasdieren).

P5.

Hokdieren = P51 (varkens) + P52 (pluimvee) + 3.06. (moederkonijnen (voedsters)).

C.   DEFINITIE VAN DE KLASSEN VAN PRODUCTIERICHTING

Aan de bepaling van de klassen van productierichting liggen twee uitgangspunten ten grondslag, namelijk:

a)

De aard van de betrokken kenmerken

De kenmerken zijn ontleend aan de lijst van kenmerken waarvoor bij de enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven 2010, 2013 en 2016 gegevens worden verzameld: zij worden aangeduid met de code die is vermeld in de overeenstemmingstabel in deel B.I van deze bijlage, of met een code waaronder een aantal van die kenmerken is gegroepeerd, voor welke codes wordt verwezen naar deel B.II van deze bijlage (2).

b)

De minimale en/of maximale aandelen van de kenmerken die de klassengrenzen bepalen

Tenzij anders vermeld, worden deze minimale en/of maximale aandelen aangegeven als breuken van de totale standaardopbrengst van het bedrijf.

Gespecialiseerde bedrijven — gewassen

Productierichting (PR)

Definitie

Code van het kenmerk en minimaal/maximaal aandeel ervan

(zie deel B van deze bijlage)

Algemene PR

Hoofd-PR

Bijzondere PR

Code

 

Code

 

Code

 

1

Gespecialiseerde akkerbouwbedrijven

 

 

 

 

Akkerbouw, d.w.z. granen, drooggeoogste peulvruchten en eiwitrijke gewassen voor korrelwinning, oliehoudende zaden, aardappelen, suikerbieten, handelsgewassen, verse groenten, meloenen en aardbeien als akkerbouwgewas, zaaizaad en zaailingen op bouwland, overige gewassen op bouwland, braakland en voor verkoop bestemde voedergewassen > 2/3

P1 > 2/3

15

Bedrijven gespecialiseerd in de teelt van granen, oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen

 

 

Granen, oliehoudende zaden en drooggeoogste peulvruchten en eiwitrijke gewassen voor korrelwinning > 2/3

P15 + P16 + 2.01.02. > 2/3

151

Bedrijven gespecialiseerd in de teelt van granen (andere dan rijst), oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen

Granen, uitgezonderd rijst, oliehoudende zaden, drooggeoogste peulvruchten en eiwitrijke gewassen voor korrelwinning > 2/3

P151 + P16 + 2.01.02. > 2/3

152

Gespecialiseerde rijstbedrijven

Rijst > 2/3

2.01.01.07. > 2/3

153

Bedrijven met gecombineerde teelt van granen, oliehoudende zaden, eiwithoudende gewassen en rijst

Bedrijven van klasse 15, uitgezonderd die van de klassen 151 en 152

 

16

Andere akkerbouwbedrijven

 

 

Akkerbouw > 2/3; granen, oliehoudende zaden en drooggeoogste peulvruchten en eiwitrijke gewassen voor korrelwinning ≤ 2/3

P15 + P16 + 2.01.02. ≤ 2/3

161

Gespecialiseerde hakvruchtenbedrijven

Aardappelen, suikerbieten en voederhakvruchten > 2/3

P17 > 2/3

162

Bedrijven met gecombineerde teelt van granen, oliehoudende zaden, eiwithoudende gewassen en hakvruchten

Granen, oliehoudende zaden en drooggeoogste peulvruchten en eiwitrijke gewassen voor korrelwinning > 1/3; hakvruchten > 1/3

P15 + P16 + 2.01.02. > 1/3; P17 > 1/3

163

Gespecialiseerde akkerbouwgroentebedrijven

Verse groenten, meloenen en aardbeien als akkerbouwgewas > 2/3

2.01.07.01.01. > 2/3

164

Gespecialiseerde tabakbedrijven

Tabak > 2/3

2.01.06.01. > 2/3

165

Gespecialiseerde katoenbedrijven

Katoen > 2/3

2.01.06.03. > 2/3

166

Bedrijven met diverse combinaties van akkerbouwgewassen

Bedrijven van klasse 16, uitgezonderd die van de klassen 161, 162, 163, 164 en 165

 

2

Gespecialiseerde tuinbouwbedrijven

 

 

 

 

Verse groenten, meloenen en aardbeien als opengrondstuinbouwgewas en onder glas, bloemen en sierplanten in de open grond en onder glas, paddenstoelen en boomkwekerijgewassen > 2/3

P2 > 2/3

21

Gespecialiseerde glastuinbouwbedrijven

 

 

Verse groenten, meloenen en aardbeien onder glas en bloemen en sierplanten onder glas > 2/3

2.01.07.02. + 2.01.08.02. > 2/3

211

Gespecialiseerde glasgroentebedrijven

Verse groenten, meloenen en aardbeien onder glas > 2/3

2.01.07.02. > 2/3

212

Gespecialiseerde bedrijven bloemen en sierplanten onder glas

Bloemen en sierplanten onder glas > 2/3

2.01.08.02. > 2/3

213

Gespecialiseerde bedrijven gemengde tuinbouw onder glas

Bedrijven van klasse 21, uitgezonderd die van de klassen 211 en 212

 

22

Gespecialiseerde opengrondstuinbouwbedrijven

 

 

Verse groenten, meloenen en aardbeien in de open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking tuinbouwmatig geteeld en bloemen en sierplanten in de open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking > 2/3

2.01.07.01.02. + 2.01.08.01. > 2/3

221

Gespecialiseerde opengrondsgroentebedrijven

Verse groenten, meloenen en aardbeien in de open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking tuinbouwmatig geteeld > 2/3

2.01.07.01.02. > 2/3

222

Gespecialiseerde bedrijven bloemen en sierplanten in de open grond

Bloemen en sierplanten in de open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking > 2/3

2.01.08.01. > 2/3

223

Gespecialiseerde bedrijven gemengde tuinbouw in de open grond

Bedrijven van klasse 22, uitgezonderd die van de klassen 221 en 222

 

23

Andere tuinbouwbedrijven

 

 

Tuinbouwbedrijven met glastuinbouw ≤ 2/3 en tuinbouw in de open grond ≤ 2/3

2.01.07.01.02. + 2.01.08.01. ≤ 2/3; 2.01.07.02. + 2.01.08.02. ≤ 2/3

231

Gespecialiseerde paddenstoelbedrijven

Paddenstoelen > 2/3

2.06.01. > 2/3

232

Gespecialiseerde boomkwekerijbedrijven

Boomkwekerijgewassen > 2/3

2.04.05. > 2/3

233

Bedrijven met diverse tuinbouwteelten

Bedrijven van klasse 23, uitgezonderd die van de klassen 231 en 232

 

3

Gespecialiseerde bedrijven blijvende teelten

 

 

 

 

Boomgaarden en kleinfruit, citrusvruchtaanplantingen, olijfboomgaarden, wijngaarden, andere meerjarige teelten en meerjarige teelten onder glas > 2/3

P3 > 2/3

35

Gespecialiseerde bedrijven wijnbouw en druiventeelt

 

 

Wijngaarden > 2/3

2.04.04. > 2/3

351

Gespecialiseerde wijnbouwbedrijven — kwaliteitswijn

Wijngaarden waar gewoonlijk kwaliteitswijn wordt geproduceerd > 2/3

2.04.04.01. > 2/3

352

Gespecialiseerde wijnbouwbedrijven — andere wijn dan kwaliteitswijn

Wijngaarden waar gewoonlijk andere wijnen worden geproduceerd > 2/3

2.04.04.02. > 2/3

353

Gespecialiseerde bedrijven tafeldruiven

Wijngaarden waar gewoonlijk tafeldruiven worden geproduceerd > 2/3

2.04.04.03. > 2/3

354

Andere bedrijven wijnbouw en druiventeelt

Bedrijven van klasse 35, uitgezonderd die van de klassen 351, 352 en 353

 

36

Gespecialiseerde fruit- en citrusteeltbedrijven

 

 

Boomgaarden en kleinfruit en citrusvruchtaanplantingen > 2/3

2.04.01. + 2.04.02. > 2/3

361

Gespecialiseerde fruitteeltbedrijven (andere vruchten dan citrusfruit, tropisch fruit en noten)

Fruit van gematigde breedten en kleinfruit > 2/3

2.04.01.01.01. + 2.04.01.02. > 2/3

362

Gespecialiseerde citrusteeltbedrijven

Citrusfruit > 2/3

2.04.02. > 2/3

363

Gespecialiseerde notenteeltbedrijven

Noten > 2/3

2.04.01.03. > 2/3

364

Gespecialiseerde bedrijven tropisch fruit

Tropisch fruit > 2/3

2.04.01.01.02. > 2/3

365

Gespecialiseerde bedrijven fruit, citrusfruit, tropisch fruit en noten: gemengde productie

Bedrijven van klasse 36, uitgezonderd die van de klassen 361, 362, 363 en 364

 

37

Gespecialiseerde olijventeeltbedrijven

370

Gespecialiseerde olijventeeltbedrijven

Olijfboomgaarden > 2/3

2.04.03. > 2/3

38

Bedrijven met diverse combinaties van blijvende teelten

380

Bedrijven met diverse combinaties van blijvende teelten

Bedrijven van klasse 3, uitgezonderd die van de klassen 35, 36 en 37

 


Gespecialiseerde bedrijven — veeteelt

Productierichting (PR)

Definitie

Code van het kenmerk en minimaal/maximaal aandeel ervan

(zie deel B van deze bijlage)

Algemene PR

Hoofd-PR

Bijzondere PR

Code

 

Code

 

Code

 

4

Gespecialiseerde graasdierbedrijven

 

 

 

 

Voedergewassen voor graasdieren (d.w.z. voederhakvruchten, groen geoogste gewassen, grasland en weiden met geringe opbrengst) en graasdieren (d.w.z. eenhoevigen en alle categorieën van runderen, schapen en geiten) > 2/3

P4 > 2/3

45

Gespecialiseerde melkveebedrijven

 

 

Melkkoeien > 3/4 van alle graasdieren; graasdieren > 1/3 van de graasdieren en voedergewassen

3.02.06. > 3/4 GL; GL > 1/3 P4

46

In jong- en vleesvee gespecialiseerde rundveebedrijven

 

 

Alle runderen (d.w.z. runderen jonger dan één jaar, runderen tussen één en twee jaar oud en runderen van twee jaar en ouder (mannelijke dieren, vaarzen, melkkoeien en andere koeien)) > 2/3 van de graasdieren; melkkoeien ≤ 1/10 van de graasdieren; graasdieren > 1/3 van de graasdieren en voedergewassen

P46 > 2/3 GL; 3.02.06. ≤ 1/10 GL; GL > 1/3 P4

47

Rundveebedrijven: melk en jong- en vleesvee gecombineerd

 

 

Alle runderen > 2/3 van de graasdieren; melkkoeien > 1/10 van de graasdieren; graasdieren > 1/3 van de graasdieren en voedergewassen; uitgezonderd de bedrijven van klasse 45

P46 > 2/3 GL; 3.02.06. > 1/10 GL; GL > 1/3 P4; uitgezonderd klasse 45

48

Graasdierbedrijven: schapen, geiten en andere graasdieren

 

 

Alle runderen ≤ 2/3 van de graasdieren

P46 ≤ 2/3

481

Gespecialiseerde schapenbedrijven

Schapen > 2/3 van de graasdieren; graasdieren > 1/3 van de graasdieren en voedergewassen

3.03.01. > 2/3 GL; GL > 1/3 P4

482

Bedrijven met schapen en rundvee gecombineerd

Alle runderen > 1/3 van de graasdieren; schapen > 1/3 van de graasdieren; graasdieren >1/3 van de graasdieren en voedergewassen

P46 > 1/3 GL; 3.03.01. > 1/3 GL; GL > 1/3 P4

483

Gespecialiseerde geitenbedrijven

Geiten > 2/3 van de graasdieren; graasdieren > 1/3 van de graasdieren en voedergewassen

3.03.02. > 2/3 GL; GL > 1/3 P4

484

Bedrijven met diverse graasdieren

Bedrijven van klasse 48, uitgezonderd die van de klassen 481, 482 en 483

 

5

Gespecialiseerde hokdierbedrijven

 

 

 

 

Hokdieren, d.w.z. varkens (d.w.z. biggen, fokzeugen en andere varkens), pluimvee (d.w.z. mesthoenders, leghennen en ander pluimvee) en moederkonijnen (voedsters) > 2/3

P5 > 2/3

51

Gespecialiseerde varkensbedrijven

 

 

Varkens > 2/3

P51 > 2/3

511

Gespecialiseerde fokvarkensbedrijven

Fokzeugen > 2/3

3.04.02. > 2/3

512

Gespecialiseerde vleesvarkensbedrijven

Biggen en andere varkens > 2/3

3.04.01. + 3.04.99. > 2/3

513

Bedrijven met fok- en vleesvarkens gecombineerd

Bedrijven van klasse 51, uitgezonderd die van de klassen 511 en 512

 

52

Gespecialiseerde pluimveebedrijven

 

 

Pluimvee > 2/3

P52 > 2/3

521

Gespecialiseerde legkippenbedrijven

Leghennen > 2/3

3.05.02. > 2/3

522

Gespecialiseerde slachtpluimveebedrijven

Mesthoenders en ander pluimvee > 2/3

3.05.01. + 3.05.03. > 2/3

523

Bedrijven met combinaties van legkippen en slachtpluimvee

Bedrijven van klasse 52, uitgezonderd die van de klassen 521 en 522

 

53

Andere gespecialiseerde hokdierbedrijven

 

 

Bedrijven van klasse 5, uitgezonderd die van de klassen 51 en 52

 


Gemengde bedrijven

Productierichting (PR)

Definitie

Code van het kenmerk en minimaal/maximaal aandeel ervan

(zie deel B van deze bijlage)

Algemene PR

Hoofd-PR

Bijzondere PR

Code

 

Code

 

Code

 

6

Bedrijven met combinaties van gewassen

61

Bedrijven met combinaties van gewassen

 

 

Akkerbouw en tuinbouw en meerjarige teelten > 2/3 maar {akkerbouw ≤ 2/3 en tuinbouw ≤ 2/3 en meerjarige teelten ≤ 2/3}

(P1 + P2 + P3) > 2/3; P1 ≤ 2/3; P2 ≤ 2/3; P3 ≤ 2/3

611

Bedrijven met combinaties van tuinbouw en blijvende teelten

Tuinbouw > 1/3; meerjarige teelten > 1/3

P2 > 1/3; P3 > 1/3

612

Bedrijven met combinaties van akker- en tuinbouw

Akkerbouw > 1/3; tuinbouw > 1/3

P1 > 1/3; P2 > 1/3

613

Bedrijven met combinaties van akkerbouw en wijnbouw/druiventeelt

Akkerbouw > 1/3; wijngaarden > 1/3

P1 > 1/3; 2.04.04. > 1/3

614

Bedrijven met combinaties van akkerbouw en blijvende teelten

Akkerbouw > 1/3; meerjarige teelten > 1/3; wijngaarden ≤ 1/3

P1 > 1/3; P3 > 1/3; 2.04.04. ≤ 1/3

615

Bedrijven met combinaties van gewassen (accent op akkerbouw)

Akkerbouw > 1/3; geen enkele andere productietak > 1/3

P1 > 1/3; P2 ≤ 1/3; P3 ≤ 1/3;

616

Andere bedrijven met combinaties van gewassen

Bedrijven van klasse 61, uitgezonderd die van de klassen 611, 612, 613, 614 en 615

 

7

Bedrijven met combinaties van veeteelt

 

 

 

 

Graasdieren en voedergewassen en hokdieren > 2/3; graasdieren en voedergewassen ≤ 2/3; hokdieren ≤ 2/3

P4 + P5 > 2/3; P4 ≤ 2/3; P5 ≤ 2/3

73

Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op graasdieren

 

 

Graasdieren en voedergewassen > hokdieren

P4 > P5

731

Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op melkvee

Melkvee > 1/3 van de graasdieren; melkkoeien > 1/2 van het melkvee

P45 > 1/3 GL; 3.02.06. > 1/2 P45;

732

Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op graasdieren andere dan melkvee

Bedrijven van klasse 73, uitgezonderd die van klasse 731

 

74

Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op hokdieren

 

 

Graasdieren en voedergewassen ≤ hokdieren

P4 ≤ P5

741

Bedrijven met veeteeltcombinaties: hokdieren en melkvee

Melkvee > 1/3 van de graasdieren; hokdieren > 1/3; melkkoeien > 1/2 van het melkvee

P45 > 1/3 GL; P5 > 1/3; 3.02.06. > 1/2 P45

742

Bedrijven met veeteeltcombinaties: hokdieren en graasdieren andere dan melkvee

Bedrijven van klasse 74, uitgezonderd die van klasse 741

 

8

Bedrijven met combinaties van gewassen en veeteelt

 

 

 

 

Bedrijven die niet konden worden ondergebracht in de klassen 1 t/m 7

 

83

Bedrijven met combinaties van akkerbouw en graasdieren

 

 

Akkerbouw > 1/3; graasdieren en voedergewassen > 1/3

P1 > 1/3; P4 > 1/3

831

Bedrijven met combinaties van akkerbouw met melkvee

Melkvee > 1/3 van de graasdieren; melkkoeien > 1/2 van het melkvee; melkvee < akkerbouw

P45 > 1/3 GL; 3.02.06. > 1/2 P45; P45 < P1

832

Bedrijven met combinaties van melkvee met akkerbouw

Melkvee > 1/3 van de graasdieren; melkkoeien > 1/2 van het melkvee; melkvee ≥ akkerbouw

P45 > 1/3 GL; 3.02.06. > 1/2 P45; P45 ≥ P1

833

Bedrijven met combinaties van akkerbouw met graasdieren andere dan melkvee

Akkerbouw > graasdieren en voedergewassen; uitgezonderd de bedrijven van klasse 831

P1 > P4; uitgezonderd klasse 831

834

Bedrijven met combinaties van graasdieren andere dan melkvee met akkerbouw

Bedrijven van klasse 83, uitgezonderd die van de klassen 831, 832 en 8332

 

84

Bedrijven met diverse gewassen- en veeteeltcombinaties

 

 

Bedrijven van klasse 8, uitgezonderd die van klasse 83

 

841

Bedrijven met combinaties van akkerbouw en hokdieren

Akkerbouw > 1/3; hokdieren > 1/3

P1 > 1/3; P5 > 1/3

842

Bedrijven met combinaties van blijvende teelten en graasdieren

Meerjarige teelten > 1/3; graasdieren en voedergewassen > 1/3

P3 > 1/3; P4 > 1/3

843

Bijenteeltbedrijven

Bijen > 2/3

3.7. > 2/3

844

Bedrijven met andere gewassen- en veeteeltcombinaties

Bedrijven van klasse 84, uitgezonderd die van de klassen 841, 842 en 843

 


Niet-geclassificeerde bedrijven

Productierichting (PR)

Definitie

Code van het kenmerk en minimaal/maximaal aandeel ervan

(zie deel B van deze bijlage)

Algemene PR

Hoofd-PR

Bijzondere PR

Code

 

Code

 

Code

 

9

Niet-geclassificeerde bedrijven

 

 

 

 

Niet-geclassificeerde bedrijven

Totale standaardopbrengst = 0


(1)  PB L 237 van 4.9.2008, blz. 18.

(2)  De kenmerken 2.01.05. (voederhakvruchten), 2.01.09. (groen geoogste gewassen), 2.01.12.01. (braakland, zonder financiële steun), 2.01.12.02. (braakland zonder economische opbrengst, waarvoor financiële steun wordt verleend), 2.02. (tuinen voor eigen gebruik), 2.03.01. (grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst), 2.03.02. (weiden met geringe opbrengst), 2.03.03. (blijvend grasland dat niet langer voor productiedoeleinden wordt gebruikt en voor financiële steun in aanmerking komt), 3.02.01. (mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan één jaar), 3.03.01.99. (andere schapen), 3.03.02.99. (andere geiten) en 3.04.01. (biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg) worden slechts onder bepaalde voorwaarden meegeteld (zie bijlage IV, punt 5).


BIJLAGE II

ECONOMISCHE BEDRIJFSOMVANG

A.   ECONOMISCHE BEDRIJFSOMVANG

De economische bedrijfsomvang wordt gemeten als de totale standaardopbrengst van het bedrijf, uitgedrukt in euro's.

B.   KLASSEN VAN ECONOMISCHE BEDRIJFSOMVANG

De bedrijven worden ingedeeld in grootteklassen met de volgende grenzen:

Klasse

Grenzen in euro's

I

minder dan 2 000 EUR

II

van 2 000 tot minder dan 4 000 EUR

III

van 4 000 tot minder dan 8 000 EUR

IV

van 8 000 tot minder dan 15 000 EUR

V

van 15 000 tot minder dan 25 000 EUR

VI

van 25 000 tot minder dan 50 000 EUR

VII

van 50 000 tot minder dan 100 000 EUR

VIII

van 100 000 tot minder dan 250 000 EUR

IX

van 250 000 tot minder dan 500 000 EUR

X

van 500 000 tot minder dan 750 000 EUR

XI

van 750 000 tot minder dan 1 000 000 EUR

XII

van 1 000 000 tot minder dan 1 500 000 EUR

XIII

van 1 500 000 tot minder dan 3 000 000 EUR

XIV

3 000 000 EUR of meer

Voor toepassing op het gebied van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen en de communautaire enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven kan worden bepaald dat de grootteklassen IV en V, VIII en IX, X en XI, van XII tot en met XIV of van X tot en met XIV worden samengevoegd.

Ter uitvoering van artikel 4, lid 1, van Verordening 79/65/EEG stellen de lidstaten voor het waarnemingsgebied van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen een drempelwaarde van de economische bedrijfsomvang vast die gelijk is aan de ondergrens van een van de bovenvermelde grootteklassen.


BIJLAGE III

RECHTSTREEKS MET HET BEDRIJF VERBAND HOUDENDE ANDERE WINSTGEVENDE WERKZAAMHEDEN

A.   DEFINITIE VAN RECHTSTREEKS MET HET BEDRIJF VERBAND HOUDENDE ANDERE WINSTGEVENDE WERKZAAMHEDEN

De rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden, andere dan de landbouwwerkzaamheden van het bedrijf, omvatten alle niet-landbouwwerkzaamheden die rechtstreeks met het bedrijf verband houden en een economische impact op het bedrijf hebben. Het betreft werkzaamheden waarbij hetzij productiemiddelen van het bedrijf (grond, gebouwen, machines, landbouwproducten enz.), hetzij producten van het bedrijf worden gebruikt.

B.   SCHATTING VAN HET BELANG VAN DE RECHTSTREEKS MET HET BEDRIJF VERBAND HOUDENDE ANDERE WINSTGEVENDE WERKZAAMHEDEN (AWW'S)

Het aandeel van de rechtstreeks met het bedrijf verband houdende AWW's in de finale output van het bedrijf wordt als volgt geschat aan de hand van het aandeel van de omzet uit de rechtstreeks met het bedrijf verband houdende AWW's in de totale omzet van het bedrijf (inclusief rechtstreekse betalingen):

Formula

C.   KLASSEN NAAR HET BELANG VAN DE RECHTSTREEKS MET HET BEDRIJF VERBAND HOUDENDE AWW's

De bedrijven worden als volgt in klassen ingedeeld volgens de grenzen waarbinnen het belang van de rechtstreeks met het bedrijf verband houdende AWW's in procenten van de finale output ligt.

Klasse

Grenzen in procenten

I

Van 0 % tot en met 10 %

II

Van meer dan 10 % tot en met 50 %

III

Van meer dan 50 % tot minder dan 100 %


BIJLAGE IV

STANDAARDOPBRENGSTEN (SO's)

1.   DEFINITIE EN WIJZE VAN BEREKENING VAN DE SO's

a)   Onder opbrengst van een landbouwkenmerk wordt verstaan: de geldwaarde van de brutoproductie van het betrokken landbouwproduct tegen de prijs af boerderij.

Onder standaardopbrengst (SO) wordt verstaan: de waarde van de opbrengst die overeenstemt met de gemiddelde situatie in een bepaalde regio voor elk van de onderscheiden landbouwkenmerken.

b)   De opbrengst is gelijk aan de som van de waarde van het/de hoofdproduct(en) en de waarde van het/de bijproduct(en).

De waarden worden berekend door de productie per eenheid te vermenigvuldigen met de prijs af boerderij. Zij zijn exclusief btw, belastingen op producten en rechtstreekse betalingen.

c)   Productieperiode

De SO's hebben betrekking op een productieperiode van twaalf maanden (kalender- of landbouwjaar).

Voor de plantaardige en de dierlijke producten waarbij de productieduur minder of meer dan twaalf maanden bedraagt, wordt een SO berekend die betrekking heeft op de aanwas of productie over twaalf maanden.

d)   Basisgegevens en referentieperiode

De SO's worden bepaald met behulp van de elementen die zijn genoemd in het vorenstaande punt b). De hiervoor benodigde basisgegevens worden in de lidstaten verzameld over een referentieperiode van vijf opeenvolgende kalender- of landbouwjaren. Deze referentieperiode is uniform voor alle lidstaten en wordt door de Commissie vastgesteld. Zo hebben bijvoorbeeld de SO's van de referentieperiode „2007” betrekking op de kalenderjaren 2005, 2006, 2007, 2008 en 2009 of de landbouwjaren 2005/2006, 2006/2007, 2007/2008, 2008/2009 en 2009/2010.

e)   Eenheden

1)   Fysieke eenheden:

a)

De SO's voor de kenmerken van de plantaardige productie worden bepaald per hectare van de betrokken oppervlakte.

Voor paddenstoelen worden de SO's evenwel bepaald op basis van de bruto-opbrengsten van alle opeenvolgende oogsten in de loop van het jaar en uitgedrukt per 100 m2 oppervlak van de bedden. Voor gebruik in het kader van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen worden de aldus bepaalde SO's gedeeld door het aantal opeenvolgende oogsten per jaar, welk aantal door de lidstaten wordt meegedeeld.

b)

De SO's voor de kenmerken van de dierlijke productie worden bepaald per dier, voor pluimvee evenwel per honderd stuks en voor bijen per volk.

2)   Munteenheden en afronding

De basisgegevens voor de bepaling van de SO's en de berekende SO's zelf dienen te luiden in euro's. Voor de lidstaten die niet deelnemen aan de Economische en Monetaire Unie, worden de SO's in euro's omgerekend met behulp van de gemiddelde wisselkoersen in de referentieperiode als omschreven in punt 1, onder d), van deze bijlage. Deze wisselkoersen worden door de Commissie aan die lidstaten meegedeeld.

De SO's mogen op het naaste veelvoud van 5 EUR worden afgerond wanneer dit zinvol is.

2.   AGGREGATIENIVEAU VAN DE SO's

a)   Volgens de kenmerken van de plantaardige en de dierlijke productie

De SO's worden bepaald voor alle landbouwkenmerken waarvoor in de communautaire landbouwstructuurenquêtes een rubriek is opgenomen, zulks overeenkomstig de voor deze enquêtes geldende aanwijzingen.

b)   Geografisch

De SO's worden op zijn minst voor geografische eenheden bepaald die verenigbaar zijn met die van de communautaire landbouwstructuurenquêtes en van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen. Probleem- of berggebieden worden niet als een geografische eenheid beschouwd.

Er wordt geen SO bepaald voor kenmerken die niet voorkomen in de betrokken regio.

3.   VERZAMELING VAN GEGEVENS VOOR DE BEPALING VAN DE SO's

a)

De basisgegevens voor de bepaling van de SO's worden vernieuwd op zijn minst telkens wanneer een landbouwstructuurenquête in de vorm van een telling wordt uitgevoerd.

b)

Tussen twee communautaire landbouwstructuurenquêtes in de vorm van een telling worden de SO's geactualiseerd telkens wanneer een landbouwstructuurenquête wordt uitgevoerd. Een dergelijke actualisatie vindt plaats:

hetzij door de basisgegevens te vernieuwen op soortgelijke wijze als vermeld onder a),

hetzij door toepassing van een berekeningsmethode waarmee de SO's kunnen worden geactualiseerd. De beginselen voor een dergelijke methode worden op communautair niveau vastgesteld.

4.   UITVOERING

De lidstaten hebben tot taak overeenkomstig het bepaalde in deze bijlage de basisgegevens voor de berekening van de SO's te verzamelen, de SO's te berekenen en in euro's om te rekenen en in voorkomend geval de voor de toepassing van de actualisatiemethode benodigde gegevens te verzamelen.

5.   BEHANDELING VAN BIJZONDERE GEVALLEN

Voor de berekening van de SO's voor bepaalde soorten kenmerken gelden de volgende bijzondere voorschriften:

a)   Braakland, zonder financiële steun

De SO voor braakland zonder financiële steun wordt slechts meegerekend in de totale SO van het bedrijf wanneer er op het bedrijf andere positieve SO's zijn.

b)   Braakland zonder economische opbrengst, waarvoor financiële steun wordt verleend, en blijvend grasland dat niet langer voor productiedoeleinden wordt gebruikt en voor financiële steun in aanmerking komt

Aangezien de inkomsten uit grond zonder economische opbrengst waarvoor financiële steun wordt verleend, beperkt blijven tot de rechtstreekse betalingen, worden de SO's van dergelijke grond geacht gelijk te zijn aan nul.

c)   Tuinen voor eigen gebruik

Aangezien de producten van tuinen voor eigen gebruik normaliter bestemd zijn voor consumptie door de bezitter en niet voor verkoop, worden de SO's van dergelijke tuinen geacht gelijk te zijn aan nul.

d)   Rundvee

Voor rundvee wordt bij de kenmerken onderscheid gemaakt naar leeftijdscategorie. De opbrengst komt dan overeen met de waarde van de aanwas van het dier tijdens zijn verblijf in de betrokken categorie. Met andere woorden, de opbrengst komt overeen met het verschil tussen de waarde van het dier wanneer het de categorie verlaat en zijn waarde wanneer het de categorie binnenkomt (ook vervangingswaarde genoemd).

e)   Mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan één jaar

SO's voor runderen jonger dan één jaar worden slechts meegerekend in de totale SO van het bedrijf wanneer er op het bedrijf meer runderen jonger dan één jaar dan koeien zijn. Alleen de SO's voor de boventallige runderen jonger dan één jaar worden meegerekend.

f)   Andere schapen en andere geiten

De SO's voor andere schapen worden slechts meegerekend in de totale SO van het bedrijf wanneer er op het bedrijf geen vrouwelijke schapen voor de voortplanting zijn.

De SO's voor andere geiten worden slechts meegerekend in de totale SO van het bedrijf wanneer er op het bedrijf geen vrouwelijke geiten voor de voortplanting zijn.

g)   Biggen

De SO's voor biggen worden slechts meegerekend in de totale SO van het bedrijf wanneer er op het bedrijf geen fokzeugen zijn.

h)   Voedergewassen

Wanneer er geen graasdieren (d.w.z. eenhoevigen, runderen, schapen of geiten) op het bedrijf zijn, worden de voedergewassen (d.w.z. voederhakvruchten, groen geoogste gewassen en grasland) beschouwd als bestemd voor verkoop en maakt de opbrengst ervan deel uit van de opbrengst van de akkerbouw.

Wanneer er wel graasdieren op het bedrijf zijn, worden de voedergewassen beschouwd als bestemd voor vervoedering aan de graasdieren en maakt de opbrengst ervan deel uit van de opbrengst van de graasdieren en voedergewassen.


BIJLAGE V

Concordantietabel

Beschikking 85/377/EEG

De onderhavige verordening

Artikel 1, eerste alinea

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, tweede alinea

Artikel 2, lid 1, en artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 3

Artikel 1, lid 2

Artikelen 3 tot en met 5

Artikel 6

Artikel 2, lid 1

Artikel 7, eerste alinea, inleidend zinsdeel

Artikel 2, lid 2, inleidend zinsdeel

Artikel 7, eerste alinea, eerste tot en met derde streepje

Artikel 2, lid 2, eerste alinea, onder a) tot en met c)

Artikel 7, eerste alinea, vierde streepje

Artikel 7, tweede alinea

Artikel 7, derde alinea

Artikel 2, lid 2, tweede alinea

Artikelen 8 en 9

Artikel 3

Artikelen 4 tot en met 7

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 8

Bijlage I

Bijlage IV

Bijlage II

Bijlage I

Bijlage III

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage V