31.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 292/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 1060/2008 VAN DE COMMISSIE
van 7 oktober 2008
tot vervanging van de bijlagen I, III, IV, VI, VII, XI en XV bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn)
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (1), en met name op artikel 39, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (2) is vervangen door Richtlijn 2007/46/EG overeenkomstig het interinstitutioneel akkoord van 28 november 2001 over een systematischer gebruik van de herschikking van besluiten (3). |
(2) |
Sinds het begin van het proces tot goedkeuring van Richtlijn 2007/46/EG zijn er nieuwe richtlijnen en verordeningen in werking getreden waarbij wijzigingen in de bijlagen bij Richtlijn 70/156/EEG zijn aangebracht. Deze wijzigingen konden in Richtlijn 2007/46/EG niet worden weerspiegeld. Dit geldt voor Richtlijn 2004/3/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot wijziging van de Richtlijnen 70/156/EEG en 80/1268/EEG van de Raad wat betreft de meting van de emissie van kooldioxide en het brandstofverbruik van voertuigen van categorie N1 (4), Richtlijn 2004/11/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot wijziging van Richtlijn 92/24/EEG van de Raad betreffende snelheidsbegrenzers of soortgelijke begrenzingssystemen voor bepaalde categorieën motorvoertuigen (5), Richtlijn 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking (6), Richtlijn 2005/78/EG van de Commissie van 14 november 2005 tot uitvoering van Richtlijn 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot de maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking, en tot wijziging van de bijlagen I, II, III, IV en VI daarbij (7), Richtlijn 2004/104/EG van de Commissie van 14 oktober 2004 tot aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 72/245/EEG van de Raad betreffende door voertuigen veroorzaakte radiostoring (elektromagnetische compatibiliteit) en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (8), Richtlijn 2005/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen inzake herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing, en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (9), Richtlijn 2005/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende het gebruik van frontbeschermingsinrichtingen op motorvoertuigen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (10), Richtlijn 2006/28/EG van de Commissie van 6 maart 2006 tot wijziging van Richtlijn 72/245/EEG van de Raad betreffende door voertuigen veroorzaakte radiostoring (elektromagnetische compatibiliteit) en van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan, met het oog op hun aanpassing aan de technische vooruitgang (11), Richtlijn 2006/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende emissies van klimaatregelingsapparatuur in motorvoertuigen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (12) en het uitvoeringsbesluit ervan, Richtlijn 2007/37/EG van de Commissie van 21 juni 2007 tot wijziging van de bijlagen I en III bij Richtlijn 70/156/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (13), Verordening (EG) nr. 706/2007 van de Commissie van 21 juni 2007 tot vaststelling, krachtens Richtlijn 2006/40/EG van het Europees Parlement en de Raad, van administratieve bepalingen voor de EG-typegoedkeuring van voertuigen, en van een geharmoniseerde test voor het meten van lekkagewaarden van bepaalde klimaatregelingsapparatuur (14), Richtlijn 2007/34/EG van de Commissie van 14 juni 2007 tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische vooruitgang, van Richtlijn 70/157/EEG van de Raad betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen (15), Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (16). |
(3) |
Sinds het begin van het proces tot goedkeuring van Richtlijn 2007/46/EG heeft de Europese Gemeenschap reglementen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties in Genève (VN/ECE) aanvaard: Reglement nr. 112 (koplampen), Reglement nr. 123 (adaptatieve koplampsystemen), Reglement nr. 125 (gezichtsveld naar voren van de bestuurder), Reglement nr. 121 (identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters), Reglement nr. 122 (verwarmingssystemen), Reglement nr. 102 (kortkoppelinrichtingen), Reglement nr. 107 (bussen en toerbussen) en Reglement nr. 105 (voertuigen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen). Bovendien zijn er nieuwe wijzigingenreeksen op Reglement nr. 83 (emissies), Reglement nr. 34 (brandstoftanks), Reglement nr. 11 (deursloten en scharnieren), Reglement nr. 13 (reminrichtingen), Reglement nr. 18 (diefstalbeveiliging), Reglement nr. 97 (alarmsystemen voor voertuigen) Reglement nr. 17 (sterkte zitplaatsen en daarmee gecombineerde hoofdsteunen), Reglement nr. 26 (naar buiten uitstekende delen), Reglement nr. 14 (bevestigingpunten van veiligheidsgordels), Reglement nr. 48 (installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen), de Reglementen nrs. 1, 8 en 20 (koplampen), Reglement nr. 44 (kinderbeveiligingssystemen), Reglement nr. 49 (emissies van zware bedrijfsvoertuigen) en Reglement nr. 64 (reservewielen/-banden voor tijdelijk gebruik), die door de Gemeenschap al zijn aanvaard, in werking getreden. Overeenkomstig artikel 4, lid 4, van Besluit 97/836/EG van de Raad van 27 november 1997 inzake de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen („Herziene overeenkomst van 1958”) (17), heeft de Gemeenschap besloten dat die VN/ECE-reglementen deel uitmaken van het Gemeenschapsrecht. Deel II van bijlage IV moet derhalve worden gewijzigd om ze in de in artikel 35, lid 2, bedoelde concordantietabel op te nemen. |
(4) |
Voorts kunnen, gezien de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis, Richtlijn 2005/55/EG, Richtlijn 2005/64/EG, Richtlijn 2005/66/EG, Richtlijn 2006/40/EG en Verordening (EG) nr. 715/2007 op in kleine series gebouwde voertuigen van categorie M1 en op voertuigen voor speciale doeleinden worden toegepast. Om dezelfde reden kan ook Richtlijn 2003/97/EG op voertuigen voor speciale doeleinden worden toegepast. Het aanhangsel van deel I van bijlage IV en de aanhangsels 1, 2, 3, 4 en 5 van bijlage XI moeten derhalve worden gewijzigd. |
(5) |
Om de behoorlijke werking van het communautaire typegoedkeuringsproces te waarborgen, dienen derhalve de bijlagen bij Richtlijn 2007/46/EG te worden bijgewerkt om ze aan de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis aan te passen. |
(6) |
De bijlagen I, III, IV, VI, VII, XI en XV bij Richtlijn 2007/46/EG moeten dienovereenkomstig worden vervangen. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het technisch comité motorvoertuigen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Richtlijn 2007/46/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage I wordt vervangen door bijlage I bij deze verordening. |
2) |
Bijlage III wordt vervangen door bijlage II bij deze verordening. |
3) |
Bijlage IV wordt vervangen door bijlage III bij deze verordening. |
4) |
Bijlage VI wordt vervangen door bijlage IV bij deze verordening. |
5) |
Bijlage VII wordt vervangen door bijlage V bij deze verordening. |
6) |
Bijlage XI wordt vervangen door bijlage VI bij deze verordening. |
7) |
Bijlage XV wordt vervangen door bijlage VII bij deze verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 29 april 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 oktober 2008.
Voor de Commissie
Günter VERHEUGEN
Vicevoorzitter
(1) PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1.
(2) PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1.
(3) PB C 77 van 28.3.2002, blz. 1.
(4) PB L 49 van 19.2.2004, blz. 36.
(5) PB L 44 van 14.2.2004, blz. 19.
(6) PB L 275 van 20.10.2005, blz. 1.
(7) PB L 313 van 29.11.2005, blz. 1.
(8) PB L 337 van 13.11.2004, blz. 13.
(9) PB L 310 van 25.11.2005, blz. 10.
(10) PB L 309 van 25.11.2005, blz. 37.
(11) PB L 65 van 7.3.2006, blz. 27.
(12) PB L 161 van 14.6.2006, blz. 12.
(13) PB L 161 van 22.6.2007, blz. 60.
(14) PB L 161 van 22.6.2007, blz. 33.
(15) PB L 155 van 15.6.2007, blz. 49.
(16) PB L 171 van 29.6.2007, blz. 1.
(17) PB L 346 van 17.12.1997, blz. 78.
BIJLAGE I
BIJLAGE I
VOLLEDIGE LIJST VAN GEGEVENS TEN BEHOEVE VAN DE EG-TYPEGOEDKEURING VAN VOERTUIGEN (1)
Alle in deze richtlijn en in bijzondere richtlijnen of verordeningen bedoelde informatiedocumenten zijn uitsluitend uittreksels uit deze volledige lijst en houden de nummering ervan aan.
De onderstaande gegevens worden in drievoud verstrekt en gaan vergezeld van een lijst van de opgenomen elementen. Eventuele tekeningen worden op een passende schaal met voldoende details in formaat A4 of tot dat formaat gevouwen verstrekt. Op eventuele foto’s zijn voldoende details te zien.
Indien de in deze bijlage bedoelde systemen, onderdelen en technische eenheden elektronisch gestuurde functies hebben, worden gegevens over de prestaties verstrekt.
0. ALGEMENE GEGEVENS
0.1. |
Merk (handelsnaam van de fabrikant): … |
0.2. |
Type: … |
0.2.0.1. |
Chassis: … |
0.2.0.2. |
Carrosserie/compleet voertuig: … |
0.2.1. |
Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): … |
0.3. |
Middel tot identificatie van het type, indien aangebracht op het voertuig (2): … |
0.3.0.1. |
Chassis: … |
0.3.0.2. |
Carrosserie/compleet voertuig: … |
0.3.1. |
Plaats van dat merkteken: … |
0.3.1.1. |
Chassis: … |
0.3.1.2. |
Carrosserie/compleet voertuig: … |
0.4. |
Categorie waartoe het voertuig behoort (3): … |
0.4.1. |
Indeling(en) op basis van de gevaarlijke goederen die het voertuig moet vervoeren: … |
0.5. |
Naam en adres van de fabrikant: … |
0.6. |
Plaats en wijze van aanbrenging van de voorgeschreven platen en plaats van het voertuigidentificatienummer: … |
0.6.1. |
Op het chassis: … |
0.6.2. |
Op de carrosserie: … |
0.7. |
(Niet gebruikt) |
0.8. |
Naam en adres van de assemblagefabriek(en): … |
0.9. |
Naam en adres van de eventuele vertegenwoordiger van de fabrikant: … |
1. ALGEMENE BOUWWIJZE VAN HET VOERTUIG
1.1. |
Foto’s en/of tekeningen van een representatief voertuig: … |
1.2. |
Maattekening van het gehele voertuig: … |
1.3. |
Aantal assen en wielen: … |
1.3.1. |
Aantal en plaats van de assen met dubbellucht: … |
1.3.2. |
Aantal en plaats van de gestuurde assen: … |
1.3.3. |
Aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding): … |
1.4. |
Chassis (indien aanwezig) (overzichtstekening): … |
1.5. |
Materiaal van de langsbalken (4): … |
1.6. |
Plaats en opstelling van de motor: … |
1.7. |
Stuurcabine (front of normaal) (5): … |
1.8. |
Kant van het stuur: rechts/links (6). |
1.8.1. |
Het voertuig is uitgerust om te worden gebruikt in links-/rechtsrijdend verkeer (6). |
1.9. |
Aangeven of het voertuig bestemd is om een oplegger of een andere aanhangwagen te trekken en of de aanhangwagen een oplegger, een autonome aanhangwagen of een middenasaanhangwagen is; aangeven of het voertuig speciaal ontworpen is voor het vervoer van goederen bij een geregelde temperatuur: … |
2. MASSA’S EN AFMETINGEN (7) (8)
(in kg en mm) (in voorkomend geval naar tekening verwijzen)
2.1. Wielbasis of -bases (bij volle belasting) (9)
2.1.1. |
Tweeassige voertuigen: … |
2.1.1.1. |
Voertuigen met drie of meer assen |
2.1.1.1.1. |
Afstand tussen de opeenvolgende assen van de voorste naar de achterste as toe: … |
2.1.1.1.2. |
Totale asafstand: … |
2.2. Koppelschotel
2.2.1. |
Voor opleggers |
2.2.1.1. |
Afstand tussen het hart van de koppelingspen en het achterste punt van de oplegger: … |
2.2.1.2. |
Maximumafstand tussen het hart van de koppelingspen en een willekeurig punt aan de voorzijde van de oplegger: … |
2.2.1.3. |
Speciale wielbasis van de oplegger (zoals gedefinieerd in punt 7.6.1.2 van bijlage I bij Richtlijn 97/27/EG): … |
2.2.2. |
Voor opleggertrekkers |
2.2.2.1. |
Afstand hart koppelschotel/hart achteras (maximaal en minimaal; de toelaatbare waarden voor een incompleet voertuig aangeven) (10) : … |
2.2.2.2. |
Maximumhoogte van de koppelschotel (genormaliseerd) (11): … |
2.3. Spoorwijdte en breedte van de assen
2.3.1. |
Spoorwijdte van elke gestuurde as (12): … |
2.3.2. |
Spoorwijdte van alle andere assen (12): … |
2.3.3. |
Breedte van de breedste achteras: … |
2.3.4. |
Breedte van de voorste as (gemeten aan de buitenzijde van de banden, exclusief de bolling van de banden dichtbij het wegdek): … |
2.4. Bereik van de afmetingen van het voertuig (buitenmaten)
2.4.1. |
Chassis zonder carrosserie |
2.4.1.1. |
Lengte (13): … |
2.4.1.1.1. |
Maximaal toelaatbare lengte: … |
2.4.1.1.2. |
Minimaal toelaatbare lengte: … |
2.4.1.1.3. |
Bij aanhangwagens, maximaal toelaatbare lengte van de trekstang (14): … |
2.4.1.2. |
Breedte (15): … |
2.4.1.2.1. |
Maximaal toelaatbare breedte: … |
2.4.1.2.2. |
Minimaal toelaatbare breedte: … |
2.4.1.3. |
Hoogte (in rijklare toestand) (16) (bij in hoogte verstelbare vering de normale rijstand aangeven): … |
2.4.1.4. |
Vooroverbouw (17): … |
2.4.1.4.1. |
Oploophoek (18): …… graden. |
2.4.1.5. |
Achteroverbouw (19): … |
2.4.1.5.1. |
Afloophoek (20): …… graden. |
2.4.1.5.2. |
Minimaal en maximaal toelaatbare overhang van het koppelingspunt (21): … |
2.4.1.6. |
Vrije hoogte boven de grond (zoals gedefinieerd in bijlage II, hoofdstuk A, punt 4.5) |
2.4.1.6.1. |
Tussen de assen: … |
2.4.1.6.2. |
Onder de vooras(sen): … |
2.4.1.6.3. |
Onder de achteras(sen): … |
2.4.1.7. |
Hellingshoek (22): …… graden |
2.4.1.8. |
Toelaatbare uiterste posities van het zwaartepunt van de carrosserie en/of de binneninrichting en/of de uitrusting en/of de nuttige lading: … |
2.4.2. |
Chassis met carrosserie |
2.4.2.1. |
Lengte (13): … |
2.4.2.1.1. |
Lengte van de laadruimte: … |
2.4.2.1.2. |
Bij aanhangwagens, maximaal toelaatbare lengte van de trekstang (14): … |
2.4.2.2. |
Breedte (15): … |
2.4.2.2.1. |
Dikte van de wanden (bij voertuigen bestemd voor het vervoer van goederen bij een geregelde temperatuur): … |
2.4.2.3. |
Hoogte (in rijklare toestand) (16) (bij in hoogte verstelbare vering de normale rijstand aangeven): … |
2.4.2.4. |
Vooroverbouw (17): … |
2.4.2.4.1. |
Oploophoek (18): …… graden |
2.4.2.5. |
Achteroverbouw (19): … |
2.4.2.5.1. |
Afloophoek (20): …… graden |
2.4.2.5.2. |
Minimaal en maximaal toelaatbare overhang van het koppelingspunt (21): … |
2.4.2.6. |
Vrije hoogte boven de grond (zoals gedefinieerd in bijlage II, hoofdstuk A, punt 4.5) |
2.4.2.6.1. |
Tussen de assen: … |
2.4.2.6.2. |
Onder de vooras(sen): … |
2.4.2.6.3. |
Onder de achteras(sen): … |
2.4.2.7. |
Hellingshoek (22): …… graden. |
2.4.2.8. |
Toelaatbare uiterste posities van het zwaartepunt van de lading (bij een niet-gelijkmatig verdeelde lading): … |
2.4.2.9. |
Plaats van het zwaartepunt van het voertuig (M2 en M3) bij zijn technisch toelaatbare maximummassa in lengte-, dwars- en verticale richting): … |
2.4.3. |
Voor carrosserie goedgekeurd zonder chassis (voertuigen van de categorieën M2 en M3) |
2.4.3.1. |
Lengte (13): … |
2.4.3.2. |
Breedte (15): … |
2.4.3.3. |
Nominale hoogte (in rijklare toestand) (16) van het (de) bedoelde chassistype(n) (bij in de hoogte verstelbare vering de normale rijstand aangeven): … |
2.5. |
Massa van het chassis zonder opbouw (zonder cabine, koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof, reservewiel, gereedschap en bestuurder): … |
2.5.1. |
Verdeling van deze massa over de assen: … |
2.6. Massa in rijklare toestand
Massa van het voertuig in rijklare toestand met carrosserie en, in het geval van een trekker van een andere categorie dan M1, met koppelinrichting, indien gemonteerd door de fabrikant, of massa van het chassis of de chassiscabine, zonder carrosserie en/of koppelinrichting indien niet gemonteerd door de fabrikant (met inbegrip van de massa van vloeistoffen, gereedschap, reservewiel, indien gemonteerd, en bestuurder en, voor bussen en toerbussen, een bijrijder als er voor hem een zitplaats aanwezig is) (23) (maximum en minimum voor elke variant): …
2.6.1. |
Verdeling van deze massa over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het koppelingspunt (maximum en minimum voor elke variant): … |
2.7. |
Minimummassa van het voltooide voertuig volgens fabrieksopgave in het geval van een incompleet voertuig: … |
2.7.1. |
Verdeling van deze massa over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de massa op het koppelingspunt: … |
2.8. |
Technisch toelaatbare maximummassa volgens fabrieksopgave (24) (25): … |
2.8.1. |
Verdeling van deze massa over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het koppelingspunt (25): … |
2.9. |
Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as: … |
2.10. |
Technisch toelaatbare maximummassa op ieder asstel: … |
2.11. |
Technisch toelaatbare getrokken maximummassa van het motorvoertuig in het geval van |
2.11.1. |
Autonome aanhangwagen: … |
2.11.2. |
Oplegger: … |
2.11.3. |
Middenasaanhangwagen: … |
2.11.3.1. |
Maximumverhouding tussen koppelingsoverhang (26) en wielbasis: … |
2.11.3.2. |
Maximale V-waarde: …… kN |
2.11.4. |
Technisch toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie (25): … |
2.11.5. |
Het voertuig is wel/niet (6) geschikt voor het trekken van lasten (zie bijlage II, punt 1.2, van Richtlijn 77/389/EEG). |
2.11.6. |
Maximummassa van niet-beremde aanhangwagens: … |
2.12. Technisch toelaatbare maximale statische verticale belasting/massa op het koppelingspunt:
2.12.1. |
van het motorvoertuig: … |
2.12.2. |
van de oplegger of middenasaanhangwagen: … |
2.12.3. |
Maximaal toelaatbare massa van de koppelinrichting (indien deze niet door de fabrikant is gemonteerd): … |
2.13. |
Uitzwaai van de achterkant (Richtlijn 97/27/EG, bijlage I, punten 7.6.2 en 7.6.3): … |
2.14. |
Verhouding tussen motorvermogen en maximummassa: ….. kW/kg. |
2.14.1. |
Verhouding tussen motorvermogen en technisch toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie in beladen toestand (Richtlijn 97/27/EG, bijlage I, punt 7.10): …… kW/kg. |
2.15. |
Startvermogen op een helling (voertuig zonder aanhanger) (27): …… %. |
2.16. Beoogde maximaal toelaatbare massa bij registratie/in bedrijf (facultatief: wanneer deze waarden worden gegeven, moeten zij worden gecontroleerd volgens de voorschriften van bijlage IV bij Richtlijn 97/27/EG)
2.16.1. |
Beoogde maximaal toelaatbare massa in beladen toestand bij registratie/in bedrijf (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (28)): … |
2.16.2. |
Beoogde maximaal toelaatbare massa van elke as bij registratie/in bedrijf en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de beoogde belasting van het koppelingspunt volgens fabrieksopgave indien deze lager is dan de technisch toelaatbare maximummassa op het koppelingspunt (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (28)): … |
2.16.3. |
Beoogde maximaal toelaatbare massa van elk asstel bij registratie/in bedrijf (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (28)): … |
2.16.4. |
Beoogde maximaal toelaatbare massa die kan worden getrokken, bij registratie/in bedrijf (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (28)): … |
2.16.5. |
Beoogde maximaal toelaatbare massa van de combinatie bij registratie/in bedrijf (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (28)): … |
3. MOTOR (29)
3.1. Fabrikant van de motor: …
3.1.1. |
Motorcode van de fabrikant (zoals vermeld op de motor, of ander identificatiemiddel): … |
3.1.2. |
Goedkeuringsnummer (in voorkomend geval), inclusief brandstofidentificatiemarkering: … (alleen voor zware bedrijfsvoertuigen) |
3.2. Verbrandingsmotor
3.2.1. Specifieke gegevens over de motor
3.2.1.1. |
Werkingsprincipe: elektrische ontsteking/compressieontsteking (6) Cyclus: viertakt/tweetakt/draaizuiger (6) |
3.2.1.2. |
Aantal en opstelling van de cilinders: … |
3.2.1.2.1. |
Boring (30): …… mm |
3.2.1.2.2. |
Slag (30): …… mm |
3.2.1.2.3. |
Ontstekingsvolgorde: … |
3.2.1.3. |
Cilinderinhoud (31): …… cm3 |
3.2.1.4. |
Volumetrische compressieverhouding (32): … |
3.2.1.5. |
Tekeningen van verbrandingskamer, zuigerkop en, in het geval van motoren met elektrische ontsteking, zuigerveren: … |
3.2.1.6. |
Normaal stationair toerental (32): …… min-1 |
3.2.1.6.1. |
Hoog stationair toerental (32): …… min-1 |
3.2.1.7. |
Volumepercentage koolmonoxide in de uitlaatgassen bij stationair draaiende motor (32): … % volgens fabrieksopgave (alleen voor motoren met elektrische ontsteking) |
3.2.1.8. |
Nettomaximumvermogen (33): … kW bij … min-1 (volgens fabrieksopgave) |
3.2.1.9. |
Maximaal toegestaan motortoerental volgens fabrieksopgave: … min-1 |
3.2.1.10. |
Nettomaximumkoppel (33): …… Nm bij …… min-1 (volgens fabrieksopgave) |
3.2.2. Brandstof
3.2.2.1. |
Lichte bedrijfsvoertuigen: diesel/benzine/lpg/aardgas of biomethaan/ethanol (E 85)/biodiesel/waterstof (6) (34) |
3.2.2.2. |
Zware bedrijfsvoertuigen: diesel/benzine/lpg/aardgas-H/aardgas-L/aardgas-HL/ethanol (6) (34) |
3.2.2.3. |
Opening brandstoftank: vernauwde opening/sticker (6) |
3.2.2.4. |
Voertuigbrandstof type: monofuel, bifuel, flexfuel (6) |
3.2.2.5. |
Maximaal aanvaardbare hoeveelheid biobrandstof in de brandstof (volgens fabrieksopgave): …… vol.-% |
3.2.3. Brandstoftank(s)
3.2.3.1. |
Bedrijfsbrandstoftank(s) |
3.2.3.1.1. |
Aantal en inhoud van elke tank: … |
3.2.3.1.1.1. |
Materiaal: … |
3.2.3.1.2. |
Tekening en technische beschrijving van de tank(s) met alle verbindingen en alle leidingen van het ontluchtings- en ventilatiesysteem, vergrendeling, kleppen, bevestigingsmiddelen: … |
3.2.3.1.3. |
Tekening waarop duidelijk de plaats(en) van de tank(s) in het voertuig is (zijn) aangegeven: … |
3.2.3.2. |
Reservebrandstoftank(s) |
3.2.3.2.1. |
Aantal en inhoud van elke tank: … |
3.2.3.2.1.1. |
Materiaal: … |
3.2.3.2.2. |
Tekening en technische beschrijving van de tank(s) met alle verbindingen en alle leidingen van het ontluchtings- en ventilatiesysteem, vergrendeling, kleppen, bevestigingsmiddelen: … |
3.2.3.2.3. |
Tekening waarop duidelijk de plaats(en) van de tank(s) in het voertuig is (zijn) aangegeven: … |
3.2.4. Brandstoftoevoer
3.2.4.1. |
Via carburateur(s): ja/neen (6) |
3.2.4.2. |
Door brandstofinspuiting (alleen compressieontsteking): ja/neen (6) |
3.2.4.2.1. |
Beschrijving van het systeem: … |
3.2.4.2.2. |
Werkingsprincipe: directe inspuiting/voorkamer/wervelkamer (6) |
3.2.4.2.3. |
Inspuitpomp |
3.2.4.2.3.1. |
Merk(en): … |
3.2.4.2.3.2. |
Type(n): … |
3.2.4.2.3.3. |
Maximale brandstofopbrengst (6) (32): … mm3/slag of cyclus bij een motortoerental van … min-1 of eventueel karakteristiek schema: … (Als aanjaagdrukregeling wordt toegepast, de karakteristieke brandstofopbrengst vermelden, alsmede de aanjaagdruk met bijbehorend motortoerental) |
3.2.4.2.3.4. |
Vast inspuittijdstip (32): … |
3.2.4.2.3.5. |
Inspuitvervroegingscurve (32): … |
3.2.4.2.3.6. |
Kalibreringsmethode: testbank/motor (6) |
3.2.4.2.4. |
Regulateur |
3.2.4.2.4.1. |
Type: … |
3.2.4.2.4.2. |
Uitschakelingspunt |
3.2.4.2.4.2.1. |
Uitschakelingspunt onder belasting: …… min-1 |
3.2.4.2.4.2.2. |
Uitschakelingspunt zonder belasting: …… min-1 |
3.2.4.2.4.2.3. |
Stationair toerental: …… min-1 |
3.2.4.2.5. |
Inspuitleidingen (alleen voor zware bedrijfsvoertuigen) |
3.2.4.2.5.1. |
Lengte: …… mm |
3.2.4.2.5.2. |
Inwendige diameter: …… mm |
3.2.4.2.5.3. |
Common rail, merk en type: … |
3.2.4.2.6. |
Inspuiter(s) |
3.2.4.2.6.1. |
Merk(en): … |
3.2.4.2.6.2. |
Type(n): … |
3.2.4.2.6.3. |
3.2.4.2.7. |
Koudstartsysteem |
3.2.4.2.7.1. |
Merk(en): … |
3.2.4.2.7.2. |
Type(n): … |
3.2.4.2.7.3. |
Beschrijving: … |
3.2.4.2.8. |
Hulpstartsysteem |
3.2.4.2.8.1. |
Merk(en): … |
3.2.4.2.8.2. |
Type(n): … |
3.2.4.2.8.3. |
Beschrijving van het systeem: … |
3.2.4.2.9. |
Elektronische inspuiting: ja/neen (6) |
3.2.4.2.9.1. |
Merk(en): … |
3.2.4.2.9.2. |
Type(n): |
3.2.4.2.9.3 |
Beschrijving van het systeem (bij andere dan continue inspuitsystemen soortgelijke gegevens verstrekken): … |
3.2.4.2.9.3.1. |
Merk en type van de regeleenheid (ECU): … |
3.2.4.2.9.3.2. |
Merk en type van de brandstofregelaar: … |
3.2.4.2.9.3.3. |
Merk en type van de luchtmassasensor: … |
3.2.4.2.9.3.4. |
Merk en type van de brandstofverdelerpomp: … |
3.2.4.2.9.3.5. |
Merk en type van het smoorklephuis: … |
3.2.4.2.9.3.6. |
Merk en type van de watertemperatuursensor: … |
3.2.4.2.9.3.7. |
Merk en type van de luchttemperatuursensor: … |
3.2.4.2.9.3.8. |
Merk en type van de luchtdruksensor: … |
3.2.4.2.9.3.9. |
Softwarekalibratienummer(s): … |
3.2.4.3. |
Door brandstofinspuiting (alleen elektrische ontsteking): ja/neen (6) |
3.2.4.3.1. |
Werkingsprincipe: inlaatspuitstuk (monopoint/multipoint/directe inspuiting (6) /andere (specificeren): … |
3.2.4.3.2. |
Merk(en): … |
3.2.4.3.3. |
Type(n): … |
3.2.4.3.4. |
Beschrijving van het systeem (bij andere dan continue inspuitsystemen soortgelijke gegevens verstrekken): … |
3.2.4.3.4.1. |
Merk en type van de regeleenheid (ECU): … |
3.2.4.3.4.2. |
Merk en type van de brandstofregelaar: … |
3.2.4.3.4.3. |
Merk en type van de luchtmassasensor: … |
3.2.4.3.4.4. |
Merk en type van de brandstofverdelerpomp: … |
3.2.4.3.4.5. |
Merk en type van de drukregelaar: … |
3.2.4.3.4.6. |
Merk en type van de microschakelaar: … |
3.2.4.3.4.7. |
Merk en type van de instelschroef voor stationair draaien: … |
3.2.4.3.4.8. |
Merk en type van het smoorklephuis: … |
3.2.4.3.4.9. |
Merk en type van de watertemperatuursensor: … |
3.2.4.3.4.10. |
Merk en type van de luchttemperatuursensor: … |
3.2.4.3.4.11. |
Merk en type van de luchtdruksensor: … |
3.2.4.3.4.12. |
Softwarekalibratienummer(s): … |
3.2.4.3.5. |
Inspuiters: openingsdruk (32): … kPa of karakteristiek schema: … |
3.2.4.3.5.1. |
Merk: … |
3.2.4.3.5.2. |
Type: … |
3.2.4.3.6. |
Inspuitduur: … |
3.2.4.3.7. |
Koudstartsysteem |
3.2.4.3.7.1. |
Werkingsprincipe(s): … |
3.2.4.3.7.2. |
3.2.4.4. |
Brandstofpomp |
3.2.4.4.1. |
3.2.5. Elektrische installatie
3.2.5.1. |
Nominale spanning: …… V, positieve/negatieve (6) massaverbinding |
3.2.5.2. |
Generator |
3.2.5.2.1. |
Type: … |
3.2.5.2.2. |
Nominaal vermogen: …… VA |
3.2.6. Ontstekingssysteem (alleen motoren met elektrische ontsteking)
3.2.6.1. |
Merk(en): … |
3.2.6.2. |
Type(n): … |
3.2.6.3. |
Werkingsprincipe: … |
3.2.6.4. |
Ontstekingsvervroegingscurve of -diagram (32): … |
3.2.6.5. |
Vast ontstekingsstijdstip (32): …… graden vóór BDP |
3.2.6.6. |
Bougies |
3.2.6.6.1. |
Merk: … |
3.2.6.6.2. |
Type: … |
3.2.6.6.3. |
Elektrodenafstand: …… mm |
3.2.6.7. |
Bobine(s) |
3.2.6.7.1. |
Merk: … |
3.2.6.7.2. |
Type: … |
3.2.7. Koelsysteem: vloeistof/lucht (6)
3.2.7.1. |
Nominale instelling van het motortemperatuurregelmechanisme: … |
3.2.7.2. |
Vloeistof |
3.2.7.2.1. |
Aard van de vloeistof: … |
3.2.7.2.2. |
Circulatiepomp(en): ja/neen (6) |
3.2.7.2.3. |
Kenmerken: ………. of |
3.2.7.2.3.1. |
Merk(en): … |
3.2.7.2.3.2. |
Type(n): … |
3.2.7.2.4. |
Aandrijvingsverhouding(en): … |
3.2.7.2.5. |
Beschrijving van de ventilator en het drijfwerk ervan: … |
3.2.7.3. |
Lucht |
3.2.7.3.1. |
Ventilator: ja/neen (6) |
3.2.7.3.2. |
Kenmerken: …… of |
3.2.7.3.2.1. |
Merk(en): … |
3.2.7.3.2.2. |
Type(n): … |
3.2.7.3.3. |
Aandrijvingsverhouding(en): … |
3.2.8. Inlaatsysteem
3.2.8.1. |
Drukvulling: ja/neen (6) |
3.2.8.1.1. |
Merk(en): … |
3.2.8.1.2. |
Type(n): … |
3.2.8.1.3. |
Beschrijving van het systeem (bv. maximale vuldruk: …… kPa; afvoerklep, indien van toepassing): … |
3.2.8.2. |
Tussenkoeler: ja/neen (6) |
3.2.8.2.1. |
Type: lucht-lucht/lucht-water (6) |
3.2.8.3. |
Inlaatonderdruk bij nominaal motortoerental en 100 % belasting (alleen voor motoren met compressieontsteking) |
3.2.8.3.1. |
Toelaatbaar minimum: ..…. kPa |
3.2.8.3.2. |
Toelaatbaar maximum: ..…. kPa |
3.2.8.4. |
Beschrijving en tekeningen van inlaatpijpen en bijbehorende onderdelen (drukkamer, voorverwarmingssysteem, extra luchtinlaten enz.): … |
3.2.8.4.1. |
Beschrijving van inlaatspruitstuk (met tekeningen en/of foto’s): … |
3.2.8.4.2. |
Luchtfilter, tekeningen: … of |
3.2.8.4.2.1. |
Merk(en): … |
3.2.8.4.2.2. |
Type(n): … |
3.2.8.4.3. |
Inlaatgeluiddemper, tekeningen: …… of |
3.2.8.4.3.1. |
Merk(en): … |
3.2.8.4.3.2. |
Type(n): … |
3.2.9. Uitlaatsysteem
3.2.9.1. |
Beschrijving en/of tekening van het uitlaatspruitstuk: … |
3.2.9.2. |
Beschrijving en/of tekening van het uitlaatsysteem: … |
3.2.9.3. |
Maximaal toelaatbare uitlaattegendruk bij nominaal motortoerental en bij 100 % belasting (alleen voor motoren met compressieontsteking): …… kPa |
3.2.9.4. |
Type en merk van de uitlaatgeluiddemper(s): … Indien relevant voor het buitengeluid: geluiddempende maatregelen in de motorruimte en op de motor: … |
3.2.9.5. |
Plaats van het uiteinde van de uitlaat: … |
3.2.9.6. |
Uitlaatgeluiddemper met vezelmaterialen: … |
3.2.9.7. |
Volume van het uitlaatsysteem: …… dm3 |
3.2.10. |
Minimumdwarsdoorsnede van inlaat- en uitlaatpoorten: … |
3.2.11. Klepafstelling of equivalente gegevens
3.2.11.1. |
Maximale lichthoogte van de kleppen, openings- en sluitingshoeken of gegevens over de afstelling van alternatieve distributiesystemen, ten opzichte van dode punten. Bij variabele kleptiming, de minimum- en maximumtiming: … |
3.2.11.2. |
Referentie- en/of afstelbereik (6): … |
3.2.12. Voorzieningen tegen luchtverontreiniging
3.2.12.1. |
Inrichting voor het recycleren van cartergassen (beschrijving en tekeningen): … |
3.2.12.2. |
Extra voorzieningen tegen luchtverontreiniging (indien aanwezig en niet elders vermeld) |
3.2.12.2.1. |
Katalysator: ja/neen (6) |
3.2.12.2.1.1. |
Aantal katalysatoren en elementen (onderstaande informatie voor elke afzonderlijke eenheid verstrekken): … |
3.2.12.2.1.2. |
Afmetingen, vorm en volume van de katalysator(en): … |
3.2.12.2.1.3. |
Soort katalytische werking: … |
3.2.12.2.1.4. |
Totale hoeveelheid edelmetalen: … |
3.2.12.2.1.5. |
Relatieve concentratie: … |
3.2.12.2.1.6. |
Ondergrond (structuur en materiaal): … |
3.2.12.2.1.7. |
Celdichtheid: … |
3.2.12.2.1.8. |
Type katalysatorhuis: … |
3.2.12.2.1.9. |
Plaats van katalysatoren (plaats en referentieafstand in de uitlaatpijp): … |
3.2.12.2.1.10. |
Hitteschild: ja/neen (6) |
3.2.12.2.1.11. |
Regeneratiesystemen/-methode van de uitlaatnabehandelingssystemen, beschrijving: … |
3.2.12.2.1.11.1. |
Aantal bedrijfscycli van type I (of gelijkwaardige cycli op een motortestbank) tussen twee cycli waarin zich regeneratiefasen voordoen onder gelijkwaardige omstandigheden als de test van type I (afstand „D” in figuur 1 van bijlage 13 bij VN/ECE-Reglement nr. 83): … |
3.2.12.2.1.11.2. |
Beschrijving van de toegepaste methode om het aantal cycli tussen twee cycli waarin zich regeneratiefasen voordoen, te bepalen: … |
3.2.12.2.1.11.3. |
Parameters om te bepalen welk belastingniveau nodig is alvorens regeneratie optreedt (temperatuur, druk enz.): … |
3.2.12.2.1.11.4. |
Beschrijving van de methode om het systeem te verontreinigen in de in VN/ECE-Reglement nr. 83, bijlage 13, punt 3.1, beschreven testprocedure: … |
3.2.12.2.1.11.5. |
Normaal bedrijfstemperatuurbereik: …… K |
3.2.12.2.1.11.6. |
Verbruiksreagentia: ja/neen (6) |
3.2.12.2.1.11.7. |
Type en concentratie van het reagens dat nodig is voor de katalytische werking: … |
3.2.12.2.1.11.8. |
Normaal bedrijfstemperatuurbereik van het reagens: …… K |
3.2.12.2.1.11.9. |
Internationale norm: … |
3.2.12.2.1.11.10. |
Vulfrequentie reagens: continu/bij onderhoud (6) |
3.2.12.2.1.12. |
Merk van de katalysator: … |
3.2.12.2.1.13. |
Identificatienummer van het onderdeel: … |
3.2.12.2.2. |
Zuurstofsensor: ja/neen (6) |
3.2.12.2.2.1. |
Merk: … |
3.2.12.2.2.2. |
Plaats: … |
3.2.12.2.2.3. |
Regelbereik: … |
3.2.12.2.2.4. |
Type: … |
3.2.12.2.2.5. |
Identificatienummer van het onderdeel: … |
3.2.12.2.3. |
Luchtinjectie: ja/neen (6) |
3.2.12.2.3.1. |
Type (pulse air, luchtpomp enz.): … |
3.2.12.2.4. |
Uitlaatgasrecirculatie (EGR): ja/neen (6) |
3.2.12.2.4.1. |
Kenmerken (merk, type, debiet enz.): … |
3.2.12.2.4.2. |
Watergekoeld systeem: ja/neen (6) |
3.2.12.2.5. |
Controlesysteem verdampingsemissies: ja/neen (6) |
3.2.12.2.5.1. |
Gedetailleerde beschrijving van de inrichtingen en de afstelling: … |
3.2.12.2.5.2. |
Tekening van het verdampingscontrolesysteem: … |
3.2.12.2.5.3. |
Tekening van de koolstofhouder: … |
3.2.12.2.5.4. |
Massa van de droge koolstof: …… g |
3.2.12.2.5.5. |
Schematische tekening van de brandstoftank met vermelding van inhoud en materiaal: … |
3.2.12.2.5.6. |
Tekening van het hitteschild tussen brandstoftank en uitlaatsysteem: … |
3.2.12.2.6. |
Deeltjesvanger: ja/neen (6) |
3.2.12.2.6.1. |
Afmetingen, vorm en inhoud van de deeltjesvanger: … |
3.2.12.2.6.2. |
Ontwerp van de deeltjesvanger: … |
3.2.12.2.6.3. |
Plaats (referentieafstand in de uitlaatpijp): … |
3.2.12.2.6.4. |
Regeneratiemethode of -systeem, beschrijving en/of tekening: … |
3.2.12.2.6.4.1. |
Aantal werkingscycli van type I (of gelijkwaardige cycli op een motortestbank) tussen twee cycli waarin zich regeneratiefasen voordoen onder gelijkwaardige omstandigheden als de test van type I (afstand „D” in figuur 1 van bijlage 13 bij VN/ECE-Reglement nr. 83): … |
3.2.12.2.6.4.2. |
Beschrijving van de toegepaste methode om het aantal cycli tussen twee cycli waarin zich regeneratiefasen voordoen, te bepalen: … |
3.2.12.2.6.4.3. |
Parameters om te bepalen welk belastingniveau nodig is alvorens regeneratie optreedt (temperatuur, druk enz.): … |
3.2.12.2.6.4.4 |
Beschrijving van de methode om het systeem te verontreinigen in de in VN/ECE-Reglement nr. 83, bijlage 13, punt 3.1, beschreven testprocedure: … |
3.2.12.2.6.5. |
Merk van de deeltjesvanger: … |
3.2.12.2.6.6. |
Identificatienummer van het onderdeel: … |
3.2.12.2.6.7. |
Normale bedrijfstemperatuur: …… (K) en normaal drukbereik: …… (KPa) (alleen voor zware bedrijfsvoertuigen) |
3.2.12.2.6.8. |
In geval van periodieke regeneratie (alleen voor zware bedrijfsvoertuigen) |
3.2.12.2.6.8.1. |
Aantal ETC-testcycli tussen twee regeneraties (n1): … |
3.2.12.2.6.8.2. |
Aantal ETC-cycli tijdens de regeneratie (n2): … |
3.2.12.2.7. |
OBD-systeem: ja/neen (6) … |
3.2.12.2.7.1. |
Beschrijving in woorden en/of tekening van de storingsindicator MI: … |
3.2.12.2.7.2. |
Lijst en doel van alle onderdelen die door het OBD-systeem worden bewaakt: … |
3.2.12.2.7.3. |
Beschrijving in woorden (algemene werkingsbeginselen) voor |
3.2.12.2.7.3.1 |
Motoren met elektrische ontsteking … |
3.2.12.2.7.3.1.1. |
Bewaking van de katalysator: … |
3.2.12.2.7.3.1.2. |
Detectie van ontstekingsfouten: … |
3.2.12.2.7.3.1.3. |
Bewaking van de zuurstofsensor: … |
3.2.12.2.7.3.1.4. |
Andere door het OBD-systeem bewaakte onderdelen: … |
3.2.12.2.7.3.2. |
Motoren met compressieontsteking: … |
3.2.12.2.7.3.2.1. |
Bewaking van de katalysator: … |
3.2.12.2.7.3.2.2. |
Bewaking van de deeltjesvanger: … |
3.2.12.2.7.3.2.3. |
Bewaking van het elektronisch brandstofsysteem: … |
3.2.12.2.7.3.2.4. |
Bewaking van het NOx-verwijderende systeem: … |
3.2.12.2.7.3.2.5 |
Andere door het OBD-systeem bewaakte onderdelen: … |
3.2.12.2.7.4. |
Criteria voor MI-activering (vast aantal rijcycli of statistische methode): … |
3.2.12.2.7.5. |
Lijst van alle gebruikte OBD-uitvoercodes en -formaten (met telkens een verklaring): … |
3.2.12.2.7.6. |
De voertuigfabrikant moet de volgende aanvullende informatie verstrekken om de fabricage van OBD-compatibele vervangings- of onderhoudsonderdelen en van diagnose- en testapparatuur mogelijk te maken. |
3.2.12.2.7.6.1. |
Een beschrijving van het type en het aantal voorconditioneringscycli waaraan het voertuig bij de eerste typegoedkeuring is onderworpen. |
3.2.12.2.7.6.2. |
Een beschrijving van het type OBD-demonstratiecyclus waaraan het voertuig bij de eerste typegoedkeuring is onderworpen met betrekking tot het onderdeel dat door het OBD-systeem wordt bewaakt. |
3.2.12.2.7.6.3. |
Een uitvoerige beschrijving van alle onderdelen die met een sensor worden gemeten in het kader van de strategie voor foutenopsporing en activering van de storingsindicator (vast aantal rijcycli of statistische methode), met inbegrip van een lijst van relevante secundaire parameters voor de sensormeting van elk door het OBD-systeem bewaakt onderdeel. Een lijst van alle OBD-uitvoercodes en -formaten (met telkens een verklaring) die worden gebruikt voor afzonderlijke, emissiegerelateerde onderdelen van de aandrijflijn en voor afzonderlijke, niet-emissiegerelateerde onderdelen, voor zover de bewaking van het onderdeel wordt gebruikt om te bepalen wanneer de storingsindicator wordt geactiveerd, inclusief met name een uitvoerige toelichting op de in modus $05 Test ID $21 tot FF, en in modus $06 verstrekte gegevens. In het geval van voertuigtypen die gebruikmaken van een communicatielink volgens ISO 15765-4 „Road vehicles — Diagnostics on Controller Area Network (CAN) — Part 4: requirements for emissions-related systems”, moet voor elke bewaakte ID van het OBD-systeem een uitvoerige toelichting worden gegeven op de in modus $06 Test ID $00 tot FF verstrekte gegevens. |
3.2.12.2.7.6.4. |
De hierboven gevraagde informatie kan worden verstrekt door onderstaande tabel in te vullen. |
3.2.12.2.7.6.4.1. |
|
3.2.12.2.7.6.4.2. |
|
3.2.12.2.8. |
Ander systeem (beschrijving en werking): … |
3.2.12.2.9. |
Koppelbegrenzer: ja/neen (6) |
3.2.12.2.9.1. |
Beschrijving van de activering van de koppelbegrenzer (alleen voor zware bedrijfsvoertuigen): … |
3.2.12.2.9.2. |
Beschrijving van de beperking van de koppelcurve bij vollast (alleen voor zware bedrijfsvoertuigen): … |
3.2.13. Rookopaciteit
3.2.13.1. |
Plaats van het absorptiecoëfficiëntsymbool (alleen voor motoren met compressieontsteking): … |
3.2.13.2. |
Vermogen op zes meetpunten (zie punt 2.1 van bijlage III bij Richtlijn 72/306/EEG, zoals gewijzigd) |
3.2.13.3. |
Op de testbank/het voertuig gemeten motorvermogen (6) |
3.2.13.3.1. |
Aangegeven toerentallen en vermogens
|
3.2.14. |
Gegevens over eventuele voorzieningen voor een zuinig brandstofverbruik (indien niet elders vermeld): … |
3.2.15. Lpg-systeem: ja/neen (6)
3.2.15.1. |
Typegoedkeuringsnummer overeenkomstig Richtlijn 70/221/EEG (zodra ook gastanks onder de richtlijn vallen) of goedkeuringsnummer overeenkomstig VN/ECE-Reglement nr. 67 (PB L 76 van 6.4.1970, blz. 23): … |
3.2.15.2. |
Elektronische regeleenheid voor motormanagement op lpg |
3.2.15.2.1. |
Merk(en): … |
3.2.15.2.2. |
Type(n): … |
3.2.15.2.3. |
Instelmogelijkheden in verband met emissies … |
3.2.15.3. |
Verdere documentatie |
3.2.15.3.1. |
Beschrijving van de beveiliging van de katalysator bij het overschakelen van benzine op lpg of omgekeerd: … |
3.2.15.3.2. |
Systeemconfiguratie (elektrische verbindingen, vacuümverbindingen, compensatieslangen enz.): … |
3.2.15.3.3. |
Tekening van het symbool: … |
3.2.16. Ng-systeem: ja/neen (6)
3.2.16.1. |
Typegoedkeuringsnummer overeenkomstig Richtlijn 70/221/EEG (zodra ook gastanks onder de richtlijn vallen) of goedkeuringsnummer overeenkomstig VN/ECE-Reglement nr. 110 (PB L 72 van 14.3.2008, blz. 113): … |
3.2.16.2. |
Elektronische regeleenheid voor motormanagement op aardgas |
3.2.16.2.1. |
Merk(en): … |
3.2.16.2.2. |
Type(n): … |
3.2.16.2.3. |
Instelmogelijkheden in verband met emissies … |
3.2.16.3. |
Verdere documentatie |
3.2.16.3.1. |
Beschrijving van de beveiliging van de katalysator bij het overschakelen van benzine op aardgas of omgekeerd: … |
3.2.16.3.2. |
Systeemconfiguratie (elektrische verbindingen, vacuümverbindingen, compensatieslangen enz.): … |
3.2.16.3.3. |
Tekening van het symbool: … |
3.2.17. Specifieke informatie over gasmotoren voor zware bedrijfsvoertuigen (voor systeemvarianten soortgelijke informatie verstrekken)
3.2.17.1. |
Brandstof: Lpg/aardgas-H/aardgas-L/aardgas-HL (6) |
3.2.17.2. |
Drukregelaar(s) of verdamper(s)/drukregelaar(s) (6) |
3.2.17.2.1. |
Merk(en): … |
3.2.17.2.2. |
Type(n): … |
3.2.17.2.3. |
Aantal drukreduceerfasen: … |
3.2.17.2.4. |
Druk in de eindfase minimum: …… kPa — maximum: …… kPa |
3.2.17.2.5. |
Aantal voornaamste afstelpunten: … |
3.2.17.2.6. |
Aantal stationair-afstelpunten: … |
3.2.17.2.7. |
Typegoedkeuringsnummer: … |
3.2.17.3. |
Brandstofsysteem: mengeenheid/gasinspuiting/vloeistofinspuiting/directe inspuiting (6) |
3.2.17.3.1. |
Mengverhoudingsregeling: … |
3.2.17.3.2. |
Systeembeschrijving en/of -diagram en tekeningen: … |
3.2.17.3.3. |
Typegoedkeuringsnummer: … |
3.2.17.4. |
Mengeenheid |
3.2.17.4.1. |
Aantal: … |
3.2.17.4.2. |
Merk(en): … |
3.2.17.4.3. |
Type(n): … |
3.2.17.4.4. |
Plaats: … |
3.2.17.4.5. |
Afstelmogelijkheden: … |
3.2.17.4.6. |
Typegoedkeuringsnummer: … |
3.2.17.5. |
Inspuiting in het inlaatspruitstuk |
3.2.17.5.1. |
Inspuiting: monopoint/multipoint (6) |
3.2.17.5.2. |
Inspuiting: continu/simultaan/sequentieel (6) |
3.2.17.5.3. |
Inspuitapparatuur |
3.2.17.5.3.1. |
Merk(en): … |
3.2.17.5.3.2. |
Type(n): … |
3.2.17.5.3.3. |
Afstelmogelijkheden: … |
3.2.17.5.3.4. |
Typegoedkeuringsnummer: … |
3.2.17.5.4. |
Brandstofpomp (indien van toepassing) |
3.2.17.5.4.1. |
Merk(en): … |
3.2.17.5.4.2. |
Type(n): … |
3.2.17.5.4.3. |
Typegoedkeuringsnummer: … |
3.2.17.5.5. |
Inspuiter(s) … |
3.2.17.5.5.1. |
Merk(en): … |
3.2.17.5.5.2. |
Type(n): … |
3.2.17.5.5.3. |
Typegoedkeuringsnummer: … |
3.2.17.6. |
Directe inspuiting |
3.2.17.6.1. |
Inspuitpomp/drukregelaar (6) |
3.2.17.6.1.1. |
Merk(en): … |
3.2.17.6.1.2. |
Type(n): … |
3.2.17.6.1.3. |
Inspuitduur: … |
3.2.17.6.1.4. |
Typegoedkeuringsnummer: … |
3.2.17.6.2. |
Inspuiter(s) … |
3.2.17.6.2.1. |
Merk(en): … |
3.2.17.6.2.2. |
Type(n): … |
3.2.17.6.2.3. |
Openingsdruk of karakteristiek diagram (32): … |
3.2.17.6.2.4. |
Typegoedkeuringsnummer: … |
3.2.17.7. |
Elektronische regeleenheid (ECU) |
3.2.17.7.1. |
Merk(en): … |
3.2.17.7.2. |
Type(n): … |
3.2.17.7.3. |
Afstelmogelijkheden: … |
3.2.17.7.4. |
Softwarekalibratienummer(s): … |
3.2.17.8. |
Aardgasspecifieke apparatuur |
3.2.17.8.1. |
Variant 1 (alleen in geval van goedkeuring van motoren voor diverse specifieke brandstofsamenstellingen) |
3.2.17.8.1.1. |
Brandstofsamenstelling:
|
3.2.17.8.1.2. |
Inspuiter(s) |
3.2.17.8.1.2.1. |
Merk(en): … |
3.2.17.8.1.2.2 |
Type(n): … |
3.2.17.8.1.3. |
Overige (indien van toepassing): … |
3.2.17.8.2. |
Variant 2 (alleen in geval van goedkeuringen voor diverse specifieke brandstofsamenstellingen) |
3.3. Elektromotor
3.3.1. |
Type (wikkeling, bekrachtiging): … |
3.3.1.1. |
Maximumuurvermogen: …… kW |
3.3.1.2. |
Bedrijfsspanning: …… V |
3.3.2. |
Accu |
3.3.2.1. |
Aantal cellen: … |
3.3.2.2. |
Massa: …… kg |
3.3.2.3. |
Cilinderinhoud: …… Ah (ampère-uur) |
3.3.2.4. |
Plaats: … |
3.4. Motor of motorcombinatie
3.4.1. |
Hybride elektrisch voertuig: ja/neen (6) |
3.4.2. |
Categorie waartoe het hybride elektrische voertuig behoort: extern oplaadbaar/niet-extern oplaadbaar (6): |
3.4.3. Bedrijfsstandschakelaar: met/zonder (6)
3.4.3.1. |
Bedrijfsstanden |
3.4.3.1.1. |
Enkel elektrisch: ja/neen (6) |
3.4.3.1.2. |
Enkel op benzine: ja/neen (6) |
3.4.3.1.3. |
Hybride modi: ja/neen (6) (zo ja, een korte beschrijving): … |
3.4.4. Beschrijving van de energieopslagvoorziening (accu, condensator, vliegwiel/generator):
3.4.4.1. |
Merk(en): … |
3.4.4.2. |
Type(n): … |
3.4.4.3. |
Identificatienummer: … |
3.4.4.4. |
Soort elektrochemisch koppel: … |
3.4.4.5. |
Energie: …… (voor accu: voltage en Ah-capaciteit in 2 u; voor condensator: J) |
3.4.4.6. |
Lader: ingebouwd/extern/geen (6) |
3.4.5. Elektromotor (elk type elektromotor afzonderlijk beschrijven)
3.4.5.1. |
Merk: … |
3.4.5.2. |
Type: … |
3.4.5.3. |
Primair gebruik: tractiemotor/generator (6) |
3.4.5.3.1. |
Bij gebruik als tractiemotor: één motor/meerdere motoren (aantal) (6) |
3.4.5.4. |
Maximumvermogen: …… kW |
3.4.5.5. |
Werkingsprincipe |
3.4.5.5.5.1 |
Gelijkstroom/wisselstroom/aantal fasen: … |
3.4.5.5.2. |
Afzonderlijke bekrachtiging/seriebekrachtiging/compoundbekrachtiging (6) |
3.4.5.5.3. |
Synchroon/asynchroon (6) |
3.4.6. Regeleenheid
3.4.6.1. |
Merk(en): … |
3.4.6.2. |
Type(n): … |
3.4.6.3. |
Identificatienummer: … |
3.4.7. Vermogensregulateur
3.4.7.1. |
Merk: … |
3.4.7.2. |
Type: … |
3.4.7.3. |
Identificatienummer: … |
3.4.8. |
Elektrisch bereik van het voertuig: …… km (overeenkomstig bijlage 7 van Reglement nr. 101): … |
3.4.9. |
Door de fabrikant aanbevolen voorconditionering: … |
3.5. CO2-emissies/brandstofverbruik (35) (volgens fabrieksopgave)
3.5.1. CO2-massa-emissies
3.5.1.1. |
CO2-massa-emissies (stadsverkeer): …… g/km |
3.5.1.2. |
CO2-massa-emissies (verkeer buiten de stad): …… g/km |
3.5.1.3. |
CO2-massa-emissies (gemengd): …… g/km |
3.5.2. Brandstofverbruik (details verstrekken voor elke geteste brandstof)
3.5.2.1. |
Brandstofverbruik (stadsverkeer): …… l/100 km/m3/100 km (6) |
3.5.2.2. |
Brandstofverbruik (verkeer buiten de stad): …… l/100 km/m3/100 km (6) |
3.5.2.3. |
Brandstofverbruik (gemengd): …… l/100 km/m3/100 km (6) |
3.6. Door de fabrikant toegestane temperaturen
3.6.1. Koelsysteem
3.6.1.1.
Maximumtemperatuur aan de afvoer: …… K
3.6.1.2.
3.6.1.2.1. |
Referentiepunt: … |
3.6.1.2.2. |
Maximumtemperatuur op het referentiepunt: …… K |
3.6.2. |
Maximumuitlaattemperatuur van de inlaattussenkoeler: …… K |
3.6.3. |
Maximumtemperatuur van de uitlaatgassen op het punt in de uitlaatpijp(en) ter hoogte van de buitenflens (buitenflenzen) van het uitlaatspruitstuk of de turbocompressor: …… K |
3.6.4. Brandstoftemperatuur
minimum: …… K — maximum: …… K
Voor dieselmotoren bij de inlaat van de inspuitpomp, voor gasmotoren bij de eindtrap van de drukregelaar
3.6.5. Smeermiddeltemperatuur
minimum: …… K — maximum: …… K
3.6.6. Brandstofdruk
Minimum: …… kPa — maximum: …… kPa
Bij de eindtrap van de drukregelaar, alleen bij aardgasmotoren.
3.7. Met de motor aangedreven hulpapparatuur
Vermogen dat door de voor de werking van de motor benodigde hulpapparatuur wordt opgenomen, zoals gespecificeerd in en onder de bedrijfsomstandigheden van Richtlijn 80/1269/EEG, bijlage I, punt 5.1.1.
Hulpapparatuur |
Opgenomen vermogen (kW) bij verschillende toerentallen |
||||||
Stationair toerental |
Laag toerental |
Hoog toerental |
Toerental A (36) |
Toerental B (36) |
Toerental C (36) |
Referentietoerental (37) |
|
P (a) |
|
|
|
|
|
|
|
Voor de werking van de motor benodigde hulpapparatuur (af te trekken van het gemeten motorvermogen) zie aanhangsel 1, punt 6.1 |
|
|
|
|
|
|
|
3.8. Smeersysteem
3.8.1. Beschrijving van het systeem
3.8.1.1. |
Plaats van het smeermiddelreservoir: … |
3.8.1.2. |
Toevoersysteem (pomp/inspuiting in het inlaatsysteem/vermenging met brandstof enz.) (6) |
3.8.2. Smeerpomp
3.8.2.1. |
Merk(en): … |
3.8.2.2. |
Type(n): … |
3.8.3. Vermenging met brandstof
3.8.3.1. |
Mengverhouding: … |
3.8.4. Oliekoeler: ja/neen (6)
3.8.4.1. |
Tekening(en): …… of |
3.8.4.1.1. |
Merk(en): … |
3.8.4.1.2. |
Type(n): … |
4. TRANSMISSIE (38)
4.1. |
Tekening van de transmissie: … |
4.2. |
Transmissiesysteem (mechanisch, hydraulisch, elektrisch enz.): … |
4.2.1. |
Korte beschrijving van de eventuele elektrische/elektronische onderdelen: … |
4.3. |
Traagheidsmoment van het motorvliegwiel: … |
4.3.1. |
Extra traagheidsmoment in de vrijstand: … |
4.4. Koppeling
4.4.1. |
Type: … |
4.4.2. |
Maximumkoppelomvorming: … |
4.5. Versnellingsbak
4.5.1. |
Type (manueel/automatisch/CVT (continuvariabele transmissie)) (6) |
4.5.2. |
Plaats ten opzichte van de motor: … |
4.5.3. |
Bedieningswijze: … |
4.6. Overbrengingsverhoudingen
Versnelling |
Verhoudingen in de versnellingsbak (verhoudingen tussen omwentelingen van de motor en omwentelingen van de uitgaande as van de versnellingsbak) |
Eindoverbrengingsverhouding(en) (verhouding tussen omwentelingen van de uitgaande as van de versnellingsbak en omwentelingen van de aangedreven wielen) |
Totale verhouding |
Maximum voor CVT (39) |
|
|
|
1 |
|
|
|
2 |
|
|
|
3 |
|
|
|
... |
|
|
|
Minimum voor CVT (39) |
|
|
|
Achteruit |
|
|
|
4.7. |
Door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid van het voertuig (in km/h) (40): … |
4.8. Snelheidsmeter
4.8.1. |
Werkwijze en beschrijving van het aandrijfmechanisme: … |
4.8.2. |
Technische constante van het instrument: … |
4.8.3. |
Tolerantie van het meetmechanisme (overeenkomstig bijlage II, punt 2.1.3, van Richtlijn 75/443/EEG): … |
4.8.4. |
Totale overbrengingsverhouding (overeenkomstig bijlage II, punt 2.1.2, van Richtlijn 75/443/EEG) of gelijkwaardige gegevens: … |
4.8.5. |
Tekening van de snelheidsmeterschaal of andere vormen van weergave: … |
4.9. Tachograaf: ja/neen (6)
4.9.1 |
Goedkeuringsmerk: … |
4.10. |
Differentieelblokkering: ja/neen/optioneel (6) |
5. ASSEN
5.1. |
Beschrijving van elke as: … |
5.2. |
Merk: … |
5.3. |
Type: … |
5.4. |
Plaats van de hefbare as(sen): … |
5.5. |
Plaats van de belastbare as(sen): … |
6. OPHANGING
6.1. |
Tekening van de ophanging: … |
6.2. |
Type en ontwerp van de ophanging van elke as of elk asstel of elk wiel: … |
6.2.1. |
Niveauregeling: ja/neen/optioneel (6) |
6.2.2. |
Korte beschrijving van de eventuele elektrische/elektronische onderdelen: … |
6.2.3. |
Luchtvering van de aangedreven as(sen): ja/neen (6) |
6.2.3.1. |
Vering van de aangedreven as(sen), gelijkwaardig met luchtvering: ja/neen (6) |
6.2.3.2. |
Frequentie en demping van de trilling van de afgeveerde massa: … |
6.2.4. |
Luchtvering voor niet-aangedreven as(sen): ja/neen (6) |
6.2.4.1. |
Vering van niet-aangedreven as(sen), gelijkwaardig met luchtvering: ja/neen (6) |
6.2.4.2. |
Frequentie en demping van de trilling van de afgeveerde massa: … |
6.3. |
Kenmerken van de verende onderdelen van de ophanging (ontwerp, kenmerken van de materialen en afmetingen): … |
6.4. |
Stabilisatoren: ja/neen/optioneel (6) |
6.5. |
Schokdempers: ja/neen/optioneel (6) |
6.6. Banden en wielen:
6.6.1. Band/wielcombinatie(s)
a) |
voor banden de maataanduiding, de belastingsindex, het symbool van de snelheidscategorie en de rolweerstand opgeven overeenkomstig ISO 28580 (indien van toepassing) (41); |
b) |
voor wielen de velgmaat (velgmaten) en de wielbolling(en) |
6.6.1.1. |
Assen |
6.6.1.1.1. |
As 1: … |
6.6.1.1.2. |
As 2: … enz. |
6.6.1.2. |
Eventueel reservewiel: … |
6.6.2. Boven- en ondergrenzen van de afrolstralen
6.6.2.1. |
As 1: … |
6.6.2.2. |
As 2: … |
6.6.2.3. |
As 3: … |
6.6.2.4. |
As 4: … enz. |
6.6.3. |
Door de fabrikant van het voertuig aanbevolen bandenspanning: …… kPa |
6.6.4. |
Door de fabrikant aanbevolen ketting/band/wielcombinatie op de voor- en/of achteras die geschikt is voor het type voertuig: … |
6.6.5. |
Korte beschrijving van het reservewiel voor tijdelijk gebruik (indien aanwezig): … |
7. STUURINRICHTING
7.1. |
Schematisch diagram van de bestuurde as(sen) met aanduiding van de stuurgeometrie: … |
7.2. Overbrenging en regeling
7.2.1. |
Type overbrenging van de stuurinrichting (in voorkomend geval voor voor- en achterzijde specificeren): … |
7.2.2. |
Verbinding met de wielen (inclusief andere dan mechanische middelen; in voorkomend geval voor voor- en achterzijde specificeren): … |
7.2.2.1. |
Korte beschrijving van de eventuele elektrische/elektronische onderdelen: … |
7.2.3. |
Type stuurbekrachtiging (indien aanwezig): … |
7.2.3.1. |
Principe en diagram van de werking, merk(en) en type(n): … |
7.2.4. |
Schema van de gehele stuurinrichting, waarop de plaats op het voertuig van de verschillende onderdelen die van invloed zijn op het stuurgedrag, is aangegeven: … |
7.2.5. |
Schematisch(e) diagram(men) van het stuurorgaan (de stuurorganen): … |
7.2.6. |
Bereik en methode van verstelling van het stuurorgaan (indien mogelijk): … |
7.3. Maximumstuurhoek van de wielen
7.3.1. |
Naar rechts: …… graden; aantal omwentelingen van het stuurwiel (of gelijkwaardige gegevens): … |
7.3.2. |
Naar links: …… graden; aantal omwentelingen van het stuurwiel (of gelijkwaardige gegevens): … |
8. REMINRICHTING
(De volgende gegevens, met inbegrip van de eventuele identificatiemiddelen, dienen te worden verstrekt)
8.1. |
Type en kenmerken van de remmen, zoals gedefinieerd in Richtlijn 71/320/EEG van de Raad (PB L 205 van 6.9.1971, blz. 37), bijlage I, punt 1.6, met details en tekeningen van de trommels, schijven, slangen, merk en type van remschoen/blokstellen en/of remvoeringen, effectieve remoppervlakte, straal van trommels, schoenen of schijven, massa van trommels, afstelinrichtingen, relevante delen van de as(sen) en ophanging: … |
8.2. |
Werkingsschema, beschrijving en/of tekening van het remsysteem, zoals beschreven in Richtlijn 71/320/EEG, bijlage I, punt 1.2, met inbegrip van details van de overbrenging en de bedieningsorganen: |
8.2.1. |
Bedrijfsremsysteem: … |
8.2.2. |
Hulpremsysteem: … |
8.2.3. |
Parkeerremsysteem: … |
8.2.4. |
Eventueel extra remsysteem: … |
8.2.5. |
Automatisch remsysteem bij breuk van de koppeling: … |
8.3. |
Bediening en overbrenging van remsystemen van aanhangwagens bij voertuigen die zijn ontworpen voor het trekken van aanhangwagens: … |
8.4. |
Het voertuig is uitgerust om een aanhangwagen met elektrische/pneumatische/hydraulische (6) bedrijfsremmen te trekken: ja/neen (6) |
8.5. |
Antiblokkeersysteem: ja/neen/optioneel (6) |
8.5.1. |
Bij voertuigen met een antiblokkeersysteem, beschrijving van de werking van het systeem (met inbegrip van eventuele elektronische onderdelen), elektrisch blokschema, schema van het hydraulisch of pneumatisch circuit: … |
8.6. |
Berekening en curven overeenkomstig het aanhangsel van punt 1.1.4.2 van bijlage II bij Richtlijn 71/320/EEG of, indien van toepassing, het aanhangsel van bijlage XI: … |
8.7. |
Beschrijving en/of tekening van de energietoevoer (eveneens aan te geven voor remsystemen met rembekrachtiging): … |
8.7.1. |
In het geval van luchtremsystemen, de werkdruk p2 in de luchtreservoirs: … |
8.7.2. |
In het geval van vacuümremsystemen, het aanvankelijke energieniveau in het (de) reservoir(s): … |
8.8. |
Berekening van het remsysteem (bepaling van de verhouding tussen het totaal van de remkrachten aan de omtrek van de wielen en de op het bedieningsorgaan uitgeoefende kracht): … |
8.9. |
Korte beschrijving van het remsysteem overeenkomstig punt 1.6 van het addendum bij aanhangsel 1 van bijlage IX bij Richtlijn 71/320/EEG: … |
8.10. |
Indien aanspraak wordt gemaakt op vrijstelling van de tests van type I en/of type II, of type III, het nummer van het rapport overeenkomstig aanhangsel 2 van bijlage VII bij Richtlijn 71/320/EEG opgeven: … |
8.11. |
Bijzonderheden van het type vertragersysteem (de typen vertragersystemen): … |
9. CARROSSERIE
9.1. |
Type carrosserie met gebruikmaking van de in deel C van bijlage II gedefinieerde codes: … |
9.2. |
Materialen en bouwwijze: … |
9.3. Deuren voor de inzittenden, hang- en sluitwerk
9.3.1. |
Configuratie van de deuren en aantal deuren: … |
9.3.1.1. |
Afmetingen, openingsrichting en maximale openingshoek van de deuren: … |
9.3.2. |
Tekening van het hang- en sluitwerk en de plaats daarvan in de deuren: … |
9.3.3. |
Technische beschrijving van het hang- en sluitwerk: … |
9.3.4. |
Details (met afmetingen) van ingangen, treden en noodzakelijke handgrepen, indien van toepassing: … |
9.4. Gezichtsveld
9.4.1. |
Gegevens over de primaire referentiemerken; deze moeten voldoende gedetailleerd zijn om ze gemakkelijk te kunnen identificeren en de plaats van elk merk ten opzichte van de andere merken en van het punt R te kunnen controleren: … |
9.4.2. |
Tekening(en) of foto(’s) waarop de plaats van de samenstellende delen binnen het 180o-gezichtsveld naar voren is aangegeven: … |
9.5. Voorruit en andere ruiten
9.5.1. Voorruit
9.5.1.1. |
Gebruikte materialen: … |
9.5.1.2. |
Montage: … |
9.5.1.3. |
Hellingshoek: … |
9.5.1.4. |
Typegoedkeuringsnummer(s): … |
9.5.1.5. |
Accessoires van de voorruit en de positie waarin deze zijn gemonteerd, met een korte beschrijving van de elektrische/elektronische onderdelen: … |
9.5.2. Andere ruiten
9.5.2.1. |
Gebruikte materialen: … |
9.5.2.2. |
Typegoedkeuringsnummer(s): … |
9.5.2.3. |
Korte beschrijving van de eventuele elektrische/elektronische onderdelen van het portierraammechanisme: … |
9.5.3. Beglazing voor schuif- of hefdak
9.5.3.1. |
Gebruikte materialen: … |
9.5.3.2. |
Typegoedkeuringsnummer(s): … |
9.5.4. Andere beglazing
9.5.4.1. |
Gebruikte materialen: … |
9.5.4.2. |
Typegoedkeuringsnummer(s): … |
9.6. Ruitenwisser(s)
9.6.1. |
Gedetailleerde technische beschrijving (met foto’s of tekeningen): … |
9.7. Ruitensproeier
9.7.1. |
Gedetailleerde technische beschrijving (met foto’s of tekeningen) of, indien goedgekeurd als technische eenheid, typegoedkeuringsnummer: … |
9.8. Ontdooiing en ontwaseming
9.8.1. |
Gedetailleerde technische beschrijving (met foto’s of tekeningen): … |
9.8.2. |
Maximumelektriciteitsverbruik: …… kW |
9.9. Inrichtingen voor indirect zicht
9.9.1. |
Achteruitkijkspiegels, met voor elke spiegel opgave van: |
9.9.1.1. |
Merk: … |
9.9.1.2. |
Typegoedkeuringsmerk: … |
9.9.1.3. |
Variant: … |
9.9.1.4. |
Tekening(en) ter identificatie van de spiegel, waarop de plaats van de spiegel ten opzichte van de voertuigstructuur is aangegeven: … |
9.9.1.5. |
Gegevens over de bevestigingswijze, met inbegrip van dat deel van de voertuigstructuur waarop de spiegel is bevestigd: … |
9.9.1.6. |
Accessoires die van invloed kunnen zijn op het gezichtsveld naar achteren: … |
9.9.1.7. |
Korte beschrijving van de (eventuele) elektronische onderdelen van het verstelsysteem: … |
9.9.2. |
Andere inrichtingen voor indirect zicht dan spiegels: … |
9.9.2.1. |
Type en kenmerken (zoals een volledige beschrijving van de inrichting): … |
9.9.2.1.1. |
In geval van een cameramonitorinrichting: de waarnemingsafstand (mm), het contrast, het luminantiebereik, de correctie voor invallend licht, de beeldschermprestaties (zwart-wit/kleur), de beeldvernieuwingsfrequentie en het luminantiebereik van het beeldscherm: … |
9.9.2.1.2. |
Voldoende gedetailleerde tekeningen die een overzicht geven van de volledige inrichting, met inbegrip van de montagevoorschriften; op de tekeningen moet de plaats voor het EG-typegoedkeuringsmerk zijn aangegeven. |
9.10. Binneninrichting
9.10.1. Binnenbescherming voor de inzittenden
9.10.1.1. |
Overzichtstekening of foto’s waarop de plaats van de uitstekende delen is aangegeven: … |
9.10.1.2. |
Foto of tekening waarop de referentiezone met het uitgezonderde gebied, zoals bedoeld in Richtlijn 74/60/EEG van de Raad (PB L 38 van 11.2.1974, blz. 2), bijlage I, punt 2.3.1, is aangegeven: … |
9.10.1.3. |
Foto’s, tekeningen en/of een opengewerkte tekening van de binneninrichting die een overzicht geven van de delen van het interieur en de gebruikte materialen (met uitzondering van binnenachteruitkijkspiegels), de plaats van de bedieningsorganen, het dak en het rol- of schuifdak, de rugleuning, de zitplaatsen en de achterzijde van de zitplaatsen: … |
9.10.2. Plaatsing en identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters
9.10.2.1. |
Foto’s en/of tekeningen van de plaatsing van symbolen en bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters: … |
9.10.2.2. |
Foto’s en/of tekeningen van de identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters en, indien van toepassing, van de in de bijlagen II en III bij Richtlijn 78/316/EEG bedoelde voertuigonderdelen: … |
9.10.2.3.
Het voertuigtype is uitgerust met de volgende bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters overeenkomstig de bijlagen II en III bij Richtlijn 78/316/EEG
Bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters waarvoor bij montage identificatie verplicht is, en de daarvoor te gebruiken symbolen
Symbool nr. |
Inrichting |
Bedieningsorgaan/meter aanwezig (42) |
Geïdentificeerd door symbool (42) |
Waar (43) |
Verklikkerlicht aanwezig (42) |
Geïdentificeerd door symbool (42) |
Waar (43) |
1 |
Hoofdlicht |
|
|
|
|
|
|
2 |
Dimlicht |
|
|
|
|
|
|
3 |
Grootlicht |
|
|
|
|
|
|
4 |
Breedtelichten |
|
|
|
|
|
|
5 |
Mistlichten vóór |
|
|
|
|
|
|
6 |
Mistlicht achter |
|
|
|
|
|
|
7 |
Verstelinrichting koplamp |
|
|
|
|
|
|
8 |
Parkeerlichten |
|
|
|
|
|
|
9 |
Richtingaanwijzers |
|
|
|
|
|
|
10 |
Waarschuwingsknipperlichten |
|
|
|
|
|
|
11 |
Ruitenwisser |
|
|
|
|
|
|
12 |
Ruitensproeier |
|
|
|
|
|
|
13 |
Combinatie ruitenwisser/ruitensproeier |
|
|
|
|
|
|
14 |
Koplampwisser |
|
|
|
|
|
|
15 |
Ontwaseming en ontdooiing van de voorruit |
|
|
|
|
|
|
16 |
Ontwaseming en ontdooiing van de achterruit |
|
|
|
|
|
|
17 |
Ventilator |
|
|
|
|
|
|
18 |
Dieselvoorverwarmerr |
|
|
|
|
|
|
19 |
Choke |
|
|
|
|
|
|
20 |
Remdefect |
|
|
|
|
|
|
21 |
Brandstofpeil |
|
|
|
|
|
|
22 |
Acculaadmeter |
|
|
|
|
|
|
23 |
Temperatuur koelvloeistof motor |
|
|
|
|
|
|
Bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters waarvoor eventueel aangebrachte identificatie facultatief is, en de voor eventuele identificatie te gebruiken symbolen
Symbool nr. |
Inrichting |
Bedieningsorgaan/meter aanwezig (44) |
Geïdentificeerd door symbool (44) |
Waar (44) |
Verklikkerlicht aanwezig (44) |
Geïdentificeerd door symbool (44) |
Waar (45) |
1 |
Parkeerrem |
|
|
|
|
|
|
2 |
Ruitenwisser achterruit |
|
|
|
|
|
|
3 |
Sproeier achterruit |
|
|
|
|
|
|
4 |
Combinatie ruitenwisser/sproeier achterruit |
|
|
|
|
|
|
5 |
Ruitenwisser voorruit met intervalschakelaar |
|
|
|
|
|
|
6 |
Geluidssignaalinrichting (claxon) |
|
|
|
|
|
|
7 |
Klep motorkap |
|
|
|
|
|
|
8 |
Klep kofferbak |
|
|
|
|
|
|
9 |
Veiligheidsgordel |
|
|
|
|
|
|
10 |
Oliedrukmeter |
|
|
|
|
|
|
11 |
Ongelode benzine |
|
|
|
|
|
|
… |
|
|
|
|
|
|
|
… |
|
|
|
|
|
|
|
… |
|
|
|
|
|
|
|
9.10.3. Zitplaatsen
9.10.3.1. |
Aantal zitplaatsen (46): … |
9.10.3.1.1. |
Plaats en opstelling: … |
9.10.3.2. |
Zitplaats(en) die uitsluitend is (zijn) bestemd voor gebruik bij stilstaand voertuig: … |
9.10.3.3. |
Massa: … |
9.10.3.4. |
Kenmerken: voor zitplaatsen zonder typegoedkeuring als onderdeel, beschrijving en tekeningen van |
9.10.3.4.1. |
De zitplaatsen en hun verankeringen: … |
9.10.3.4.2. |
Het verstelsysteem: … |
9.10.3.4.3. |
De wegklap- en vergrendelingssystemen: … |
9.10.3.4.4. |
De verankeringen voor de veiligheidsgordels, indien aanwezig op de zitplaats: … |
9.10.3.4.5. |
De als verankering gebruikte delen van het voertuig: … |
9.10.3.5. |
Coördinaten of tekening van het punt R (47) |
9.10.3.5.1. |
Bestuurderszitplaats: … |
9.10.3.5.2. |
Alle overige zitplaatsen: … |
9.10.3.6. |
Ontwerp-torsohoek van de rugleuning |
9.10.3.6.1. |
Bestuurderszitplaats: … |
9.10.3.6.2. |
Alle overige zitplaatsen: … |
9.10.3.7. |
Bereik van het verstelsysteem |
9.10.3.7.1. |
Bestuurderszitplaats: … |
9.10.3.7.2. |
Alle overige zitplaatsen: … |
9.10.4. Hoofdsteunen
9.10.4.1. |
Type hoofdsteunen: geïntegreerd/afneembaar/los (6) |
9.10.4.2. |
Eventueel typegoedkeuringsnummer: … |
9.10.4.3. |
Voor nog goed te keuren hoofdsteunen |
9.10.4.3.1. |
Een uitvoerige beschrijving van de hoofdsteun, waarbij wordt aangegeven de aard van het bekledingsmateriaal (de bekledingsmaterialen) en, voor zover van toepassing, de plaats en specificaties van de steunen en de verankering voor het (de) type(n) zitplaats waarvoor goedkeuring wordt aangevraagd: … |
9.10.4.3.2. |
In het geval van een „afzonderlijke” hoofdsteun |
9.10.4.3.2.1. |
Een uitvoerige beschrijving van het deel van de constructie waarop de hoofdsteun wordt gemonteerd: … |
9.10.4.3.2.2. |
Tekeningen met vermelding van de afmetingen van de karakteristieke delen van de structuur en de hoofdsteun: … |
9.10.5. Verwarming van het interieur
9.10.5.1. |
Een korte beschrijving van het voertuigtype wat de interieurverwarming betreft, indien daarbij gebruik wordt gemaakt van de warmte van de koelvloeistof van de motor: … |
9.10.5.2. |
Een gedetailleerde beschrijving van het voertuigtype wat de interieurverwarming betreft, indien daarbij gebruik wordt gemaakt van de koellucht of de uitlaatgassen van de motor, met inbegrip van: |
9.10.5.2.1. |
Een tekening van het verwarmingssysteem met aanduiding van de plaats daarvan in het voertuig: … |
9.10.5.2.2. |
Een schema van de warmtewisselaar bij verwarmingssystemen die voor de verwarming gebruikmaken van de uitlaatgassen, of van de delen waar de warmtewisseling plaatsvindt (bij verwarmingssystemen die voor de verwarming gebruikmaken van de koellucht van de motor): … |
9.10.5.2.3. |
Een doorsnede van de warmtewisselaar of van de delen waar de warmtewisseling plaatsvindt, met aanduiding van de wanddikte, de gebruikte materialen en de oppervlakte-eigenschappen: … |
9.10.5.2.4. |
Specificaties van andere belangrijke onderdelen van het verwarmingssysteem, bijvoorbeeld de kachelventilator, voor wat de wijze van constructie betreft en technische gegevens: … |
9.10.5.3. |
Een korte beschrijving van het voertuigtype wat het verwarmingssysteem op brandstof en de automatische controle betreft: … |
9.10.5.3.1. |
Een schema van het verwarmingssysteem op brandstof, het luchtinlaatsysteem, het uitlaatsysteem, de brandstoftank, het brandstoftoevoersysteem (met inbegrip van de kleppen) en de elektrische verbindingen met aanduiding van de plaats daarvan in het voertuig |
9.10.5.4. |
Maximumelektriciteitsverbruik: …… kW |
9.10.6. Onderdelen die van invloed zijn op het gedrag van de stuurinrichting bij botsingen
9.10.6.1. |
Een gedetailleerde beschrijving, met foto(’s) en/of tekening(en), van de structuur, de afmetingen, de lijnen en de samenstellende materialen van dat gedeelte van het voertuig dat zich vóór het besturingsorgaan bevindt, met inbegrip van onderdelen die zijn ontworpen om mede energie te absorberen bij een stoot tegen het stuurorgaan: … |
9.10.6.2. |
Foto(’s) en/of tekening(en) van andere dan de in punt 9.10.6.1 beschreven voertuigonderdelen die volgens opgave van de fabrikant in overleg met de technische dienst mede het gedrag van de stuurinrichting bij botsingen bepalen: … |
9.10.7. Brandgedrag van de voor de binneninrichting van bepaalde categorieën motorvoertuigen gebruikte materialen
9.10.7.1.
9.10.7.1.1. |
Eventueel typegoedkeuringsnummer van het onderdeel (de onderdelen): … |
9.10.7.1.2. |
Voor niet-goedgekeurde materialen |
9.10.7.1.2.1. |
Basismateriaal (Basismaterialen)/aanduiding: ……/…… |
9.10.7.1.2.2. |
9.10.7.1.2.3. |
Type bekleding (6): … |
9.10.7.1.2.4. |
Maximum-/minimumdikte: ……/…… mm |
9.10.7.2.
9.10.7.2.1. |
Eventueel typegoedkeuringsnummer van het onderdeel (de onderdelen): … |
9.10.7.2.2. |
Voor niet-goedgekeurde materialen |
9.10.7.2.2.1. |
Basismateriaal (Basismaterialen)/aanduiding: ……/…… |
9.10.7.2.2.2. |
9.10.7.2.2.3. |
Type bekleding (6): … |
9.10.7.2.2.4. |
Maximum-/minimumdikte: ……/…… mm |
9.10.7.3.
9.10.7.3.1. |
Eventueel typegoedkeuringsnummer van het onderdeel (de onderdelen): … |
9.10.7.3.2. |
Voor niet-goedgekeurde materialen |
9.10.7.3.2.1. |
Basismateriaal (Basismaterialen)/aanduiding: ……/…… |
9.10.7.3.2.2. |
9.10.7.3.2.3. |
Type bekleding (6): … |
9.10.7.3.2.4. |
Maximum-/minimumdikte: ……/…… mm |
9.10.7.4.
9.10.7.4.1. |
Eventueel typegoedkeuringsnummer van het onderdeel (de onderdelen): … |
9.10.7.4.2. |
Voor niet-goedgekeurde materialen |
9.10.7.4.2.1. |
Basismateriaal (Basismaterialen)/aanduiding: ……/…… |
9.10.7.4.2.2. |
9.10.7.4.2.3. |
Type bekleding (6): … |
9.10.7.4.2.4. |
Maximum-/minimumdikte: ……/…… mm |
9.10.7.5.
9.10.7.5.1. |
Eventueel typegoedkeuringsnummer van het onderdeel (de onderdelen): … |
9.10.7.5.2. |
Voor niet-goedgekeurde materialen |
9.10.7.5.2.1. |
Basismateriaal (Basismaterialen)/aanduiding: ……/.….. |
9.10.7.5.2.2. |
9.10.7.5.2.3. |
Type bekleding (6): … |
9.10.7.5.2.4. |
Maximum-/minimumdikte: ……/…… mm |
9.10.7.6.
9.10.7.6.1. |
Eventueel typegoedkeuringsnummer van het onderdeel (de onderdelen): … |
9.10.7.6.2. |
Voor niet-goedgekeurde materialen |
9.10.7.6.2.1. |
Basismateriaal (Basismaterialen)/aanduiding: ……/…… |
9.10.7.6.2.2. |
9.10.7.6.2.3. |
Type bekleding (6): … |
9.10.7.6.2.4. |
Maximum-/minimumdikte: ……/…… mm |
9.10.7.7.
9.10.7.7.1. |
Gebruiksbestemmingen: … |
9.10.7.7.2. |
Eventueel typegoedkeuringsnummer van het onderdeel (de onderdelen): … |
9.10.7.7.3. |
Voor niet-goedgekeurde materialen |
9.10.7.7.3.1. |
Basismateriaal (Basismaterialen)/aanduiding: ……/…… |
9.10.7.7.3.2. |
9.10.7.7.3.3. |
Type bekleding (6): … |
9.10.7.7.3.4. |
Maximum-/minimumdikte: ……/…… mm |
9.10.7.8.
9.10.7.8.1. |
Typegoedkeuringsnummer(s) van het onderdeel: … |
9.10.7.8.2. |
Voor complete inrichtingen: zitplaats, scheidingswand, bagagerek enz. (6) |
9.10.8 Gas dat als koelmiddel in de klimaatregelingsapparatuur wordt gebruikt: …
9.10.8.1 |
De klimaatregelingsapparatuur is ontworpen om een gefluoreerd broeikasgas te bevatten met een aardopwarmingsvermogen van meer dan 150: ja/neen (6) |
9.10.8.2. |
Zo ja, ook de volgende punten invullen |
9.10.8.2.1. |
Tekening en beknopte beschrijving van de klimaatregelingsapparatuur, inclusief referentie of onderdeelnummer en materiaal van de lekgevoelige onderdelen: |
9.10.8.2.2. |
Lekkage van de klimaatregelingsapparatuur |
9.10.8.2.4. |
Referentie of onderdeelnummer en materiaal van de onderdelen van het systeem en informatie over de test (bv. nummer van het testrapport, goedkeuringsnummer enz.): … |
9.10.8.3. |
Totale lekkage in g/jaar van het volledige systeem: … |
9.11. Naar buiten uitstekende delen
9.11.1. |
Algemeen overzicht (tekening of foto’s) met aanduiding van de plaats van de uitstekende delen: |
9.11.2. |
Tekeningen en/of foto’s van bijvoorbeeld de deur- en raamstijlen, luchtinlaatroosters, radiateurgrille, ruitenwissers, regenlijsten, handgrepen, rails, kleppen, scharnieren en sloten van deuren, haken, trekogen, sierstrippen, badges, emblemen en uitsparingen en andere naar buiten uitstekende delen en delen van het buitenoppervlak die als kritisch kunnen worden beschouwd (bijvoorbeeld verlichtingsinstallatie). Indien de in de vorige zin genoemde delen niet kritisch zijn, kunnen zij voor documentatiedoeleinden worden vervangen door foto’s met, indien noodzakelijk, vermelding van de afmetingen en/of begeleidende tekst: |
9.11.3. |
Tekeningen van delen van het buitenoppervlak overeenkomstig bijlage I, punt 6.9.1, van Richtlijn 74/483/EEG: … |
9.11.4. |
Tekening van de bumpers: … |
9.11.5. |
Tekening van de vloerlijn: … |
9.12. Veiligheidsgordels en/of andere bevestigingssystemen
9.12.1. |
Aantal en plaats van de veiligheidsgordels en bevestigingssystemen en van de zitplaatsen waarop deze gordels en systemen mogen worden aangebracht
|
9.12.2. |
Aard en plaats van aanvullende beveiligingssystemen (geef aan ja/neen/optioneel)
|
9.12.3. |
Aantal en plaats van de verankeringen voor veiligheidsgordels en bewijs van overeenstemming met Richtlijn 76/115/EEG (d.w.z. typegoedkeuringsnummer of testrapport): … |
9.12.4. |
Korte beschrijving van de eventuele elektrische/elektronische onderdelen: … |
9.13. Verankeringen veiligheidsgordels
9.13.1. |
Foto’s en/of tekeningen van de carrosserie waaruit de plaats en de afmetingen van de reële en de effectieve verankeringen blijken, inclusief de R-punten: … |
9.13.2. |
Tekeningen van de verankeringen voor de veiligheidsgordels en de delen van de voertuigstructuur waarop deze zijn aangebracht (met opgave van de materialen): … |
9.13.3. |
Aanduiding van de typen (50) veiligheidsgordels die op de verankeringen van het voertuig mogen worden aangebracht
|
9.13.4. |
Beschrijving van een bijzonder type veiligheidsgordel dat is vereist voor een verankering die zich in de rugleuning van de zitplaats bevindt of waarin een energiedissiperende voorziening is opgenomen: … |
9.14. Plaats voor het aanbrengen van de achterste kentekenplaat (vermeld in voorkomend geval het bereik; er kan eventueel gebruik worden gemaakt van tekeningen)
9.14.1. |
Hoogte boven het wegdek, bovenrand: … |
9.14.2. |
Hoogte boven het wegdek, onderrand: … |
9.14.3. |
Afstand van de middellijn tot het middenlangsvlak van het voertuig: … |
9.14.4. |
Afstand tot de linkerrand van het voertuig: … |
9.14.5. |
Afmetingen (lengte × breedte): … |
9.14.6. |
Helling van het vlak ten opzichte van de verticaal: … |
9.14.7. |
Zichtbaarheidshoek in het horizontale vlak: … |
9.15. Beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden
9.15.0. |
Aanwezigheid: ja/neen/incompleet (6) |
9.15.1. |
Tekening van de voertuigdelen die van belang zijn voor de beschermingsinrichting aan de achterzijde tegen klemrijden, d.w.z. tekening van het voertuig en/of chassis met de plaats en montage van de breedste achterste as, tekening van de bevestigingsmiddelen en/of hulpstukken van de beschermingsinrichting aan de achterzijde tegen klemrijden. Indien de beschermingsinrichting tegen klemrijden geen afzonderlijke inrichting is, moet uit de tekening duidelijk blijken dat de afmetingen aan de voorschriften voldoen: … |
9.15.2. |
Volledige beschrijving en/of tekening van de beschermingsinrichting aan de achterzijde tegen klemrijden (met bevestigingsmiddelen en hulpstukken), indien het een afzonderlijke inrichting is of, indien deze goedgekeurd is als technische eenheid, het typegoedkeuringsnummer: … |
9.16. Wielafschermingen
9.16.1. |
Korte beschrijving van het voertuig wat de wielafschermingen betreft: … |
9.16.2. |
Gedetailleerde tekeningen van de wielafschermingen en de plaats daarvan op het voertuig met aanduiding van de afmetingen zoals aangegeven in figuur 1 van bijlage I bij Richtlijn 78/549/EEG en rekening houdend met de uiterste waarden van de band/wielcombinaties: … |
9.17. Voorgeschreven platen
9.17.1. |
Foto’s en/of tekeningen van de plaats van de voorgeschreven platen en opschriften en van het voertuigidentificatienummer: … |
9.17.2. |
Foto’s en/of tekeningen van de voorgeschreven platen en opschriften (ingevuld voorbeeld met afmetingen): … |
9.17.3. |
Foto’s en/of tekeningen van het voertuigidentificatienummer (ingevuld voorbeeld met afmetingen): … |
9.17.4. |
Door de fabrikant opgestelde verklaring van overeenstemming met de voorschriften van punt 3.1.1.1 van de bijlage bij Richtlijn 76/114/EEG van de Raad (PB L 24 van 30.1.1976, blz. 1). |
9.17.4.1. |
De betekenis van tekens van de tweede groep en, indien van toepassing, van de derde groep die gebruikt zijn om aan de voorschriften van punt 5.3 van ISO-norm 3779:1983 te voldoen, moet worden verklaard: … |
9.17.4.2. |
Indien er tekens van de tweede groep gebruikt zijn om aan de voorschriften van punt 5.4 van ISO-norm 3779:1983 te voldoen, moeten deze tekens worden vermeld: … |
9.18. Radiostoring/elektromagnetische compatibiliteit
9.18.1. |
Beschrijving en tekeningen of foto’s van de vormen en samenstellende materialen van het gedeelte van de carrosserie bestaande uit de motorruimte en het aangrenzende gedeelte van het interieur: … |
9.18.2. |
Tekeningen of foto’s van de plaats van de metalen onderdelen die zich in de motorruimte bevinden (verwarmingsapparaten, reservewiel, luchtfilter, stuurinrichting enz.): … |
9.18.3. |
Tabel en tekening van de ontstoringsinrichting: … |
9.18.4. |
Opgave van de nominale waarde van de gelijkstroomweerstanden en, voor weerstandskabels voor de ontsteking, van de nominale weerstand per meter: … |
9.19. Zijdelingse bescherming
9.19.0. |
Aanwezigheid: ja/neen/incompleet (6) |
9.19.1. |
Tekening van de voertuigdelen die van belang zijn voor de zijdelingse bescherming, d.w.z. tekening van het voertuig en/of chassis met de plaats en ophanging van de as(sen), tekening van de bevestigingsmiddelen en/of montagehulpstukken van de zijdelingse beschermingsinrichtingen. Indien de zijdelingse bescherming tot stand wordt gebracht zonder (een) zijdelingse beschermingsinrichting(en), moet de tekening duidelijk aangeven dat aan de afmetingsvoorschriften is voldaan: … |
9.19.2. |
Bij (een) zijdelingse beschermingsinrichting(en), een volledige beschrijving en/of tekening van (een) dergelijke inrichting(en) (inclusief montage- en bevestigingsmiddelen), of het typegoedkeuringsnummer van de onderdelen ervan: … |
9.20. Opspatafschermingssystemen
9.20.0. |
Aanwezigheid: ja/neen/incompleet (6) |
9.20.1. |
Korte beschrijving van het voertuig met betrekking tot het opspatafschermingssysteem en de samenstellende delen: … |
9.20.2. |
Gedetailleerde tekeningen van het opspatafschermingssysteem en de plaats daarvan op het voertuig met vermelding van de afmetingen zoals aangegeven in de figuren van bijlage III bij Richtlijn 91/226/EEG en rekening houdend met de uiterste waarden van de band/wielcombinaties: … |
9.20.3. |
Eventueel typegoedkeuringsnummer van het opspatafschermingssysteem (de opspatafschermingssystemen): … |
9.21. Weerstand tegen zijdelingse botsing
9.21.1. |
Een gedetailleerde beschrijving met foto’s en/of tekeningen van het voertuigtype voor wat betreft de structuur, de afmetingen, het ontwerp en de materialen waaruit het bestaat, de zijwanden van de passagierskooi (buiten- en binnenkant), met in voorkomend geval nadere gegevens over het beschermingssysteem: … |
9.22. Beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden
9.22.0. |
Aanwezigheid: ja/neen/incompleet (6) |
9.22.1. |
Tekeningen van de voertuigonderdelen die verband houden met de bescherming aan de voorzijde tegen klemrijden, d.w.z. een tekening van het voertuig en/of chassis met de plaats en bevestiging van de breedste vooras, tekening van de montagewijze en/of bevestiging van de beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden. Indien de beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden geen afzonderlijke inrichting is, moet de tekening duidelijk aangeven dat aan de afmetingsvoorschriften is voldaan: … |
9.22.2. |
In geval van een afzonderlijke inrichting, een volledige beschrijving en/of tekening van de beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden (inclusief montagestukken en bevestigingsmiddelen), of, indien goedgekeurd als technische eenheid, het typegoedkeuringsnummer: … |
9.23. Bescherming van voetgangers
9.23.1. |
Een gedetailleerde beschrijving, inclusief foto’s en/of tekeningen, van het voertuig met betrekking tot de structuur, de afmetingen, de relevante referentielijnen en de samenstellende materialen van het frontgedeelte van het voertuig (binnen- en buitenkant), met inbegrip van nadere gegevens over elk geïnstalleerd systeem voor actieve bescherming. |
9.24. Frontbeschermingsinrichtingen
9.24.1. |
Een gedetailleerde beschrijving, inclusief foto’s en/of tekeningen, van het voertuig met betrekking tot de structuur, de afmetingen, de relevante referentielijnen en de samenstellende materialen van de frontbeschermingsinrichting en het frontgedeelte van het voertuig. |
9.24.2. |
Een gedetailleerde beschrijving, inclusief foto’s en/of tekeningen, van de wijze waarop de frontbeschermingsinrichting op het voertuig is bevestigd (afmetingen van de bouten en het vereiste moment aangeven). |
9.24.3. |
Eventueel typegoedkeuringsmerk: … |
10. VERLICHTINGS- EN LICHTSIGNAALINRICHTINGEN
10.1. |
Tabel van alle inrichtingen (nummer, merk, type, typegoedkeuringsmerk, maximumsterkte van de grootlichtbundels, kleur, verklikkerlicht): … |
10.2. |
Tekening van de plaats van de verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen: … |
10.3. |
Verstrek de volgende gegevens (in woorden en/of aan de hand van een schema) voor alle in Richtlijn 76/756/EEG van de Raad (PB L 262 van 27.9.1976, blz. 1) vermelde lichten en retroflectoren |
10.3.1. |
Tekening met aanduiding van de grootte van het lichtdoorlatende gedeelte: … |
10.3.2. |
Methode voor de bepaling van het zichtbaar vlak overeenkomstig punt 2.10 van VN/ECE-Reglement nr. 48 (PB L 137 van 30.5.2007, blz. 1): … |
10.3.3. |
Referentieas en referentiepunt: … |
10.3.4. |
Werkwijze van camoufleerbare lichten: … |
10.3.5. |
Eventuele specifieke montage- en bedradingsvoorschriften: … |
10.4. |
Dimlichten: normale richting overeenkomstig punt 6.2.6.1 van VN/ECE-Reglement nr. 48: |
10.4.1. |
Waarde van de begininstelling: … |
10.4.2. |
Plaats van de aanduiding: … |
10.4.3. |
Beschrijving/schets (6) en type verstelinrichting voor de koplamp (bv. automatisch, manueel getrapt verstelbaar, manueel continu verstelbaar): |
Geldt alleen voor voertuigen met een verstelinrichting voor de koplamphoogte |
10.4.4. |
Bedieningsinrichting: |
|
10.4.5. |
Referentiemerktekens: |
|
10.4.6. |
Merktekens voor de beladingsomstandigheden: |
10.5. |
Korte beschrijving van de eventuele andere elektrische/elektronische onderdelen dan lampen: … |
11. VERBINDINGEN TUSSEN TREKKER EN AANHANGWAGEN OF OPLEGGER
11.1. |
Klasse en type van de gemonteerde of te monteren koppelinrichting(en): … |
11.2. |
Kenmerken D, U, S en V van de gemonteerde koppelinrichting(en) of minimumkenmerken D, U, S en V van de te monteren koppelinrichting(en): …… daN |
11.3. |
Door de fabrikant gegeven instructies voor de bevestiging van het type koppeling van het voertuig en foto’s of tekeningen van de verankeringen op het voertuig; aanvullende gegevens, indien het type koppeling slechts voor bepaalde varianten of uitvoeringen van het type voertuig wordt gebruikt: … |
11.4. |
Gegevens over de montage van speciale trekinrichtingen of montageplaten: … |
11.5. |
Typegoedkeuringsnummer(s): … |
12. DIVERSEN
12.1. |
Geluidssignaalinrichting(en) |
12.1.1. |
Plaats, wijze van bevestiging, plaatsing en richting van de inrichting(en), met afmetingen: … |
12.1.2. |
Aantal inrichtingen: … |
12.1.3. |
Typegoedkeuringsnummer(s): … |
12.1.4. |
Schema van het elektrisch/pneumatisch (6) circuit: … |
12.1.5. |
Nominale spanning of druk: … |
12.1.6. |
Tekening van het montagesysteem: … |
12.2. |
Inrichtingen ter beveiliging tegen ongeoorloofd gebruik van het voertuig |
12.2.1. |
Beveiligingsinrichting |
12.2.1.1. |
Gedetailleerde beschrijving van het voertuigtype wat betreft de opstelling en het ontwerp van het bedieningsorgaan of van de eenheid waarop de beveilingsinrichting werkt: … |
12.2.1.2. |
Tekeningen van de beveilingsinrichting en van de montage ervan op het voertuig: … |
12.2.1.3. |
Technische beschrijving van de inrichting: … |
12.2.1.4. |
Gegevens van de gebruikte vergrendelingscombinaties: … |
12.2.1.5. |
Voertuigimmobilisatiesysteem |
12.2.1.5.1. |
Eventueel typegoedkeuringsnummer: … |
12.2.1.5.2. |
Voor nog niet goedgekeurde immobilisatiesystemen |
12.2.1.5.2.1. |
Gedetailleerde technische beschrijving van het voertuigimmobilisatiesysteem en van de maatregelen tegen onbedoelde activering: … |
12.2.1.5.2.2. |
Het systeem (de systemen) waarop het immobilisatiesysteem aangrijpt: … |
12.2.1.5.2.3. |
Aantal gebruikte wisselcombinaties, indien van toepassing: … |
12.2.2. |
Alarmsysteem (indien aanwezig) |
12.2.2.1. |
Eventueel typegoedkeuringsnummer: … |
12.2.2.2. |
Voor nog niet goedgekeurde alarmsystemen |
12.2.2.2.1. |
Gedetailleerde beschrijving van het alarmsysteem en van de delen van het voertuig die verband houden met het gemonteerde alarmsysteem: … |
12.2.2.2.2. |
Lijst van de voornaamste onderdelen van het alarmsysteem: … |
12.2.3. |
Korte beschrijving van de eventuele elektrische/elektronische onderdelen: … |
12.3. |
Trekinrichting(en) |
12.3.1. |
Voor: haak/oog/andere (6) |
12.3.2. |
Achter: haak/oog/andere/geen (6) |
12.3.3. |
Tekening of foto van het chassis/gedeelte van de voertuigcarrosserie met aanduiding van de plaats, constructie en montage van de trekinrichting(en): … |
12.4. |
Gegevens over eventuele niet met de motor verbonden inrichtingen die zijn ontworpen om het brandstofverbruik te beïnvloeden (voor zover niet elders vermeld): … |
12.5. |
Gegevens over eventuele niet met de motor verbonden geluiddempingsinrichtingen (voor zover niet elders vermeld): … |
12.6. |
Snelheidsbegrenzers |
12.6.1. |
Fabrikant(en): … |
12.6.2. |
Type(n): … |
12.6.3. |
Eventueel typegoedkeuringsnummer: … |
12.6.4. |
Snelheid of reeks van snelheden waarop de snelheidsbegrenzer kan worden ingesteld: …… km/h |
12.7. |
Tabel met de installatie en het gebruik van RF-zenders in het (de) voertuig(en), indien van toepassing: …
De indiener van een typegoedkeuringsaanvraag moet, voor zover nodig, ook de volgende documenten voorleggen:
|
12.7.1. |
Voertuig uitgerust met 24 GHz-kortbereikradarapparatuur: ja/neen (6) |
13. BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR BUSSEN EN TOERBUSSEN
13.1. |
Voertuigklasse: Klasse I/Klasse II/Klasse III/Klasse A/Klasse B (6) |
13.1.1. |
Typegoedkeuringsnummer van de carrosserie, goedgekeurd als technische eenheid: … |
13.1.2. |
Chassistypen waarop de carrosserie met typegoedkeuring kan worden geïnstalleerd (fabrikant(en) en typen incomplete voertuigen): … |
13.2. Oppervlak bestemd voor passagiers (m2)
13.2.1. |
Totaal (S0): … |
13.2.2. |
Bovendek (S0a) (6): … |
13.2.3. |
Benedendek (S0b) (6): … |
13.2.4. |
Voor staanplaatsen (S1): … |
13.3. Aantal passagiers (zit- en staanplaatsen)
13.3.1. |
Totaal (N): … |
13.3.2. |
Bovendek (Na) (6): … |
13.3.3. |
Benedendek (Nb) (6): … |
13.4. Aantal passagierszitplaatsen
13.4.1. |
Totaal (A): … |
13.4.2. |
Bovendek (Aa) (6): … |
13.4.3. |
Benedendek (Ab) (6): … |
13.4.4. |
Aantal rolstoelplaatsen bij voertuigen van de categorieën M2 en M3: … |
13.5. |
Aantal bedrijfsdeuren: … |
13.6. |
Aantal nooduitgangen (deuren, ramen, noodluiken, verbindingstrap en halve trap): … |
13.6.1. |
Totaal: … |
13.6.2. |
Bovendek (6): … |
13.6.3. |
Benedendek (6): … |
13.7. |
Inhoud van de bagageruimte (m3): … |
13.8. |
Oppervlak voor bagage op het dak (m2): … |
13.9. |
Technische voorzieningen ter vergemakkelijking van de toegang tot voertuigen (bv. oprijplaat, hefplatform en knielsysteem), indien aanwezig: … |
13.10. Sterkte van de bovenbouw
13.10.1. |
Eventueel typegoedkeuringsnummer: … |
13.10.2. |
Voor een nog niet goedgekeurde bovenbouw: |
13.10.2.1. |
Gedetailleerde beschrijving van de bovenbouw van het voertuigtype met inbegrip van afmetingen, configuratie en samenstellende materialen en de bevestiging daarvan aan een chassis: … |
13.10.2.2. |
Tekeningen van het voertuig en van die delen van de binneninrichting die van invloed zijn op de sterkte van de bovenbouw of op de restruimte: … |
13.10.2.3. |
Plaats van het zwaartepunt van het voertuig in rijklare toestand in de langs-, dwars- en verticale richting: … |
13.10.2.4. |
Maximumafstand tussen de hartlijnen van de buitenste passagierszitplaatsen: … |
13.11. |
Punten van Richtlijn 2001/85/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 42 van 13.2.2002, blz. 1) waaraan deze technische eenheid aantoonbaar moet voldoen: … |
14. BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR VOERTUIGEN BESTEMD VOOR HET VERVOER VAN GEVAARLIJKE GOEDEREN
14.1. Elektrische uitrusting volgens Richtlijn 94/55/EG van de Raad (PB L 319 van 12.12.1994, blz. 1)
14.1.1. |
Bescherming tegen de oververhitting van geleiders: … |
14.1.2. |
Type vermogensschakelaar: … |
14.1.3. |
Type en werking van de accuhoofdschakelaar: … |
14.1.4. |
Beschrijving en plaats van de stroombegrenzer van de tachograaf: … |
14.1.5. |
Beschrijving van de permanent onder stroom staande installaties. Vermeld de toegepaste Europese norm (EN): … |
14.1.6. |
Constructie en beveiliging van de elektrische installatie aan de achterkant van de stuurcabine: … |
14.2. Voorkoming van brandgevaar
14.2.1. |
Type niet gemakkelijk ontvlambaar materiaal in de stuurcabine: … |
14.2.2. |
Type hitteschild achter de stuurcabine (in voorkomend geval): … |
14.2.3. |
Plaats en warmte-isolatie van de motor: … |
14.2.4. |
Plaats en warmte-isolatie van het uitlaatsysteem: … |
14.2.5. |
Type en ontwerp van de warmte-isolatie van de vertragersystemen: … |
14.2.6. |
Type, ontwerp en plaats van de verwarmingstoestellen: … |
14.3. Eventuele bijzondere eisen betreffende de carrosserie volgens Richtlijn 94/55/EG
14.3.1. |
Beschrijving van de maatregelen tot inachtneming van de voorschriften voor voertuigen van de typen EX/II en EX/III: … |
14.3.2. |
Voor voertuigen van het type EX/III, weerstand tegen hitte van buitenaf: … |
15. HERBRUIKBAARHEID, RECYCLEERBAARHEID EN MOGELIJKE NUTTIGE TOEPASSING
15.1. |
Uitvoering waartoe het referentievoertuig behoort: … |
15.2. |
Massa van het referentievoertuig met carrosserie of massa van het chassis met cabine, zonder carrosserie en/of koppelinrichting, indien niet gemonteerd door de fabrikant, (met inbegrip van vloeistoffen, gereedschap, reservewiel indien gemonteerd) en zonder bestuurder: … |
15.3. |
Massa van de materialen van het referentievoertuig: … |
15.3.1. |
Massa van het materiaal waarmee rekening wordt gehouden bij de voorbehandeling (52): … |
15.3.2. |
Massa van het materiaal waarmee rekening wordt gehouden bij de demontage (52): … |
15.3.3. |
Massa van het als recycleerbaar beschouwde materiaal waarmee rekening wordt gehouden bij het behandelen van niet-metalen residu (52): … |
15.3.4. |
Massa van het voor energieterugwinning in aanmerking komende materiaal waarmee rekening wordt gehouden bij het behandelen van niet-metalen residu (52): … |
15.3.5. |
Specificatie van de materialen (52): … |
15.3.6. |
Totale massa van de materialen die herbruikbaar en/of recycleerbaar zijn: … |
15.3.7. |
Totale massa van de materialen die herbruikbaar en/of nuttig toepasbaar zijn: … |
15.4. Percentages
15.4.1. |
Recycleerbaarheidspercentage Rcyc ( %): … |
15.4.2. |
Nuttige-toepasbaarheidspercentage Rcov ( %): … |
16. TOEGANG TOT REPARATIE- EN ONDERHOUDSINFORMATIE
16.1. |
Adres van de belangrijkste website voor toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie: … |
16.1.1. |
Datum vanaf wanneer deze beschikbaar is (uiterlijk 6 maanden na de datum van typegoedkeuring): … |
16.2. |
Voorwaarden voor toegang tot de website: … |
16.3. |
Formaat van de via de website toegankelijke reparatie- en onderhoudsinformatie: … |
Toelichting
(1) Voor ieder goedgekeurd onderdeel kan een beschrijving worden vervangen door een verwijzing naar de desbetreffende goedkeuring. Een beschrijving is evenmin vereist voor elk onderdeel waarvan de constructie duidelijk op de bijgevoegde schema’s of tekeningen is weergegeven. Voor ieder punt waarvoor tekeningen of foto’s moeten worden bijgevoegd, dienen de nummers van de bijbehorende bijgevoegde documenten te worden gegeven.
(2) Indien het middel tot identificatie van het type tekens bevat die niet relevant zijn voor de typebeschrijving van het voertuig, de technische eenheid of het onderdeel waarop dit inlichtingenformulier betrekking heeft, moeten die tekens op het formulier worden weergegeven door het symbool „?” (bijvoorbeeld ABC??123??).
(3) Ingedeeld aan de hand van de definities van bijlage II, deel A.
(4) Aanduiding overeenkomstig EN 10027-1:2005. Als dat niet mogelijk is, moet de volgende informatie worden verstrekt:
— |
materiaalbeschrijving, |
— |
strekgrens, |
— |
breukgrens, |
— |
rek (in %), |
— |
Brinell-hardheid. |
(5) „Frontbesturing”, zoals gedefinieerd in punt 2.7 van bijlage I bij Richtlijn 74/297/EEG van de Raad (PB L 165 van 20.6.1974, blz. 16).
(6) Doorhalen wat niet van toepassing is (er zijn gevallen waarin meer dan een punt van toepassing is en niets hoeft te worden weggelaten).
(7) Indien de ene uitvoering een normale stuurcabine en de andere een slaapcabine heeft, moeten de massa’s en afmetingen van beide uitvoeringen worden vermeld.
(8) ISO-norm 612:1978 — Road vehicles — Dimensions of motor vehicles and towed vehicles — terms and definitions.
(g1) |
Motorvoertuig en autonome aanhangwagen: term nr. 6.4.1. Oplegger en middenasaanhangwagen: term nr. 6.4.2. Opmerking: In het geval van een middenasaanhangwagen moet de as van de koppeling als de voorste as worden beschouwd. |
(g2) |
term nr. 6.19.2. |
(g3) |
term nr. 6.20. |
(g4) |
term nr. 6.5. |
(g5) |
term nr. 6.1 en voor voertuigen die niet tot categorie M1 behoren: punt 2.4.1 van bijlage I bij Richtlijn 97/27/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 233 van 25.8.1997, blz. 1). In het geval van trekkers moet de lengte worden aangegeven zoals vermeld in term nr. 6.1.2. van ISO-norm 612:1978. |
(g6) |
term nr. 6.17. |
(g7) |
term nr. 6.2 en voor voertuigen die niet tot categorie M1 behoren: punt 2.4.2 van bijlage I bij Richtlijn 97/27/EG. |
(g8) |
term nr. 6.3 en voor voertuigen die niet tot categorie M1 behoren: punt 2.4.3 van bijlage I bij Richtlijn 97/27/EG. |
(g9) |
term nr. 6.6. |
(g10) |
term nr. 6.10. |
(g11) |
term nr. 6.7. |
(g12) |
term nr. 6.11. |
(g13) |
term nr. 6.18.1. |
(g14) |
term nr. 6.9 |
(23) De massa van de bestuurder en van een eventuele bijrijder wordt gesteld op 75 kg (verdeeld in 68 kg voor de persoon en 7 kg voor de bagage overeenkomstig ISO-norm 2416:1992), de brandstoftank wordt gevuld tot 90 % van de inhoud en de andere systemen waarin zich vloeistof bevindt (behalve die voor gebruikt water), tot 100 % van de inhoud volgens fabrieksopgave.
(24) Voor aanhangwagens of opleggers en voor voertuigen waaraan een aanhangwagen of oplegger gekoppeld is, die een aanzienlijke verticale belasting uitoefent op de koppelinrichting of de koppelschotel, wordt deze belasting, gedeeld door de standaardversnelling van de zwaartekracht, bij de technisch toelaatbare maximummassa gerekend.
(25) Vul de laagste en hoogste waarde voor elke variant in.
(26) De „koppelingsoverhang” is de horizontale afstand tussen de koppeling bij middenasaanhangwagens en de hartlijn van de achteras(sen).
(27) Alleen met het oog op de definitie van terreinvoertuigen.
(28) De waarde voor elke technische configuratie van het voertuigtype moet duidelijk zijn aangegeven.
(29) Bij voertuigen die zowel op benzine, diesel enz. als in combinatie met een andere brandstof kunnen rijden, moeten deze rubrieken worden herhaald. Bij niet-conventionele motoren en systemen dienen door de fabrikant gegevens te worden verstrekt die gelijkwaardig zijn met de hier gevraagde gegevens
(30) Dit cijfer moet worden afgerond op het naaste tiende gedeelte van een millimeter.
(31) De waarde wordt berekend met π = 3,1416 en afgerond op de naaste cm3.
(32) Tolerantie aangeven.
(33) Vastgesteld overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn 80/1269/EEG van de Raad (PB L 375 van 31.12.1980, blz. 46).
(34) Voertuigen die zowel op benzine als op gasvormige brandstof kunnen rijden, maar waarbij het benzinesysteem alleen is aangebracht voor noodsituaties of voor het starten en waarvan de benzinetank niet meer dan 15 l benzine kan bevatten, worden voor de test beschouwd als voertuigen die alleen op gasvormige brandstof kunnen rijden.
(35) Vastgesteld overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn 80/1268/EEG van de Raad (PB L 375 van 31.12.1980, blz. 36).
(36) ESC-test.
(37) Alleen ETC-test.
(38) Bij varianten dienen de gevraagde gegevens te worden verstrekt voor elk van deze varianten.
(39) Continuvariabele transmissie.
(40) Bij trekkers, de door de fabrikant toegestane maximumsnelheid.
(41) Voor banden van categorie Z die bedoeld zijn om te worden gemonteerd op voertuigen waarvan de maximumsnelheid 300 km/h overschrijdt, dient gelijkwaardige informatie te worden verstrekt.
x |
= |
ja |
— |
= |
niet aanwezig of niet afzonderlijk aanwezig |
o |
= |
optioneel. |
d |
= |
direct op bedieningsorgaan, meter of verklikkerlicht |
c |
= |
in de onmiddellijke nabijheid. |
x |
= |
ja |
— |
= |
niet aanwezig of niet afzonderlijk aanwezig |
o |
= |
optioneel. |
d |
= |
direct op bedieningsorgaan, meter of verklikkerlicht |
c |
= |
in de onmiddellijke nabijheid. |
(46) Het te vermelden aantal zitplaatsen is dat bij het voertuig in beweging. Bij een modulaire inrichting kan een minimum- en maximumaantal worden opgegeven.
(47) Onder „punt R” of „referentiepunt van de zitplaats” wordt verstaan een op de tekeningen van de fabrikant voor elke zitplaats opgegeven punt, gelokaliseerd met betrekking tot het driedimensionale referentiesysteem, overeenkomstig bijlage III bij Richtlijn 77/649/EEG van de Raad (PB L 267 van 19.10.1977, blz. 1).
(48) De tabel kan zo nodig worden uitgebreid indien de voertuigen over meer dan twee rijen zitplaatsen beschikken of over meer dan drie zitplaatsen per rij.
(49) De tabel kan zo nodig worden uitgebreid indien de voertuigen over meer dan twee rijen zitplaatsen beschikken of over meer dan drie zitplaatsen per rij.
(50) Zie bijlage III, punten 1.1.3 en 1.1.4, van Richtlijn 77/541/EEG van de Raad (PB L 220 van 29.8.1977, blz. 95) voor de te gebruiken symbolen en merktekens. Als het om veiligheidsgordels van type S gaat, geef dan de aard van het (de) type(n) aan.
(51) De tabel kan zo nodig worden uitgebreid indien de voertuigen over meer dan twee rijen zitplaatsen beschikken of over meer dan drie zitplaatsen per rij.
(52) Deze termen worden gedefinieerd in ISO-norm 22628: 2002 — Road vehicles — recyclability and recoverability — calculation method.
BIJLAGE II
BIJLAGE III
INLICHTINGENFORMULIER VOOR DE EG-TYPEGOEDKEURING VAN VOERTUIGEN
(Voor de toelichting: zie de laatste bladzijde van bijlage I)
DEEL I
De onderstaande gegevens worden in drievoud verstrekt en gaan vergezeld van een lijst van de opgenomen elementen. Eventuele tekeningen worden op een passende schaal met voldoende details in formaat A4 of tot dat formaat gevouwen verstrekt. Op eventuele foto’s zijn voldoende details te zien.
A. Categorieën M en N
0. ALGEMENE GEGEVENS
0.1. |
Merk (handelsnaam van de fabrikant): … |
0.2. |
Type: … |
0.2.1. |
Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): … |
0.3. |
Middel tot identificatie van het type, indien aangebracht op het voertuig (b): … |
0.3.1. |
Plaats van dat merkteken: … |
0.4. |
Categorie waartoe het voertuig behoort (c): … |
0.4.1. |
Indeling(en), op basis van de gevaarlijke goederen die het voertuig moet vervoeren: … |
0.5. |
Naam en adres van de fabrikant: … |
0.8. |
Naam en adres van de assemblagefabriek(en): … |
0.9. |
Naam en adres van de eventuele vertegenwoordiger van de fabrikant: … |
1. ALGEMENE BOUWWIJZE VAN HET VOERTUIG
1.1. |
Foto’s en/of tekeningen van een representatief voertuig: … |
1.3. |
Aantal assen en wielen: … |
1.3.1. |
Aantal en plaats van de assen met dubbellucht: … |
1.3.2. |
Aantal en plaats van de gestuurde assen: … |
1.3.3. |
Aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding): … |
1.4. |
Chassis (indien aanwezig) (overzichtstekening): … |
1.6. |
Plaats en opstelling van de motor: … |
1.8. |
Kant van het stuur: … rechts/links (1) |
1.8.1. |
Het voertuig is uitgerust om te worden gebruikt in links-/rechtsrijdend verkeer (1) |
2. MASSA’S EN AFMETINGEN (f)(g)
(in kg en mm) (in voorkomend geval naar tekening verwijzen)
2.1. Wielbasis of -bases (bij volle belasting) (g1)
2.1.1. |
Tweeassige voertuigen: … |
2.1.2. Voertuigen met drie of meer assen
2.1.2.1. |
Afstand tussen de opeenvolgende assen van de voorste naar de achterste as toe: … |
2.1.2.2. |
Totale asafstand: … |
2.3.1. |
Spoorwijdte op elke gestuurde as (g4): … |
2.3.2. |
Spoorwijdte op alle andere assen (g4): … |
2.4. Bereik van de afmetingen van het voertuig (buitenmaten)
2.4.1. Chassis zonder carrosserie
2.4.1.1. |
Lengte (g5): … |
2.4.1.1.1. |
Maximaal toelaatbare lengte: … |
2.4.1.1.2. |
Minimaal toelaatbare lengte: … |
2.4.1.2. |
Breedte (g7): … |
2.4.1.2.1. |
Maximaal toelaatbare breedte: … |
2.4.1.2.2. |
Minimaal toelaatbare breedte: … |
2.4.1.3. |
Hoogte (in rijklare toestand) (g8) (bij in hoogte verstelbare vering de normale rijstand aangeven): … |
2.4.2. Chassis met carrosserie
2.4.2.1. |
Lengte (g5): … |
2.4.2.1.1. |
Lengte van de laadruimte: … |
2.4.2.2. |
Breedte (g7): … |
2.4.2.2.1. |
Dikte van de wanden (bij voertuigen bestemd voor het vervoer van goederen bij een geregelde temperatuur): … |
2.4.2.3. |
Hoogte (in rijklare toestand) (g8) (bij in hoogte verstelbare vering de normale rijstand aangeven): … |
2.6. Massa in rijklare toestand
Massa van het voertuig in rijklare toestand met carrosserie en, in het geval van een trekker van een andere categorie dan M1, met koppelinrichting, indien gemonteerd door de fabrikant, of massa van het chassis of de chassiscabine, zonder carrosserie en/of koppelinrichting, indien niet gemonteerd door de fabrikant (met inbegrip van de massa van vloeistoffen, gereedschap, reservewiel, indien gemonteerd, en bestuurder en, voor bussen en toerbussen, een bijrijder als er voor hem een zitplaats aanwezig is)(h) (maximum en minimum voor elke variant): …
2.6.1. |
Verdeling van deze massa over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het koppelingspunt (maximum en minimum voor elke variant): … |
2.7. |
Minimummassa van het voltooide voertuig volgens fabrieksopgave in het geval van een incompleet voertuig: … |
2.8. |
Technisch toelaatbare maximummassa volgens fabrieksopgave (i) (3): … |
2.8.1. |
Verdeling van deze massa over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het koppelingspunt (3): … |
2.9. |
Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as: … |
2.10. |
Technisch toelaatbare maximummassa op ieder asstel: … |
2.11. |
Technisch toelaatbare getrokken maximummassa van het motorvoertuig in het geval van … |
2.11.1. |
Autonome aanhangwagen: … |
2.11.2. |
Oplegger: … |
2.11.3. |
Middenasaanhangwagen: … |
2.11.4. |
Technisch toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie (3): … |
2.11.6. |
Maximummassa van niet-beremde aanhangwagens: … |
2.12. |
Technisch toelaatbare maximale statische verticale belasting/massa op het koppelingspunt: … |
2.12.1. |
van het motorvoertuig: … |
2.16. |
Beoogde maximaal toelaatbare massa bij registratie/in bedrijf (facultatief: wanneer deze waarden worden gegeven, moeten zij worden gecontroleerd volgens de voorschriften van bijlage IV bij Richtlijn 97/27/EG) |
2.16.1. |
Beoogde maximaal toelaatbare massa in beladen toestand bij registratie/in bedrijf (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (5)): … |
2.16.2. |
Beoogde maximaal toelaatbare massa van elke as bij registratie/in bedrijf en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de beoogde belasting van het koppelingspunt volgens fabrieksopgave indien deze lager is dan de technisch toelaatbare maximummassa op het koppelingspunt (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (5)): … |
2.16.3. |
Beoogde maximaal toelaatbare massa van elk asstel bij registratie/in bedrijf (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (5)): … |
2.16.4. |
Beoogde maximaal toelaatbare massa die kan worden getrokken, bij registratie/in bedrijf (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (5)): … |
2.16.5. |
Beoogde maximaal toelaatbare massa van de combinatie bij registratie/in bedrijf (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (5)): … |
3. MOTOR (k)
3.1. |
Fabrikant van de motor: … |
3.1.1. |
Motorcode van de fabrikant (zoals vermeld op de motor, of ander identificatiemiddel): … |
3.1.2. |
Goedkeuringsnummer (in voorkomend geval), inclusief brandstofidentificatiemarkering: … (alleen voor zware bedrijfsvoertuigen) |
3.2. Verbrandingsmotor
3.2.1.1. |
Werkingsprincipe: … elektrische ontsteking/compressieontsteking (1) Cyclus: viertakt/tweetakt/draaizuiger (1) |
3.2.1.2. |
Aantal en opstelling van de cilinders: … |
3.2.1.3. |
Cilinderinhoud (m): …… cm3 |
3.2.1.6. |
Normaal stationair toerental (2): …… min-1 |
3.2.1.8. |
Nettomaximumvermogen (n): …… kW bij …… min-1 (volgens fabrieksopgave) |
3.2.2.1. |
Lichte bedrijfsvoertuigen: … diesel/benzine/lpg/aardgas of biomethaan/ethanol (E 85)/biodiesel/waterstof (1) (6) |
3.2.2.2. |
Zware bedrijfsvoertuigen: … diesel/benzine/lpg/aardgas-H/aardgas-L/aardgas-HL/ethanol (1) (6) |
3.2.2.4. |
Voertuigbrandstof type: … monofuel, bifuel, flexfuel (1) |
3.2.2.5. |
Maximaal aanvaardbare hoeveelheid biobrandstof in de brandstof (volgens fabrieksopgave): …….. vol.-% |
3.2.3. Brandstoftank(s)
3.2.3.1. |
Bedrijfsbrandstoftank(s) |
3.2.3.1.1. |
Aantal en inhoud van elke tank: … |
3.2.3.2. |
Reservebrandstoftank(s) |
3.2.3.2.1. |
Aantal en inhoud van elke tank: … |
3.2.4. Brandstoftoevoer
3.2.4.1. |
Via carburateur(s): ja/neen (1) |
3.2.4.2. |
Door brandstofinspuiting (alleen compressieontsteking): ja/neen (1) |
3.2.4.2.2. |
Werkingsprincipe: directe inspuiting/voorkamer/wervelkamer (1) |
3.2.4.3. |
Door brandstofinspuiting (alleen elektrische ontsteking): ja/neen (1) |
3.2.7. |
Koelsysteem: vloeistof/lucht (1) |
3.2.8. Inlaatsysteem
3.2.8.1. |
Drukvulling: ja/neen (1) |
3.2.8.2. |
Tussenkoeler: ja/neen (1) |
3.2.9. Uitlaatsysteem
3.2.9.4. |
Type en merk van de uitlaatgeluiddemper(s): … Indien relevant voor het buitengeluid, geluiddempende maatregelen in de motorruimte en op de motor: … |
3.2.9.5. |
Plaats van het uiteinde van de uitlaat: … |
3.2.12. Voorzieningen tegen luchtverontreiniging
3.2.12.2. |
Extra voorzieningen tegen luchtverontreiniging (indien aanwezig en niet elders vermeld) |
3.2.12.2.1. |
Katalysator: ja/neen (1) |
3.2.12.2.1.11. |
Regeneratiesystemen/-methode van de uitlaatnabehandelingssystemen, beschrijving: … |
3.2.12.2.1.11.6. |
Verbruiksreagentia: ja/neen (1) |
3.2.12.2.1.11.7. |
Type en concentratie van het reagens dat nodig is voor de katalytische werking: … |
3.2.12.2.2. |
Zuurstofsensor: ja/neen (1) |
3.2.12.2.3. |
Luchtinjectie: ja/neen (1) |
3.2.12.2.4. |
Uitlaatgasrecirculatie: ja/neen (1) |
3.2.12.2.5. |
Controlesysteem verdampingsemissies: ja/neen (1) |
3.2.12.2.6. |
Deeltjesvanger: ja/neen (1) |
3.2.12.2.7. |
OBD-systeem: ja/neen (1) |
3.2.12.2.8. |
Overige systemen (beschrijving en werking): … |
3.2.12.2.9. |
Koppelbegrenzer: ja/neen (1) |
3.2.13.1. |
Plaats van het absorptiecoëfficiëntsymbool (alleen voor motoren met compressieontsteking): … |
3.2.15. |
Lpg-systeem: ja/neen (1) |
3.2.16. |
Ng-systeem: ja/neen (1) |
3.3. Elektromotor
3.3.1. |
Type (wikkeling, bekrachtiging): … |
3.3.1.1. |
Maximumuurvermogen: …… kW |
3.3.1.2. |
Bedrijfsspanning: …… V |
3.3.2. |
Accu |
3.3.2.4. |
Plaats: … |
3.4. Motor of motorcombinatie
3.4.1. |
Hybride elektrisch voertuig: … ja/neen (1) |
3.4.2. |
Categorie waartoe het hybride elektrische voertuig behoort: extern oplaadbaar/niet-extern oplaadbaar (1): |
3.6.5. Smeermiddeltemperatuur
minimum: .... K
maximum: …… K
4. TRANSMISSIE (p)
4.2. |
Transmissiesysteem (mechanisch, hydraulisch, elektrisch enz.): … |
4.5. Versnellingsbak
4.5.1. |
Type (manueel/automatisch/CVT (continuvariabele transmissie)) (1) |
4.6. Overbrengingsverhoudingen
Versnelling |
Verhoudingen in de versnellingsbak (verhoudingen tussen omwentelingen van de motor en omwentelingen van de uitgaande as van de versnellingsbak) |
Eindoverbrengingsverhouding(en) (verhouding tussen omwentelingen van de uitgaande as van de versnellingsbak en omwentelingen van de aangedreven wielen) |
Totale verhouding |
Maximum voor CVT 1 2 3 ... Minimum voor CVT |
|
|
|
Achteruit |
|
|
|
4.7. |
Door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid van het voertuig (in km/h) (q): |
4.9. |
Tachograaf: ja/neen (1) |
4.9.1. |
Goedkeuringsmerk: … |
5. ASSEN
5.1. |
Beschrijving van elke as: … |
5.2. |
Merk: … |
5.3. |
Type: … |
5.4. |
Plaats van de hefbare as(sen): … |
5.5. |
Plaats van de belastbare as(sen): … |
6. OPHANGING
6.2. |
Type en ontwerp van de ophanging van elke as of elk wiel: … |
6.2.1. |
Niveauregeling: ja/neen/optioneel (1) |
6.2.3. |
Luchtvering van de aangedreven as(sen): ja/neen (1) |
6.2.3.1. |
Vering van de aangedreven as, gelijkwaardig met luchtvering: ja/neen (1) |
6.2.4. |
Luchtvering voor niet-aangedreven as(sen): ja/neen (1) |
6.2.4.1. |
Vering van niet-aangedreven as(sen), gelijkwaardig met luchtvering: ja/neen (1) |
6.6.1. Band/wielcombinatie(s)
a) |
voor banden de maataanduiding, de belastingsindex, het symbool van de snelheidscategorie en de rolweerstand opgeven overeenkomstig ISO 28580 (indien van toepassing) (r); |
b) |
voor wielen de velgmaat (velgmaten) en de wielbolling(en) |
6.6.1.1. |
Assen |
6.6.1.1.1. |
As 1: … |
6.6.1.1.2. |
As 2: … enz. |
6.6.1.2. |
Eventueel reservewiel: … |
6.6.2. Boven- en ondergrenzen van de afrolstralen
6.6.2.1. |
As 1: … |
6.6.2.2. |
As 2: … enz. |
7. STUURINRICHTING
7.2. Overbrenging en regeling
7.2.1. |
Type overbrenging van de stuurinrichting (in voorkomend geval voor voor- en achterzijde specificeren): … |
7.2.2. |
Verbinding met de wielen (inclusief andere dan mechanische middelen; in voorkomend geval voor voor- en achterzijde specificeren): … |
7.2.3. |
Type stuurbekrachtiging (indien aanwezig): … |
8. REMINRICHTING
8.5. |
Antiblokkeersysteem: ja/neen/optioneel (1) |
8.9. |
Korte beschrijving van het remsysteem overeenkomstig punt 1.6 van het addendum bij aanhangsel 1 van bijlage IX bij Richtlijn 71/320/EEG: … |
8.11. |
Bijzonderheden van het type vertragersysteem (de typen vertragersystemen): … |
9. CARROSSERIE
9.1. |
Type carrosserie met gebruikmaking van de in deel C van bijlage II toegelichte codes: … |
9.3. Deuren voor de inzittenden, hang- en sluitwerk
9.3.1. |
Configuratie van de deuren en aantal deuren: … |
9.9. Inrichtingen voor indirect zicht
9.9.1. |
Achteruitkijkspiegels, met voor elke achteruitkijkspiegel opgave van: |
9.9.1.1. |
Merk: … |
9.9.1.2. |
Typegoedkeuringsmerk: … |
9.9.1.3. |
Variant: … |
9.9.1.6. |
Accessoires die van invloed kunnen zijn op het gezichtsveld naar achteren: … |
9.9.2. |
Andere inrichtingen voor indirect zicht dan spiegels: … |
9.9.2.1. |
Type en beschrijving van de inrichting: … |
9.10. Binneninrichting
9.10.3. Zitplaatsen
9.10.3.1. |
Aantal zitplaatsen(s): … |
9.10.3.1.1. |
Plaats en opstelling: … |
9.10.3.2. |
Zitplaats(en) die uitsluitend is (zijn) bestemd voor gebruik bij stilstaand voertuig: … |
9.10.4.1. |
Type hoofdsteunen: geïntegreerd/afneembaar/los (1) |
9.10.4.2. |
Eventueel typegoedkeuringsnummer: … |
9.10.8 |
Gas dat als koelmiddel in de klimaatregelingsapparatuur wordt gebruikt: … |
9.10.8.1. |
De klimaatregelingsapparatuur is ontworpen om een gefluoreerd broeikasgas te bevatten met een aardopwarmingsvermogen van meer dan 150: ja/neen (1) |
9.12.2. |
Aard en plaats van aanvullende beveiligingssystemen (geef aan ja/neen/optioneel):
|
9.17. Voorgeschreven platen
9.17.1. |
Foto’s en/of tekeningen van de plaats van de voorgeschreven platen en opschriften en van het voertuigidentificatienummer: … |
9.17.2. |
Foto’s en/of tekeningen van de voorgeschreven platen en opschriften (ingevuld voorbeeld met afmetingen): … |
9.17.3. |
Foto’s en/of tekeningen van het voertuigidentificatienummer (ingevuld voorbeeld met afmetingen): … |
9.17.4.1. |
De betekenis van tekens van de tweede groep en, indien van toepassing, van de derde groep die gebruikt zijn om aan de voorschriften van punt 5.3 van ISO-norm 3779: …1983 te voldoen, moet worden verklaard: … |
9.17.4.2. |
Indien er tekens van de tweede groep gebruikt zijn om aan de voorschriften van punt 5.4 van ISO-norm 3779: 1983 te voldoen, moeten deze tekens worden vermeld: |
9.22. Beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden
9.22.0. |
Aanwezigheid: ja/neen/incompleet (1) |
9.23. Bescherming van voetgangers
9.23.1. |
Een gedetailleerde beschrijving, inclusief foto’s en/of tekeningen, van het voertuig met betrekking tot de structuur, de afmetingen, de relevante referentielijnen en de samenstellende materialen van het frontgedeelte van het voertuig (binnen- en buitenkant), met inbegrip van nadere gegevens over elk geïnstalleerd systeem voor actieve bescherming. |
9.24. Frontbeschermingsinrichtingen
9.24.1. |
Frontbeschermingsinrichting: ja/neen/optioneel (1) |
9.24.3. |
Eventueel typegoedkeuringsmerk: … |
11. VERBINDINGEN TUSSEN TREKKER EN AANHANGWAGEN OF OPLEGGER
11.1. |
Klasse en type van de gemonteerde of te monteren koppelinrichting(en): … |
11.3. |
Door de fabrikant gegeven instructies voor de bevestiging van het type koppeling van het voertuig en foto’s of tekeningen van de verankeringen op het voertuig; aanvullende gegevens, indien het type koppeling slechts voor bepaalde varianten of uitvoeringen van het type voertuig wordt gebruikt: … |
11.4. |
Gegevens over de montage van speciale trekinrichtingen of montageplaten: … |
11.5. |
Typegoedkeuringsnummer(s): … |
12. DIVERSEN
12.7.1. |
Voertuig uitgerust met 24 GHz-kortbereikradarapparatuur: ja/neen (1) |
13. BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR BUSSEN EN TOERBUSSEN
13.1. |
Voertuigklasse: Klasse I/Klasse II/Klasse III/Klasse A/Klasse B (1) |
13.1.2. |
Chassistypen waarop de carrosserie met typegoedkeuring kan worden geïnstalleerd (fabrikant(en) en typen incomplete voertuigen): … |
13.3. |
Aantal passagiers (zit- en staanplaatsen) |
13.3.1. |
Totaal (N): … |
13.3.2. |
Bovendek (Na) (1): … |
13.3.3. |
Benedendek (Nb) (1): … |
13.4. |
Aantal passagiers (zitplaatsen) |
13.4.1. |
Totaal (A): … |
13.4.2. |
Bovendek (Aa) (1): … |
13.4.3. |
Benedendek (Ab) (1): … |
13.4.4. |
Aantal rolstoelplaatsen bij voertuigen van de categorieën M2 en M3: … |
16. TOEGANG TOT REPARATIE- EN ONDERHOUDSINFORMATIE
16.1. |
Adres van de belangrijkste website voor toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie: … |
B. Categorie O
0. ALGEMENE GEGEVENS
0.1. |
Merk (handelsnaam): … |
0.2. |
Type: … |
0.2.1. |
Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar) |
0.3. |
Middel tot identificatie van het type, indien aangebracht op het voertuig (b): … |
0.3.1. |
Plaats van dat merkteken: … |
0.4. |
Categorie waartoe het voertuig behoort (c): … |
0.4.1. |
Indeling(en) op basis van de gevaarlijke goederen die het voertuig moet vervoeren: … |
0.5. |
Naam en adres van de fabrikant: … |
0.8. |
Naam en adres van de assemblagefabriek(en): … |
0.9. |
Naam en adres van de eventuele vertegenwoordiger van de fabrikant: … |
1. ALGEMENE BOUWWIJZE VAN HET VOERTUIG
1.1. |
Foto’s en/of tekeningen van een representatief voertuig: … |
1.3. |
Aantal assen en wielen: … |
1.3.1. |
Aantal en plaats van de assen met dubbellucht: … |
1.3.2. |
Aantal en plaats van de gestuurde assen: … |
1.4. |
Chassis (indien aanwezig) (overzichtstekening): … |
2. MASSA’S EN AFMETINGEN (f) (g)
(in kg en mm) (in voorkomend geval naar tekening verwijzen)
2.1. Wielbasis of -bases (bij volle belasting) (g1): …
2.1.1. |
Tweeassige voertuigen: … |
2.1.2. Voertuigen met drie of meer assen
2.1.2.1. |
Afstand tussen de opeenvolgende assen van de voorste naar de achterste as toe: … |
2.1.2.2. |
Totale asafstand: … |
2.3.1. |
Spoorwijdte op elke gestuurde as (g4): … |
2.3.2. |
Spoorwijdte op alle andere assen (g4): … |
2.4. Bereik van de afmetingen van het voertuig (buitenmaten)
2.4.1. Chassis zonder carrosserie
2.4.1.1. |
Lengte (g5): … |
2.4.1.1.1. |
Maximaal toelaatbare lengte: … |
2.4.1.1.2. |
Minimaal toelaatbare lengte: … |
2.4.1.1.3. |
Bij aanhangwagens, maximaal toelaatbare lengte van de trekstang (g6): … |
2.4.1.2. |
Breedte (g7): … |
2.4.1.2.1. |
Maximaal toelaatbare breedte: … |
2.4.1.2.2. |
Minimaal toelaatbare breedte: … |
2.4.2. Chassis met carrosserie
2.4.2.1. |
Lengte (g5): … |
2.4.2.1.1. |
Lengte van de laadruimte: … |
2.4.2.1.2. |
Bij aanhangwagens, maximaal toelaatbare lengte van de trekstang (g6): … |
2.4.2.2. |
Breedte (g7): … |
2.4.2.2.1. |
Dikte van de wanden (bij voertuigen bestemd voor het vervoer van goederen bij een geregelde temperatuur): … |
2.4.2.3. |
Hoogte (in rijklare toestand) (g8) (bij in hoogte verstelbare vering de normale rijstand aangeven): … |
2.6. Massa in rijklare toestand
Massa van het voertuig in rijklare toestand met carrosserie en, in het geval van een trekker van een andere categorie dan M1, met koppelinrichting, indien gemonteerd door de fabrikant, of massa van het chassis of de chassiscabine, zonder carrosserie en/of koppelinrichting, indien niet gemonteerd door de fabrikant (met inbegrip van de massa van vloeistoffen, gereedschap, reservewiel, indien gemonteerd, en bestuurder en, voor bussen en toerbussen, een bijrijder als er voor hem een zitplaats aanwezig is) (h) (maximum en minimum voor elke variant): …
2.6.1. |
Verdeling van deze massa over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het koppelingspunt (maximum en minimum voor elke variant): … |
2.7. |
Minimummassa van het voltooide voertuig volgens fabrieksopgave in het geval van een incompleet voertuig: … |
2.8. |
Technisch toelaatbare maximummassa volgens fabrieksopgave (i) (3): … |
2.8.1. |
Verdeling van deze massa over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het koppelingspunt (3): … |
2.9. |
Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as: … |
2.10. |
Technisch toelaatbare maximummassa op ieder asstel: … |
2.12. |
Technisch toelaatbare maximale statische verticale belasting/massa op het koppelingspunt: |
2.12.2. |
van de oplegger of middenasaanhangwagen: … |
2.16. |
Beoogde maximaal toelaatbare massa bij registratie/in bedrijf (facultatief: wanneer deze waarden worden gegeven, moeten zij worden gecontroleerd volgens de voorschriften van bijlage IV bij Richtlijn 97/27/EG) |
2.16.1. |
Beoogde maximaal toelaatbare massa in beladen toestand bij registratie/in bedrijf (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (5)): … |
2.16.2. |
Beoogde maximaal toelaatbare massa van elke as bij registratie/in bedrijf en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de beoogde belasting van het koppelingspunt volgens fabrieksopgave indien deze lager is dan de technisch toelaatbare maximummassa op het koppelingspunt (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (5)): … |
2.16.3. |
Beoogde maximaal toelaatbare massa van elk asstel bij registratie/in bedrijf (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (5)): … |
2.16.4. |
Beoogde maximaal toelaatbare massa die kan worden getrokken, bij registratie/in bedrijf (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (5)): … |
2.16.5. |
Beoogde maximaal toelaatbare massa van de combinatie bij registratie/in bedrijf (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (5)): … |
4. TRANSMISSIE
4.7. |
Door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid van het voertuig (in km/h) (q): |
5. ASSEN
5.1. |
Beschrijving van elke as: … |
5.2. |
Merk: … |
5.3. |
Type: … |
5.4. |
Plaats van de hefbare as(sen): … |
5.5. |
Plaats van de belastbare as(sen): … |
6. OPHANGING
6.2. |
Type en ontwerp van de ophanging van elke as of elk wiel: … |
6.2.1. |
Niveauregeling: ja/neen/optioneel (1) |
6.2.4. |
Luchtvering voor niet-aangedreven as(sen): ja/neen (1) |
6.2.4.1. |
Vering van niet-aangedreven as(sen), gelijkwaardig met luchtvering: ja/neen (1) |
6.6.1. Band/wielcombinatie(s)
a) |
voor banden de maataanduiding, de belastingsindex, het symbool van de snelheidscategorie en de rolweerstand opgeven overeenkomstig ISO 28580 (indien van toepassing) (r); |
b) |
voor wielen de velgmaat (velgmaten) en de wielbolling(en) |
6.6.1.1.
6.6.1.1.1. |
As 1: … |
6.6.1.1.2. |
As 2: … enz. |
6.6.1.2. |
Eventueel reservewiel: … |
6.6.2. Boven- en ondergrenzen van de afrolstralen
6.6.2.1. |
As 1: … |
6.6.2.2. |
As 2: … enz. |
7. STUURINRICHTING
7.2. Overbrenging en regeling
7.2.1. |
Type overbrenging van de stuurinrichting (in voorkomend geval voor voor- en achterzijde specificeren): … |
7.2.2. |
Verbinding met de wielen (inclusief andere dan mechanische middelen; in voorkomend geval voor voor- en achterzijde specificeren): … |
7.2.3. |
Type stuurbekrachtiging (indien aanwezig): … |
8. REMINRICHTING
8.5. |
Antiblokkeersysteem: ja/neen/optioneel (1) |
8.9. |
Korte beschrijving van het remsysteem overeenkomstig punt 1.6 van het addendum bij aanhangsel 1 van bijlage IX bij Richtlijn 71/320/EEG: … |
9. CARROSSERIE
9.1. |
Type carrosserie met gebruikmaking van de in deel C van bijlage II gedefinieerde codes: … |
9.17. Voorgeschreven platen
9.17.1. |
Foto’s en/of tekeningen van de plaats van de voorgeschreven platen en opschriften en van het voertuigidentificatienummer: … |
9.17.2. |
Foto’s en/of tekeningen van de voorgeschreven platen en opschriften (ingevuld voorbeeld met afmetingen): … |
9.17.3. |
Foto’s en/of tekeningen van het voertuigidentificatienummer (ingevuld voorbeeld met afmetingen): … |
9.17.4.1. |
De betekenis van tekens van de tweede groep en, indien van toepassing, van de derde groep die gebruikt zijn om aan de voorschriften van punt 5.3 van ISO-norm 3779: …1983 te voldoen, moet worden verklaard: … |
9.17.4.2. |
Indien er tekens van de tweede groep gebruikt zijn om aan de voorschriften van punt 5.4 van ISO-norm 3779: 1983 te voldoen, moeten deze tekens worden vermeld: … |
11. VERBINDINGEN TUSSEN TREKKER EN AANHANGWAGEN OF OPLEGGER
11.1. |
Klasse en type van de gemonteerde of te monteren koppelinrichting(en): … |
11.5. |
Typegoedkeuringsnummer(s): … |
DEEL II
Matrix met de combinaties van de in deel I opgenomen punten binnen de uitvoeringen en varianten van het voertuigtype
Punt nr. |
Alle |
Uitvoering 1 |
Uitvoering 2 |
Uitvoering 3 |
Uitvoering n |
|
|
|
|
|
|
Opmerkingen:
a) |
Voor elke variant van een type moet een aparte matrix worden opgesteld. |
b) |
Punten waarvoor er geen beperkingen gelden met betrekking tot de combinatie ervan binnen een variant, moeten worden vermeld in de kolom „Alle”. |
c) |
Bovengenoemde informatie mag in een andere lay-out worden gepresenteerd of met de in deel I verstrekte informatie worden samengevoegd. |
d) |
Elke variant en elke uitvoering moet door middel van een alfanumerieke code worden geïdentificeerd; deze code bestaat uit letters en cijfers en moet ook op het certificaat van overeenstemming (bijlage IX) van het betrokken voertuig worden vermeld. |
e) |
Varianten die onder bijlage XI vallen, moeten door middel van een specifieke alfanumerieke code worden geïdentificeerd. |
DEEL III
Typegoedkeuringsnummers
Vermeld de in onderstaande tabel gevraagde gegevens met betrekking tot de voor dit voertuig van toepassing zijnde onderwerpen van bijlage IV of XI. (Alle relevante goedkeuringen voor elk onderwerp moeten worden vermeld. De informatie betreffende onderdelen hoeft hier niet te worden vermeld voor zover deze informatie in het desbetreffende certificaat betreffende de installatievoorschriften is opgenomen.)
Onderwerp |
Typegoedkeuringsnummer of nummer van het testrapport (2) |
Lidstaat of overeenkomstsluitende partij (3) die de typegoedkeuring verleent (4) of het testrapport (2) afgeeft |
Datum van uitbreiding |
Variant(en)/uitvoering(en) |
|
|
|
|
|
Handtekening: …
Functie in het bedrijf: …
Datum: …
(1) De tabel kan naar zo nodig worden uitgebreid indien de voertuigen over meer dan twee rijen zitplaatsen beschikken of over meer dan drie zitplaatsen per rij.
(2) Vermelden wanneer de fabrikant de bepalingen van artikel 9, lid 6, toepast. In dat geval moet de toegepaste regelgeving in de tweede kolom worden vermeld.
(3) Partij bij de Herziene overeenkomst van 1958.
(4) Vermelden indien dit niet uit het typegoedkeuringsnummer kan worden afgeleid.
BIJLAGE III
BIJLAGE IV
LIJST VAN DE REGELGEVINGEN TOT VASTSTELLING VAN DE VOORSCHRIFTEN VOOR DE EG-TYPEGOEDKEURING VAN VOERTUIGEN
DEEL I
Lijst van de regelgevingen voor de EG-typegoedkeuring van in onbeperkte series gebouwde voertuigen
Nr. |
Onderwerp |
Regelgeving |
Publicatieblad |
Van toepassing op |
|||||||||||
M1 |
M2 |
M3 |
N1 |
N2 |
N3 |
O1 |
O2 |
O3 |
O4 |
||||||
1 |
Toelaatbaar geluidsniveau |
Richtlijn 70/157/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
|||
2 |
Emissies |
Richtlijn 70/220/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
|||
2a |
Emissies (Euro 5 en 6) lichte bedrijfsvoertuigen/toegang tot informatie |
Verordening (EG) nr. 715/2007 |
X (9) |
X (9) |
|
X (9) |
X (9) |
|
|
|
|
|
|||
3 |
Brandstoftanks/beschermingsinrichtingen aan de achterzijde |
Richtlijn 70/221/EEG |
X (5) |
X (5) |
X (5) |
X (5) |
X (5) |
X (5) |
X |
X |
X |
X |
|||
4 |
Plaats voor de achterste kentekenplaat |
Richtlijn 70/222/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
5 |
Stuurinrichting |
Richtlijn 70/311/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
6 |
Hang- en sluitwerk van deuren |
Richtlijn 70/387/EEG |
X |
|
|
X |
X |
X |
|
|
|
|
|||
7 |
Geluidssignaalinrichting |
Richtlijn 70/388/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
|||
8 |
Inrichtingen voor indirect zicht |
Richtlijn 2003/97/EG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
|||
9 |
Reminrichtingen |
Richtlijn 71/320/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
10 |
Radiostoring (elektromagnetische compatibiliteit) |
Richtlijn 72/245/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
11 |
Verontreiniging door dieselmotoren |
Richtlijn 72/306/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
|||
12 |
Binneninrichting |
Richtlijn 74/60/EEG |
X |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||
13 |
Beveiliging tegen diefstal en startonderbrekers |
Richtlijn 74/61/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
|||
14 |
Gedrag stuurinrichting bij botsingen |
Richtlijn 74/297/EEG |
X |
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
|||
15 |
Sterkte van de zitplaatsen |
Richtlijn 74/408/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
|||
16 |
Naar buiten uitstekende delen |
Richtlijn 74/483/EEG |
X |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||
17 |
Snelheidsmeter en achteruitrij-inrichtingen |
Richtlijn 75/443/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
|||
18 |
Voorgeschreven platen |
Richtlijn 76/114/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
19 |
Bevestigingspunten veiligheidsgordels |
Richtlijn 76/115/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
|||
20 |
Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen |
Richtlijn 76/756/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
21 |
Retroflectoren |
Richtlijn 76/757/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
22 |
Markerings-, breedte-, achter-, stop- en dagrijlichten |
Richtlijn 76/758/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
23 |
Richtingaanwijzers |
Richtlijn 76/759/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
24 |
Achterkentekenplaatverlichting |
Richtlijn 76/760/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
25 |
Koplichten (met gloeilampen) |
Richtlijn 76/761/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
|||
26 |
Mistlichten vóór |
Richtlijn 76/762/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
|||
27 |
Sleepinrichtingen |
Richtlijn 77/389/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
|||
28 |
Mistlichten achter |
Richtlijn 77/538/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
29 |
Achteruitrijlichten |
Richtlijn 77/539/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
30 |
Parkeerlichten |
Richtlijn 77/540/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
|||
31 |
Veiligheidsgordels |
Richtlijn 77/541/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
|||
32 |
Zichtveld |
Richtlijn 77/649/EEG |
X |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||
33 |
Identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters |
Richtlijn 78/316/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
|||
34 |
Ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen |
Richtlijn 78/317/EEG |
X |
|
|
|
|
||||||||
35 |
Ruitenwissers en -sproeiers |
Richtlijn 78/318/EEG |
X |
|
|
|
|
||||||||
36 |
Verwarmingssystemen |
Richtlijn 2001/56/EG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
37 |
Wielafschermingen |
Richtlijn 78/549/EEG |
X |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||
38 |
Hoofdsteunen |
Richtlijn 78/932/EEG |
X |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||
39 |
CO2-emissies/brandstofverbruik |
Richtlijn 80/1268/EEG |
X |
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
|||
40 |
Motorvermogen |
Richtlijn 80/1269/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
|||
41 |
Emissies (Euro 4 en 5) zware bedrijfsvoertuigen |
Richtlijn 2005/55/EG |
X (10) |
X (10) |
X |
X (10) |
X (10) |
X |
|
|
|
|
|||
42 |
Zijdelingse bescherming |
Richtlijn 89/297/EEG |
|
|
|
|
X |
X |
|
|
X |
X |
|||
43 |
Opspatafschermingssystemen |
Richtlijn 91/226/EEG |
|
|
|
|
X |
X |
|
|
X |
X |
|||
44 |
Massa’s en afmetingen (auto’s) |
Richtlijn 92/21/EEG |
X |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||
45 |
Veiligheidsglas |
Richtlijn 92/22/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
46 |
Banden |
Richtlijn 92/23/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
47 |
Snelheidsbegrenzers |
Richtlijn 92/24/EEG |
|
X |
X |
|
X |
X |
|
|
|
|
|||
48 |
Massa’s en afmetingen (andere voertuigen dan de in punt 44 genoemde) |
Richtlijn 97/27/EG |
|
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|||
49 |
Naar buiten uitstekende delen van bestuurderscabines |
Richtlijn 92/114/EEG |
|
|
|
X |
X |
X |
|
|
|
|
|||
50 |
Koppelingen |
Richtlijn 94/20/EG |
X (3) |
X (3) |
X (3) |
X (3) |
X (3) |
X (3) |
X |
X |
X |
X |
|||
51 |
Ontvlambaarheid |
Richtlijn 95/28/EG |
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
|
|||
52 |
Bussen en toerbussen |
Richtlijn 2001/85/EG |
|
X |
X |
|
|
|
|
|
|
|
|||
53 |
Frontale botsing |
Richtlijn 96/79/EG |
X (6) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||
54 |
Zijdelingse botsing |
Richtlijn 96/27/EG |
X (11) |
|
|
X (11) |
|
|
|
|
|
|
|||
55 |
(niet gebruikt) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
56 |
Voertuigen bedoeld voor het vervoer van gevaarlijke goederen |
Richtlijn 98/91/EG |
|
|
|
X (4) |
X (4) |
X (4) |
X (4) |
X (4) |
X (4) |
X (4) |
|||
57 |
Beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden |
Richtlijn 2000/40/EG |
|
|
|
|
X |
X |
|
|
|
|
|||
58 |
Bescherming van voetgangers |
Richtlijn 2003/102/EG |
X (6) |
|
|
|
|
|
|
|
|
||||
59 |
Recycleerbaarheid |
Richtlijn 2005/64/EG |
X |
|
|
X |
|
— |
|
|
|
|
|||
60 |
Frontbeschermingsinrichtingen |
Richtlijn 2005/66/EG |
X |
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
|||
61 |
Klimaatregelingsapparatuur |
Richtlijn 2006/40/EG |
X |
|
|
X (8) |
|
|
|
|
|
|
|||
|
Aanhangsel
Lijst van de regelgevingen voor de typegoedkeuring overeenkomstig artikel 22 van in kleine series gebouwde voertuigen die tot categorie M1 behoren
|
Onderwerp |
Regelgeving |
Publicatieblad |
M1 |
||||||||||||||
1 |
Toelaatbaar geluidsniveau |
Richtlijn 70/157/EEG |
A |
|||||||||||||||
2 |
Emissies, met uitzondering van de volledige reeks voorschriften in verband met boorddiagnosesystemen (OBD’s) |
Richtlijn 70/220/EEG |
A |
|||||||||||||||
2a |
Emissies (Euro 5 en 6), met uitzondering van de volledige reeks voorschriften in verband met boorddiagnosesystemen (OBD’s) en de toegang tot informatie |
Verordening (EG) nr. 715/2007 |
A |
|||||||||||||||
3 |
Brandstoftanks/beschermingsinrichtingen aan de achterzijde |
Richtlijn 70/221/EEG |
B |
|||||||||||||||
4 |
Plaats voor de achterste kentekenplaat |
Richtlijn 70/222/EEG |
B |
|||||||||||||||
5 |
Stuurinrichting |
Richtlijn 70/311/EEG |
C |
|||||||||||||||
6 |
Hang- en sluitwerk van deuren |
Richtlijn 70/387/EEG |
C |
|||||||||||||||
7 |
Geluidssignaalinrichting |
Richtlijn 70/388/EEG |
B |
|||||||||||||||
8 |
Inrichtingen voor indirect zicht |
Richtlijn 2003/97/EG |
X (13) B (15) |
|||||||||||||||
9 |
Reminrichtingen |
Richtlijn 71/320/EEG |
A |
|||||||||||||||
10 |
Radiostoring (elektromagnetische compatibiliteit) |
Richtlijn 72/245/EEG |
A (12) C (14) |
|||||||||||||||
11 |
Verontreiniging door dieselmotoren |
Richtlijn 72/306/EEG |
A |
|||||||||||||||
12 |
Binneninrichting |
Richtlijn 74/60/EEG |
C |
|||||||||||||||
13 |
Beveiliging tegen diefstal en startonderbrekers |
Richtlijn 74/61/EEG |
A |
|||||||||||||||
14 |
Gedrag stuurinrichting bij botsingen |
Richtlijn 74/297/EEG |
C |
|||||||||||||||
15 |
Sterkte van de zitplaatsen |
Richtlijn 74/408/EEG |
C |
|||||||||||||||
16 |
Naar buiten uitstekende delen |
Richtlijn 74/483/EEG |
C |
|||||||||||||||
17 |
Snelheidsmeter en achteruitrijinrichtingen |
Richtlijn 75/443/EEG |
B |
|||||||||||||||
18 |
Voorgeschreven platen |
Richtlijn 76/114/EEG |
B |
|||||||||||||||
19 |
Bevestigingspunten veiligheidsgordels |
Richtlijn 76/115/EEG |
B |
|||||||||||||||
20 |
Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen |
Richtlijn 76/756/EEG |
B |
|||||||||||||||
21 |
Retroflectoren |
Richtlijn 76/757/EEG |
X |
|||||||||||||||
22 |
Markerings-, breedte-, achter-, stop-, zijmarkerings- en dagrijlichten |
Richtlijn 76/758/EEG |
X |
|||||||||||||||
23 |
Richtingaanwijzers |
Richtlijn 76/759/EEG |
X |
|||||||||||||||
24 |
Achterkentekenplaatverlichting |
Richtlijn 76/760/EEG |
X |
|||||||||||||||
25 |
Koplichten (met gloeilampen) |
Richtlijn 76/761/EEG |
X |
|||||||||||||||
26 |
Mistlichten vóór |
Richtlijn 76/762/EEG |
X |
|||||||||||||||
27 |
Sleepinrichtingen |
Richtlijn 77/389/EEG |
B |
|||||||||||||||
28 |
Mistlichten achter |
Richtlijn 77/538/EEG |
X |
|||||||||||||||
29 |
Achteruitrijlichten |
Richtlijn 77/539/EEG |
X |
|||||||||||||||
30 |
Parkeerlichten |
Richtlijn 77/540/EEG |
X |
|||||||||||||||
31 |
Veiligheidsgordels |
Richtlijn 77/541/EEG |
A (13) B (15) |
|||||||||||||||
32 |
Zichtveld |
Richtlijn 77/649/EEG |
A |
|||||||||||||||
33 |
Identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters |
Richtlijn 78/316/EEG |
A |
|||||||||||||||
34 |
Ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen |
Richtlijn 78/317/EEG |
C |
|||||||||||||||
35 |
Ruitenwissers en -sproeiers |
Richtlijn 78/318/EEG |
C |
|||||||||||||||
36 |
Verwarmingssystemen |
Richtlijn 2001/56/EG |
C |
|||||||||||||||
37 |
Wielafschermingen |
Richtlijn 78/549/EEG |
B |
|||||||||||||||
39 |
CO2-emissies/brandstofverbruik |
Richtlijn 80/1268/EEG |
A |
|||||||||||||||
40 |
Motorvermogen |
Richtlijn 80/1269/EEG |
C |
|||||||||||||||
41 |
Emissies (Euro 4 en 5), met uitzondering van de volledige reeks voorschriften in verband met boorddiagnosesystemen (OBD’s) |
Richtlijn 2005/55/EG |
A |
|||||||||||||||
44 |
Massa’s en afmetingen (auto’s) |
Richtlijn 92/21/EEG |
C |
|||||||||||||||
45 |
Veiligheidsglas |
Richtlijn 92/22/EEG |
X (13) B (15) |
|||||||||||||||
46 |
Banden |
Richtlijn 92/23/EEG |
X (13) B (15) |
|||||||||||||||
50 |
Koppelingen |
Richtlijn 94/20/EG |
X (13) A (15) |
|||||||||||||||
53 |
Frontale botsing |
Richtlijn 96/79/EG |
n.v.t. |
|||||||||||||||
54 |
Zijdelingse botsing |
Richtlijn 96/27/EG |
n.v.t. |
|||||||||||||||
58 |
Bescherming van voetgangers |
Richtlijn 2003/102/EG |
n.v.t. |
|||||||||||||||
59 |
Recycleerbaarheid |
Richtlijn 2005/64/EG |
n.v.t. (16) |
|||||||||||||||
60 |
Frontbeschermingsinrichting |
Richtlijn 2005/66/EG |
X (13) A (15) |
|||||||||||||||
61 |
Klimaatregelingsapparatuur |
Richtlijn 2006/40/EG |
X (13) B (14) |
|||||||||||||||
Verklaring:
|
DEEL II
Lijst van VN/ECE-reglementen die worden erkend als alternatief voor de in deel I vermelde richtlijnen of verordeningen
Indien naar een bijzondere richtlijn of verordening in de tabel van deel I wordt verwezen, wordt een goedkeuring volgens onderstaande VN/ECE-reglementen die de Gemeenschap bij Besluit 97/836/EG van de Raad (17) of bij latere besluiten van de Raad zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, van voornoemd besluit, als partij bij de „Herziene overeenkomst van 1958” heeft aanvaard, erkend als alternatief voor een EG-typegoedkeuring die overeenkomstig de relevante bijzondere richtlijn of verordening is verleend.
Latere wijzigingen van onderstaande VN/ECE-reglementen (18) moeten eveneens als gelijkwaardig worden beschouwd, mits de Gemeenschap hierover een besluit heeft genomen overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Besluit 97/836/EG.
|
Onderwerp |
Nummer VN/ECE-basisreglement |
Wijzigingenreeks |
1. (19) |
Toelaatbaar geluidsniveau |
51 |
02 |
Dempersystemen als reserveonderdeel |
59 |
00 |
|
2. |
Emissies |
83 |
05 |
Katalysatoren als reserveonderdeel |
103 |
00 |
|
3. |
Brandstoftanks |
34 |
02 |
|
Lpg-tanks |
67 |
01 |
|
Cng-tanks |
110 |
00 |
|
Beschermingsinrichtingen aan de achterzijde |
58 |
01 |
5. |
Stuurinrichting |
79 |
01 |
6. |
Hang- en sluitwerk van deuren |
11 |
02 |
7. |
Geluidssignaalinrichting |
28 |
00 |
8. |
Inrichtingen voor indirect zicht |
46 |
02 |
9. |
Reminrichtingen |
13 |
10 |
Reminrichtingen |
13H |
00 |
|
Remvoeringen |
90 |
01 |
|
10. |
Radiostoring (elektromagnetische compatibiliteit) |
10 |
02 |
11. |
Verontreiniging door dieselmotoren |
24 |
03 |
12 |
Binneninrichting |
21 |
01 |
13. |
Beveiliging tegen diefstal |
18 |
03 |
|
Beveiliging tegen diefstal en startonderbrekers |
116 |
00 |
|
Alarmsystemen voor voertuigen |
97 |
01 |
116 |
00 |
||
14. |
Gedrag stuurinrichting bij botsingen |
12 |
03 |
15. |
Sterkte van de zitplaatsen |
17 |
07 |
|
Sterkte van de zitplaatsen (bussen en toerbussen) |
80 |
01 |
16. |
Naar buiten uitstekende delen |
26 |
03 |
17. |
Snelheidsmeter |
39 |
00 |
19. |
Bevestigingspunten veiligheidsgordels |
14 |
06 |
20. |
Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen |
48 |
03 |
21. |
Retroflectoren |
3 |
02 |
22. |
Markerings-, breedte-, achter- en stoplichten |
7 |
02 |
|
Dagrijlichten |
87 |
00 |
|
Zijmarkeringslichten |
91 |
00 |
23. |
Richtingaanwijzers |
6 |
01 |
24. |
Achterkentekenplaatverlichting |
4 |
00 |
25. |
Koplichten (R2 en HS1) |
1 |
02 |
25. |
Koplichten (sealed beam) |
5 |
02 |
Koplichten (H1, H2, H3, HB3, HB4, H7 en/of H9,HIR1, HIR2 en/of H11) |
8 |
05 |
|
Koplichten (H4) |
20 |
03 |
|
Koplichten (halogeen sealed beam) |
31 |
02 |
|
Gloeilampen voor gebruik in goedgekeurde lichteenheden |
37 |
03 |
|
Koplichten met gasontladingslichtbronnen |
98 |
00 |
|
Gasontladingslichtbronnen voor gebruik in goedgekeurde gasontladingslichteenheden |
99 |
00 |
|
Koplampen (asymmetrisch dimlicht) |
112 |
00 |
|
Adaptieve koplampsystemen |
123 |
00 |
|
26. |
Mistlichten vóór |
19 |
02 |
28. |
Mistlichten achter |
38 |
00 |
29. |
Achteruitrijlichten |
23 |
00 |
30. |
Parkeerlichten |
77 |
00 |
31. |
Veiligheidsgordels |
16 |
04 |
Kinderbeveiligingsmiddelen |
44 |
04 |
|
32. |
Gezichtsveld naar voren |
125 |
00 |
33. |
Identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters |
121 |
00 |
36. |
Verwarmingssystemen |
122 |
00 |
38. |
Hoofdsteunen (met zitplaatsen gecombineerd) |
17 |
07 |
Hoofdsteunen |
25 |
04 |
|
39. |
CO2-emissies/brandstofverbruik |
101 |
00 |
40. |
Motorvermogen |
85 |
00 |
41. |
Emissies (Euro 4 en 5) zware bedrijfsvoertuigen |
49 |
04 |
42. |
Zijdelingse bescherming |
73 |
00 |
45. |
Veiligheidsglas |
43 |
00 |
46. |
Banden (voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan) |
30 |
02 |
Banden (voor bedrijfsvoertuigen en aanhangwagens daarvan) |
54 |
00 |
|
Reservewielen/banden voor tijdelijk gebruik |
64 |
01 |
|
Rolgeluid |
117 |
01 |
|
47. |
Snelheidsbegrenzers |
89 |
00 |
50. |
Koppelingen |
55 |
01 |
Kortkoppelinrichtingen |
102 |
00 |
|
51. |
Ontvlambaarheid |
118 |
00 |
52. |
Bussen en toerbussen |
107 |
02 |
Sterkte van de bovenbouw (bussen en toerbussen) |
66 |
00 |
|
53. |
Frontale botsing |
94 |
01 |
54. |
Zijdelingse botsing |
95 |
02 |
56. |
Voertuigen bedoeld voor het vervoer van gevaarlijke goederen |
105 |
04 |
57. |
Beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden |
93 |
00 |
Indien in de bijzondere richtlijnen of verordeningen montagevoorschriften zijn opgenomen, zijn deze eveneens van toepassing op overeenkomstig de VN/ECE-reglementen goedgekeurde onderdelen en technische eenheden. |
(1) Voertuigen van deze categorie moeten zijn voorzien van een geschikte ontdooiings- en ontwasemingsinrichting.
(2) Voertuigen van deze categorie moeten zijn voorzien van geschikte ruitensproei- en ruitenwisinrichtingen.
(3) De voorschriften van Richtlijn 94/20/EG zijn alleen van toepassing op voertuigen die zijn uitgerust met koppelingen.
(4) De voorschriften van Richtlijn 98/91/EG zijn alleen van toepassing indien de fabrikant een typegoedkeuring aanvraagt voor een voertuig dat bedoeld is voor het vervoer van gevaarlijke goederen.
(5) Voor voertuigen op lpg of gecomprimeerd aardgas (cng) is een goedkeuring overeenkomstig VN/ECE-reglement nr. 67, zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 01, of VN/ECE-Reglement nr. 110 vereist in afwachting van de goedkeuring van de relevante wijzigingen van Richtlijn 70/221/EEG met het oog op de opname van lpg- en cng-tanks.
(6) Met een technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand van 2,5 t.
(7) Afgeleid van voertuigen van categorie M1.
(8) Alleen voor voertuigen van categorie N1, klasse I, zoals beschreven in de eerste tabel in punt 5.3.1.4 van bijlage I bij Richtlijn 70/220/EEG.
(9) Voor voertuigen met een referentiemassa van maximaal 2 610 kg. Kan op verzoek van de fabrikant van toepassing zijn op voertuigen met een referentiemassa van maximaal 2 840 kg.
(10) Voor voertuigen met een referentiemassa van maximaal 2 610 kg die niet hebben geprofiteerd van de in voetnoot 9 geboden mogelijkheid.
(11) Alleen van toepassing op voertuigen waarbij het „zitplaatsreferentiepunt” (of „R-punt”) van de laagste zitplaats zich niet meer dan 700 mm boven de grond bevindt. Het „R-punt” wordt gedefinieerd in Richtlijn 77/649/EEG.
(12) Elektronisch deel van een samenstel.
(13) Onderdeel.
(14) Voertuig.
(15) Installatievoorschriften.
(16) Artikel 7 van Richtlijn 2005/64/EG is evenwel van toepassing.
Verklaring:
X |
: |
EG-typegoedkeuringscertificaat moet worden afgegeven; overeenstemming van de productie wordt gegarandeerd. |
A |
: |
Geen ontheffingen toegestaan, behalve die welke in de regelgeving zijn vermeld. Typegoedkeuringscertificaat en typegoedkeuringsmerk zijn niet vereist. Testrapporten moeten door een aangewezen technische dienst worden opgesteld. |
B |
: |
Aan de technische voorschriften van de regelgeving moet zijn voldaan. De tests waarin de regelgeving voorziet, moeten volledig worden uitgevoerd; als de goedkeuringsinstantie hiermee instemt, mag de fabrikant zelf deze tests uitvoeren; hij kan ook toestemming krijgen om het technisch rapport op te stellen; er moet geen goedkeuringscertificaat worden afgegeven en typegoedkeuring is niet vereist. |
C |
: |
De fabrikant moet tot tevredenheid van de goedkeuringsinstantie aantonen dat aan de essentiële voorschriften van de regelgeving is voldaan. |
n.v.t. |
Deze regelgeving is niet van toepassing (geen voorschriften). |
(17) L 346 van 17.12.1997, blz. 78.
(18) Voor latere wijzigingen: zie de recentste versie van UNECE TRANS/WP.29/343.
(19) De nummering van de onderwerpen in deze tabel verwijst naar de in de tabel van deel I gebruikte nummering.
BIJLAGE IV
BIJLAGE VI
MODELLEN VAN HET TYPEGOEDKEURINGSCERTIFICAAT
MODEL A
(voor de typegoedkeuring van een voertuig)
Maximumformaat: A4 (210 × 297 mm)
EG-TYPEGOEDKEURINGSCERTIFICAAT VOOR VOERTUIGEN
Stempel van de typegoedkeuringsinstantie
Mededeling betreffende: |
van een type: |
||||||||||||||||||
|
|
overeenkomstig Richtlijn 2007/46/EG, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn.…/…/EG/Verordening (EG) nr. …/… (1)
EG-typegoedkeuringsnummer:
Reden voor uitbreiding:
DEEL I
0.1. |
Merk (handelsnaam van de fabrikant): |
0.2. |
Type: |
0.2.1. |
Handelsbenaming(en) (2): |
0.3. |
Middel tot identificatie van het type, indien op het voertuig aangegeven: |
0.3.1. |
Plaats van dat merkteken: |
0.4. |
Categorie waartoe het voertuig behoort (3): |
0.5. |
Naam en adres van de fabrikant van het complete voertuig (1): Naam en adres van de fabrikant van het basisvoertuig (1) (4): Naam en adres van de fabrikant van de recentste bouwfase van het incomplete voertuig (1) (4): Naam en adres van de fabrikant van het voltooide voertuig (1) (4): |
0.8. |
Naam en adres van de assemblagefabriek(en): |
0.9. |
Naam en adres van de eventuele vertegenwoordiger van de fabrikant: |
DEEL II
Hierbij verklaart ondergetekende dat de door de fabrikant in bijgevoegd inlichtingenformulier gegeven beschrijving van het (de) hierboven beschreven voertuig(en) correct is (een of meer exemplaren zijn door de EG-typegoedkeuringsinstantie geselecteerd en door de fabrikant ter beschikking gesteld als prototype(n) van het voertuigtype) en dat de bijgevoegde testresultaten betrekking hebben op het voertuigtype.
1. |
Voor complete en voltooide voertuigen/varianten (1): Het voertuigtype voldoet/voldoet niet (1) aan de technische voorschriften van alle relevante regelgeving die in de bijlagen IV en XI (1) (4) bij Richtlijn 2007/46/EG staat vermeld. |
2. |
Voor incomplete voertuigen/varianten (1): Het voertuigtype voldoet/voldoet niet (1) aan de technische voorschriften van de regelgeving die in de tabel op bladzijde 2 staan vermeld. |
3. |
De goedkeuring is verleend/geweigerd/ingetrokken (1). |
4. |
De goedkeuring is overeenkomstig artikel 20 verleend en de geldigheid van de goedkeuring is derhalve beperkt tot …/…/… (dd/mm/jj). |
(Plaats) |
(Handtekening) |
(Datum) |
Bijlagen |
: |
Informatiepakket. Testresultaten (zie bijlage VIII). Naam en handtekening (specimens) van de personen die gemachtigd zijn certificaten van overeenstemming te ondertekenen en een verklaring omtrent hun functie in het bedrijf. |
NB: Indien dit model wordt gebruikt voor de typegoedkeuring overeenkomstig artikel 20, 22 of 23 mag het opschrift „EG-typegoedkeuringscertificaat” niet worden gebruikt, behalve
— |
in het in artikel 20 genoemde geval dat de Commissie heeft besloten een lidstaat een typegoedkeuring overeenkomstig deze richtlijn te verlenen; |
— |
in het geval van voertuigen van categorie M1 waaraan volgens de in artikel 22 beschreven procedure typegoedkeuring is verleend. |
EG-TYPEGOEDKEURINGSCERTIFICAAT VOOR VOERTUIGEN
Bladzijde 2
Deze EG-typegoedkeuring is voor wat varianten of uitvoeringen van incomplete en voltooide voertuigen betreft, gebaseerd op de goedkeuring(en) voor de onderstaande incomplete voertuigen:
Fase 1: Fabrikant van het basisvoertuig:
EG-typegoedkeuringsnummer:
Datum:
Van toepassing op varianten of uitvoeringen (in voorkomend geval):
Fase 2: Fabrikant:
EG-typegoedkeuringsnummer:
Datum:
Van toepassing op varianten of uitvoeringen (in voorkomend geval):
Fase 3: Fabrikant:
EG-typegoedkeuringsnummer:
Datum:
Van toepassing op varianten of uitvoeringen (in voorkomend geval):
Wanneer de goedkeuring betrekking heeft op een of meer incomplete varianten of uitvoeringen (in voorkomend geval), aangeven welke varianten of uitvoeringen (in voorkomend geval) compleet of voltooid zijn.
Complete/voltooide variant(en):
Lijst van voorschriften die van toepassing zijn op het goedgekeurde incomplete voertuigtype of de goedgekeurde incomplete variant of uitvoering, in voorkomend geval, waarbij rekening wordt gehouden met het toepassingsgebied en de laatste wijziging van elk van onderstaande regelgevingen.
Nr. |
Onderwerp |
Regelgeving |
Laatste wijziging |
Van toepassing op de variant of, in voorkomend geval, de uitvoering |
|
|
|
|
|
(Alleen onderwerpen noemen waarvoor een EG-typegoedkeuring bestaat) |
In het geval van voertuigen voor speciale doeleinden, toegestane ontheffingen of bijzondere bepalingen overeenkomstig bijlage XI en toegestane ontheffingen overeenkomstig artikel 20 vermelden.
Regelgeving |
Punt |
Soort goedkeuring en aard van de ontheffing |
Van toepassing op de variant of, in voorkomend geval, de uitvoering |
|
|
|
|
Aanhangsel
Lijst van regelgevingen waaraan het voertuigtype voldoet
(alleen invullen in het geval van typegoedkeuring overeenkomstig artikel 6, lid 3)
Onderwerp |
Regelgeving (5) |
Gewijzigd bij |
Van toepassing op uitvoeringen |
|
1. |
Toelaatbaar geluidsniveau |
Richtlijn 70/157/EEG |
|
|
2. |
Emissies |
Richtlijn 70/220/EEG |
|
|
2a. |
Emissies (Euro 5 en 6) lichte bedrijfsvoertuigen/toegang tot informatie |
Verordening (EG) nr. 715/2007 |
|
|
3. |
Brandstoftanks/beschermingsinrichtingen aan de achterzijde |
Richtlijn 70/221/EEG |
|
|
4. |
Plaats voor de achterste kentekenplaat |
Richtlijn 70/222/EEG |
|
|
5. |
Stuurinrichting |
Richtlijn 70/311/EEG |
|
|
6. |
Hang- en sluitwerk van deuren |
Richtlijn 70/387/EEG |
|
|
7. |
Geluidssignaalinrichting |
Richtlijn 70/388/EEG |
|
|
8. |
Achteruitkijkspiegels |
Richtlijn 71/127/EEG |
|
|
8a. |
Inrichtingen voor indirect zicht |
Richtlijn 2003/97/EG |
|
|
9. |
Reminrichtingen |
Richtlijn 71/320/EEG |
|
|
10. |
Radiostoring (elektromagnetische compatibiliteit) |
Richtlijn 72/245/EEG |
|
|
11. |
Verontreiniging door dieselmotoren |
Richtlijn 72/306/EEG |
|
|
12. |
Binneninrichting |
Richtlijn 74/60/EEG |
|
|
13. |
Beveiliging tegen diefstal en startonderbrekers |
Richtlijn 74/61/EEG |
|
|
14. |
Gedrag stuurinrichting bij botsingen |
Richtlijn 74/297/EEG |
|
|
15. |
Sterkte van de zitplaatsen |
Richtlijn 74/408/EEG |
|
|
16. |
Naar buiten uitstekende delen |
Richtlijn 74/483/EEG |
|
|
17. |
Snelheidsmeter en achteruitrij-inrichtingen |
Richtlijn 75/443/EEG |
|
|
18. |
Voorgeschreven platen |
Richtlijn 76/114/EEG |
|
|
19. |
Bevestigingspunten veiligheidsgordels |
Richtlijn 76/115/EEG |
|
|
20. |
Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen |
Richtlijn 76/756/EEG |
|
|
21. |
Retroflectoren |
Richtlijn 76/757/EEG |
|
|
22. |
Markerings-, breedte-, achter-, stop- en dagrijlichten |
Richtlijn 76/758/EEG |
|
|
23. |
Richtingaanwijzers |
Richtlijn 76/759/EEG |
|
|
24. |
Achterkentekenplaatverlichting |
Richtlijn 76/760/EEG |
|
|
25. |
Koplichten (met gloeilampen) |
Richtlijn 76/761/EEG |
|
|
26. |
Mistlichten vóór |
Richtlijn 76/762/EEG |
|
|
27. |
Sleepinrichtingen |
Richtlijn 77/389/EEG |
|
|
28. |
Mistlichten achter |
Richtlijn 77/538/EEG |
|
|
29. |
Achteruitrijlichten |
Richtlijn 77/539/EEG |
|
|
30. |
Parkeerlichten |
Richtlijn 77/540/EEG |
|
|
31. |
Veiligheidsgordels |
Richtlijn 77/541/EEG |
|
|
32. |
Zichtveld |
Richtlijn 77/649/EEG |
|
|
33. |
Identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters |
Richtlijn 78/316/EEG |
|
|
34. |
Ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen |
Richtlijn 78/317/EEG |
|
|
35. |
Ruitenwissers en -sproeiers |
Richtlijn 78/318/EEG |
|
|
36. |
Verwarmingssystemen |
Richtlijn 2001/56/EG |
|
|
37. |
Wielafschermingen |
Richtlijn 78/549/EEG |
|
|
38. |
Hoofdsteunen |
Richtlijn 78/932/EEG |
|
|
39. |
CO2-emissies/brandstofverbruik |
Richtlijn 80/1268/EEG |
|
|
40. |
Motorvermogen |
Richtlijn 80/1269/EEG |
|
|
41. |
Emissies (Euro 4 en 5) zware bedrijfsvoertuigen |
Richtlijn 2005/55/EG |
|
|
42. |
Zijdelingse bescherming |
Richtlijn 89/297/EEG |
|
|
43. |
Opspatafschermingssystemen |
Richtlijn 91/226/EEG |
|
|
44. |
Massa’s en afmetingen (auto’s) |
Richtlijn 92/21/EEG |
|
|
45. |
Veiligheidsglas |
Richtlijn 92/22/EEG |
|
|
46. |
Banden |
Richtlijn 92/23/EEG |
|
|
47. |
Snelheidsbegrenzers |
Richtlijn 92/24/EEG |
|
|
48. |
Massa’s en afmetingen (andere voertuigen dan de in punt 44 genoemde) |
Richtlijn 97/27/EG |
|
|
49. |
Naar buiten uitstekende delen van bestuurderscabines |
Richtlijn 92/114/EEG |
|
|
50. |
Koppelingen |
Richtlijn 94/20/EG |
|
|
51. |
Ontvlambaarheid |
Richtlijn 95/28/EG |
|
|
52. |
Bussen en toerbussen |
Richtlijn 2001/85/EG |
|
|
53. |
Frontale botsing |
Richtlijn 96/79/EG |
|
|
54. |
Zijdelingse botsing |
Richtlijn 96/27/EG |
|
|
56. |
Voertuigen bedoeld voor het vervoer van gevaarlijke goederen |
Richtlijn 98/91/EG |
|
|
57. |
Beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden |
Richtlijn 2000/40/EG |
|
|
58. |
Bescherming van voetgangers |
Richtlijn 2003/102/EG |
|
|
59. |
Recycleerbaarheid |
Richtlijn 2005/64/EG |
|
|
60. |
Frontbeschermingsinrichtingen |
Richtlijn 2005/66/EG |
|
|
61. |
Klimaatregelingsapparatuur |
Richtlijn 2006/40/EG |
|
|
MODEL B
(voor de typegoedkeuring van een systeem of van een voertuig met betrekking tot een systeem)
Maximumformaat: A4 (210 × 297 mm)
EG-TYPEGOEDKEURINGSCERTIFICAAT
Stempel van de typegoedkeuringsinstantie
Mededeling betreffende:
|
van een systeem/voertuig met betrekking tot een systeem (6) |
||
|
|||
|
|||
|
|
overeenkomstig Richtlijn …/…/EG/Verordening (EG) nr. …/… (6), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn …/…/EG/Verordening (EG) nr. …/… (6)
EG-typegoedkeuringsnummer:
Reden voor uitbreiding:
DEEL I
0.1. |
Merk (handelsnaam van de fabrikant): |
0.2. |
Type: |
0.2.1. |
Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): |
0.3. |
Middel tot identificatie van het type, indien op het voertuig aangegeven (7): |
0.3.1. |
Plaats van dat merkteken: |
0.4. |
Categorie waartoe het voertuig behoort (8): |
0.5. |
Naam en adres van de fabrikant: |
0.8. |
Naam en adres van de assemblagefabriek(en): |
0.9. |
Vertegenwoordiger van de fabrikant: |
DEEL II
1. |
Eventuele aanvullende informatie: zie addendum |
2. |
Technische dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de tests: |
3. |
Datum van het testrapport: |
4. |
Nummer van het testrapport: |
5. |
Eventuele opmerkingen: zie addendum |
6. |
Plaats: |
7. |
Datum: |
8. |
Handtekening: |
Bijlagen |
: |
Informatiepakket. Testrapport. |
Addendum
bij het EG-typegoedkeuringscertificaat nr. ...
1. |
Verdere informatie |
1.1. |
[…]: |
1.1.1. |
[…]: |
[…]
2. |
Typegoedkeuringsnummer van elk onderdeel of elke technische eenheid dat of die op het voertuig is gemonteerd om aan deze richtlijn of verordening te voldoen |
2.1. |
[…]: |
3. |
Toelichting |
3.1. |
[…]: |
MODEL C
(voor de typegoedkeuring van een onderdeel of technische eenheid)
Maximumformaat: A4 (210 × 297 mm)
EG-TYPEGOEDKEURINGSCERTIFICAAT
Stempel van de typegoedkeuringsinstantie
Mededeling betreffende:
|
van een type onderdeel/technische eenheid (9) |
||
|
|||
|
|
||
|
|
overeenkomstig Richtlijn …/…/EG/Verordening (EG) nr. …/… (9), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn…/…/EG/Verordening (EG) nr. …./… (9)
EG-typegoedkeuringsnummer:
Reden voor uitbreiding:
DEEL I
0.1. |
Merk (handelsnaam van de fabrikant): |
0.2. |
Type: |
0.3. |
Middel tot identificatie van het type, indien aangegeven op het onderdeel/de technische eenheid (9) (10): |
0.3.1. |
Plaats van dat merkteken: |
0.5. |
Naam en adres van de fabrikant: |
0.7. |
In het geval van onderdelen en technische eenheden, plaats en wijze van aanbrenging van het EG-goedkeuringsmerk: |
0.8. |
Naam en adres van de assemblagefabriek(en): |
0.9. |
Naam en adres van de eventuele vertegenwoordiger van de fabrikant: |
DEEL II
1. |
Eventuele aanvullende informatie: zie addendum |
2. |
Technische dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de tests: |
3. |
Datum van het testrapport: |
4. |
Nummer van het testrapport: |
5. |
Eventuele opmerkingen: zie addendum |
6. |
Plaats: |
7. |
Datum: |
8. |
Handtekening: |
Bijlagen |
: |
Informatiepakket. Testrapport. |
Addendum
bij het EG-typegoedkeuringscertificaat nr. ...
1. |
Verdere informatie |
1.1. |
[…]: |
1.1.1. |
[…]: |
[…]
2. |
Eventuele beperking op het gebruik ervan |
2.1. |
[…]: |
3. |
Toelichting |
3.1. |
[…]: |
(1) Doorhalen wat niet van toepassing is.
(2) Indien deze informatie niet beschikbaar is op het ogenblik dat de typegoedkeuring wordt verleend, moet ze uiterlijk worden ingevuld op het ogenblik dat het voertuig op de markt wordt gebracht.
(3) Zoals gedefinieerd in bijlage II, deel A.
(4) Zie bladzijde 2.
(5) Of VN/ECE-reglementen die als gelijkwaardig worden beschouwd.
(6) Doorhalen wat niet van toepassing is.
(7) Indien het middel tot identificatie van het type tekens bevat die niet relevant zijn voor de typebeschrijving van het voertuig, de technische eenheid of het onderdeel waarop dit inlichtingenformulier betrekking heeft, moeten die tekens op het formulier worden weergegeven door het symbool “?”” (bijvoorbeeld ABC??123??).
(8) Zoals gedefinieerd in bijlage II, deel A.
(9) Doorhalen wat niet van toepassing is.
(10) Indien het middel tot identificatie van het type tekens bevat die niet relevant zijn voor de typebeschrijving van het voertuig, de technische eenheid of het onderdeel waarop dit inlichtingenformulier betrekking heeft, moeten die tekens op het formulier worden weergegeven door het symbool „“?” (bijvoorbeeld ABC??123??).
BIJLAGE V
BIJLAGE VII
NUMMERINGSSYSTEEM VOOR EG-TYPEGOEDKEURINGSCERTIFICATEN (1)
1. |
Het EG-typegoedkeuringsnummer bestaat bij typegoedkeuring van gehele voertuigen uit vier delen en bij typegoedkeuring van systemen, onderdelen en technische eenheden uit vijf delen, zoals hieronder is aangegeven. In alle gevallen worden de delen gescheiden door het teken „*”.
|
2. |
Bij de typegoedkeuring van een geheel voertuig wordt deel 2 weggelaten. Bij een nationale typegoedkeuring van in kleine series gebouwde voertuigen overeenkomstig artikel 23 wordt deel 3 echter vervangen door de hoofdletters NKS. |
3. |
Alleen op de verplichte plaat (platen) van het voertuig wordt deel 5 weggelaten. |
4. |
Layout van de typegoedkeuringsnummers |
4.1. |
Voorbeeld van een derde typegoedkeuring (nog geen uitbreiding) die door Frankrijk is verleend:
|
4.2. |
Voorbeeld van de tweede uitbreiding van de vierde typegoedkeuring van een voertuig, verleend door het Verenigd Koninkrijk: e11*2007/46*0004*02. |
4.3. |
Voorbeeld van een typegoedkeuring voor een geheel voertuig, die door Luxemburg overeenkomstig artikel 22 aan een in kleine series gebouwd voertuig is verleend: e13*KS07/46*0001*00. |
4.4. |
Voorbeeld van een nationale typegoedkeuring die door Nederland overeenkomstig artikel 23 aan een in kleine series gebouwd voertuig is verleend: e4*NKS*0001*00. |
4.5. |
Voorbeeld van het typegoedkeuringsnummer dat op de verplichte plaat (platen) van het voertuig moet worden gestempeld: e11*2007/46*0004. |
5. |
Bijlage VII is niet van toepassing op de in bijlage IV genoemde VN/ECE-reglementen. Overeenkomstig VN/ECE-reglementen verleende typegoedkeuringen blijven gebruikmaken van de in die reglementen beschreven nummering. |
Aanhangsel
EG-typegoedkeuringsmerk voor onderdelen en technische eenheden
1. |
Het EG-typegoedkeuringsmerk voor onderdelen en technische eenheden bestaat uit: |
1.1. |
een rechthoek met daarin de kleine letter „e”, gevolgd door de kenletter(s) of het kengetal van de lidstaat die de EG-typegoedkeuring aan het onderdeel of de technische eenheid heeft verleend:
|
1.2. |
In de nabijheid van de rechthoek het „basisgoedkeuringsnummer” uit deel 4 van het typegoedkeuringsnummer, voorafgegaan door de twee cijfers van het volgnummer dat aan de recentste belangrijke technische wijziging van de relevante afzonderlijke richtlijn of verordening is toegekend. |
1.3. |
Een extra symbool of extra symbolen boven de rechthoek om bepaalde kenmerken te identificeren. Deze nadere informatie wordt in de relevante afzonderlijke richtlijnen of verordeningen gespecificeerd. |
2. |
Het typegoedkeuringsmerk van het onderdeel of de technische eenheid wordt op dat onderdeel of die technische eenheid op zodanige wijze aangebracht dat het onuitwisbaar en duidelijk leesbaar is. |
3. |
In het addendum wordt een voorbeeld gegeven van een typegoedkeuringsmerk van een onderdeel of technische eenheid. |
Addendum bij aanhangsel 1
Voorbeeld van een typegoedkeuringsmerk van een onderdeel of technische eenheid
Verklaring: De bovenstaande typegoedkeuring van een onderdeel is door België verleend onder nummer 0004. 01 is een volgnummer dat aangeeft aan welk niveau van technische voorschriften dit onderdeel voldoet. Het volgnummer is toegekend overeenkomstig de relevante bijzondere richtlijnen of verordeningen.
NB: In dit voorbeeld worden geen extra symbolen getoond.
(1) Onderdelen en technische eenheden worden overeenkomstig de bepalingen van de relevante regelgevingen aangeduid.
BIJLAGE VI
BIJLAGE XI
LIJST VAN REGELGEVINGEN TOT VASTSTELLING VAN DE VOORSCHRIFTEN VOOR DE EG-TYPEGOEDKEURING VAN VOERTUIGEN VOOR SPECIALE DOELEINDEN
Aanhangsel 1
Kampeerwagens, ambulances en lijkwagens
Nr. |
Onderwerp |
Regelgeving |
M1 ≤ 2 500 (1 3)kg |
M1 > 2 500 (1 3)kg |
M2 |
M3 |
1 |
Toelaatbaar geluidsniveau |
Richtlijn 70/157/EEG |
H |
G + H |
G + H |
G + H |
2 |
Emissies |
Richtlijn 70/220/EEG |
Q |
G + Q |
G + Q |
G + Q |
2a |
Emissies (Euro 5 en 6) lichte bedrijfsvoertuigen/toegang tot informatie |
Verordening (EG) nr. 715/2007 |
Q |
G + Q |
G + Q |
|
3 |
Brandstoftanks/beschermingsinrichtingen aan de achterzijde |
Richtlijn 70/221/EEG |
F |
F |
F |
F |
4 |
Plaats voor de achterste kentekenplaat |
Richtlijn 70/222/EEG |
X |
X |
X |
X |
5 |
Stuurinrichting |
Richtlijn 70/311/EEG |
X |
G |
G |
G |
6 |
Hang- en sluitwerk van deuren |
Richtlijn 70/387/EEG |
B |
G + B |
|
|
7 |
Geluidssignaalinrichting |
Richtlijn 70/388/EEG |
X |
X |
X |
X |
8 |
Inrichtingen voor indirect zicht |
2003/97/EG |
X |
G |
G |
G |
9 |
Reminrichtingen |
Richtlijn 71/320/EEG |
X |
G |
G |
G |
10 |
Radiostoring (elektromagnetische compatibiliteit) |
Richtlijn 72/245/EEG |
X |
X |
X |
X |
11 |
Verontreiniging door dieselmotoren |
Richtlijn 72/306/EEG |
H |
H |
H |
H |
12 |
Binneninrichting |
Richtlijn 74/60/EEG |
C |
G + C |
|
|
13 |
Beveiliging tegen diefstal en startonderbrekers |
Richtlijn 74/61/EEG |
X |
G |
G |
G |
14 |
Gedrag stuurinrichting bij botsingen |
Richtlijn 74/297/EEG |
X |
G |
|
|
15 |
Sterkte van de zitplaatsen |
Richtlijn 74/408/EEG |
D |
G + D |
G + D |
G + D |
16 |
Naar buiten uitstekende delen |
Richtlijn 74/483/EEG |
X voor de cabine, A voor het overige deel |
G voor de cabine, A voor het overige deel |
|
|
17 |
Snelheidsmeter en achteruitrijinrichtingen |
Richtlijn 75/443/EEG |
X |
X |
X |
X |
18 |
Voorgeschreven platen |
Richtlijn 76/114/EEG |
X |
X |
X |
X |
19 |
Bevestigingspunten veiligheidsgordels |
Richtlijn 76/115/EEG |
D |
G + L |
G + L |
G + L |
20 |
Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen |
Richtlijn 76/756/156/EEG |
A + N |
A + G + N voor de cabine, A + N voor het overige deel |
A + G + N voor de cabine, A + N voor het overige deel |
A + G + N voor de cabine, A + N voor het overige deel |
21 |
Retroflectoren |
Richtlijn 76/757/EEG |
X |
X |
X |
X |
22 |
Markerings-, breedte-, achter-, stop-, zijmarkerings- en dagrijlichten |
Richtlijn 76/758/EEG |
X |
X |
X |
X |
23 |
Richtingaanwijzers |
Richtlijn 76/759/EEG |
X |
X |
X |
X |
24 |
Achterkentekenplaatverlichting |
Richtlijn 76/760/EEG |
X |
X |
X |
X |
25 |
Koplichten (met gloeilampen) |
Richtlijn 76/761/EEG |
X |
X |
X |
X |
26 |
Mistlichten vóór |
Richtlijn 76/762/EEG |
X |
X |
X |
X |
27 |
Sleepinrichtingen |
Richtlijn 77/389/EEG |
E |
E |
E |
E |
28 |
Mistlichten achter |
Richtlijn 77/538/EEG |
X |
X |
X |
X |
29 |
Achteruitrijlichten |
Richtlijn 77/539/EEG |
X |
X |
X |
X |
30 |
Parkeerlichten |
Richtlijn 77/540/EEG |
X |
X |
X |
X |
31 |
Veiligheidsgordels |
Richtlijn 77/541/EEG |
D |
G + M |
G + M |
G + M |
32 |
Zichtveld |
Richtlijn 77/649/EEG |
X |
G |
|
|
33 |
Identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters |
Richtlijn 78/316/EEG |
X |
X |
X |
X |
34 |
Ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen |
Richtlijn 78/317/EEG |
X |
G + O |
O |
O |
35 |
Ruitenwissers en -sproeiers |
Richtlijn 78/318/EEG |
X |
G + O |
O |
O |
36 |
Verwarmingssystemen |
Richtlijn 2001/56/EG |
X |
X |
X |
X |
37 |
Wielafschermingen |
Richtlijn 78/549/EEG |
X |
G |
|
|
38 |
Hoofdsteunen |
Richtlijn 78/932/EEG |
D |
G + D |
|
|
39 |
CO2-emissies/brandstofverbruik |
Richtlijn 80/1268/EEG |
n.v.t. |
n.v.t. |
|
|
40 |
Motorvermogen |
Richtlijn 80/1269/EEG |
X |
X |
X |
X |
41 |
Emissies (Euro 4 en 5) zware bedrijfsvoertuigen |
Richtlijn 2005/55/EG |
H |
G + H |
G + H |
G + H |
44 |
Massa’s en afmetingen (auto’s) |
Richtlijn 92/21/EEG |
X |
X |
|
|
45 |
Veiligheidsglas |
Richtlijn 92/22/EEG |
J |
G + J |
G + J |
G + J |
46 |
Banden |
Richtlijn 92/23/EEG |
X |
G |
G |
G |
47 |
Snelheidsbegrenzers |
Richtlijn 92/24/EEG |
|
|
|
X |
48 |
Massa’s en afmetingen (andere dan de in punt 44 genoemde voertuigen) |
Richtlijn 97/27/EG |
|
|
X |
X |
50 |
Koppelingen |
Richtlijn 94/20/EG |
X |
G |
G |
G |
51 |
Ontvlambaarheid |
Richtlijn 95/28/EG |
|
|
|
G voor de cabine, X voor het overige deel |
52 |
Bussen en toerbussen |
Richtlijn 2001/85/EG |
|
|
A |
A |
53 |
Frontale botsing |
Richtlijn 96/79/EG |
n.v.t. |
n.v.t. |
|
|
54 |
Zijdelingse botsing |
Richtlijn 96/27/EG |
n.v.t. |
n.v.t. |
|
|
58 |
Bescherming van voetgangers |
Richtlijn 2003/102/EG |
X |
|
|
|
59 |
Recycleerbaarheid |
Richtlijn 2005/64/EG |
n.v.t. |
n.v.t. |
|
|
60 |
Frontbeschermingsinrichting |
Richtlijn 2005/66/EG |
X |
X (2) |
|
|
61 |
Klimaatregelingsapparatuur |
Richtlijn 2006/40/EG |
X |
X |
|
|
Aanhangsel 2
Gepantserde voertuigen
Nr. |
Onderwerp |
Regelgeving |
M1 |
M2 |
M3 |
N1 |
N2 |
N3 |
O1 |
O2 |
O3 |
O4 |
1 |
Toelaatbaar geluidsniveau |
Richtlijn 70/157/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
2 |
Emissies |
Richtlijn 70/220/EEG |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
|
|
2a |
Emissies (Euro 5 en 6) lichte bedrijfsvoertuigen/toegang tot informatie |
Verordening (EG) nr. 715/2007 |
A |
A |
|
A |
A |
|
|
|
|
|
3 |
Brandstoftanks/beschermingsinrichtingen aan de achterzijde |
Richtlijn 70/221/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
4 |
Plaats voor de achterste kentekenplaat |
Richtlijn 70/222/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
5 |
Stuurinrichting |
Richtlijn 70/311/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
6 |
Hang- en sluitwerk van deuren |
Richtlijn/387/EEG |
X |
|
|
X |
X |
X |
|
|
|
|
7 |
Geluidssignaalinrichting |
Richtlijn 70/388/EEG |
A + K |
A + K |
A + K |
A + K |
A + K |
A + K |
|
|
|
|
8 |
Inrichtingen voor indirect zicht |
Richtlijn 2003/97/EG |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
|
|
9 |
Reminrichtingen |
Richtlijn 71/320/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
10 |
Radiostoring (elektromagnetische compatibiliteit) |
Richtlijn 72/245/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
11 |
Verontreiniging door dieselmotoren |
Richtlijn 72/306/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
12 |
Binneninrichting |
Richtlijn 74/60/EEG |
A |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
13 |
Beveiliging tegen diefstal en startonderbrekers |
Richtlijn 74/61/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
14 |
Gedrag stuurinrichting bij botsingen |
Richtlijn 74/297/EEG |
n.v.t. |
|
|
n.v.t. |
|
|
|
|
|
|
15 |
Sterkte van de zitplaatsen |
Richtlijn 74/408/EEG |
X |
D |
D |
D |
D |
D |
|
|
|
|
16 |
Naar buiten uitstekende delen |
Richtlijn 74/483/EEG |
A |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
17 |
Snelheidsmeter en achteruitrijinrichtingen |
Richtlijn 75/443/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
18 |
Voorgeschreven platen |
Richtlijn 76/114/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
19 |
Bevestigingspunten veiligheidsgordels |
Richtlijn 76/115/EEG |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
|
|
20 |
Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen |
Richtlijn 76/756/EEG |
A + N |
A + N |
A + N |
A + N |
A + N |
A + N |
A + N |
A + N |
A + N |
A + N |
21 |
Retroflectoren |
Richtlijn 76/757/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
22 |
Markerings-, breedte-, achter-, stop-, zijmarkerings- en dagrijlichten |
Richtlijn 76/758/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
23 |
Richtingaanwijzers |
Richtlijn 76/759/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
24 |
Achterkentekenplaatverlichting |
Richtlijn 76/760/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
25 |
Koplichten (met gloeilampen) |
Richtlijn 76/761/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
26 |
Mistlichten vóór |
Richtlijn 76/762/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
27 |
Sleepinrichtingen |
Richtlijn 77/389/EEG |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
|
|
28 |
Mistlichten achter |
Richtlijn 77/538/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
29 |
Achteruitrijlichten |
Richtlijn 77/539/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
30 |
Parkeerlichten |
Richtlijn 77/540/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
31 |
Veiligheidsgordels |
Richtlijn 77/541/EEG |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
|
|
32 |
Zichtveld |
Richtlijn 77/649/EEG |
S |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
33 |
Identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters |
Richtlijn 78/316/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
34 |
Ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen |
Richtlijn 78/317/EEG |
A |
O |
O |
O |
O |
O |
|
|
|
|
35 |
Ruitenwissers en -sproeiers |
Richtlijn 78/318/EEG |
A |
O |
O |
O |
O |
O |
|
|
|
|
36 |
Verwarmingssystemen |
Richtlijn 2001/56/EG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
37 |
Wielafschermingen |
Richtlijn 78/549/EEG |
X |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
38 |
Hoofdsteunen |
Richtlijn 78/932/EEG |
X |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
39 |
CO2-emissies/brandstofverbruik |
Richtlijn 80/1268/EEG |
n.v.t. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
40 |
Motorvermogen |
Richtlijn 80/1269/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
41 |
Emissies (Euro 4 en 5) zware bedrijfsvoertuigen |
Richtlijn 2005/55/EG |
A |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
42 |
Zijdelingse bescherming |
Richtlijn 89/297/EEG |
|
|
|
|
X |
X |
|
|
X |
X |
43 |
Opspatafschermingssystemen |
Richtlijn 91/226/EEG |
|
|
|
|
X |
X |
|
|
X |
X |
44 |
Massa’s en afmetingen (auto’s) |
Richtlijn 92/21/EEG |
X |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
45 |
Veiligheidsglas |
Richtlijn 92/22/EEG |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
46 |
Banden |
Richtlijn 92/23/EEG |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
47 |
Snelheidsbegrenzers |
Richtlijn 92/24/EEG |
|
X |
X |
|
X |
X |
|
|
|
|
48 |
Massa’s en afmetingen (andere dan de in punt 44 genoemde voertuigen) |
Richtlijn 97/27/EG |
|
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
49 |
Naar buiten uitstekende delen van bestuurderscabines |
Richtlijn 92/114/EEG |
|
|
|
A |
A |
A |
|
|
|
|
50 |
Koppelingen |
Richtlijn 94/20/EG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
51 |
Ontvlambaarheid |
Richtlijn 95/28/EG |
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
|
52 |
Bussen en toerbussen |
Richtlijn 2001/85/EG |
|
A |
A |
|
|
|
|
|
|
|
53 |
Frontale botsing |
Richtlijn 96/79/EG |
n.v.t. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
54 |
Zijdelingse botsing |
Richtlijn 96/27/EG |
n.v.t. |
|
|
n.v.t. |
|
|
|
|
|
|
56 |
Voertuigen bedoeld voor het vervoer van gevaarlijke goederen |
Richtlijn 98/91/EG |
|
|
|
X (1 3) |
X (1 3) |
X (1 3) |
X (1 3) |
X (1 3) |
X (1 3) |
X (1 3) |
57 |
Beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden |
Richtlijn 2000/40/EG |
|
|
|
|
X |
X |
|
|
|
|
58 |
Bescherming van voetgangers |
Richtlijn 2003/102/EG |
n.v.t. |
|
|
n.v.t. |
|
|
|
|
|
|
59 |
Recycleerbaarheid |
Richtlijn 2005/64/EG |
n.v.t. |
|
|
n.v.t. |
|
|
|
|
|
|
60 |
Frontbeschermingsinrichting |
Richtlijn 2005/66/EG |
n.v.t. |
|
|
n.v.t. |
|
|
|
|
|
|
61 |
Klimaatregelingsapparatuur |
Richtlijn 2006/40/EG |
X |
|
|
Z |
|
|
|
|
|
|
Aanhangsel 3
Voor rolstoelen toegankelijke voertuigen
Nr. |
Onderwerp |
Regelgeving |
M1 |
1 |
Toelaatbaar geluidsniveau |
Richtlijn 70/157/EEG |
X |
2 |
Emissies |
Richtlijn 70/220/EEG |
G + W1 |
2a |
Emissies (Euro 5 en 6) lichte bedrijfsvoertuigen/toegang tot informatie |
Verordening (EG) nr. 715/2007 |
G + W1 |
3 |
Brandstoftanks/beschermingsinrichtingen aan de achterzijde |
Richtlijn 70/221/EEG |
X + W2 |
4 |
Plaats voor de achterste kentekenplaat |
Richtlijn 70/222/EEG |
X |
5 |
Stuurinrichting |
Richtlijn 70/311/EEG |
X |
6 |
Hang- en sluitwerk van deuren |
Richtlijn 70/387/EEG |
X |
7 |
Geluidssignaalinrichting |
Richtlijn 70/388/EEG |
X |
8 |
Inrichtingen voor indirect zicht |
Richtlijn 2003/97/EEG |
X |
9 |
Reminrichtingen |
Richtlijn 71/320/EEG |
X |
10 |
Radiostoring (elektromagnetische compatibiliteit) |
Richtlijn 72/245/EEG |
X |
11 |
Verontreiniging door dieselmotoren |
Richtlijn 72/306/EEG |
X |
12 |
Binneninrichting |
Richtlijn 74/60/EEG |
X |
13 |
Beveiliging tegen diefstal en startonderbrekers |
Richtlijn 74/61/EEG |
X |
14 |
Gedrag stuurinrichting bij botsingen |
Richtlijn 74/297/EEG |
X |
15 |
Sterkte van de zitplaatsen |
Richtlijn 74/408/EEG |
X + W3 |
16 |
Naar buiten uitstekende delen |
Richtlijn 74/483/EEG |
X + W4 |
17 |
Snelheidsmeter en achteruitrijinrichtingen |
Richtlijn 75/443/EEG |
X |
18 |
Voorgeschreven platen |
Richtlijn 76/114/EEG |
X |
19 |
Bevestigingspunten veiligheidsgordels |
Richtlijn 76/115/EEG |
X + W5 |
20 |
Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen |
Richtlijn 76/756/EEG |
X |
21 |
Retroflectoren |
Richtlijn 76/757/EEG |
X |
22 |
Markerings-, breedte-, achter-, stop-, zijmarkerings- en dagrijlichten |
Richtlijn 76/758/EEG |
X |
23 |
Richtingaanwijzers |
Richtlijn 76/759/EEG |
X |
24 |
Achterkentekenplaatverlichting |
Richtlijn 76/760/EEG |
X |
25 |
Koplichten (met gloeilampen) |
Richtlijn 76/761/EEG |
X |
26 |
Mistlichten vóór |
Richtlijn 76/762/EEG |
X |
27 |
Sleepinrichtingen |
Richtlijn 77/389/EEG |
X |
28 |
Mistlichten achter |
Richtlijn 77/538/EEG |
X |
29 |
Achteruitrijlichten |
Richtlijn 77/539/EEG |
X |
30 |
Parkeerlichten |
Richtlijn 77/540/EEG |
X |
31 |
Veiligheidsgordels |
Richtlijn 77/541/EEG |
X + W6 |
32 |
Zichtveld |
Richtlijn 77/649/EEG |
X |
33 |
Identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters |
Richtlijn 78/316/EEG |
X |
34 |
Ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen |
Richtlijn 78/317/EEG |
X |
35 |
Ruitenwissers en -sproeiers |
Richtlijn 78/318/EEG |
X |
36 |
Verwarmingssystemen |
Richtlijn 2001/56/EG |
X |
37 |
Wielafschermingen |
Richtlijn 78/549/EEG |
X |
39 |
CO2-emissies/brandstofverbruik |
Richtlijn 80/1268/EEG |
X + W7 |
40 |
Motorvermogen |
Richtlijn 80/1269/EEG |
X |
41 |
Emissies van dieselmotoren |
Richtlijn 2005/55/EG |
X |
44 |
Massa’s en afmetingen (auto’s) |
Richtlijn 92/21/EEG |
X + W8 |
45 |
Veiligheidsglas |
Richtlijn 92/22/EEG |
X |
46 |
Banden |
Richtlijn 92/23/EEG |
X |
50 |
Koppelingen |
Richtlijn 94/20/EG |
X |
53 |
Frontale botsing |
Richtlijn 96/79/EG |
X + W9 |
54 |
Zijdelingse botsing |
Richtlijn 96/27/EG |
X + W10 |
58 |
Bescherming van voetgangers |
Richtlijn 2003/102/EG |
X |
59 |
Recycleerbaarheid |
Richtlijn 2005/64/EG |
n.v.t. |
60 |
Frontbeschermingsinrichting |
Richtlijn 2005/66/EG |
X |
61 |
Klimaatregelingsapparatuur |
Richtlijn 2006/40/EG |
X |
Aanhangsel 4
Overige voertuigen voor speciale doeleinden (inclusief caravans)
Ontheffingen worden alleen toegestaan als de fabrikant tot tevredenheid van de goedkeuringsinstantie aantoont dat het voertuig vanwege het speciale doeleinde niet aan alle voorschriften kan voldoen.
Nr. |
Onderwerp |
Regelgeving |
M2 |
M3 |
N1 |
N2 |
N3 |
O1 |
O2 |
O3 |
O4 |
1 |
Toelaatbaar geluidsniveau |
Richtlijn 70/157/EEG |
H |
H |
H |
H |
H |
|
|
|
|
2 |
Emissies |
Richtlijn 70/220/EEG |
Q |
Q |
Q |
Q |
Q |
|
|
|
|
2a |
Emissies (Euro 5 en 6) lichte bedrijfsvoertuigen/toegang tot informatie |
Verordening (EG) nr. 715/2007 |
Q |
|
Q |
Q |
|
|
|
|
|
3 |
Brandstoftanks/beschermingsinrichtingen aan de achterzijde |
Richtlijn 70/221/EEG |
F |
F |
F |
F |
F |
X |
X |
X |
X |
4 |
Plaats voor de achterste kentekenplaat |
Richtlijn 70/222/EEG |
A + R |
A + R |
A + R |
A + R |
A + R |
A + R |
A + R |
A + R |
A + R |
5 |
Stuurinrichting |
Richtlijn 70/311/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
6 |
Hang- en sluitwerk van deuren |
Richtlijn 70/387/EEG |
|
|
B |
B |
B |
|
|
|
|
7 |
Geluidssignaalinrichting |
Richtlijn 70/388/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
8 |
Inrichtingen voor indirect zicht |
Richtlijn 2003/97/EG |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
9 |
Reminrichtingen |
Richtlijn 71/320/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
10 |
Radiostoring (elektromagnetische compatibiliteit) |
Richtlijn 72/245/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
11 |
Verontreiniging door dieselmotoren |
Richtlijn 72/306/EEG |
H |
H |
H |
H |
H |
|
|
|
|
13 |
Beveiliging tegen diefstal en startonderbrekers |
Richtlijn 74/61/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
14 |
Gedrag stuurinrichting bij botsingen |
Richtlijn 74/297/EEG |
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
15 |
Sterkte van de zitplaatsen |
Richtlijn 74/408/EEG |
D |
D |
D |
D |
D |
|
|
|
|
17 |
Snelheidsmeter en achteruitrijinrichtingen |
Richtlijn 75/443/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
18 |
Voorgeschreven platen |
Richtlijn 76/114/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
19 |
Bevestigingspunten veiligheidsgordels |
Richtlijn 76/115/EEG |
D |
D |
D |
D |
D |
|
|
|
|
20 |
Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen |
Richtlijn 76/756/EEG |
A + N |
A + N |
A + N |
A + N |
A + N |
A + N |
A + N |
A + N |
A + N |
21 |
Retroflectoren |
Richtlijn 76/757/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
22 |
Markerings-, breedte-, achter-, stop-, zijmarkerings- en dagrijlichten |
Richtlijn 76/758/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
23 |
Richtingaanwijzers |
Richtlijn 76/759/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
24 |
Achterkentekenplaatverlichting |
Richtlijn 76/760/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
25 |
Koplichten (met gloeilampen) |
Richtlijn 76/761/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
26 |
Mistlichten vóór |
Richtlijn 76/762/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
27 |
Sleepinrichtingen |
Richtlijn 77/389/EEG |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
|
|
28 |
Mistlichten achter |
Richtlijn 77/538/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
29 |
Achteruitrijlichten |
Richtlijn 77/539/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
30 |
Parkeerlichten |
Richtlijn 77/540/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
31 |
Veiligheidsgordels |
Richtlijn 77/541/EEG |
D |
D |
D |
D |
D |
|
|
|
|
33 |
Identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters |
Richtlijn 78/316/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
34 |
Ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen |
Richtlijn 78/317/EEG |
O |
O |
O |
O |
O |
|
|
|
|
35 |
Ruitenwissers en -sproeiers |
Richtlijn 78/318/EEG |
O |
O |
O |
O |
O |
|
|
|
|
36 |
Verwarmingssystemen |
Richtlijn 2001/56/EG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
40 |
Motorvermogen |
Richtlijn 80/1269/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
41 |
Emissies (Euro 4 en 5) zware bedrijfsvoertuigen |
Richtlijn 2005/55/EG |
H |
H |
H |
H |
H |
|
|
|
|
42 |
Zijdelingse bescherming |
Richtlijn 89/297/EEG |
|
|
|
X |
X |
|
|
X |
X |
43 |
Opspatafschermingssystemen |
Richtlijn 91/226/EEG |
|
|
|
X |
X |
|
|
X |
X |
45 |
Veiligheidsglas |
Richtlijn 92/22/EEG |
J |
J |
J |
J |
J |
J |
J |
J |
J |
46 |
Banden |
Richtlijn 92/23/EEG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
47 |
Snelheidsbegrenzers |
Richtlijn 92/24/EEG |
X |
X |
|
X |
X |
|
|
|
|
48 |
Massa’s en afmetingen |
Richtlijn 97/27/EG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
49 |
Naar buiten uitstekende delen van bestuurderscabines |
Richtlijn 92/114/EEG |
|
|
X |
X |
X |
|
|
|
|
50 |
Koppelingen |
Richtlijn 94/20/EG |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
51 |
Ontvlambaarheid |
Richtlijn 95/28/EG |
|
X |
|
|
|
|
|
|
|
52 |
Bussen en toerbussen |
Richtlijn 2001/85/EG |
X |
X |
|
|
|
|
|
|
|
54 |
Zijdelingse botsing |
Richtlijn 96/27/EG |
|
|
A |
|
|
|
|
|
|
56 |
Voertuigen bedoeld voor het vervoer van gevaarlijke goederen |
Richtlijn 98/91/EG |
|
|
|
X |
X |
X |
X |
X |
X |
57 |
Beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden |
Richtlijn 2000/40/EG |
|
|
|
X |
X |
|
|
|
|
58 |
Bescherming van voetgangers |
Richtlijn 2003/102/EG |
|
|
n.v.t. |
|
|
|
|
|
|
59 |
Recycleerbaarheid |
Richtlijn 2005/64/EG |
|
|
n.v.t. |
|
|
|
|
|
|
60 |
Frontbeschermingsinrichting |
Richtlijn 2005/66/EG |
|
|
A |
|
|
|
|
|
|
61 |
Klimaatregelingsapparatuur |
Richtlijn 2006/40/EG |
|
|
Z |
|
|
|
|
|
|
Aanhangsel 5
Mobiele kranen
Nr. |
Onderwerp |
Regelgeving |
Mobiele kraan van categorie N3 |
1 |
Toelaatbaar geluidsniveau |
Richtlijn 70/157/EEG |
T |
2 |
Emissies |
Richtlijn 70/220/EEG |
X |
2a |
Emissies (Euro 5 en 6) lichte bedrijfsvoertuigen/toegang tot informatie |
Verordening (EG) nr. 715/2007 |
n.v.t. |
3 |
Brandstoftanks/beschermingsinrichtingen aan de achterzijde |
Richtlijn 70/221/EEG |
X |
4 |
Plaats voor de achterste kentekenplaat |
Richtlijn 70/222/EEG |
X |
5 |
Stuurinrichting |
Richtlijn 70/311/EEG |
X krabbengang toegestaan |
6 |
Hang- en sluitwerk van deuren |
Richtlijn 70/387/EEG |
A |
7 |
Geluidssignaalinrichting |
Richtlijn 70/388/EEG |
X |
8 |
Inrichtingen voor indirect zicht |
Richtlijn 2003/97/EG |
X |
9 |
Reminrichtingen |
Richtlijn 71/320/EEG |
U |
10 |
Radiostoring (elektromagnetische compatibiliteit) |
Richtlijn 72/245/EEG |
X |
11 |
Verontreiniging door dieselmotoren |
Richtlijn 72/306/EEG |
X |
12 |
Binneninrichting |
Richtlijn 74/60/EEG |
X |
13 |
Beveiliging tegen diefstal en startonderbrekers |
Richtlijn 74/61/EEG |
X |
15 |
Sterkte van de zitplaatsen |
Richtlijn 74/408/EEG |
D |
17 |
Snelheidsmeter en achteruitrijinrichtingen |
Richtlijn 75/443/EEG |
X |
18 |
Voorgeschreven platen |
Richtlijn 76/114/EEG |
X |
19 |
Bevestigingspunten veiligheidsgordels |
Richtlijn 76/115/EEG |
D |
20 |
Verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen |
Richtlijn 76/756/EEG |
A + Y |
21 |
Retroflectoren |
Richtlijn 76/757/EEG |
X |
22 |
Markerings-, breedte-, achter-, stop- en dagrijlichten |
Richtlijn 76/758/EEG |
X |
23 |
Richtingaanwijzers |
Richtlijn 76/759/EEG |
X |
24 |
Achterkentekenplaatverlichting |
Richtlijn 76/760/EEG |
X |
25 |
Koplichten (met gloeilampen) |
Richtlijn 76/761/EEG |
X |
26 |
Mistlichten vóór |
Richtlijn 76/762/EEG |
X |
27 |
Sleepinrichtingen |
Richtlijn 77/389/EEG |
A |
28 |
Mistlichten achter |
Richtlijn 77/538/EEG |
X |
29 |
Achteruitrijlichten |
Richtlijn 77/539/EEG |
X |
30 |
Parkeerlichten |
Richtlijn 77/540/EEG |
X |
31 |
Veiligheidsgordels |
Richtlijn 77/541/EEG |
D |
33 |
Identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters |
Richtlijn 78/316/EEG |
X |
34 |
Ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen |
Richtlijn 78/317/EEG |
O |
35 |
Ruitenwissers en -sproeiers |
Richtlijn 78/318/EEG |
O |
36 |
Verwarmingssystemen |
Richtlijn 2001/56/EG |
X |
40 |
Motorvermogen |
Richtlijn 80/1269/EEG |
X |
41 |
Emissies (Euro 4 en 5) zware bedrijfsvoertuigen |
Richtlijn 2005/55/EG |
V |
42 |
Zijdelingse bescherming |
Richtlijn 89/297/EEG |
X |
43 |
Opspatafschermingssystemen |
Richtlijn 91/226/EEG |
X |
45 |
Veiligheidsglas |
Richtlijn 92/22/EEG |
J |
46 |
Banden |
Richtlijn 92/23/EEG |
A (mits aan de voorschriften van ISO 10571:1995 (Banden voor mobiele kranen en soortgelijke gespecialiseerde machines) of van het ETRTO Standards Manual wordt voldaan) |
47 |
Snelheidsbegrenzers |
Richtlijn 92/24/EEG |
X |
48 |
Massa’s en afmetingen |
Richtlijn 97/27/EG |
X |
49 |
Naar buiten uitstekende delen van bestuurderscabines |
Richtlijn 92/114/EEG |
X |
50 |
Koppelingen |
Richtlijn 94/20/EG |
X |
57 |
Beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden |
Richtlijn 2000/40/EG |
X |
Betekenis van de letters:
X |
: |
Geen ontheffingen, behalve die welke in de regelgeving zijn vermeld. |
||||||
n.v.t. |
: |
Deze regelgeving is niet van toepassing op dit voertuig (geen voorschriften). |
||||||
A |
: |
Ontheffing toegestaan omdat volledige inachtneming niet mogelijk is vanwege speciale doeleinden. De fabrikant moet tot tevredenheid van de typegoedkeuringsinstantie aantonen dat het voertuig vanwege de speciale doeleinden niet aan de voorschriften kan voldoen. |
||||||
B |
: |
Toepassing beperkt tot deuren die toegang geven tot de zitplaatsen bestemd voor normaal gebruik wanneer het voertuig op de weg rijdt en wanneer de afstand tussen het R-punt van de zitplaats en het middenvlak van het deuroppervlak, loodrecht gemeten op het middenlangsvlak van het voertuig, niet meer dan 500 mm bedraagt. |
||||||
C |
: |
Toepassing beperkt tot het gedeelte van het voertuig vóór de achterste zitplaats die bestemd is voor normaal gebruik wanneer het voertuig op de weg rijdt, en eveneens beperkt tot de trefzone van het hoofd zoals gedefinieerd in Richtlijn 74/60/EEG. |
||||||
D |
: |
Toepassing beperkt tot zitplaatsen die bestemd zijn voor normaal gebruik wanneer het voertuig op de weg rijdt. Zitplaatsen die niet bestemd zijn voor gebruik wanneer het voertuig op de weg rijdt, moeten voor de gebruikers duidelijk worden geïdentificeerd door middel van een pictogram of een bordje met een passende tekst. |
||||||
E |
: |
Alleen aan de voorzijde. |
||||||
F |
: |
Wijziging van de plaats en lengte van de vulpijp en verplaatsing van de inwendige tank zijn toegestaan. |
||||||
G |
: |
Voorschriften overeenkomstig de categorie van het basis-/incomplete voertuig (waarvan het chassis gebruikt is om het voertuig voor speciale doeleinden te bouwen). In het geval van incomplete/voltooide voertuigen is het aanvaardbaar wanneer wordt voldaan aan de voorschriften voor voertuigen van de overeenkomstige categorie N (uitgaande van de maximummassa). |
||||||
H |
: |
Wijziging van de lengte van het uitlaatsysteem achter de laatste demper met niet meer dan 2 m is toegestaan zonder nieuwe tests. |
||||||
J |
: |
Voor alle andere vensterbeglazing dan de beglazing van de bestuurderscabine (voor- en zijruiten) mag het materiaal van veiligheidsglas of van harde kunststof zijn. |
||||||
K |
: |
Extra noodalarmsystemen zijn toegestaan. |
||||||
L |
: |
Toepassing beperkt tot zitplaatsen die bestemd zijn voor normaal gebruik wanneer het voertuig op de weg rijdt. Voor alle achterzitplaatsen zijn als minimum verankeringen voor heupgordels voorgeschreven. Zitplaatsen die bestemd zijn voor gebruik wanneer het voertuig op de weg rijdt, moeten voor de gebruikers duidelijk worden geïdentificeerd door middel van een pictogram of een bordje met een passende tekst. |
||||||
M |
: |
Toepassing beperkt tot zitplaatsen die bestemd zijn voor normaal gebruik wanneer het voertuig op de weg rijdt. Voor alle achterzitplaatsen zijn minimaal heupgordels verplicht. Zitplaatsen die niet bestemd zijn voor gebruik wanneer het voertuig op de weg rijdt, moeten voor de gebruikers duidelijk worden geïdentificeerd door middel van een pictogram of een bordje met een passende tekst. |
||||||
N |
: |
Op voorwaarde dat alle verplichte verlichtingsinrichtingen geïnstalleerd zijn en dat de geometrische zichtbaarheid niet wordt beïnvloed. |
||||||
O |
: |
Het voertuig moet aan de voorzijde uitgerust worden met een adequaat systeem. |
||||||
Q |
: |
Wijziging van de lengte van het uitlaatsysteem achter de laatste demper met niet meer dan 2 m is toegestaan zonder nieuwe tests. Een voor het meest representatieve basisvoertuig afgegeven EG-typegoedkeuring blijft geldig, ongeacht veranderingen van het referentiegewicht. |
||||||
R |
: |
Op voorwaarde dat de kentekenplaten van alle lidstaten gemonteerd kunnen worden en goed zichtbaar blijven. |
||||||
S |
: |
De lichtdoorlatendheidsfactor bedraagt ten minste 60 %; bovendien is de blinde hoek van de A-stijl niet meer dan 10o. |
||||||
T |
: |
Uitsluitend met het complete/voltooide voertuig uit te voeren test. Het voertuig kan worden getest overeenkomstig Richtlijn 70/157/EEG, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/101/EG. Met betrekking tot bijlage I, punt 5.2.2.1, van Richtlijn 70/157/EEG gelden de volgende grenswaarden:
|
||||||
U |
: |
Uitsluitend met het complete/voltooide voertuig uit te voeren test. Voertuigen met niet meer dan vier assen moeten aan alle voorschriften van Richtlijn 71/320/EEG voldoen. Voor voertuigen met meer dan vier assen zijn afwijkingen toegestaan, mits:
|
||||||
V |
: |
De naleving van Richtlijn 97/68/EG kan worden aanvaard. |
||||||
W1 |
: |
De voorschriften moeten worden nageleefd, maar wijziging van het uitlaatsysteem is toegestaan zonder nieuwe tests, op voorwaarde dat er geen gevolgen zijn voor de emissiebeperkingsapparatuur, inclusief de deeltjesfilters (indien aanwezig). Op het gewijzigde voertuig hoeven geen nieuwe verdampingsproeven te worden uitgevoerd, op voorwaarde dat de apparatuur voor de beperking van de verdamping wordt behouden zoals zij door de fabrikant van het basisvoertuig werd geplaatst. Een EG-typegoedkeuring die voor het meest representatieve basisvoertuig is afgegeven, blijft geldig, ongeacht veranderingen in de referentiemassa. |
||||||
W2 |
: |
De voorschriften moeten worden nageleefd, maar wijziging van de plaats, lengte van de vulpijp, brandstofleidingen en brandstofdamppijpen is toegestaan. Verplaatsing van de oorspronkelijke brandstoftank is toegestaan. |
||||||
W3 |
: |
Een plaats voor een rolstoel wordt beschouwd als een zitplaats. Voor elke rolstoel wordt voor voldoende ruimte gezorgd. De lengterichting van de speciale zone is parallel met de lengterichting van het voertuig. De voertuigeigenaar wordt adequate informatie ter beschikking gesteld met betrekking tot het feit dat een rolstoel die als zitplaats in het voertuig wordt gebruikt, in de diverse rijomstandigheden de krachten moet kunnen weerstaan die door het bevestigingsmechanisme worden overgedragen. Adequate aanpassingen mogen aan de zitplaatsen van een voertuig worden aangebracht, op voorwaarde dat de verankeringen, mechanismen en hoofdsteunen ervan het prestatieniveau garanderen waarin de richtlijn voorziet. |
||||||
W4 |
: |
Naleving van de richtlijn is vereist voor de instaphulpmiddelen, wanneer deze zich in rustpositie bevinden. |
||||||
W5 |
: |
Elke plaats voor een rolstoel wordt uitgerust met een geïntegreerd bevestigingssysteem dat bestaat uit een bevestigingssysteem voor de rolstoel en een bevestigingssysteem voor de rolstoelgebruiker. De verankeringen voor bevestigingssystemen weerstaan krachten zoals beschreven in Richtlijn 76/115/EEG en ISO-norm 10542-1:2001. Omboordsels en apparatuur om de rolstoel vast te zetten (bevestigingsmechanismen) voldoen aan de voorschriften in Richtlijn 77/541/EEG en het desbetreffende deel van ISO-norm 10542. De tests worden uitgevoerd door de technische dienst die overeenkomstig de bovengenoemde richtlijnen voor test en controles is aangewezen. De criteria zijn die welke in deze richtlijnen zijn opgenomen. De tests worden uitgevoerd met de surrogaatrolstoel beschreven in ISO-norm 10542. |
||||||
W6 |
: |
Wanneer de verankeringen voor veiligheidsgordels als gevolg van de verbouwing buiten de in punt 2.7.8.1 van bijlage I bij Richtlijn 77/541/EEG beschreven tolerantiezone moeten worden verplaatst, controleert de technische dienst of de wijziging een worst case is of niet. Als dit het geval is, wordt de test in bijlage VII bij Richtlijn 77/541/EEG uitgevoerd. Er hoeft geen uitbreiding van de EG-typegoedkeuring te worden afgegeven. |
||||||
W7 |
: |
Er hoeft geen nieuwe meting van de CO2-emissies te worden uitgevoerd, als op grond van de bepalingen van W1 geen nieuwe tests voor de uitlaatemissies nodig zijn. |
||||||
W8 |
: |
Voor berekeningen wordt de massa van de rolstoel, inclusief de gebruiker ervan, geacht 100 kg te bedragen. De massa is geconcentreerd in het H-punt van het driedimensionale instrument. De technische dienst houdt ook rekening met de mogelijkheid gebruik te maken van een elektrische rolstoel of elektrische rolstoelen, waarvan de massa, inclusief de gebruiker ervan, wordt geacht 250 kg te bedragen. Elke beperking van de passagierscapaciteit als gevolg van het gebruik van een of meer elektrische rolstoelen wordt op het typegoedkeuringscertificaat genoteerd en in een adequate formulering opgenomen in het certificaat van overeenstemming. |
||||||
W9 |
: |
Geen nieuwe tests van het gewijzigde voertuig zijn vereist, op voorwaarde dat de verbouwing van het voertuig geen gevolgen heeft voor het voorste deel van het chassis dat zich bevindt vóór het R-punt van de bestuurder en geen onderdeel van het aanvullende bevestigingssysteem (airbag(s)) is verwijderd of gedeactiveerd. |
||||||
W10 |
: |
Geen nieuwe tests van het gewijzigde voertuig zijn vereist, op voorwaarde dat de zijverstevigingen niet zijn gewijzigd en geen onderdeel van het aanvullende bevestigingssysteem (airbag(s)) is verwijderd of gedeactiveerd. |
||||||
Y |
: |
Mits alle verplichte verlichtingsinrichtingen zijn geïnstalleerd. |
||||||
Z |
: |
Alleen voor voertuigen van categorie N1, klasse I, zoals beschreven in de eerste tabel in punt 5.3.1.4 van bijlage I bij Richtlijn 70/220/EEG. |
(1) Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand.
(2) Met een maximummassa in beladen toestand van 3,5 t.
(3) De voorschriften van Richtlijn 98/91/EG zijn alleen van toepassing indien de fabrikant een EG-typegoedkeuring aanvraagt voor een voertuig dat bedoeld is voor het vervoer van gevaarlijke goederen.
BIJLAGE VII
BIJLAGE XV
LIJST VAN DE REGELGEVINGEN WAARVOOR EEN FABRIKANT ALS TECHNISCHE DIENST KAN WORDEN AANGEWEZEN
|
Onderwerp |
Regelgeving |
|
Richtlijn of verordening |
Gelijkwaardig VN/ECE-reglement (1) |
||
46. |
Banden |
Richtlijn 92/23/EEG |
30, 54, 117 |
61. |
Klimaatregelingsapparatuur |
Richtlijn 2006/40/EG |
— |
(1) Zie bijlage IV, deel II.