29.10.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 286/1


VERORDENING (EG) Nr. 1005/2008 VAN DE RAAD

van 29 september 2008

houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Gemeenschap is verdragsluitende partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 („UNCLOS”), heeft de Overeenkomst van de Verenigde Naties voor de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 4 augustus 1995 („VN-Visbestandenovereenkomst”) bekrachtigd en heeft ingestemd met de Overeenkomst om te bevorderen dat vissersvaartuigen op de volle zee de internationale maatregelen voor instandhouding en beheer van de visbestanden naleven van 24 november 1993 van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties („FAO-Nalevingsovereenkomst”). In die bepalingen is hoofdzakelijk het beginsel neergelegd dat alle staten een plicht hebben om passende maatregelen voor een duurzaam beheer van de mariene hulpbronnen vast te stellen en om daartoe met elkaar samen te werken.

(2)

Het doel van het gemeenschappelijk visserijbeleid zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (3) is een exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen die voor duurzame omstandigheden op economisch, ecologisch en sociaal gebied zorgt, te garanderen.

(3)

Illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) vormt een van de ernstigste bedreigingen voor de duurzame exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen, namelijk een bedreiging die het fundament zelf van het gemeenschappelijk visserijbeleid en van de internationale inspanningen ter bevordering van een betere „governance” van de oceanen in gevaar brengt. Ook voor de mariene biodiversiteit betekent IOO-visserij een grote bedreiging die moet worden aangepakt in overeenstemming met de doelstellingen zoals omschreven in de mededeling van de Commissie „Het biodiversiteitsverlies tegen 2010 — en daarna — tot staan brengen”.

(4)

De FAO heeft in 2001 een internationaal actieplan om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen aangenomen, dat door de Gemeenschap is bekrachtigd. Regionale visserijorganisaties hebben voorts met de actieve steun van de Gemeenschap een reeks maatregelen vastgesteld die erop gericht zijn illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij tegen te gaan.

(5)

De Gemeenschap dient in overeenstemming met de door haar in internationaal verband aangegane verbintenissen, en gezien de omvang en urgentie van het probleem, haar optreden tegen IOO-visserij aanzienlijk uit te breiden en nieuwe regelgevende maatregelen vast te stellen om alle aspecten van het fenomeen te bestrijken.

(6)

Het optreden van de Gemeenschap moet hoofdzakelijk gericht zijn tegen de onder de definitie van IOO-visserij vallende gedragingen en die de ernstigste schade toebrengen aan het mariene milieu, aan de duurzaamheid van de visbestanden en aan de sociaaleconomische positie van de vissers die zich aan de regels inzake de instandhouding en het beheer van de visserijhulpbronnen houden.

(7)

In overeenstemming met de definitie van IOO-visserij dient de werkingssfeer van deze verordening zich uit te strekken tot de visserijactiviteiten die worden verricht op volle zee en in de zeewateren onder de jurisdictie of soevereiniteit van de kuststaten, met inbegrip van de zeewateren onder de jurisdictie of soevereiniteit van de lidstaten.

(8)

Met het oog op een behoorlijke aanpak van de interne dimensie van IOO-visserij is het voor de Gemeenschap van essentieel belang de nodige maatregelen vast te stellen om de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid te verbeteren. In afwachting van de herziening van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (4) dienen daartoe bepalingen te worden opgenomen in de onderhavige verordening.

(9)

De communautaire voorschriften, en in het bijzonder titel II van Verordening (EEG) nr. 2847/93, voorzien in een alomvattend systeem om toezicht te houden op het legale karakter van de vangsten van communautaire vissersvaartuigen. Het systeem dat momenteel geldt voor visserijproducten die door vissersvaartuigen van derde landen zijn gevangen en in de Gemeenschap worden ingevoerd, garandeert geen gelijkwaardig controleniveau. Deze tekortkoming vormt voor buitenlandse marktdeelnemers die IOO-visserij bedrijven een belangrijke drijfveer om hun producten in de Gemeenschap te verhandelen en zo hun activiteiten winstgevender te maken. De Gemeenschap heeft als grootste afzetgebied voor en grootste importeur van visserijproducten ter wereld een specifieke verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de in haar grondgebied ingevoerde visserijproducten niet van IOO-visserij afkomstig zijn. Daarom dient een nieuwe regeling te worden ingesteld om te zorgen voor een behoorlijke controle van de aanbodketen van in de Gemeenschap ingevoerde visserijproducten.

(10)

De communautaire voorschriften betreffende de toegang tot de communautaire havens voor vissersvaartuigen die de vlag van een derde land voeren, dienen te worden aangescherpt om te zorgen voor een adequate controle op het legale karakter van de door dergelijke vaartuigen aangelande visserijproducten. Dit moet met name inhouden dat vissersvaartuigen die de vlag van een derde land voeren, slechts toegang tot de communautaire havens krijgen als zij in staat zijn om precieze en door hun vlaggenstaat gevalideerde informatie te verstrekken over het legale karakter van hun vangsten.

(11)

Overladingen op zee ontsnappen aan elke behoorlijke controle door vlaggen- of kuststaten en zijn voor marktdeelnemers die IOO-visserij bedrijven een gebruikelijke manier om de illegale aard van hun vangsten te verhullen. Het is daarom gerechtvaardigd dat de Gemeenschap overladingen slechts toestaat indien deze plaatsvinden in aangewezen havens van de lidstaten, in havens van derde landen tussen communautaire vissersvaartuigen, of buiten de communautaire wateren tussen communautaire vissersvaartuigen en vissersvaartuigen die geregistreerd zijn als vrachtvaartuigen onder het toezicht van een regionale visserijorganisatie.

(12)

Bepaald dient te worden onder welke voorwaarden, volgens welke procedure en met welke frequentie de lidstaten controles, inspecties en verificaties moeten verrichten op basis van risicobeheer.

(13)

De handel met de Gemeenschap in visserijproducten die afkomstig zijn van IOO-visserij, moet worden verboden. Om dat verbod doeltreffend te maken en te garanderen dat alle verhandelde visserijproducten die worden ingevoerd in of uitgevoerd uit de Gemeenschap zijn geoogst in overeenstemming met de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen en, in voorkomend geval, de andere relevante voorschriften die voor het betrokken vissersvaartuig gelden, dient een certificeringsregeling te worden ingesteld die geldt voor elke handel in visserijproducten met de Gemeenschap.

(14)

De Gemeenschap moet bij de uitvoering van de certificeringsregeling rekening houden met de capaciteitsbeperkingen in de ontwikkelingslanden.

(15)

In het kader van die regeling dient aan de invoer van visserijproducten in de Gemeenschap de voorwaarde te worden verbonden dat een certificaat wordt overgelegd. Dat certificaat moet informatie bevatten waarmee het legale karakter van de betrokken producten wordt aangetoond. Het moet door de vlaggenstaat van de vissersvaartuigen die de betrokken vis hebben gevangen, zijn gevalideerd; die staat heeft immers op grond van het internationale recht de plicht ervoor te zorgen dat vissersvaartuigen die zijn vlag voeren de internationale regels betreffende de instandhouding en het beheer van de visserijhulpbronnen naleven.

(16)

Het is van essentieel belang dat die certificeringsregeling geldt voor alle invoer in en uitvoer uit de Gemeenschap van producten van de zeevisserij. De regeling dient ook te gelden voor visserijproducten die in een ander land dan de vlaggenstaat zijn vervoerd of be- of verwerkt voordat zij het grondgebied van de Gemeenschap bereiken. Daarom moeten voor deze laatste producten specifieke eisen gelden om te garanderen dat op het grondgebied van de Gemeenschap geen andere producten aankomen dan die waarvan het legale karakter door de vlaggenstaat is gevalideerd.

(17)

Het is van belang om te garanderen dat voor alle ingevoerde visserijproducten een gelijk controleniveau geldt, ongeacht het volume of de frequentie van de handel, door specifieke procedures in te voeren voor de toekenning van de status van „erkend marktdeelnemer”.

(18)

De uitvoer van vangsten van de vlag van een lidstaat voerende vissersvaartuigen moet eveneens aan de certificeringsregeling worden onderworpen in het kader van de samenwerking met derde landen.

(19)

Wanneer het voornemen bestaat de bedoelde producten in te voeren in een lidstaat, moet die lidstaat de geldigheid kunnen controleren van de vangstcertificaten waarvan de betrokken zending vergezeld gaat, en moet hij het recht hebben invoer te weigeren als de in deze verordening met betrekking tot het vangstcertificaat gestelde voorwaarden niet vervuld zijn.

(20)

Het is van belang dat controle-, inspectie- en verificatieactiviteiten met betrekking tot visserijproducten bij doorvoer of overlading in de eerste plaats worden verricht door de lidstaat van eindbestemming, teneinde de doeltreffendheid ervan te verbeteren.

(21)

Om de controleautoriteiten in de lidstaten te helpen bij hun taak toezicht te houden op het legale karakter van de visserijproducten die met de Gemeenschap worden verhandeld en ook om de communautaire marktdeelnemers te kunnen waarschuwen, dient een communautair alarmeringssysteem te worden opgezet om, in voorkomend geval, informatie te verspreiden over gegronde twijfel aan de naleving door bepaalde derde landen van de geldende instandhoudings- en beheersregels.

(22)

Het is van essentieel belang dat de Gemeenschap afschrikkende maatregelen vaststelt tegen vissersvaartuigen die IOO-visserij bedrijven zonder dat hun vlaggenstaat wegens die IOO-visserij passende maatregelen tegen hen treft.

(23)

Daartoe moet de Commissie in samenwerking met de lidstaten, het Communautair Bureau voor visserijcontrole, derde landen en andere instanties op basis van risicobeheer onderzoeken welke vissersvaartuigen vermoedelijk IOO-visserij bedrijven en moet zij de bevoegde vlaggenstaat om informatie over de juistheid van de bevindingen verzoeken.

(24)

Om onderzoeken te vergemakkelijken die betrekking hebben op vissersvaartuigen waarvan wordt vermoed dat zij IOO-visserij hebben bedreven, en om te voorkomen dat de vermeende inbreuk wordt voortgezet, moeten die vissersvaartuigen door de lidstaten aan specifieke controle- en inspectie-eisen worden onderworpen.

(25)

Wanneer er op basis van de verkregen informatie voldoende gronden zijn om te oordelen dat een vissersvaartuig dat de vlag van een derde land voert IOO-visserij heeft bedreven en dat de bevoegde vlaggenstaat niet doeltreffend tegen die IOO-visserij is opgetreden, plaatst de Commissie dat vaartuig op de communautaire lijst van IOO-vaartuigen.

(26)

Wanneer er op basis van de verkregen informatie voldoende gronden zijn om te oordelen dat een communautair vissersvaartuig IOO-visserij heeft bedreven en dat de bevoegde vlaggenlidstaat niet doeltreffend tegen die IOO-visserij is opgetreden overeenkomstig deze verordening en Verordening (EEG) nr. 2847/93, plaatst de Commissie dat vaartuig op de communautaire lijst van IOO-vaartuigen.

(27)

Als tegenwicht voor het ontbreken van een effectief optreden van vlaggenstaten tegen vissersvaartuigen die hun vlag voeren en op de communautaire lijst van IOO-vaartuigen zijn geplaatst, en ter beperking van verdere visserijactiviteiten door die vaartuigen, treffen de lidstaten tegen die vaartuigen passende maatregelen.

(28)

Ter vrijwaring van de rechten van de op de communautaire lijst van IOO-vissersvaartuigen geplaatste vaartuigen en van hun vlaggenstaten dient de procedure voor plaatsing op die lijst de mogelijkheid te behelzen dat de vlaggenstaat de Commissie op de hoogte brengt van de genomen maatregelen en, waar mogelijk, dat de betrokken eigenaar of de betrokken exploitanten in elk stadium van de procedure worden gehoord en dat een vissersvaartuig van die lijst wordt geschrapt wanneer de criteria voor opneming van dat vissersvaartuig in die lijst niet langer vervuld zijn.

(29)

Om binnen de Gemeenschap één enkel kader te bieden en proliferatie van lijsten van bij IOO-visserij betrokken vissersvaartuigen te voorkomen, dienen vissersvaartuigen die op door regionale visserijorganisaties opgestelde IOO-lijsten staan, automatisch op de overeenkomstige door de Commissie op te stellen lijst te worden geplaatst.

(30)

Het feit dat sommige staten verzaken aan de krachtens internationaal recht op hen rustende plicht als vlaggen-, haven-, kust- of afzetstaat passende maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat hun vissersvaartuigen of onderdanen de regels betreffende de instandhouding en het beheer van de visserijbestanden naleven, is een van de belangrijkste oorzaken van IOO-visserij en dat verzuim dient door de Gemeenschap te worden aangepakt.

(31)

Daartoe dient de Gemeenschap ter aanvulling van haar optreden op internationaal en regionaal niveau het recht te hebben om aan de hand van transparante, duidelijke, objectieve, op internationale normen berustende criteria na te gaan welke staten niet meewerken en om ten aanzien van die staten, na hun voldoende tijd te hebben geboden om te reageren op een voorafgaande kennisgeving, niet-discriminerende, legitieme en evenredige maatregelen, met inbegrip van handelsmaatregelen, te nemen.

(32)

Het komt de Raad toe handelsmaatregelen te nemen ten aanzien van andere staten. Aangezien de vaststelling van de lijst van niet-meewerkende landen tot gevolg zal hebben dat tegenmaatregelen op handelsgebied ten aanzien van de betrokken landen worden getroffen, is het aangewezen dat de Raad zich het recht voorbehoudt in dit geval de uitvoeringsbevoegdheden rechtstreeks uit te oefenen.

(33)

Onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat, is het van essentieel belang dat onderdanen van de lidstaten effectief worden weerhouden van medewerking aan of ondersteuning van IOO-visserij door vissersvaartuigen die de vlag van een derde land voeren en vissen buiten de Gemeenschap. Daarom is het noodzakelijk dat de lidstaten de nodige maatregelen nemen en onderling en met derde landen samenwerken om na te gaan welke van hun onderdanen IOO-visserij verrichten, ervoor zorgen dat de betrokken onderdanen op gepaste wijze worden gestraft, en de activiteiten van hun onderdanen die buiten de Gemeenschap bemoeienis hebben met vissersvaartuigen van derde landen, verifiëren.

(34)

Dat nog steeds zeer veel ernstige inbreuken op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden begaan binnen de communautaire wateren of door communautaire marktdeelnemers, is in belangrijke mate te wijten aan het feit dat de in de wetgeving van de lidstaten opgenomen sancties bij ernstige inbreuken op die regels niet voldoende afschrikkend zijn. Hierbij komt nog dat de hoogte van de sancties van lidstaat tot lidstaat sterk verschilt, wat illegale exploitanten ertoe aanspoort hun illegale activiteiten te verrichten in de maritieme wateren of op het grondgebied van de lidstaten waar de sancties het laagst zijn. Om dit zwakke punt aan te pakken is het dienstig om, voortbouwend op de bepalingen van de Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EEG) nr. 2847/93, de administratieve maximumsancties bij ernstige inbreuken op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid binnen de Gemeenschap te harmoniseren, rekening houdend met de waarde van de visserijproducten die door het plegen van de ernstige inbreuk zijn verkregen, de eventuele herhaling van de inbreuken en de waarde van de schade die is berokkend aan de betrokken visbestanden en het betrokken mariene milieu, en tevens te voorzien in maatregelen tot onmiddellijke tenuitvoerlegging en aanvullende maatregelen.

(35)

Naast de gedragingen die een ernstige inbreuk op de regels betreffende visserijactiviteiten vormen, moeten ook het verrichten van zakelijke activiteiten die rechtstreeks samenhangen met IOO-visserij, onder meer de handel in of de invoer van visserijproducten die afkomstig zijn van IOO-visserij, of de vervalsing van documenten, worden beschouwd als ernstige inbreuken die de vaststelling van geharmoniseerde administratieve maximumsancties door de lidstaten vereisen.

(36)

De sancties voor ernstige inbreuken op deze verordening dienen ook ten aanzien van rechtspersonen te gelden, aangezien dergelijke inbreuken voor een groot deel in het belang of ten bate van rechtspersonen worden begaan.

(37)

De bepalingen betreffende waarnemingen van vissersvaartuigen op zee die binnen bepaalde regionale visserijorganisaties zijn vastgesteld, dienen in de Gemeenschap op geharmoniseerde wijze ten uitvoer te worden gelegd.

(38)

Samenwerking tussen de lidstaten, de Commissie en derde landen is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat gevallen van IOO-visserij naar behoren worden onderzocht en bestraft en dat de bij deze verordening vastgestelde maatregelen kunnen worden toegepast. Ter verbetering van die samenwerking moet een systeem voor wederzijdse bijstand worden opgezet.

(39)

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel is het, teneinde de fundamentele doelstelling — een einde te maken aan IOO-visserij — te verwezenlijken, noodzakelijk en passend regels vast te stellen met betrekking tot de maatregelen waarin deze verordening voorziet. Deze verordening gaat overeenkomstig artikel 5, derde alinea, van het Verdrag niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

(40)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (5).

(41)

Uitgangspunt bij deze verordening is dat het bij IOO-visserij gaat om overtredingen van geldende wet- of regelgeving die bijzonder ernstig zijn omdat zij de verwezenlijking van de doelstellingen van de geschonden regels sterk bemoeilijken en de duurzaamheid van de betrokken visbestanden of de instandhouding van het mariene milieu in gevaar brengen. Gezien de beperkte werkingssfeer van deze verordening, moet de uitvoering ervan voortbouwen en een aanvulling vormen op de uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2847/93, die het basiskader biedt voor de controle en het toezicht op de visserijactiviteiten in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. In overeenstemming daarmee versterkt de onderhavige verordening de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2847/93 op het gebied van de inspectie in de haven van vissersvaartuigen van derde landen, die nu worden ingetrokken en vervangen door de in hoofdstuk II van de onderhavige verordening opgenomen regeling betreffende de inspectie in de haven. Bovendien bevat hoofdstuk IX van de onderhavige verordening een sanctieregeling die specifiek geldt voor IOO-visserijactiviteiten. De bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2847/93 die betrekking hebben op sancties, blijven derhalve van toepassing op andere overtredingen van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid dan die waarop de onderhavige verordening betrekking heeft.

(42)

De bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens is geregeld bij Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (6), welke verordening volledig van toepassing is op de verwerking van persoonsgegevens voor de doeleinden van de onderhavige verordening, in het bijzonder ten aanzien van de rechten van de betrokkenen op het gebied van de toegang tot en de rectificatie, afscherming en wissing van gegevens en de kennisgeving van deze laatste handelingen aan derden, welke rechten derhalve niet nader zijn uitgewerkt in de onderhavige verordening.

(43)

De inwerkingtreding van bepalingen van deze verordening betreffende aangelegenheden die zijn geregeld bij de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1093/94 (7), (EG) nr. 1447/1999 (8), (EG) nr. 1936/2001 (9) en (EG) nr. 601/2004 (10) van de Raad, dient te leiden tot de gedeeltelijke of volledige intrekking van die verordeningen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en werkingssfeer

1.   Bij deze verordening wordt een communautair systeem vastgesteld om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen.

2.   Voor de toepassing van lid 1 neemt elke lidstaat overeenkomstig het Gemeenschapsrecht passende maatregelen om de doeltreffendheid van dat systeem te waarborgen. Elke lidstaat stelt voldoende middelen beschikbaar aan zijn bevoegde autoriteiten om deze in staat te stellen hun taken zoals vastgesteld bij deze verordening te verrichten.

3.   Het in lid 1 vastgestelde systeem geldt voor alle IOO-visserij en daarmee verbonden activiteiten die worden verricht op het grondgebied van de lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, in de communautaire wateren, in de zeewateren onder de soevereiniteit of de jurisdictie van derde landen en in volle zee. IOO-visserij in de maritieme wateren van de in bijlage II bij het Verdrag vermelde landen en gebieden overzee dienen te worden behandeld als IOO-visserij in de maritieme wateren van derde landen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.

„illegale, ongemelde of ongereglementeerde visserij” of „IOO-visserij”: visserijactiviteiten die illegaal, ongemeld of ongereglementeerd zijn;

2.

„illegale visserij”: visserijactiviteiten die:

a)

door nationale of buitenlandse vissersvaartuigen in wateren onder de jurisdictie van een staat worden verricht zonder de toestemming van die staat of in strijd met zijn wet- en regelgeving;

b)

worden verricht door vissersvaartuigen die de vlag van een bij een bevoegde regionale visserijorganisatie aangesloten staat voeren, maar handelen in strijd met instandhoudings- en beheersmaatregelen die door die organisatie zijn aangenomen en waaraan die staat is gebonden, of in strijd met toepasselijke bepalingen van het geldende internationale recht, of

c)

in strijd zijn met het nationale recht of internationale verplichtingen, met inbegrip van die welke zijn aangegaan door staten die samenwerken met een bevoegde regionale visserijorganisatie;

3.

„ongemelde visserij”: visserijactiviteiten die:

a)

in strijd met nationale wet- en regelgeving niet of onjuist zijn gemeld bij de bevoegde nationale autoriteit, of

b)

zijn ondernomen in het gebied waarvoor een regionale visserijorganisatie bevoegd is, en in strijd met de meldprocedures van die organisatie niet of onjuist zijn gemeld;

4.

„ongereglementeerde visserij”: visserijactiviteiten die:

a)

in het werkgebied van een bevoegde regionale visserijorganisatie door vissersvaartuigen zonder nationaliteit of door vissersvaartuigen die de vlag voeren van een staat die geen partij is bij die organisatie, of door een visserijentiteit worden verricht op een wijze die niet in overeenstemming is of in strijd is met de instandhoudings- en beheersmaatregelen van die organisatie, of

b)

in gebieden of op visbestanden waarvoor geen instandhoudings- of beheersmaatregelen gelden, worden verricht door vissersvaartuigen op een wijze die niet in overeenstemming is met de verantwoordelijkheid die staten op grond van het internationale recht dragen voor de instandhouding van levende mariene hulpbronnen;

5.

„vissersvaartuig”: elk vaartuig, ongeacht de omvang, dat wordt ingezet of is bedoeld om te worden ingezet voor de commerciële exploitatie van visbestanden, met inbegrip van ondersteuningsvaartuigen, vaartuigen voor visverwerking, vaartuigen waarop vangsten worden overgeladen en transportvaartuigen die zijn uitgerust voor het vervoer van visserijproducten, met uitzondering van containerschepen;

6.

„communautair vissersvaartuig”: een vissersvaartuig onder de vlag van een lidstaat en geregistreerd in de Gemeenschap;

7.

„vismachtiging”: recht om visserijactiviteiten te verrichten gedurende een bepaalde periode, in een bepaald gebied of voor een bepaalde soort van visserij;

8.

„visserijproducten”: alle producten van hoofdstuk 03 of post 1604 of 1605 van de gecombineerde nomenclatuur die is vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (11), met uitzondering van de in bijlage I bij onderhavige verordening vermelde producten;

9.

„instandhoudings- en beheersmaatregelen”: maatregelen voor de instandhouding en het beheer van een of meer soorten van de levende mariene hulpbronnen die worden vastgesteld en die van kracht zijn overeenkomstig de toepasselijke regels van het internationale recht en/of het Gemeenschapsrecht;

10.

„overlading”: het lossen van alle visserijproducten aan boord van een vissersvaartuig of een gedeelte daarvan in een ander vissersvaartuig;

11.

„invoer”: het binnenbrengen in het grondgebied van de Gemeenschap van visserijproducten, ook met het oog op overlading in havens op dat grondgebied;

12.

„onrechtstreekse invoer”: invoer in de Gemeenschap van op het grondgebied van een ander derde land dan de vlaggenstaat van het vissersvaartuig dat de vangst verricht heeft;

13.

„uitvoer”: elke verplaatsing van visserijproducten die zijn geoogst door vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, naar een derde land, ongeacht of het een verplaatsing vanaf het grondgebied van de Gemeenschap, vanuit derde landen of vanaf visgronden betreft;

14.

„wederuitvoer”: elke verplaatsing van eerder in het grondgebied van de Gemeenschap ingevoerde visserijproducten vanaf dat grondgebied naar elders;

15.

„regionale visserijorganisatie”: een subregionale, regionale of soortgelijke organisatie met een krachtens internationaal recht erkende bevoegdheid om instandhoudings- en beheersmaatregelen vast te stellen voor levende mariene hulpbronnen waarvoor zij verantwoordelijkheid draagt op grond van het verdrag of de overeenkomst waarbij zij is opgericht of ingesteld;

16.

„verdrag- of overeenkomstsluitende partij”: een verdrag- of overeenkomstsluitende partij bij het internationale verdrag of de internationale overeenkomst tot oprichting van een regionale visserijorganisatie, alsmede elk van de staten, visserijentiteiten of andere entiteiten die met die organisatie samenwerken en waaraan in het kader van die organisatie de status van samenwerkende niet-verdrag- of overeenkomstsluitende partij is toegekend;

17.

„waarneming”: elke waarneming van een vissersvaartuig dat onder een of meer van de in artikel 3, lid 1, bepaalde criteria kan vallen, door een met inspectie op zee belaste bevoegde autoriteit van een lidstaat, of door de kapitein van een communautair vissersvaartuig of een vissersvaartuig van een derde land;

18.

„gezamenlijke visserijactiviteit”: elke activiteit van twee of meer vissersvaartuigen waarbij vangst vanuit het vistuig van een vissersvaartuig aan boord van een ander vissersvaartuig wordt gebracht, of waarbij de door de vissersvaartuigen gebruikte techniek één gemeenschappelijk vistuig vereist;

19.

„rechtspersoon”: elke juridische entiteit die deze hoedanigheid krachtens het toepasselijke nationale recht bezit, met uitzondering van staten of andere publiekrechtelijke lichamen bij de uitoefening van hun openbare macht, en van publiekrechtelijke organisaties;

20.

„risico”: de kans dat zich bij de invoer in of de uitvoer uit het grondgebied van de Gemeenschap van visserijproducten een gebeurtenis voordoet die de correcte toepassing van deze verordening of van de instandhoudings- en beheersmaatregelen in de weg staat;

21.

„risicobeheer”: het systematisch in kaart brengen van risico’s en het toepassen van alle maatregelen die vereist zijn om de blootstelling aan risico’s te beperken. Dit omvat activiteiten zoals het verzamelen van gegevens en informatie, het analyseren en beoordelen van risico’s, het voorschrijven en ondernemen van actie, en het regelmatig toezien op en herzien van het proces en de procesresultaten, op basis van internationale, communautaire of nationale bronnen of strategieën;

22.

„volle zee”: alle delen van de zee als omschreven in artikel 86 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee („UNCLOS”);

23.

„zending”: producten die gelijktijdig van één exporteur naar één geadresseerde worden verzonden of die vergezeld gaan van één vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt.

Artikel 3

Vissersvaartuigen die IOO-visserij bedrijven

1.   Van een vissersvaartuig wordt aangenomen dat het IOO-visserij heeft bedreven indien wordt aangetoond dat het, in strijd met de instandhoudings- en beheersmaatregelen die gelden in het gebied waar het die activiteiten heeft verricht:

a)

heeft gevist zonder een geldige visvergunning of vismachtiging of een geldig visdocument, afgegeven door de vlaggenstaat of de betrokken kuststaat, of

b)

zijn verplichtingen inzake het registreren en melden van vangstgegevens of met de vangst verband houdende gegevens, waaronder gegevens die middels systeem van de controle op vissersvaartuigen via satelliet moeten worden verzonden of voorafgaande kennisgevingen overeenkomstig artikel 6, niet heeft vervuld, of

c)

heeft gevist in een gesloten gebied, tijdens een gesloten seizoen, zonder quotum of na volledige benutting van het quotum of onder een gestelde dieptegrens, of

d)

gerichte visserij heeft bedreven op een bestand waarvoor een vangstmoratorium of -verbod geldt, of

e)

gebruik heeft gemaakt van vistuig dat verboden of niet conform de voorschriften is, of

f)

zijn kentekens, de identiteit of de registratie heeft vervalst of verborgen heeft gehouden, of

g)

bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek, verborgen heeft gehouden, met dergelijk bewijsmateriaal heeft geknoeid of dergelijk bewijsmateriaal heeft doen verdwijnen, of

h)

de werkzaamheden heeft bemoeilijkt van functionarissen bij het uitvoeren van hun taak van controle op de naleving van de geldende instandhoudings- en beheersmaatregelen, of van waarnemers bij het uitvoeren van hun taak, namelijk de naleving van de geldende communautaire regels na te gaan, of

i)

ondermaatse vis aan boord heeft genomen, heeft overgeladen of heeft aangeland, in strijd met de geldende wetgeving, of

j)

vangsten heeft overgeladen op of heeft deelgenomen aan gezamenlijke visserijactiviteiten met, of heeft gezorgd voor ondersteuning of bevoorrading van andere vissersvaartuigen waarvan is geconstateerd dat zij IOO-visserij als bedoeld in deze verordening hebben bedreven, in het bijzonder vaartuigen die zijn opgenomen in de communautaire lijst van IOO-vaartuigen of in de lijst van IOO-vaartuigen van een regionale visserijorganisatie, of

k)

in het gebied van een regionale visserijorganisatie visserijactiviteiten heeft verricht op een wijze die onverenigbaar is met of indruist tegen de instandhoudings- en beheersmaatregelen van die organisatie, en de vlag voert van een staat die geen partij is bij die organisatie, of die niet samenwerkt met die organisatie zoals door die organisatie is vastgesteld, of

l)

geen nationaliteit heeft en derhalve een staatloos vaartuig is, overeenkomstig de internationale wetgeving.

2.   De in lid 1 vermelde activiteiten worden beschouwd als ernstige inbreuken overeenkomstig artikel 42, naargelang van de ernst van de betrokken inbreuk, welke wordt beoordeeld door de bevoegde autoriteit van de lidstaat, op grond van criteria als aangerichte schade, waarde, omvang van de inbreuk of herhaling.

HOOFDSTUK II

INSPECTIE VAN VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN IN HAVENS VAN LIDSTATEN

AFDELING 1

voorwaarden waaronder vissersvaartuigen van derde landen toegang hebben tot een haven

Artikel 4

Regelingen inzake inspectie in de haven

1.   Met als doel IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, wordt een doeltreffende regeling inzake inspectie in de haven voor vissersvaartuigen van derde landen die de havens van de lidstaten aandoen, nageleefd.

2.   De toegang tot de havens van de lidstaten, de toegang tot havendiensten en het in die havens verrichten van activiteiten op het gebied van aanlanding of overlading zijn verboden voor vissersvaartuigen van derde landen, tenzij deze vaartuigen voldoen aan de in deze verordening gestelde eisen, met uitzondering van situaties van overmacht of noodsituaties in de zin van artikel 18 van het UNCLOS („overmacht of noodsituaties”) voor het verlenen van diensten die strikt noodzakelijk zijn om die situaties te verhelpen.

3.   Overladingen tussen vissersvaartuigen van derde landen of tussen die vaartuigen en vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, zijn in de communautaire wateren verboden en mogen uitsluitend in een haven plaatsvinden, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.

4.   Buiten de communautaire wateren is het vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, niet toegestaan om op zee overladingen van vangsten van vissersvaartuigen van derde landen te verrichten, tenzij de vissersvaartuigen onder auspiciën van een regionale visserijorganisatie als transportvaartuig zijn geregistreerd.

Artikel 5

Aangewezen havens

1.   De lidstaten wijzen havens of plaatsen dicht bij de kust aan waar aanlandingen of overladingen van visserijproducten en havendiensten als bedoeld in artikel 4, lid 2, zijn toegestaan.

2.   Vissersvaartuigen van derde landen krijgen uitsluitend in aangewezen havens toegang tot havendiensten en mogen alleen in dergelijke havens activiteiten op het gebied van aanlanding of overlading verrichten.

3.   De lidstaten doen de Commissie jaarlijks uiterlijk op 15 januari een lijst van de aangewezen havens toekomen. Eventuele latere wijzigingen van die lijst worden de Commissie meegedeeld ten minste 15 dagen voordat de wijziging van kracht wordt.

4.   De Commissie maakt de lijst van de aangewezen havens onverwijld bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie en op haar website.

Artikel 6

Voorafgaande kennisgeving

1.   De kapiteins van vissersvaartuigen van derde landen of hun vertegenwoordigers doen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waarvan zij een aangewezen haven of aanlandingsvoorzieningen wensen te gebruiken, ten minste 3 werkdagen vóór de geschatte tijd van aankomst in de haven de volgende gegevens toekomen:

a)

de identificatiegegevens van het vaartuig;

b)

de naam van de aangewezen haven van bestemming en de met het aandoen van die haven beoogde doeleinden, zoals aanlanding, overlading of toegang tot diensten;

c)

de vismachtiging of, in voorkomend geval, machtiging tot het ondersteunen van visserijactiviteiten of tot het overladen van visserijproducten;

d)

data waarop de visreis heeft plaatsgevonden;

e)

geschatte datum en tijd van aankomst in de haven;

f)

de hoeveelheden van elke soort die zich aan boord bevinden of, in voorkomend geval, een negatieve vangstmelding;

g)

de zone of zones waar de vangsten zijn gedaan of waar overlading heeft plaatsgevonden, ongeacht of dat in de communautaire wateren, in zones onder de jurisdictie of soevereiniteit van een derde land of op volle zee was;

h)

de aan te landen of over te laden hoeveelheden van elke soort.

De kapitein van een vissersvaartuig van een derde land of zijn vertegenwoordiger is ontheven van de toezending van de onder a), c), d), g) en h) bedoelde gegevens wanneer een vangstcertificaat overeenkomstig hoofdstuk III is gevalideerd voor de aanlanding of overlading van de gehele vangst op het grondgebied van de Gemeenschap.

2.   De in lid 1 bedoelde aanmelding gaat vergezeld van een overeenkomstig hoofdstuk III gevalideerd vangstcertificaat indien het vissersvaartuig van een derde land visserijproducten aan boord heeft. Het bepaalde in artikel 14 betreffende de erkenning van vangstdocumenten of havenstaatcontroleformulieren die deel uitmaken van door regionale visserijorganisaties vastgestelde vangstdocumentatie- of havenstaatcontroleregelingen, is van overeenkomstige toepassing.

3.   De Commissie kan, volgens de in artikel 54, lid 2, bedoelde procedure, bepaalde categorieën vissersvaartuigen van derde landen voor een beperkte, verlengbare periode ontheffing van de in lid 1 bepaalde verplichting verlenen of een andere aanmeldingstermijn stellen met inaanmerkingneming van, onder meer, het soort visserijproduct, de afstand tussen de visgronden, de aanlandingsplaatsen en de havens waar de betrokken vaartuigen zijn geregistreerd of in een lijst zijn opgenomen.

4.   Dit artikel geldt onverminderd de bijzondere bepalingen die zijn vastgesteld in tussen de Gemeenschap en derde landen gesloten visserijovereenkomsten.

Artikel 7

Toestemming

1.   Onverminderd artikel 37, punt 5), krijgt een vissersvaartuig van een derde land pas toestemming om de haven binnen te varen indien de in artikel 6, lid 1, bedoelde gegevens volledig zijn en, wanneer dat vissersvaartuig visserijproducten aan boord heeft, vergezeld gaan van het vangstcertificaat als bedoeld in artikel 6, lid 2.

2.   Toestemming om in de haven activiteiten op het gebied van aanlanding of overlading aan te vangen kan pas worden verleend na de in lid 1 voorgeschreven controle van de volledigheid van de verstrekte gegevens en, in voorkomend geval, na een overeenkomstig afdeling 2 verrichte inspectie.

3.   In afwijking van de leden 1 en 2 van dit artikel kan de havenlidstaat toestemming tot het binnenvaren van de haven en tot volledige of gedeeltelijke aanlanding verlenen wanneer de in artikel 6, lid 1, bedoelde gegevens niet volledig zijn of de controle of verificatie ervan nog hangende is, maar in dergelijke gevallen houdt hij de betrokken visserijproducten in opslag onder controle van de bevoegde autoriteiten. De visserijproducten worden pas vrijgegeven om te worden verkocht, overgenomen of vervoerd zodra de in artikel 6, lid 1, bedoelde informatie is ontvangen of het controle- of verificatieproces is voltooid. Wordt dit proces niet binnen 14 dagen na de aanlanding voltooid, dan kan de havenlidstaat de visserijproducten in beslag nemen en zich ervan ontdoen overeenkomstig de nationale voorschriften. De opslagkosten worden gedragen door de marktdeelnemers.

Artikel 8

Registratie van activiteiten op het gebied van aanlanding of overlading

1.   De kapiteins van vissersvaartuigen van derde landen of hun vertegenwoordigers dienen bij de autoriteiten van de lidstaat waarvan zij de aangewezen havens of de aanlandings- of overladingsvoorzieningen gebruiken, vóór de aanvang van de aanlandings- of overladingsactiviteiten indien mogelijk langs elektronische weg een aangifte in die de voor aanlanding of overlading bestemde hoeveelheden visserijproducten per soort vermeldt, alsmede de datum en plaats van elke vangst. De kapiteins en hun vertegenwoordigers zijn verantwoordelijk voor de juistheid van deze aangiften.

2.   De lidstaten bewaren het origineel van de in lid 1 bedoelde aangiften of een afdruk indien zij langs elektronische weg zijn toegezonden, gedurende drie jaar of langer overeenkomstig de nationale voorschriften.

3.   De procedures en de formulieren voor de aangifte van aanlandingen en overladingen worden vastgesteld volgens de in artikel 54, lid 2, bedoelde procedure.

4.   Vóór het einde van de eerste maand van elk kalenderkwartaal delen de lidstaten de Commissie door elektronische transmissie mee welke hoeveelheden door vissersvaartuigen van derde landen tijdens het voorgaande kwartaal in hun havens zijn aangeland en/of overgeladen.

AFDELING 2

Inspecties in de havens

Artikel 9

Algemene beginselen

1.   De lidstaten inspecteren in hun aangewezen havens jaarlijks ten minste 5 % van de aanlandings- en overladingsactiviteiten die door vissersvaartuigen van derde landen worden verricht, zulks overeenkomstig de benchmarks die volgens de in artikel 54, lid 2, bedoelde procedure worden vastgesteld op basis van risicobeheer en onverminderd hogere percentages die door regionale visserijorganisaties zijn vastgesteld.

2.   De volgende vissersvaartuigen worden in ieder geval geïnspecteerd:

a)

overeenkomstig artikel 48 waargenomen vissersvaartuigen;

b)

vissersvaartuigen die gesignaleerd zijn in een overeenkomstig hoofdstuk IV in het kader van het communautaire alarmeringssysteem gepubliceerd bericht;

c)

vissersvaartuigen waarvan de Commissie overeenkomstig artikel 25 heeft geconstateerd dat zij vermoedelijk IOO-visserij hebben bedreven;

d)

vissersvaartuigen die vermeld zijn op een door een regionale visserijorganisatie opgestelde lijst van IOO-vaartuigen waarvan overeenkomstig artikel 30 kennis is gegeven aan de lidstaten.

Artikel 10

Inspectieprocedure

1.   De met de inspecties belaste functionarissen (hierna „de functionarissen” genoemd) zijn bevoegd tot het onderzoeken van alle relevante zones, dekken en ruimten van het vissersvaartuig, de al dan niet be- of verwerkte vangsten, de netten of het andere vistuig, de uitrusting en alle relevante documenten die naar hun oordeel onderzocht moeten worden om de naleving van de geldende wet- en regelgeving en de internationale beheers- en instandhoudingsmaatregelen te controleren. De functionarissen kunnen ook eenieder ondervragen die geacht wordt over informatie betreffende de te inspecteren materie te beschikken.

2.   De inspecties behelzen het toezicht op de volledige aanlandings- of overladingsactiviteiten en een kruiscontrole van de in de vooraf toegezonden aanlandingsmelding vermelde hoeveelheden per soort en de aangelande of overgeladen hoeveelheden per soort.

3.   De functionarissen ondertekenen hun inspectieverslag in aanwezigheid van de kapitein van het vissersvaartuig, die het recht heeft alle door hem relevant geachte informatie toe te voegen of te laten toevoegen. De functionarissen vermelden in het logboek dat een inspectie heeft plaatsgevonden.

4.   Een kopie van het inspectieverslag wordt aan de kapitein van het vissersvaartuig overhandigd en kunnen door de kapitein van het vaartuig aan de eigenaar van het vaartuig worden toegezonden.

5.   De kapitein verleent medewerking en assistentie bij de inspecties van het vissersvaartuig en mag de functionarissen bij de uitoefening van hun taken niet hinderen, intimideren of proberen te beïnvloeden.

Artikel 11

Procedure in het geval van inbreuken

1.   Indien de functionaris het op grond van de bij de inspectie verzamelde informatie bewezen acht dat een vissersvaartuig volgens de in artikel 3 bepaalde criteria IOO-visserij heeft bedreven, handelt hij als volgt:

a)

hij noteert de vermoedelijke inbreuk in het inspectieverslag;

b)

hij neemt alle nodige maatregelen voor een veilige bewaring van het bewijsmateriaal betreffende die vermoedelijke inbreuk;

c)

hij zendt het inspectieverslag onmiddellijk toe aan de bevoegde autoriteit.

2.   Indien de resultaten van de inspectie bewijs opleveren dat een vissersvaartuig van een derde land volgens de in artikel 3 bepaalde criteria IOO-visserij heeft bedreven, verleent de bevoegde autoriteit van de havenlidstaat dit vaartuig geen toestemming zijn vangst aan te landen of over te laden.

3.   De inspecterende lidstaat die overeenkomstig lid 2 geen toestemming verleent tot het verrichten van activiteiten op het gebied van aanlanding of overlading, doet zijn besluit, vergezeld van een kopie van het inspectieverslag, onmiddellijk toekomen aan de Commissie of een door haar aangewezen instantie, die het onmiddellijk doorzendt aan de bevoegde autoriteit van de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vissersvaartuig met kopie aan de vlaggenstaat of -staten van de overladende vaartuigen indien het geïnspecteerde vissersvaartuig heeft deelgenomen aan overladingsactiviteiten. In voorkomend geval wordt er tevens een kopie van het besluit toegezonden aan de uitvoerend secretaris van de regionale visserijorganisatie in wier werkgebied de vangst is gedaan.

4.   Wanneer de vermoedelijke inbreuk op volle zee heeft plaatsgevonden, werkt de havenlidstaat met de vlaggenstaat samen bij het onderzoeken van de vermoedelijke inbreuk en past hij in voorkomend geval de sancties toe waarin zijn recht voorziet, op voorwaarde dat de vlaggenstaat overeenkomstig het internationale recht uitdrukkelijk heeft ingestemd met de overdracht van zijn jurisdictie. Wanneer de vermoedelijke inbreuk heeft plaatsgevonden in de maritieme wateren van een derde land, werkt de havenlidstaat tevens samen met de kuststaat bij het onderzoeken van de vermoedelijke inbreuk en past hij in voorkomend geval de sancties toe waarin zijn recht voorziet, op voorwaarde dat de kuststaat overeenkomstig het internationale recht uitdrukkelijk heeft ingestemd met de overdracht van zijn jurisdictie.

HOOFDSTUK III

VANGSTCERTIFICERINGSREGELING VOOR DE INVOER EN DE UITVOER VAN VISSERIJPRODUCTEN

Artikel 12

Vangstcertificaten

1.   De invoer in de Gemeenschap van visserijproducten die zijn verkregen door IOO-visserij, is verboden.

2.   Om het bij lid 1 ingestelde verbod doeltreffend te maken, mogen visserijproducten slechts in de Gemeenschap worden ingevoerd indien zij vergezeld gaan van een vangstcertificaat overeenkomstig deze verordening.

3.   Het in lid 2 bedoelde vangstcertificaat wordt gevalideerd door de vlaggenstaat van het vissersvaartuig dat of de vissersvaartuigen die de vangsten heeft, respectievelijk hebben gedaan waarvan de visserijproducten afkomstig zijn. Het wordt gebruikt om te certificeren dat die vangsten zijn gedaan overeenkomstig de geldende wet- en regelgeving en de geldende internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen.

4.   Het vangstcertificaat bevat alle gegevens die zijn gespecificeerd in het in bijlage II opgenomen model, en wordt gevalideerd door een overheidsinstantie van de vlaggenstaat die gemachtigd is om te bevestigen dat de gegevens accuraat zijn. Met instemming van de vlaggenstaten en in het kader van de bij artikel 20, lid 4, ingestelde samenwerking, mag het vangstcertificaat elektronisch worden opgesteld, gevalideerd of ingediend of worden vervangen door elektronische traceerbaarheidssystemen die hetzelfde niveau van controle door de autoriteiten bieden.

5.   De in bijlage I opgenomen lijst van producten die worden uitgesloten van het toepassingsgebied van het vangstcertificaat kan jaarlijks worden geëvalueerd op basis van de resultaten van de overeenkomstig de hoofdstukken II, III, IV, V, VIII, X en XII verzamelde informatie en kan volgens de in artikel 54, lid 2, bedoelde procedure worden gewijzigd.

Artikel 13

In het kader van een regionale visserijorganisatie overeengekomen en van kracht zijnde vangstdocumentatieregelingen

1.   De vangstdocumenten en welke daarmee samenhangende documenten dan ook die zijn gevalideerd overeenkomstig door een regionale organisatie voor visserijbeheer vastgestelde vangstdocumentatieregelingen ten aanzien waarvan door de Commissie is erkend dat zij voldoen aan de in deze verordening gestelde eisen, worden aanvaard als vangstcertificaten voor de visserijproducten die afkomstig zijn van de soorten waarvoor die vangstdocumentatieregelingen gelden, en zijn onderworpen aan de controle- en verificatievoorschriften waaraan de lidstaat van invoer overeenkomstig artikel 16 en artikel 17 moet voldoen, en aan de bij artikel 18 vastgestelde bepalingen inzake de weigering van invoer. De lijst van die vangstdocumentatieregelingen wordt vastgesteld volgens de in artikel 54, lid 2, bedoelde procedure.

2.   Lid 1 geldt onverminderd de specifieke van kracht zijnde verordeningen waarbij de betrokken vangstdocumentatieregelingen in Gemeenschapsrecht zijn omgezet.

Artikel 14

Indirecte invoer van visserijproducten

1.   Om visserijproducten die één enkele zending vormen en die in dezelfde vorm naar de Gemeenschap worden vervoerd vanuit een derde land dat niet de vlaggenstaat is in te voeren, moet de importeur bij de autoriteiten van de lidstaten van invoer het volgende indienen:

a)

het door de vlaggenstaat gevalideerde vangstcertificaat, respectievelijk vangstcertificaten, en

b)

het gedocumenteerde bewijs dat de visserijproducten geen andere behandelingen hebben ondergaan dan lossen, opnieuw laden of een behandeling om ze in goede oorspronkelijke staat te bewaren, en dat ze in het derde land onder toezicht van de bevoegde autoriteiten zijn gebleven.

Het gedocumenteerde bewijs wordt geleverd door middel van:

i)

in voorkomend geval, het enig vervoersdocument dat het vervoer vanaf het grondgebied van de vlaggenstaat via het derde land dekt, of

ii)

een door de bevoegde autoriteiten van het derde land afgegeven document:

met een exacte omschrijving van de visserijproducten, de data waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn en, in voorkomend geval, de namen van de schepen of andere vervoermiddelen waarvan gebruik is gemaakt, en

met een beschrijving van de voorwaarden waaronder de visserijproducten in dat derde land verbleven.

Wanneer voor de betrokken soorten een door een regionale visserijorganisatie vastgestelde vangstdocumentatieregeling geldt die overeenkomstig artikel 13 is erkend, kan bovenbedoeld document worden vervangen door het wederuitvoercertificaat in het kader van de vangstdocumentatieregeling, mits het derde land heeft voldaan aan de in dat verband geldende eisen inzake kennisgeving.

2.   Om visserijproducten die één enkele zending vormen en die zijn be- of verwerkt in een derde land dat niet de vlaggenstaat is in te voeren, moet de importeur bij de autoriteiten van de lidstaten van invoer een overeenkomstig het model in bijlage IV door het be- of verwerkingsbedrijf in dat derde land opgestelde en door de bevoegde autoriteiten van dat land bekrachtigde verklaring indienen:

a)

met een exacte vermelding van de niet be- of verwerkte producten, de be- of verwerkte producten en de respectieve hoeveelheden;

b)

met de vermelding dat de be- of verwerkte producten in het derde land zijn verkregen door be- of verwerking van vangsten die vergezeld gingen van door de vlaggenstaat gevalideerde vangstcertificaten, en

c)

vergezeld van:

i)

het oorspronkelijke vangstcertificaat, respectievelijk de oorspronkelijke vangstcertificaten, wanneer de betrokken vangsten volledig zijn gebruikt voor de be- of verwerking van de visserijproducten die in één enkele zending zijn uitgevoerd, of

ii)

een kopie van het oorspronkelijke vangstcertificaat, respectievelijk de oorspronkelijke vangstcertificaten, wanneer de betrokken vangsten gedeeltelijk zijn gebruikt voor de be- of verwerking van de visserijproducten die in één enkele zending zijn uitgevoerd.

Wanneer voor de betrokken soorten een door een regionale visserijorganisatie vastgestelde vangstdocumentatieregeling geldt die overeenkomstig artikel 13 is erkend, kan de verklaring worden vervangen door het wederuitvoercertificaat in het kader van de vangstdocumentatieregeling, mits het derde land van be- of verwerking heeft voldaan aan de in dat verband geldende eisen inzake kennisgeving.

3.   De in lid 1, onder b), respectievelijk lid 2 van dit artikel bedoelde documenten en verklaring kunnen langs elektronische weg worden ingediend in het kader van de bij artikel 20, lid 4, ingestelde samenwerking.

Artikel 15

Uitvoer van vangsten die zijn gedaan door vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren

1.   Vangsten van vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, mogen slechts worden uitgevoerd met een vangstcertificaat dat overeenkomstig artikel 12, lid 4, door de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat is gevalideerd, indien zulks vereist is in het kader van de bij artikel 20, lid 4, ingestelde samenwerking.

2.   De vlaggenlidstaten stellen de Commissie in kennis van hun autoriteiten die bevoegd zijn voor de validering van de in lid 1 bedoelde vangstcertificaten.

Artikel 16

Indiening en controle van de vangstcertificaten

1.   Het gevalideerde vangstcertificaat wordt door de importeur aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin het product moet worden ingevoerd, overgelegd ten minste drie werkdagen vóór de geschatte tijd van aankomst op de plaats van binnenkomst op het grondgebied van de Gemeenschap. De termijn van drie werkdagen kan worden aangepast naar gelang het soort visserijproduct, de afstand tot de plaats van binnenkomst op het grondgebied van de Gemeenschap of het gebruikte vervoermiddel. De bevoegde autoriteiten controleren het vangstcertificaat op basis van risicobeheer in het licht van de informatie die is vervat in de kennisgeving welke overeenkomstig de artikelen 20 en 22 van de vlaggenstaat is ontvangen.

2.   In afwijking van lid 1 kunnen importeurs waaraan de status van „erkend marktdeelnemer” is verleend, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat in kennis stellen van de aankomst van de producten binnen de in lid 1 bedoelde termijn, en het gevalideerde vangstcertificaat en de gerelateerde documenten als bedoeld in artikel 14 ter beschikking van de autoriteiten houden met het oog op de controle overeenkomstig lid 1 of verificaties overeenkomstig artikel 17.

3.   De criteria voor de toekenning van de status van „erkend marktdeelnemer” aan een importeur door de bevoegde autoriteiten van een lidstaat omvatten onder meer de volgende elementen:

a)

de importeur moet gevestigd zijn op het grondgebied van die lidstaat;

b)

hij moet een toereikend aantal invoeroperaties met een toereikend volume verrichten om te rechtvaardigen dat de in lid 2 bedoelde procedure wordt toegepast;

c)

hij moet een passende staat van dienst hebben op het gebied van de naleving van de vereisten van instandhoudings- en beheersmaatregelen;

d)

hij moet een toereikend systeem hebben voor het beheer van commerciële, en, in voorkomend geval, vervoers- en be- en verwerkingsregisters, waardoor passende controles en verificaties voor de doelstellingen van deze verordening mogelijk zijn;

e)

er moeten voorzieningen zijn wat betreft de verrichting van die controles en verificaties;

f)

in voorkomend geval, praktische vakbekwaamheid of beroepskwalificaties die rechtstreeks samenhangen met de verrichte activiteit, en

g)

in voorkomend geval, aangetoonde financiële solvabiliteit.

De lidstaten delen de Commissie zo spoedig mogelijk na de toekenning van de status van „erkend marktdeelnemer” de namen en adressen mee van de „erkende marktdeelnemers”. De Commissie stelt deze informatie langs elektronische weg ter beschikking van de lidstaten.

De regels met betrekking tot de status van „erkend marktdeelnemer” worden vastgesteld volgens de in artikel 54, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 17

Verificaties

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen alle verificaties uitvoeren die zij nodig achten om ervoor te zorgen dat de bepalingen van deze verordening correct worden toegepast.

2.   Verificaties kunnen met name bestaan in het onderzoeken van de producten, het verifiëren van de gegevens in de aangifte en van het bestaan en de echtheid van documenten, het onderzoeken van de boekhouding van marktdeelnemers en van andere bescheiden, het inspecteren van de vervoermiddelen, inclusief containers, en opslagplaatsen die voor de producten worden gebruikt, en het verrichten van officiële onderzoeken en andere soortgelijke handelingen naast het inspecteren van de vissersvaartuigen in de haven overeenkomstig hoofdstuk II.

3.   De verificaties worden toegespitst op de risico’s die zijn geïdentificeerd op basis van de criteria die in het kader van het risicobeheer op nationaal of communautair niveau zijn ontwikkeld. De lidstaten stellen de Commissie binnen 30 werkdagen na 29 oktober 2008 van hun nationale criteria in kennis en werken deze informatie bij. De communautaire criteria worden bepaald volgens de in artikel 54, lid 2, bedoelde procedure.

4.   Er worden verificaties verricht in de volgende gevallen:

a)

de verifiërende autoriteit van de lidstaat heeft redenen om de echtheid in twijfel te trekken van het vangstcertificaat zelf of van het valideringsstempel of van de valideringshandtekening van de betrokken autoriteit van de vlaggenstaat, of

b)

de verifiërende autoriteit van de lidstaat bezit informatie die eraan doet twijfelen of het vissersvaartuig de geldende wet- en regelgeving en de geldende instandhoudings- en beheersmaatregelen naleeft dan wel of is voldaan aan andere in deze verordening gestelde eisen, of

c)

de vissersvaartuigen, de visserijondernemingen of andere marktdeelnemers zijn gesignaleerd in verband met vermoedelijke IOO-visserij, inclusief de vissersvaartuigen die bij een regionale visserijorganisatie zijn gesignaleerd uit hoofde van een instrument dat die organisatie heeft vastgesteld met het oog op de vaststelling van lijsten van vaartuigen die vermoedelijk IOO-visserij hebben verricht, of

d)

vlaggenstaten of landen van wederuitvoer zijn bij een regionale visserijorganisatie gesignaleerd uit hoofde van een instrument dat die organisatie heeft vastgesteld met het oog op de tenuitvoerlegging van handelsmaatregelen ten aanzien van vlaggenstaten, of

e)

een alarmeringsbericht is bekendgemaakt overeenkomstig artikel 23, lid 1.

5.   De lidstaten kunnen besluiten om willekeurige verificaties uit te voeren, naast de in lid 3 en lid 4 bedoelde verificaties.

6.   Voor verificatiedoeleinden kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat de bijstand inroepen van de bevoegde autoriteiten van de vlaggenstaat of van een ander derde land dan de in artikel 14 bedoelde vlaggenstaat, in welk geval:

a)

in het bijstandsverzoek de redenen worden vermeld waarom de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat gegronde twijfel koesteren wat betreft de geldigheid van het certificaat of van de daarin opgenomen verklaringen en/of aan de overeenstemming van de producten met instandhoudings- en beheersmaatregelen. Een kopie van het vangstcertificaat, alsmede informatie of documenten waaruit zou blijken dat de gegevens in het certificaat onjuist zijn, worden toegezonden ter staving van het bijstandsverzoek. Het verzoek wordt onverwijld aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenstaat of van een ander derde land dan de in artikel 14 bedoelde vlaggenstaat gezonden;

b)

de verificatieprocedure wordt voltooid binnen 15 dagen na de datum van het verificatieverzoek. Indien de bevoegde autoriteiten van de betrokken vlaggenstaat deze termijn niet in acht kunnen nemen, kunnen de verifiërende autoriteiten in de lidstaat op verzoek van de vlaggenstaat of van een ander derde land dan de in artikel 14 bedoelde vlaggenstaat een verlenging van de antwoordtermijn met ten hoogste nogmaals 15 dagen toestaan.

7.   De vrijgave en het in de handel brengen van de producten worden opgeschort in afwachting van de resultaten van de verificatieprocedures als bedoeld in de leden 1 tot en met 6. De opslagkosten worden gedragen door de marktdeelnemer.

8.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de bevoegde autoriteiten die belast zijn met de controles en verificaties van de vangstcertificaten overeenkomstig artikel 16 en de leden 1 tot en met 6 van onderhavig artikel.

Artikel 18

Weigering van invoer

1.   In de volgende gevallen weigeren de bevoegde autoriteiten van de lidstaten indien nodig de invoer in de Gemeenschap van visserijproducten zonder dat zij enig aanvullend bewijs hoeven te verlangen of een bijstandsverzoek aan de vlaggenstaat hoeven te zenden:

a)

de importeur heeft geen vangstcertificaat voor de betrokken producten kunnen overleggen of heeft zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 16, lid 1 of lid 2, niet kunnen nakomen;

b)

de in te voeren producten zijn niet dezelfde als die welke in het vangstcertificaat zijn vermeld;

c)

het vangstcertificaat is niet gevalideerd door de overheid van de in artikel 12, lid 3, bedoelde vlaggenstaat;

d)

het vangstcertificaat bevat niet alle vereiste gegevens;

e)

de importeur is niet in staat te bewijzen dat de visserijproducten voldoen aan de in artikel 14, lid 1 of lid 2, gestelde voorwaarden;

f)

een vissersvaartuig dat in het vangstcertificaat is vermeld als vaartuig waarvan de vangsten afkomstig zijn, is opgenomen op de communautaire lijst van IOO-vaartuigen of op de in artikel 30 bedoelde lijst van IOO-vaartuigen;

g)

het vangstcertificaat is gevalideerd door de autoriteiten van een vlaggenstaat die overeenkomstig artikel 31 is aangemerkt als niet-meewerkend land.

2.   In voorkomend geval weigeren de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, na een bijstandsverzoek zoals bedoeld in artikel 17, lid 6, de invoer in de Gemeenschap van welke visserijproducten dan ook in de volgende gevallen:

a)

zij hebben een antwoord ontvangen waarin staat dat de exporteur niet gerechtigd was om de validering van een vangstcertificaat te verzoeken, of

b)

zij hebben een antwoord ontvangen waarin staat dat de producten niet aan de instandhoudings- en beheersmaatregelen voldoen of dat andere voorwaarden van dit hoofdstuk niet zijn vervuld, of

c)

zij hebben binnen de gestelde termijn geen antwoord ontvangen, of

d)

zij hebben een antwoord ontvangen dat de in het verzoek gestelde vragen niet afdoende beantwoordt.

3.   Indien de invoer van visserijproducten overeenkomstig lid 1 of lid 2 wordt geweigerd, kunnen de lidstaten die visserijproducten in beslag nemen en vernietigen, zich ervan ontdoen of verkopen overeenkomstig de nationale wetgeving. De opbrengsten van de verkoop mogen voor liefdadigheidsdoeleinden worden gebruikt.

4.   Elke persoon heeft het recht beroep aan te tekenen tegen de overeenkomstig lid 1, lid 2 of lid 3 door de bevoegde autoriteiten genomen besluiten die hem aangaan. Het recht van beroep wordt uitgeoefend overeenkomstig de in de betrokken lidstaat geldende bepalingen.

5.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten geven kennis van de weigeringen van invoer aan de vlaggenstaat en, in voorkomend geval, aan het andere derde land dan de in artikel 14 bedoelde vlaggenstaat. Een kopie van de kennisgeving wordt aan de Commissie gezonden.

Artikel 19

Doorvoer en overlading

1.   Wanneer visserijproducten op de plaats van binnenkomst op het grondgebied van de Europese Gemeenschap onder een regeling inzake douanevervoer worden geplaatst en worden vervoerd naar een andere lidstaat waar ze onder een andere douaneregeling zullen worden geplaatst, worden in die lidstaat de bepalingen van de artikelen 17 en 18 toegepast.

2.   Wanneer visserijproducten op de plaats van binnenkomst op het grondgebied van de Europese Gemeenschap onder een regeling inzake douanevervoer worden geplaatst en worden vervoerd naar een andere plaats in dezelfde lidstaat waar ze onder een andere douaneregeling zullen worden geplaatst, kan die lidstaat de bepalingen van de artikelen 16, 17 en 18 toepassen op de plaats van binnenkomst of op de plaats van bestemming. De lidstaten brengen de Commissie zo spoedig mogelijk de maatregelen ter kennis die voor de toepassing van dit lid zijn aangenomen, en werken die informatie bij. De Commissie maakt deze kennisgevingen bekend op haar website.

3.   Wanneer visserijproducten op de plaats van binnenkomst op het grondgebied van de Gemeenschap worden overgeladen en over zee worden vervoerd naar een andere lidstaat, worden in die lidstaat de bepalingen van de artikelen 17 en 18 toegepast.

4.   De lidstaten van overlading delen aan de lidstaten van bestemming de op de vervoersdocumenten vermelde informatie mee betreffende de aard van de visserijproducten, het gewicht ervan, de laadhaven en de bevrachter in het derde land, de namen van de transportvaartuigen en de havens van overlading en bestemming, zulks zodra die informatie bekend is en vóór de verwachte datum van aankomst in de haven van bestemming.

Artikel 20

Mededelingen door de vlaggenstaten en samenwerking met derde landen

1.   Vangstcertificaten die door een bepaalde vlaggenstaat voor de doeleinden van deze verordening zijn gevalideerd, kunnen slechts worden aanvaard indien de Commissie een kennisgeving van die vlaggenstaat heeft ontvangen waarin wordt gecertificeerd dat:

a)

hij nationale regelingen heeft ingesteld voor de tenuitvoerlegging van, de controle inzake en de handhaving van de door zijn vissersvaartuigen na te leven wet- en regelgeving en instandhoudings- en beheersmaatregelen;

b)

zijn overheidsinstanties gemachtigd zijn om de waarheidsgetrouwheid van de in de vangstcertificaten opgenomen gegevens te bevestigen en om op verzoek van de lidstaten verificaties betreffende die certificaten te verrichten. De kennisgeving bevat ook de nodige informatie ter identificatie van die instanties.

2.   De gegevens die moeten worden verstrekt in de in lid 1 bedoelde kennisgeving zijn aangegeven in bijlage III.

3.   De Commissie stelt de vlaggenstaat in kennis van de ontvangst van de overeenkomstig lid 1 toegezonden kennisgeving. Indien de vlaggenstaat niet alle in lid 1 genoemde gegevens heeft verstrekt, deelt de Commissie de vlaggenstaat mee welke gegevens ontbreken en verzoekt zij hem een nieuwe kennisgeving te bezorgen.

4.   De Commissie werkt, waar dat passend is, administratief samen met derde landen op gebieden in verband met de uitvoering van de vangstcertificeringsbepalingen van deze verordening, onder meer inzake het gebruik van elektronische media voor het opstellen, valideren of indienen van de vangstcertificaten, en, waar dat passend is, voor de documenten als bedoeld in artikel 14, leden 1 en 2.

Die samenwerking strekt ertoe:

a)

ervoor te zorgen dat de in de Gemeenschap ingevoerde visserijproducten afkomstig zijn van vangsten die in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving of instandhoudings- en beheersmaatregelen zijn gedaan;

b)

de vervulling door de vlaggenstaten van de formaliteiten die zijn verbonden aan de toegang voor vissersvaartuigen tot havens, de invoer van visserijproducten en de in hoofdstukken II en III gestelde eisen inzake de verificatie van vangstcertificaten te faciliteren;

c)

te voorzien in de uitvoering van audits ter plaatse door de Commissie of een door haar aangewezen instantie om na te gaan of de samenwerkingsregeling daadwerkelijk wordt uitgevoerd;

d)

te voorzien in het scheppen van een kader voor de uitwisseling van informatie tussen de twee partijen ter ondersteuning van de uitvoering van de samenwerkingsregeling.

5.   De in lid 4 vastgestelde samenwerking mag echter niet worden opgevat als een voorafgaande voorwaarde voor de toepassing van dit hoofdstuk op invoer die afkomstig is van vangsten die zijn gedaan door vissersvaartuigen die de vlag voeren van ongeacht welke staat.

Artikel 21

Wederuitvoer

1.   Wederuitvoer van producten die overeenkomstig dit hoofdstuk onder dekking van een vangstcertificaat zijn ingevoerd, is toegestaan, op voorwaarde dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waaruit de wederuitvoer moet plaatsvinden de afdeling „wederuitvoer” van het vangstcertificaat invullen, of van een kopie van dat vangstcertificaat wanneer de visserijproducten die bestemd zijn voor wederuitvoer slechts een gedeelte vormen van de ingevoerde producten.

2.   De in artikel 16, lid 2, omschreven procedure is van overeenkomstige toepassing wanneer de wederuitvoer van de visserijproducten door een erkende marktdeelnemer wordt verricht.

3.   De lidstaten melden hun voor de validering en de verificatie van het gedeelte „wederuitvoer” van vangstcertificaten bevoegde nationale autoriteiten overeenkomstig de in artikel 15 bedoelde procedure bij de Commissie aan.

Artikel 22

Bijhouden van een register en verspreiding van informatie

1.   De Commissie houdt een register bij van staten en hun overeenkomstig dit hoofdstuk aangemelde bevoegde autoriteiten; dat register bevat gegevens betreffende:

a)

de lidstaten die overeenkomstig respectievelijk artikel 15, artikel 16, artikel 17 en artikel 21, hun autoriteiten die bevoegd zijn voor de validering, de controle en de verificatie van vangstcertificaten en wederuitvoercertificaten hebben aangemeld;

b)

de vlaggenstaten waarvoor overeenkomstig artikel 20, lid 1, kennisgevingen zijn ontvangen, onder vermelding van die staten waarvoor overeenkomstig artikel 20, lid 4, een samenwerking met derde landen is aangegaan.

2.   De Commissie maakt de lijst van de staten en hun bevoegde autoriteiten als bedoeld in lid 1 bekend op haar website en in het Publicatieblad van de Europese Unie en werkt die informatie regelmatig bij. De Commissie stelt de nadere gegevens betreffende de met de validering en de verificatie van vangstcertificaten belaste autoriteiten van de vlaggenstaten langs elektronische weg ter beschikking van de voor de validering en verificatie van vangstcertificaten verantwoordelijke autoriteiten in de lidstaten.

3.   De Commissie maakt de lijst van de overeenkomstig artikel 13 erkende vangstdocumentatieregelingen bekend op haar website en in het Publicatieblad van de Europese Unie en werkt deze lijst op regelmatige basis bij.

4.   De lidstaten bewaren de originelen van de vangstcertificaten die met het oog op invoer zijn ingediend, de vangstcertificaten die met het oog op uitvoer zijn gevalideerd en de gevalideerde gedeelten voor wederuitvoer van vangstcertificaten gedurende drie jaar of langer, overeenkomstig de nationale voorschriften.

5.   Erkende marktdeelnemers bewaren het origineel van de in lid 4 bedoelde documenten gedurende drie jaar of langer, overeenkomstig de nationale voorschriften.

HOOFDSTUK IV

COMMUNAUTAIR ALARMERINGSSYSTEEM

Artikel 23

Alarmering

1.   Wanneer overeenkomstig hoofdstuk II, III, V, VI, VII, VIII, X of XI verkregen informatie aanleiding geeft tot gegronde twijfel over de naleving, door vissersvaartuigen of visserijproducten uit bepaalde derde landen, van de geldende wet- en regelgeving, inclusief de geldende wet- en regelgeving die door derde landen in het kader van de in artikel 20, lid 4, bedoelde administratieve samenwerking is medegedeeld, of van internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen, maakt de Commissie op haar website en in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) een alarmeringsbericht bekend om de marktdeelnemers te waarschuwen en om ervoor te zorgen dat de lidstaten overeenkomstig dit hoofdstuk passende maatregelen nemen ten aanzien van de betrokken derde landen.

2.   De Commissie deelt de in lid 1 bedoelde informatie onverwijld mee aan de autoriteiten van de lidstaten en aan de betrokken vlaggenstaat en, in voorkomend geval, aan een ander derde land dan de in artikel 14 bedoelde vlaggenstaat.

Artikel 24

Reactie op een alarmering

1.   Bij ontvangst van de krachtens artikel 23, lid 2, medegedeelde informatie handelen de lidstaten in voorkomend geval en op basis van risicobeheer als volgt:

a)

zij identificeren de voor invoer bestemde zendingen visserijproducten die onderweg zijn en die onder het alarmeringsbericht vallen, en volgen een verificatie van het vangstcertificaat en, in voorkomend geval, van de in artikel 14 bedoelde documenten overeenkomstig het bepaalde in artikel 18;

b)

zij nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat toekomstige voor invoer bestemde zendingen visserijproducten die onder het alarmeringsbericht vallen, worden onderworpen aan de verificatie van het vangstcertificaat en, in voorkomend geval, van de in artikel 14 bedoelde documenten overeenkomstig het bepaalde in artikel 17;

c)

zij identificeren de eerdere zendingen van visserijproducten die onder het alarmeringsbericht vallen, en verrichten de passende verificaties, met inbegrip van de verificatie van eerder overgelegde vangstcertificaten;

d)

overeenkomstig de regels van het internationale recht winnen zij de nodige inlichtingen in over de vissersvaartuigen die onder het alarmeringsbericht vallen, of onderwerpen zij die vaartuigen aan de nodige onderzoeken of inspecties op zee, in havens of op welke andere aanlandingsplaatsen dan ook.

2.   De lidstaten delen de Commissie zo spoedig mogelijk de conclusies van hun verificaties en verificatieverzoeken en de acties die zijn ondernomen in het geval dat vast is komen te staan dat geldende wet- en regelgeving of internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen niet werd of werden nageleefd.

3.   Indien de Commissie in het licht van de conclusies die kunnen worden getrokken uit de overeenkomstig lid 1 verrichte verificaties, besluit dat de gegronde twijfel die aanleiding gaf tot het alarmeringsbericht niet langer bestaat, handelt zij onverwijld als volgt:

a)

zij maakt op haar website en in het Publicatieblad van de Europese Unie een daartoe strekkend bericht bekend dat het eerdere alarmeringsbericht intrekt;

b)

zij informeert de vlaggenstaat en in voorkomend geval het andere derde land dan de in artikel 14 bedoelde vlaggenstaat over de intrekking, en

c)

zij informeert de lidstaten langs passende kanalen.

4.   Indien de Commissie in het licht van de conclusies die kunnen worden getrokken uit de overeenkomstig lid 1 verrichte verificaties, besluit dat de gegronde twijfel die aanleiding gaf tot het alarmeringsbericht blijft bestaan, handelt zij onverwijld als volgt:

a)

zij actualiseert het alarmeringsbericht door een nieuwe bekendmaking op haar website en in het Publicatieblad van de Europese Unie;

b)

zij informeert de vlaggenstaat en in voorkomend geval het andere derde land dan de in artikel 14 bedoelde vlaggenstaat;

c)

zij informeert de lidstaten langs passende kanalen, en

d)

in voorkomend geval, legt zij de zaak voor aan de regionale visserijorganisatie wier instandhoudings- en beheersmaatregelen mogelijk zijn overtreden.

5.   Indien de Commissie in het licht van de conclusies die kunnen worden getrokken uit de overeenkomstig lid 1 verrichte verificaties, besluit dat er voldoende gronden zijn om aan te nemen dat de geconstateerde feiten een geval van niet-naleving van geldende wet- en regelgeving of internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen zouden kunnen vormen, handelt zij onverwijld als volgt:

a)

zij maakt op haar website en in het Publicatieblad van de Europese Unie een nieuw, daartoe strekkend alarmeringsbericht bekend;

b)

zij informeert de vlaggenstaat en volgt de passende procedures en/of neemt de passende maatregelen, overeenkomstig de hoofdstukken V en VI;

c)

zij informeert in voorkomend geval het andere derde land dan de in artikel 14 bedoelde vlaggenstaat;

d)

zij informeert de lidstaten langs passende kanalen, en

e)

in voorkomend geval, legt zij de zaak voor aan de regionale visserijorganisatie wier instandhoudings- en beheersmaatregelen mogelijk zijn overtreden.

HOOFDSTUK V

IDENTIFICATIE VAN DE VISSERSVAARTUIGEN DIE IOO-VISSERIJ BEDRIJVEN

Artikel 25

Vermeende IOO-visserij

1.   De Commissie of een door haar aangewezen instantie verzamelt en analyseert:

a)

alle informatie over IOO-visserij verkregen overeenkomstig de hoofdstukken II, III, IV, VIII, X en XI, en/of

b)

naargelang van het geval, alle andere relevante informatie, zoals:

i)

de vangstgegevens;

ii)

de uit de nationale statistieken en andere betrouwbare bronnen afkomstige handelsinformatie;

iii)

de op vaartuigen betrekking hebbende registers en databases;

iv)

de informatie die beschikbaar is in het kader van de programma’s betreffende vangstdocumenten of statistische documenten van regionale visserijorganisaties;

v)

de verslagen over waarnemingen of andere activiteiten met betrekking tot vissersvaartuigen waarvan wordt aangenomen dat zij IOO-visserij bedrijven als bedoeld in artikel 3 en de door regionale visserijorganisaties onder de aandacht gebrachte of vastgestelde lijsten van IOO-vaartuigen;

vi)

de verslagen uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 2847/93 over vissersvaartuigen waarvan wordt aangenomen dat zij IOO-visserijbedrijven als bedoeld in artikel 3;

vii)

alle andere relevante informatie die is verkregen onder meer in de havens en op de visgronden.

2.   De lidstaten kunnen de Commissie op elk moment alle aanvullende informatie verstrekken die relevant zou kunnen zijn voor de vaststelling van de communautaire lijst van IOO-vaartuigen. De Commissie of een door haar aangewezen instantie geeft de informatie samen met al het verstrekte bewijsmateriaal door aan de lidstaten en aan de betrokken vlaggenstaten.

3.   De Commissie of een door haar aangewezen instantie houdt een dossier bij over elk vissersvaartuig met een vermeende betrokkenheid bij IOO-visserij, en werkt het dossier bij telkens wanneer nieuwe informatie wordt verkregen.

Artikel 26

Vermoedelijke IOO-visserij

1.   De Commissie gaat na voor welke vissersvaartuigen overeenkomstig artikel 25 voldoende informatie is verkregen om aan te nemen dat die vissersvaartuigen mogelijk IOO-visserij bedrijven, en of die informatie een officiële navraag bij de betrokken vlaggenstaat rechtvaardigt.

2.   De Commissie stelt de vlaggenstaten waarvan vissersvaartuigen overeenkomstig lid 1 zijn geïdentificeerd daarvan in kennis, waarbij zij officieel worden verzocht een onderzoek in te stellen naar de vermeende IOO-visserij van de betrokken vaartuigen die hun vlag voeren. In die kennisgeving:

a)

wordt alle door de Commissie verzamelde informatie met betrekking tot vermeende IOO-visserij aan de vlaggenstaat verstrekt;

b)

wordt de vlaggenstaat officieel verzocht alle nodige maatregelen te nemen om een onderzoek naar de vermeende IOO-visserij in te stellen en om de resultaten van dat onderzoek tijdig aan de Commissie mee te delen;

c)

wordt de vlaggenstaat officieel verzocht onmiddellijk handhavingsmaatregelen te nemen mochten de ten aanzien van het betrokken vissersvaartuig geformuleerde beweringen gegrond blijken te zijn, en de Commissie over de genomen maatregelen te informeren;

d)

wordt de vlaggenstaat verzocht de eigenaar en, in voorkomend geval, de exploitant van het betrokken vissersvaartuig in kennis te stellen van de gedetailleerde motivering voor de voorgenomen opneming in de communautaire lijst van IOO-vaartuigen en van de gevolgen die de opneming van het vissersvaartuig in die lijst overeenkomstig artikel 37 zou hebben. De vlaggenstaten wordt tevens verzocht de Commissie informatie over de eigenaren of, in voorkomend geval, de exploitanten van de betrokken vissersvaartuigen te verstrekken om ervoor te zorgen dat die personen overeenkomstig artikel 27, lid 2, kunnen worden gehoord;

e)

wordt de vlaggenstaat in kennis gesteld van de bepalingen van de hoofdstukken VI en VII.

3.   De Commissie stelt de vlaggenlidstaten waarvan vissersvaartuigen overeenkomstig lid 1 zijn geïdentificeerd in kennis van een officieel verzoek een onderzoek in te stellen naar de vermeende IOO-visserij van de betrokken vaartuigen die hun vlag voeren. Door middel van die kennisgeving:

a)

wordt alle door de Commissie verzamelde informatie met betrekking tot vermeende IOO-visserij aan de vlaggenstaat verstrekt;

b)

wordt een officieel verzoek tot de vlaggenlidstaat gericht om overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2847/93 alle nodige maatregelen te nemen met het oog op het onderzoek van de vermeende IOO-visserij of, in voorkomend geval, verslag uit te brengen over alle maatregelen die reeds zijn genomen om die visserij te onderzoeken en om de resultaten van dat onderzoek tijdig aan de Commissie mee te delen;

c)

wordt de vlaggenlidstaat officieel verzocht tijdig handhavingsmaatregelen te nemen mochten de ten aanzien van het betrokken vissersvaartuig geformuleerde beweringen gegrond blijken te zijn, en de Commissie over de genomen maatregelen te informeren;

d)

wordt de vlaggenlidstaat verzocht de eigenaar en, in voorkomend geval, de exploitant van het vissersvaartuig in kennis te stellen van de gedetailleerde motivering voor de voorgenomen opneming in de communautaire lijst van IOO-vaartuigen en van de gevolgen die de opneming van het vaartuig in die lijst overeenkomstig artikel 37 zou hebben. De vlaggenlidstaten wordt tevens verzocht de Commissie informatie over de eigenaren en, in voorkomend geval, de exploitanten van de betrokken vissersvaartuigen te verstrekken om ervoor te zorgen dat die personen overeenkomstig artikel 27, lid 2, kunnen worden gehoord.

4.   De Commissie geeft de informatie over de vissersvaartuigen waarvan wordt aangenomen dat zij IOO-visserij bedrijven door aan alle lidstaten om de toepassing van Verordening (EEG) nr. 2847/93 te vergemakkelijken.

Artikel 27

Vaststelling van de communautaire lijst van IOO-vaartuigen

1.   De Commissie stelt overeenkomstig de procedure als bedoeld in artikel 54, lid 2, de communautaire lijst van IOO-vaartuigen vast. Deze lijst bevat de vissersvaartuigen waarvoor, na de overeenkomstig de artikelen 25 en 26 genomen maatregelen, aan de hand van de overeenkomstig deze verordening verkregen informatie vast is komen te staan dat zij IOO-visserij bedrijven, en waarvan de vlaggenstaten geen gevolg hebben gegeven aan de officiële verzoeken als bedoeld in artikel 26, lid 2, onder b) en onder c), en artikel 26, lid 3, onder b) en c), in antwoord op die IOO-visserij.

2.   Alvorens een vissersvaartuig op de communautaire lijst van IOO-vaartuigen te plaatsen, verstrekt de Commissie de eigenaar en, in voorkomend geval, de exploitanten van het betrokken vissersvaartuig een gedetailleerde motivering voor de opneming in de lijst, alsmede alle gegevens die het vermoeden staven dat het vissersvaartuig IOO-visserij heeft bedreven. De motivering maakt melding van het recht op het verzoeken om of het verstrekken van aanvullende informatie en biedt de eigenaar en, in voorkomend geval, de exploitanten de mogelijkheid te worden gehoord en hun zaak te bepleiten; zij dienen daartoe over toereikende tijd en middelen te beschikken.

3.   Wanneer wordt besloten een vissersvaartuig op de communautaire lijst van IOO-vaartuigen te plaatsen, deelt de Commissie dat besluit en de redenen ervoor aan de eigenaar en, in voorkomend geval, de exploitanten van het vissersvaartuig mee.

4.   De verplichtingen die de leden 2 en 3 de Commissie opleggen, gelden onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat voor het vissersvaartuig, en slechts voor zover de Commissie over de relevante informatie ter identificatie van de eigenaar en de exploitanten van het vissersvaartuig beschikt.

5.   De Commissie stelt de vlaggenstaat in kennis van de opneming van het vissersvaartuig in de communautaire lijst van IOO-vaartuigen en verstrekt de vlaggenstaat een gedetailleerde motivering voor de opneming in de lijst.

6.   De Commissie verzoekt de vlaggenstaten met vissersvaartuigen op de communautaire lijst van IOO-vaartuigen:

a)

de eigenaren van de vissersvaartuigen in kennis te stellen van de opneming van die vaartuigen in de communautaire lijst van IOO-vaartuigen, van de redenen voor de opneming in die lijst en van de gevolgen die de opneming in die lijst overeenkomstig artikel 37 zal hebben, en

b)

alle nodige maatregelen te nemen om de IOO-visserij te beëindigen, waaronder zo nodig de intrekking van de registratie of de visvergunningen van de betrokken vissersvaartuigen, en de Commissie over de genomen maatregelen te informeren.

7.   Dit artikel is niet van toepassing op communautaire vissersvaartuigen indien de vlaggenlidstaat maatregelen heeft genomen overeenkomstig lid 8.

8.   Communautaire vissersvaartuigen worden niet opgenomen in de communautaire lijst van IOO-vaartuigen indien de vlaggenlidstaat overeenkomstig deze verordening en overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2847/93 maatregelen heeft genomen tegen overtredingen die ernstige inbreuken als bedoeld in artikel 3, lid 2, vormen, onverminderd de maatregelen die door regionale visserijorganisaties zijn genomen.

Artikel 28

Schrapping van vissersvaartuigen van de communautaire lijst van IOO-vaartuigen

1.   De Commissie schrapt een vissersvaartuig van de communautaire lijst van IOO-vaartuigen volgens de procedure als bedoeld in artikel 54, lid 2, indien de vlaggenstaat van het vissersvaartuig aantoont dat:

a)

het vaartuig geen enkele van de IOO-visserijactiviteiten waarvoor het op de lijst is geplaatst, heeft verricht, of

b)

doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties zijn opgelegd als reactie op de betrokken IOO-visserijactiviteiten, met name wat betreft vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2847/93.

2.   De eigenaar of, in voorkomend geval, de exploitant van een op de communautaire lijst van IOO-vaartuigen geplaatst vissersvaartuig kan bij de Commissie een verzoek tot herziening van de status van dat vaartuig indienen wanneer de vlaggenstaat nalaat om overeenkomstig lid 1 te handelen.

De Commissie overweegt schrapping van het vissersvaartuig van de lijst slechts indien:

a)

de eigenaar of de exploitant het bewijs verstrekt dat het vissersvaartuig niet langer IOO-visserij bedrijft, of

b)

het in de lijst opgenomen vissersvaartuig is gezonken of gesloopt.

3.   In alle andere gevallen overweegt de Commissie de schrapping van het vissersvaartuig van de lijst slechts indien de volgende voorwaarden zijn vervuld:

a)

sinds de opneming van het vissersvaartuig in de lijst is een periode van ten minste twee jaar verstreken waarin de Commissie met betrekking tot het vaartuig geen verdere meldingen van vermeende IOO-visserij als bedoeld in artikel 25 heeft ontvangen, of

b)

de eigenaar verstrekt informatie over de huidige activiteiten van het vissersvaartuig waaruit blijkt dat het zijn activiteiten verricht in volledige overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving en/of instandhoudings- en beheersmaatregelen voor de takken van visserij waaraan het deelneemt, of

c)

het betrokken vissersvaartuig of de eigenaar of exploitant ervan heeft geen directe of indirecte operationele of financiële banden met andere vaartuigen, eigenaren of exploitanten ten aanzien waarvan wordt aangenomen of is bevestigd dat zij IOO-visserij bedrijven.

Artikel 29

Inhoud, bekendmaking en bijhouden van de communautaire lijst van IOO-vaartuigen

1.   De communautaire lijst van IOO-vaartuigen bevat voor elk vissersvaartuig de volgende gegevens:

a)

de naam en eventuele eerdere namen;

b)

de vlag en eventuele eerdere vlaggen;

c)

de eigenaar en indien relevant eventuele eerdere eigenaren, met inbegrip van economische eigenaren;

d)

de exploitant en indien relevant eventuele eerdere exploitanten;

e)

de roepnaam en eventuele eerdere roepnamen;

f)

het Lloyds/IMO-nummer (indien voorhanden);

g)

foto’s, indien voorhanden;

h)

de datum van de eerste opneming in de lijst van IOO-vaartuigen;

i)

een samenvatting van de activiteiten die opneming van het vaartuig in de lijst rechtvaardigen, samen met verwijzingen naar alle relevante documenten die informatie over en bewijzen voor die activiteiten bevatten.

2.   De Commissie maakt de communautaire lijst van IOO-vaartuigen bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie en neemt alle nodige maatregelen om bekendheid te geven aan de lijst, waaronder plaatsing ervan op haar website.

3.   De Commissie werkt de communautaire lijst van IOO-vaartuigen om de drie maanden bij en zorgt voor een systeem om de bijwerkingen automatisch ter kennis te brengen van de lidstaten, de regionale visserijorganisaties en elk lid van de civiele samenleving dat daarom verzoekt. Voorts doet de Commissie de lijst toekomen aan de FAO en aan de regionale visserijorganisaties met het oog op versterking van de op het voorkomen, tegengaan en beëindigen van IOO-visserij gerichte samenwerking tussen de Gemeenschap en die organisaties.

Artikel 30

Door regionale visserijorganisaties vastgestelde lijsten van IOO-vaartuigen

1.   Behalve de in artikel 27 bedoelde vissersvaartuigen worden ook de vissersvaartuigen die zijn opgenomen in de door regionale visserijorganisaties vastgestelde lijsten van IOO-vaartuigen, opgenomen in de communautaire lijst van IOO-vaartuigen, overeenkomstig de in artikel 54, lid 2, bedoelde procedure. Die vaartuigen worden van de communautaire lijst van IOO-vaartuigen geschrapt overeenkomstig de besluiten die de betrokken regionale visserijorganisatie over hen neemt.

2.   De Commissie ontvangt jaarlijks van regionale visserijorganisaties de lijsten van de vissersvaartuigen waarvan wordt aangenomen dat zij bij IOO-visserij zijn betrokken, en de vissersvaartuigen waarvoor een dergelijke betrokkenheid is bevestigd, en deelt die lijsten aan de lidstaten mee.

3.   Telkens wanneer de in lid 2 bedoelde lijsten worden aangevuld, vaartuigen van die lijsten worden geschrapt en/of die lijsten worden gewijzigd, deelt de Commissie dit onmiddellijk aan de lidstaten mee. Artikel 37 geldt voor de vaartuigen die voorkomen op de aldus gewijzigde lijsten van IOO-vaartuigen van de regionale visserijorganisaties, vanaf het tijdstip waarop die gewijzigde lijsten aan de lidstaten zijn meegedeeld.

HOOFDSTUK VI

NIET-MEEWERKENDE DERDE LANDEN

Artikel 31

Identificatie van niet-meewerkende derde landen

1.   De Commissie identificeert volgens de in artikel 54, lid 2, bedoelde procedure de derde landen die naar haar mening niet meewerken bij de bestrijding van IOO-visserij.

2.   De in lid 1 bedoelde identificatie is gebaseerd op de beoordeling van alle overeenkomstig de hoofdstukken II, III, IV, V, VIII, X en XI verkregen informatie of, naargelang van het geval, alle andere relevante informatie zoals de vangstgegevens, de uit de nationale statistieken en andere betrouwbare bronnen afkomstige handelsinformatie, de op vaartuigen betrekking hebbende registers en databases, de informatie die beschikbaar is in het kader van de programma’s betreffende vangstdocumenten of statistische documenten van regionale visserijorganisaties, en de door regionale visserijorganisaties vastgestelde lijsten van IOO-vaartuigen, alsmede alle andere informatie die is verkregen in de havens en op de visgronden.

3.   Een derde land kan als niet-meewerkend derde land worden geïdentificeerd indien het zich niet kwijt van de taken die het krachtens internationaal recht als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat dient te vervullen wat betreft de te ondernemen actie om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen.

4.   Voor de doeleinden van lid 3 baseert de Commissie zich hoofdzakelijk op het onderzoek van de maatregelen die het betrokken derde land heeft genomen ten aanzien van:

a)

herhaalde IOO-visserij waarvoor genoegzaam is gedocumenteerd dat deze zijn verricht of ondersteund door vissersvaartuigen die de vlag van het betrokken land voeren, door onderdanen van het betrokken land of door vissersvaartuigen die in zijn maritieme wateren bedrijvig zijn of zijn havens gebruiken, of

b)

de toegang die van IOO-visserij afkomstige visserijproducten hebben tot zijn markt.

5.   Voor de toepassing van lid 3 houdt de Commissie rekening met de volgende elementen:

a)

de omstandigheid of het betrokken derde land doeltreffend met de Gemeenschap samenwerkt door te reageren op verzoeken van de Commissie om IOO-visserij en daarmee verband houdende activiteiten te onderzoeken, bevindingen over dergelijke activiteiten mee te delen of vervolgactie ten aanzien van dergelijke activiteiten te ondernemen;

b)

de omstandigheid of het betrokken derde land doeltreffende handhavingsmaatregelen heeft genomen ten aanzien van de voor IOO-visserij verantwoordelijke marktdeelnemers, en met name of sancties zijn toegepast die streng genoeg waren om de overtreders de uit IOO-visserij voortvloeiende voordelen te ontnemen;

c)

de voorgeschiedenis en de aard van, de omstandigheden bij en de omvang en de ernst van de betrokken gebeurtenissen die duiden op IOO-visserij;

d)

in het geval van ontwikkelingslanden, de bestaande capaciteit van hun bevoegde autoriteiten.

6.   Voor de toepassing van artikel 3 betrekt de Commissie ook de volgende elementen in de overweging:

a)

de bekrachtiging door de betrokken derde landen van of hun toetreding tot internationale visserij-instrumenten, waaronder met name UNCLOS, de VN-Visbestandenovereenkomst en de FAO-Nalevingsovereenkomst;

b)

de status van het betrokken derde land als verdrag- of overeenkomstsluitende partij bij regionale visserijorganisaties of zijn akkoord om de door deze organisaties vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen toe te passen;

c)

elk handelen of nalaten van het betrokken derde land dat geldende wet- en regelgeving of internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen minder doeltreffend kan hebben gemaakt.

7.   Waar dat passend is, worden specifieke beperkingen waarmee ontwikkelingslanden te kampen hebben, in het bijzonder wat het toezicht, de controle en de bewaking met betrekking tot visserijactiviteiten betreft, naar behoren in aanmerking genomen bij de toepassing van dit artikel.

Artikel 32

Stappen met betrekking tot landen die zijn aangemerkt als niet-meewerkend derde land

1.   De Commissie geeft de betrokken landen onverwijld kennis van de mogelijkheid dat zij op grond van de bij artikel 31 vastgestelde criteria als niet-meewerkend derde land kunnen worden aangemerkt. Zij vermeldt in die kennisgeving het volgende:

a)

de reden of redenen voor die aanmerking met al het ondersteunende bewijsmateriaal dat beschikbaar is;

b)

de gelegenheid die wordt geboden om de Commissie een schriftelijk antwoord met betrekking tot het aanmerkingsbesluit en andere relevante informatie te bezorgen, bijvoorbeeld bewijsmateriaal dat de argumenten voor de aanmerking weerlegt of, indien van toepassing, een actieplan met het oog op verbetering en de maatregelen die zijn genomen om de situatie te verhelpen;

c)

het recht op het verzoeken om of het verstrekken van aanvullende informatie;

d)

de in artikel 38 aangegeven gevolgen van hun aanmerking als niet-meewerkend derde land.

2.   De Commissie richt in de in lid 1 bedoelde kennisgeving ook een verzoek tot het betrokken derde land om alle nodige maatregelen te nemen teneinde de betrokken IOO-visserijactiviteiten te beëindigen en eventuele toekomstige activiteiten van die aard te voorkomen, alsmede om elk handelen of nalaten zoals bedoeld in artikel 31, lid 6, onder c), te verhelpen.

3.   De Commissie doet haar kennisgeving en verzoek door middel van meer dan één communicatiemiddel aan het betrokken derde land toekomen. De Commissie poogt van dat land de bevestiging te verkrijgen dat het de kennisgeving heeft ontvangen.

4.   De Commissie geeft het betrokken derde land voldoende tijd om op de kennisgeving te antwoorden, alsmede een redelijke termijn om de situatie te verhelpen.

Artikel 33

Vaststelling van een lijst van niet-meewerkende derde landen

1.   De Raad neemt, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit inzake de lijst van niet-meewerkende derde landen.

2.   De Commissie stelt het betrokken land onverwijld in kennis van zijn aanmerking als niet-meewerkend derde land en van de overeenkomstig artikel 38 toegepaste maatregelen, waarbij zij het land verzoekt de bestaande situatie te verhelpen en informatie te verstrekken over de maatregelen die worden genomen om naleving van de instandhoudings- en beheersmaatregelen door zijn vissersvaartuigen te waarborgen.

3.   Na een overeenkomstig lid 1 genomen besluit stelt de Commissie de lidstaten daarvan onverwijld in kennis en verzoekt hen te zorgen voor de onmiddellijke toepassing van de bij artikel 38 vastgestelde maatregelen. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle maatregelen die zij in antwoord op dat verzoek hebben genomen.

Artikel 34

Schrapping van de lijst van niet-meewerkende derde landen

1.   Op voorstel van de Commissie en met gekwalificeerde meerderheid van stemmen schrapt de Raad een derde land van de lijst van niet-meewerkende derde landen indien het betrokken derde land aantoont dat de situatie die zijn opneming in de lijst rechtvaardigde, is verholpen. Bij het nemen van een besluit tot schrapping wordt ook in aanmerking genomen of het betrokken derde land concrete maatregelen heeft genomen die een blijvende verbetering van de situatie kunnen bewerkstelligen.

2.   Na een overeenkomstig lid 1 genomen besluit stelt de Commissie de lidstaten onverwijld in kennis van de opheffing van de in artikel 38 bedoelde maatregelen ten aanzien van het betrokken land.

Artikel 35

Bekendmaking van de lijst van niet-meewerkende derde landen

De Commissie maakt de lijst van niet-meewerkende derde landen bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie en neemt alle nodige maatregelen om bekendheid te geven aan deze lijst, waaronder plaatsing ervan op haar website. De Commissie werkt de lijst regelmatig bij en zorgt voor een systeem om de bijwerkingen automatisch ter kennis te brengen van de lidstaten, de regionale visserijorganisaties en elk lid van de civiele samenleving dat daarom verzoekt. Voorts doet de Commissie de lijst van niet-meewerkende derde landen toekomen aan de FAO en aan de regionale visserijorganisaties met het oog op versterking van de op het voorkomen, tegengaan en beëindigen van IOO-visserij gerichte samenwerking tussen de Gemeenschap en die organisaties.

Artikel 36

Noodmaatregelen

1.   Indien er bewijs is dat de door een derde land vastgestelde maatregelen afbreuk doen aan de door een regionale visserijorganisatie aangenomen instandhoudings- en beheersmaatregelen, kan de Commissie in overeenstemming met haar internationale verplichtingen noodmaatregelen vaststellen met een geldigheidsduur van ten hoogste zes maanden. De Commissie kan een nieuw besluit nemen om de geldigheidsduur van de noodmaatregelen met ten hoogste zes maanden te verlengen.

2.   De in lid 1 bedoelde noodmaatregelen kunnen onder meer het volgende inhouden:

a)

vissersvaartuigen die zijn gemachtigd om te vissen en die de vlag van het betrokken derde land voeren, wordt geen toegang tot de havens van de lidstaten verleend, behalve in geval van overmacht of in noodsituaties als bedoeld in artikel 4, lid 2, voor het verlenen van diensten die strikt noodzakelijk zijn om die situaties te verhelpen;

b)

vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, wordt niet toegestaan deel te nemen aan gezamenlijke visserijactiviteiten met vaartuigen die de vlag van het betrokken land voeren;

c)

vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, wordt niet toegestaan te vissen in maritieme wateren onder de jurisdictie van het betrokken derde land, onverminderd de bepalingen van bilaterale visserijovereenkomsten;

d)

de levering van levende vis ten behoeve van de visteelt in maritieme wateren onder de jurisdictie van de betrokken staat wordt niet toegestaan;

e)

levende vis die is gevangen door vissersvaartuigen die de vlag van het betrokken derde land voeren, wordt niet aanvaard voor de visteelt in maritieme wateren onder de jurisdictie van een lidstaat.

3.   De noodmaatregelen zijn onmiddellijk van kracht. Zij worden ter kennis van de lidstaten en van het betrokken derde land gebracht en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

4.   De betrokken lidstaten kunnen het in lid 1 bedoelde besluit van de Commissie binnen 10 werkdagen nadat zij de kennisgeving hebben ontvangen, voorleggen aan de Raad.

5.   De Raad kan binnen één maand na de datum van ontvangst van het schrijven waarbij een besluit aan hem is voorgelegd, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

HOOFDSTUK VII

MAATREGELEN TEN AANZIEN VAN VISSERSVAARTUIGEN EN STATEN DIE BIJ IOO-VISSERIJ ZIJN BETROKKEN

Artikel 37

Optreden ten aanzien van vissersvaartuigen die zijn opgenomen in de communautaire lijst van IOO-vaartuigen

Ten aanzien van vissersvaartuigen die zijn opgenomen in de communautaire lijst van IOO-vaartuigen („IOO-vissersvaartuigen”) gelden de volgende maatregelen:

1.

de vlaggenlidstaten dienen geen verzoeken om vismachtigingen voor IOO-vissersvaartuigen bij de Commissie in;

2.

de lopende vismachtigingen of speciale visdocumenten die door vlaggenlidstaten zijn afgegeven voor IOO-vissersvaartuigen, worden ingetrokken;

3.

de IOO-vissersvaartuigen die de vlag van een derde land voeren, worden niet gemachtigd tot vissen in de communautaire wateren en het is verboden dergelijke vaartuigen te charteren;

4.

de vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, mogen op geen enkele wijze bijstand verlenen voor of zich bezighouden met activiteiten op het gebied van de be- of verwerking van vis waarbij ook IOO-vissersvaartuigen betrokken zijn, of samen met dergelijke vaartuigen deelnemen aan overladingsactiviteiten of gezamenlijke visserijactiviteiten;

5.

de IOO-vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, mogen behalve in geval van overmacht of in noodsituaties alleen hun thuishavens en geen enkele andere communautaire haven binnenvaren. De IOO-vissersvaartuigen die de vlag van een derde land voeren, mogen behalve in geval van overmacht of in noodsituaties niet een haven van een lidstaat binnenvaren. Als alternatieve maatregel mag een lidstaat een IOO-vissersvaartuig toestemming verlenen om zijn havens binnen te varen met dien verstande dat de vangsten die zich aan boord bevinden, en in voorkomend geval het vistuig dat op grond van door regionale visserijorganisaties vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen is verboden, in beslag zullen worden genomen. De lidstaten leggen ook beslag op de vangsten en, in voorkomend geval, op het op grond van die maatregelen verboden vistuig aan boord van de IOO-vissersvaartuigen die wegens een overmacht- of noodsituatie toestemming hebben gekregen om hun havens binnen te varen;

6.

de IOO-vissersvaartuigen die de vlag van een derde land voeren, worden in havens niet van proviand of brandstof voorzien of door andere dienstverlening geholpen, behalve in geval van overmacht of in noodsituaties;

7.

de IOO-vissersvaartuigen die de vlag van een derde land voeren, krijgen geen toestemming om de bemanning te vervangen, behalve voor zover dat in een overmachtsituatie of een noodsituatie noodzakelijk is;

8.

de lidstaten staan IOO-vissersvaartuigen niet toe hun vlag te voeren;

9.

de invoer van door IOO-vissersvaartuigen gevangen visserijproducten is verboden en derhalve worden de vangstcertificaten die dergelijke producten begeleiden, aanvaard noch gevalideerd;

10.

de uitvoer of wederuitvoer, voor be- of verwerking, van visserijproducten die afkomstig zijn van IOO-vissersvaartuigen, is verboden;

11.

IOO-vissersvaartuigen die noch vis, noch een bemanning aan boord hebben, mogen een haven binnenvaren om te worden gesloopt, onverminderd mogelijke vervolging en sancties tegen dat vaartuig en de betrokken rechtspersonen of natuurlijke personen.

Artikel 38

Optreden ten aanzien van niet-meewerkende derde landen

Ten aanzien van niet-meewerkende derde landen gelden de volgende maatregelen:

1.

de invoer in de Gemeenschap van visserijproducten die zijn gevangen door vissersvaartuigen die de vlag van een niet-meewerkend derde land voeren, is verboden en derhalve worden vangstcertificaten die dergelijke producten begeleiden, niet aanvaard. wanneer de aanmerking als niet-meewerkend derde land overeenkomstig artikel 31 is gerechtvaardigd door het feit dat dat land geen passende maatregelen heeft vastgesteld ten aanzien van IOO-visserij die een bepaald bestand of een bepaalde soort treffen, kan het invoerverbod tot dat bestand of die soort beperkt blijven;

2.

de aankoop door communautaire marktdeelnemers van een vissersvaartuig dat de vlag van een niet-meewerkend derde land voert, is verboden;

3.

het omvlaggen van vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, naar de vlag van een niet-meewerkend derde land is verboden;

4.

de lidstaten staan niet toe dat vissersvaartuigen die hun vlag voeren, charterovereenkomsten met niet-meewerkende derde landen sluiten;

5.

de uitvoer van communautaire vissersvaartuigen naar niet-meewerkende derde landen is verboden;

6.

particuliere handelsregelingen tussen onderdanen van een lidstaat en niet-meewerkende derde landen die tot doel hebben dat een vissersvaartuig dat de vlag van die lidstaat voert, de vangstmogelijkheden van niet-meewerkende derde landen benut, zijn verboden;

7.

gezamenlijke visserijactiviteiten waarbij vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, samenwerken met een vissersvaartuig dat de vlag van een niet-meewerkend derde land voert, zijn verboden;

8.

de Commissie stelt de opzegging voor van alle bestaande bilaterale visserijovereenkomsten of partnerschapsovereenkomsten inzake visserij met niet-meewerkende derde landen die voorzien in de beëindiging van de overeenkomst wanneer het derde land zijn verplichtingen inzake de bestrijding van IOO-visserij niet nakomt;

9.

de Commissie begint geen onderhandelingen om bilaterale visserijovereenkomsten of partnerschapsovereenkomsten inzake visserij met niet-meewerkende derde landen te sluiten.

HOOFDSTUK VIII

ONDERDANEN

Artikel 39

Onderdanen die IOO-visserij bedrijven of ondersteunen

1.   De aan de jurisdictie van lidstaten onderworpen onderdanen van lidstaten („onderdanen”) ondersteunen noch bedrijven IOO-visserij, wat onder meer inhoudt dat zij niet aanmonsteren op of geen exploitant of economische eigenaar zijn van vissersvaartuigen.

2.   Onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat, werken de lidstaten onderling en met derde landen samen en nemen zij in overeenstemming met het nationale recht en het Gemeenschapsrecht alle passende maatregelen om de onderdanen te identificeren die IOO-visserij ondersteunen of bedrijven.

3.   Onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat, nemen de lidstaten binnen de grenzen van en in overeenstemming met hun geldende wet- en regelgeving passende maatregelen ten aanzien van onderdanen van wie is vastgesteld dat zij IOO-visserij ondersteunen of bedrijven.

4.   De lidstaten delen de Commissie de namen mee van de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de coördinatie van het verzamelen en verifiëren van gegevens over de activiteiten van de in dit hoofdstuk bedoelde onderdanen en voor de verslaglegging aan en de samenwerking met de Commissie.

Artikel 40

Preventie en sancties

1.   De lidstaten moedigen hun onderdanen aan om alle gegevens mee te delen betreffende de juridische, economische of financiële belangen die zij hebben bij of betreffende de controle die zij voeren over vissersvaartuigen die de vlag van een derde land voeren, alsmede de namen van de betrokken vaartuigen.

2.   De onderdanen verkopen geen enkel vissersvaartuig aan en voeren geen enkel vissersvaartuig uit naar marktdeelnemers die zijn betrokken bij de exploitatie, het beheer of de eigendom van vissersvaartuigen die zijn opgenomen in de communautaire lijst van IOO-vaartuigen.

3.   Onverminderd de andere in het Gemeenschapsrecht vastgestelde bepalingen betreffende financiële middelen van de overheid, verlenen de lidstaten geen enkele overheidssteun in het kader van nationale steunregelingen of uit communautaire fondsen aan marktdeelnemers die zijn betrokken bij de exploitatie, het beheer of de eigendom van vissersvaartuigen die zijn opgenomen in de communautaire lijst van IOO-vaartuigen.

4.   De lidstaten streven ernaar inlichtingen in te winnen over het bestaan van regelingen tussen hun onderdanen en een derde land die het mogelijk maken om vissersvaartuigen die hun vlag voeren, naar dat derde land om te vlaggen. Zij informeren de Commissie daarover door haar een lijst van de betrokken vissersvaartuigen te bezorgen.

HOOFDSTUK IX

MAATREGELEN TOT ONMIDDELLIJKE TENUITVOERLEGGING, SANCTIES EN BEGELEIDENDE SANCTIES

Artikel 41

Werkingssfeer

Dit hoofdstuk geldt in het geval van:

1.

ernstige inbreuken die gepleegd zijn binnen het grondgebied van lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, of binnen de maritieme wateren onder hun soevereiniteit of jurisdictie, met uitzondering van de wateren die grenzen aan de in bijlage II bij het Verdrag vermelde landen en gebieden, of

2.

ernstige inbreuken die gepleegd zijn door vissersvaartuigen van de Gemeenschap of door onderdanen van de lidstaten;

3.

ernstige inbreuken die geconstateerd zijn binnen het grondgebied of binnen de wateren als bedoeld in punt 1 van dit artikel maar die gepleegd zijn op de volle zee of binnen de jurisdictie van een derde land en die bestraft worden overeenkomstig artikel 11, lid 4.

Artikel 42

Ernstige inbreuken

1.   Voor de doeleinden van deze verordening wordt onder „ernstige inbreuk” verstaan:

a)

de activiteiten die op grond van de in artikel 3 bepaalde criteria worden beschouwd als IOO-visserij;

b)

het verrichten van zakelijke activiteiten die rechtstreeks samenhangen met IOO-visserij, onder meer de handel in of de invoer van visserijproducten;

c)

de vervalsing van documenten als bedoeld in deze verordening of het gebruik van dergelijke valse of ongeldige documenten.

2.   De ernst van de inbreuk wordt beoordeeld door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, op grond van de criteria omschreven in artikel 3, lid 2.

Artikel 43

Maatregelen tot onmiddellijke tenuitvoerlegging

1.   Wanneer een natuurlijke persoon ervan wordt verdacht een ernstige inbreuk in de zin van artikel 42 te hebben gepleegd of op heterdaad is betrapt bij het plegen van een dergelijke inbreuk of een rechtspersoon ervan wordt verdacht voor dergelijke inbreuk aansprakelijk te zijn, beginnen de lidstaten een volledig onderzoek naar de inbreuk en nemen zij overeenkomstig hun nationale recht en afhankelijk van de ernst van de inbreuk maatregelen tot onmiddellijke tenuitvoerlegging, zoals met name:

a)

de visserijactiviteiten onmiddellijk doen stopzetten;

b)

het vissersvaartuig koers doen zetten naar een haven;

c)

het vervoermiddel zich met het oog op inspectie naar een andere plaats doen begeven;

d)

een zekerheidstelling verlangen;

e)

vistuig, vangsten of visserijproducten in beslag nemen;

f)

het betrokken vissersvaartuig of vervoermiddel tijdelijk stilleggen;

g)

de vismachtiging opschorten.

2.   De maatregelen tot tenuitvoerlegging zijn van dien aard dat voortzetting van de betrokken ernstige inbreuk wordt voorkomen en het de bevoegde autoriteiten mogelijk wordt gemaakt het onderzoek ernaar te voltooien.

Artikel 44

Sancties bij ernstige inbreuken

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat een natuurlijke persoon die een ernstige inbreuk heeft gepleegd, of een rechtspersoon die aansprakelijk is voor een ernstige inbreuk, kan worden gestraft met doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve sancties.

2.   De lidstaten leggen een maximumstraf op van ten minste vijf keer de waarde van de visserijproducten die door het plegen van de ernstige inbreuk zijn verkregen.

Bij herhaling van een ernstige inbreuk binnen een periode van 5 jaar leggen de lidstaten een maximumstraf op van ten minste acht keer de waarde van de visserijproducten die door het plegen van de ernstige inbreuk zijn verkregen.

Bij het opleggen van deze straffen houden de lidstaten tevens rekening met de waarde van de schade die is berokkend aan de betrokken visbestanden en het betrokken mariene milieu.

3.   De lidstaten kunnen daarnaast of als alternatieve maatregel doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties opleggen.

Artikel 45

Begeleidende sancties

De in dit hoofdstuk bedoelde sancties kunnen gepaard gaan met andere sancties of maatregelen, en met name:

1.

de inbeslagneming van het bij de inbreuk betrokken vissersvaartuig;

2.

de tijdelijke stillegging van het vissersvaartuig;

3.

de inbeslagneming van verboden vistuig, vangsten of visserijproducten;

4.

de schorsing of intrekking van de vismachtiging;

5.

de vermindering of intrekking van visserijrechten;

6.

de tijdelijke of permanente uitsluiting van het recht nieuwe visserijrechten te verkrijgen;

7.

een tijdelijke of permanente ontzegging van toegang tot overheidssteun of -subsidies;

8.

de schorsing of intrekking van de status van „erkend marktdeelnemer” die is verleend overeenkomstig artikel 16, lid 3.

Artikel 46

Totale niveau van de sancties en de begeleidende sancties

Het totale niveau van de sancties en de begeleidende sancties wordt zo berekend dat wordt zeker gesteld dat de verantwoordelijke personen de economische voordelen die zij aan hun ernstige inbreuken te danken hebben, daadwerkelijk kwijtraken, onverminderd het legitieme recht hun beroep uit te oefenen. Daartoe moet ook rekening worden gehouden met de uit hoofde van artikel 43 genomen maatregelen tot onmiddellijke tenuitvoerlegging.

Artikel 47

Aansprakelijkheid van rechtspersonen

1.   Rechtspersonen worden aansprakelijk gesteld voor ernstige inbreuken die in hun belang gepleegd zijn door een natuurlijke persoon die hetzij als individu, hetzij als lid van een orgaan van de rechtspersoon handelt en die binnen de rechtspersoon een beslissende positie bekleedt op basis van:

a)

de bevoegdheid om de rechtspersoon te vertegenwoordigen, of

b)

de bevoegdheid om namens de rechtspersoon beslissingen te nemen, of

c)

de bevoegdheid om binnen de rechtspersoon controle uit te oefenen.

2.   Een rechtspersoon kan mogelijk aansprakelijk worden gesteld indien een gebrek aan toezicht of controle door een natuurlijke persoon als bedoeld in lid 1 het mogelijk heeft gemaakt dat in het belang van die rechtspersoon een ernstige inbreuk is gepleegd door een onder het gezag van die rechtspersoon staande natuurlijke persoon.

3.   De aansprakelijkheid van een rechtspersoon sluit niet uit dat procedures worden gevoerd tegen natuurlijke personen die de betrokken inbreuken hebben gepleegd, ertoe hebben aangezet of er medeplichtig aan zijn.

HOOFDSTUK X

UITVOERING VAN DE BINNEN SOMMIGE REGIONALE VISSERIJORGANISATIES VASTGESTELDE BEPALINGEN BETREFFENDE WAARNEMINGEN VAN VISSERSVAARTUIGEN

Artikel 48

Waarneming op zee

1.   De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de visserijactiviteiten die zijn onderworpen aan de regels betreffende waarneming op zee welke zijn aangenomen in regionale visserijorganisaties en welke bindend zijn voor de Gemeenschap.

2.   Wanneer een bevoegde autoriteit van een lidstaat die verantwoordelijk is voor inspecties op zee een vissersvaartuig waarneemt dat activiteiten verricht die als IOO-visserij kunnen worden beschouwd, stelt zij onmiddellijk een verslag over die waarneming op. Deze verslagen en de resultaten van de door die lidstaat op dat vissersvaartuig ingestelde onderzoeken worden beschouwd als bewijsmateriaal voor gebruik bij de toepassing van de identificatie- en handhavingsmechanismen waarin deze verordening voorziet.

3.   Indien de kapitein van een communautair vissersvaartuig of van een vissersvaartuig van een derde land een vissersvaartuig waarneemt dat activiteiten zoals bedoeld in lid 2 verricht, kan die kapitein die waarneming met zo veel mogelijk informatie documenteren, zoals:

a)

de naam en een beschrijving van het vissersvaartuig;

b)

de roepnaam van het vissersvaartuig;

c)

het registratienummer en, in voorkomend geval, het Lloyds/IMO-nummer van het vissersvaartuig;

d)

de vlaggenstaat van het vissersvaartuig;

e)

de positie (breedte, lengte) ten tijde van de eerste identificatie;

f)

de datum/UTC-tijd ten tijde van de eerste identificatie;

g)

een foto of foto’s van het vissersvaartuig ter staving van de waarneming;

h)

alle andere relevante informatie over de waargenomen activiteiten van het betrokken vissersvaartuig.

4.   Waarnemingsverslagen worden onverwijld toegezonden aan de bevoegde autoriteit van de vlaggenstaat van het vissersvaartuig dat de waarneming heeft verricht, welke autoriteit deze verslagen zo spoedig mogelijk doorzendt aan de Commissie of de door deze aangewezen instantie. De Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie informeert dan onmiddellijk de vlaggenstaat van het waargenomen vissersvaartuig. De Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie zendt het waarnemingsverslag vervolgens door aan alle lidstaten en, waar dat passend is, aan de uitvoerend secretaris van de relevante regionale visserijorganisaties met het oog op verdere maatregelen in overeenstemming met de door die organisaties vastgestelde maatregelen.

5.   Een lidstaat die van de bevoegde autoriteit van een verdrag- of overeenkomstsluitende partij bij een regionale visserijorganisatie een waarnemingsverslag ontvangt waarin de activiteiten worden gemeld van een vissersvaartuig dat zijn vlag voert, verstrekt dat verslag en alle relevante informatie zo spoedig mogelijk aan de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie, die deze informatie vervolgens doorzendt aan de uitvoerend secretaris van de betrokken regionale visserijorganisatie met het oog op verdere maatregelen in overeenstemming met de door die organisatie vastgestelde maatregelen, naargelang van het geval.

6.   Dit artikel geldt onverminderd strengere bepalingen die zijn vastgesteld door regionale visserijorganisaties waarbij de Gemeenschap een verdrag- of overeenkomstsluitende partij is.

Artikel 49

Verstrekking van informatie over waargenomen vissersvaartuigen

1.   De lidstaten die genoegzaam gedocumenteerde informatie over waargenomen vissersvaartuigen verkrijgen, zenden die informatie onverwijld door aan de Commissie of aan de door haar aangewezen instantie in het formaat dat is vastgesteld overeenkomstig de in artikel 54, lid 2, bedoelde procedure.

2.   De Commissie of de door haar aangewezen instantie onderzoekt ook naar behoren gedocumenteerde informatie over waargenomen vissersvaartuigen die is verstrekt door burgers, door organisaties van de civiele samenleving, met inbegrip van milieuorganisaties, of door vertegenwoordigers van belanghebbenden in de visserijsector of de handel in visserijproducten.

Artikel 50

Onderzoek betreffende waargenomen vissersvaartuigen

1.   De lidstaten openen zo spoedig mogelijk een onderzoek naar de activiteiten van de hun vlag voerende vissersvaartuigen die overeenkomstig artikel 49 zijn waargenomen.

2.   De lidstaten stellen de Commissie of de door haar aangewezen instantie zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen twee maanden na de kennisgeving van het waarnemingsverslag overeenkomstig artikel 48, lid 4, indien mogelijk langs elektronische weg, gedetailleerd in kennis van de opening van het onderzoek en van de maatregelen die zij ten aanzien van de hun vlag voerende waargenomen vissersvaartuigen hebben genomen of voornemens zijn te nemen. Aan de Commissie of de door haar aangewezen instantie wordt met passende regelmaat verslag uitgebracht over de vorderingen bij het onderzoek naar de activiteiten van het waargenomen vissersvaartuig. Na afloop van het onderzoek wordt de Commissie of de door haar aangewezen instantie een eindverslag over het resultaat bezorgd.

3.   De andere lidstaten dan de betrokken vlaggenlidstaat verifiëren in voorkomend geval of de gemelde waargenomen vissersvaartuigen in maritieme wateren onder hun jurisdictie activiteiten hebben verricht dan wel of van die vaartuigen afkomstige visserijproducten op hun grondgebied zijn aangeland of ingevoerd, en onderzoeken de gegevens betreffende de naleving van de relevante instandhoudings- en beheersmaatregelen door die vaartuigen. De lidstaten stellen de Commissie of de door haar aangewezen instantie en de betrokken vlaggenlidstaat onverwijld in kennis van het resultaat van hun verificaties en onderzoeken.

4.   De Commissie of de door haar aangewezen instantie deelt alle lidstaten de overeenkomstig de leden 2 en 3 ontvangen informatie mee.

5.   Dit artikel geldt onverminderd de bepalingen van hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en onverminderd de bepalingen die zijn vastgesteld door regionale visserijorganisaties waarbij de Gemeenschap verdrag- of overeenkomstsluitende partij is.

HOOFDSTUK XI

WEDERZIJDSE BIJSTAND

Artikel 51

Wederzijdse bijstand

1.   De administratieve autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van deze verordening in de lidstaten, werken onderling en met de administratieve autoriteiten van derde landen en met de Commissie samen om de naleving van deze verordening te waarborgen.

2.   Voor de toepassing van lid 1 wordt een systeem voor wederzijdsebijstandsverlening ingesteld dat onder meer bestaat in een door de Commissie of een door haar aangewezen instantie te beheren geautomatiseerd informatiesysteem, het „informatiesysteem over IOO-visserij”, om de bevoegde autoriteiten bij te staan bij het voorkomen, onderzoeken en vervolgen van IOO-visserij.

3.   Uitvoeringsbepalingen voor dit hoofdstuk worden vastgesteld volgens de in artikel 54, lid 2, bedoelde procedure.

HOOFDSTUK XII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 52

Uitvoering

De voor de uitvoering van deze verordening benodigde maatregelen worden vastgesteld volgens de in artikel 54, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 53

Financiering

De lidstaten kunnen verlangen dat de betrokken exploitanten bijdragen in de aan de uitvoering van deze verordening verbonden kosten.

Artikel 54

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 30 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 opgerichte comité.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

Artikel 55

Verplichtingen inzake verslaglegging

1.   De lidstaten dienen om de twee jaar en telkens uiterlijk op 30 april van het volgende kalenderjaar bij de Commissie een verslag in over de toepassing van deze verordening.

2.   De Commissie stelt op basis van de door de lidstaten ingediende verslagen en haar eigen constateringen om de drie jaar een verslag op dat wordt voorgelegd aan het Europees Parlement en aan de Raad.

3.   Uiterlijk op 29 oktober 2013 verricht de Commissie een evaluatie van het effect van deze verordening op IOO-visserij.

Artikel 56

Intrekkingen

Artikel 28 ter, lid 2, de artikelen 28 sexies, 28 septies en 28 octies en artikel 31, lid 2, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2847/93, Verordening (EG) nr. 1093/94, Verordening (EG) nr. 1447/1999, de artikelen 8, 19 bis, 19 ter, 19 quater, 21, 21 ter en 21 quater van Verordening (EG) nr. 1936/2001 en de artikelen 26 bis, 28, 29, 30 en 31 van Verordening (EG) nr. 601/2004 worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2010.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

Artikel 57

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 september 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

M. BARNIER


(1)  Advies uitgebracht op 23 mei 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies uitgebracht op 29 mei 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Advies uitgebracht na niet verplichte raadpleging.

(3)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(4)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1.

(5)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(6)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(7)  Verordening (EG) nr. 1093/94 van de Raad van 6 mei 1994 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vissersvaartuigen van derde landen vangsten rechtstreeks mogen aanlanden en verkopen in de havens van de Gemeenschap (PB L 121 van 12.5.1994, blz. 3).

(8)  Verordening (EG) nr. 1447/1999 van de Raad van 24 juni 1999 tot vaststelling van een lijst van gedragingen die een ernstige inbreuk vormen op de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 167 van 2.7.1999, blz. 5).

(9)  Verordening (EG) nr. 1936/2001 van de Raad van 27 september 2001 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden (PB L 263 van 3.10.2001, blz. 1).

(10)  Verordening (EG) nr. 601/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (PB L 97 van 1.4.2004, blz. 16).

(11)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.


BIJLAGE I

Lijst van producten die zijn uitgesloten van de definitie van „visserijproducten” in artikel 2, punt 8

Producten van de zoetwatervisserij

Aquacultuurproducten verkregen uit pootvis of larven

Siervissen

Oesters, levend

Kamschelpen, inclusief wijde mantels, van de geslachten Pecten, Chlamys of Placopecten, levend, vers of gekoeld

Jakobsschelpen (Pecten maximus), bevroren

Andere kamschelpen, vers of gekoeld

Mosselen

Andere dan uit zee verkregen slakken

Toebereide en geconserveerde weekdieren


BIJLAGE II

Vangstcertificaat en wederuitvoercertificaat van de Europese Gemeenschap

Image

Image

Image

Aanhangsel

Gegevens in verband met het vervoer

Image


BIJLAGE III

Kennisgevingen door de vlaggenstaten

1.

Inhoud van de in artikel 20 bedoelde kennisgevingen door de vlaggenstaten

De Commissie verzoekt de vlaggenstaten haar in kennis te stellen van de namen, adressen en officiële stempelafdrukken van de overheidsinstanties op hun grondgebied die zijn gemachtigd om:

a)

vissersvaartuigen onder hun vlag te registreren;

b)

visvergunningen te verlenen aan hun vaartuigen en die vergunningen te schorsen en in te trekken;

c)

de waarheidsgetrouwheid van de gegevens in de in artikel 13 bedoelde vangstcertificaten te bevestigen en dergelijke certificaten te valideren;

d)

de door hun vissersvaartuigen na te leven wet- en regelgeving en instandhoudings- en beheersmaatregelen ten uitvoer te leggen en te handhaven en controles in dat verband te verrichten;

e)

verificaties betreffende de genoemde vangstcertificaten te verrichten om de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in het kader van de in artikel 20, lid 4, bedoelde administratieve samenwerking bij te staan;

f)

specimina van hun vangstcertificaat overeenkomstig het in bijlage II opgenomen model mee te delen, en

g)

deze kennisgevingen te actualiseren.

2.

Door regionale visserijorganisaties vastgestelde vangstdocumentatieregelingen als bedoeld in artikel 13

Indien een door een regionale visserijorganisatie vastgestelde vangstdocumentatieregeling voor de toepassing van deze verordening als een vangstcertificeringsregeling is erkend, worden kennisgevingen door vlaggenstaten in het kader van die vangstdocumentatieregeling geacht kennisgevingen overeenkomstig punt 1 van deze bijlage te zijn en worden de bepalingen van deze bijlage geacht van overeenkomstige toepassing te zijn.


BIJLAGE IV

Verklaring overeenkomstig artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen

Hierbij wordt bevestigd dat de be- of verwerkte visserijproducten … (omschrijving product en code gecombineerde nomenclatuur) zijn verkregen uit vangsten die zijn ingevoerd onder dekking van onderstaand vangstcertificaat/onderstaande vangstcertificaten:

Image

Naam en adres van het be- of verwerkingsbedrijf:

Naam en adres van de exporteur (indien verschillend van het be- of verwerkingsbedrijf):

Erkenningsnummer van het be- of verwerkingsbedrijf:

Nummer en datum gezondheidscertificaat:

Image

Bekrachtiging door de bevoegde autoriteit:

Image