5.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/13


RICHTLIJN 2008/44/EG VAN DE COMMISSIE

van 4 april 2008

tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde benthiavalicarb, boscalid, carvon, fluoxastrobin, Paecilomyces lilacinus en prothioconazool op te nemen als werkzame stoffen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

België heeft op 19 april 2002 overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van Kumiai Chemicals Industry Co Ltd een aanvraag ontvangen om opneming van de werkzame stof benthiavalicarb in bijlage I bij die richtlijn. Bij Beschikking 2003/35/EG van de Commissie (2) is bevestigd dat het dossier „volledig” is, dat wil zeggen dat het in beginsel voldoet aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG.

(2)

Duitsland heeft op 26 april 2001 overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van BASF AG een aanvraag ontvangen om opneming van de werkzame stof boscalid in bijlage I bij die richtlijn. Bij Beschikking 2002/268/EG van de Commissie (3) is bevestigd dat het dossier „volledig” is, dat wil zeggen dat het in beginsel voldoet aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG.

(3)

Nederland heeft op 26 maart 1997 overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van Luxan B.V. een aanvraag ontvangen om opneming van de werkzame stof carvon in bijlage I bij die richtlijn. Bij Beschikking 1999/610/EG van de Commissie (4) is bevestigd dat het dossier „volledig” is, dat wil zeggen dat het in beginsel voldoet aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG.

(4)

Het Verenigd Koninkrijk heeft op 25 maart 2002 overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van Bayer AG een aanvraag ontvangen om opneming van de werkzame stof fluoxastrobin in bijlage I bij die richtlijn. Bij Beschikking 2003/35/EG van de Commissie is bevestigd dat het dossier „volledig” is, dat wil zeggen dat het in beginsel voldoet aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG.

(5)

België heeft op 15 september 2002 overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van Prophyta een aanvraag ontvangen om opneming van de werkzame stof Paecilomyces lilacinus stam 251 (hierna „Paecilomyces lilacinus” genoemd) in bijlage I bij die richtlijn. Bij Beschikking 2003/305/EG van de Commissie (5) is bevestigd dat het dossier „volledig” is, dat wil zeggen dat het in beginsel voldoet aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG.

(6)

Het Verenigd Koninkrijk heeft op 25 maart 2002 overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van Bayer CropScience een aanvraag ontvangen om opneming van de werkzame stof prothioconazool in bijlage I bij die richtlijn. Bij Beschikking 2003/35/EG is bevestigd dat het dossier „volledig” is, dat wil zeggen dat het in beginsel voldoet aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG.

(7)

De uitwerking van deze werkzame stoffen op de gezondheid van de mens en op het milieu is overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, leden 2 en 4, van Richtlijn 91/414/EEG beoordeeld voor de door de aanvragers voorgestelde toepassingen. De als rapporteur aangewezen lidstaten hebben een ontwerpevaluatieverslag ingediend op 13 april 2004 (benthiavalicarb), 22 november 2002 (boscalid), 16 oktober 2000 (carvon), 2 september 2003 (fluoxastrobin), 3 november 2004 (Paecilomyces lilacinus) en 18 oktober 2004 (prothioconazool).

(8)

De evaluatieverslagen zijn door de lidstaten en de EFSA in haar werkgroep Evaluatie intercollegiaal getoetst en in de vorm van wetenschappelijke verslagen van de EFSA bij de Commissie ingediend op 15 juni 2007 voor fluoxastrobin (6) en Paecilomyces lilacinus  (7) en op 12 juli 2007 voor benthiavalicarb (8) en prothioconazool (9). Deze verslagen en de ontwerpevaluatieverslagen voor boscalid en carvon zijn door de lidstaten en de Commissie bestudeerd in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid en het onderzoek is op 22 januari 2008 afgerond in de vorm van de evaluatieverslagen van de Commissie voor benthiavalicarb, boscalid, carvon, fluoxastrobin, Paecilomyces lilacinus en prothioconazool.

(9)

Uit de verschillende analyses is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stoffen bevatten in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), en lid 3, van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in de evaluatieverslagen van de Commissie. Benthiavalicarb, boscalid, carvon, fluoxastrobin, Paecilomyces lilacinus en prothioconazool moeten derhalve in bijlage I bij die richtlijn worden opgenomen om ervoor te zorgen dat gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stoffen bevatten, in alle lidstaten kunnen worden toegelaten overeenkomstig het bepaalde in die richtlijn.

(10)

Onverminderd voornoemde conclusie is het voor fluoxastrobin en prothioconazool dienstig dat nadere informatie over bepaalde specifieke punten wordt verkregen. Artikel 6, lid 1, van Richtlijn 91/414/EEG bepaalt dat aan de opneming van een werkzame stof in bijlage I voorwaarden kunnen worden verbonden. Er dient dan ook te worden geëist dat fluoxastrobin ter bevestiging van de risicobeoordeling voor oppervlaktewater en voor niet bij ratten voorkomende metabolieten en prothioconazool ter bevestiging van de risicobeoordeling voor wat betreft de triazoolmetabolietderivaten en het risico voor zaadetende vogels en zoogdieren aan verdere tests worden onderworpen en dat deze studies door de kennisgevers worden voorgelegd.

(11)

Onverminderd de verplichtingen zoals vastgelegd in Richtlijn 91/414/EEG ten gevolge van de opneming van een werkzame stof in bijlage I, moeten de lidstaten na de opneming zes maanden de tijd krijgen om de bestaande voorlopige toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die benthiavalicarb, boscalid, carvon, fluoxastrobin, Paecilomyces lilacinus of prothioconazool bevatten, opnieuw te onderzoeken en ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden van Richtlijn 91/414/EEG, met name in artikel 13 en bijlage I, is voldaan. De lidstaten moeten de bestaande voorlopige toelatingen omzetten in volwaardige toelatingen, wijzigen of intrekken overeenkomstig het bepaalde in die richtlijn. In afwijking van bovenstaande termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en beoordeling van het volledige dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing overeenkomstig de in die richtlijn vastgestelde uniforme beginselen.

(12)

Richtlijn 91/414/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(13)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 31 januari 2009 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 februari 2009.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

1.   De lidstaten moeten overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG zo nodig bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die benthiavalicarb, boscalid, carvon, fluoxastrobin, Paecilomyces lilacinus of prothioconazool als werkzame stof bevatten, vóór 31 januari 2009 wijzigen of intrekken. Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name dat aan de voorwaarden van bijlage I bij die richtlijn met betrekking tot respectievelijk benthiavalicarb, boscalid, carvon, fluoxastrobin, Paecilomyces lilacinus of prothioconazool is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in deel B van de teksten betreffende die werkzame stoffen, en dat de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13, lid 2, van die richtlijn aan de voorwaarden van bijlage II bij die richtlijn voldoet.

2.   In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met deel B van de tekst van bijlage I bij die richtlijn ten aanzien van benthiavalicarb, boscalid, carvon, fluoxastrobin, Paecilomyces lilacinus of prothioconazool overeenkomstig de uniforme beginselen in bijlage VI bij die richtlijn een nieuwe evaluatie uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat benthiavalicarb, boscalid, carvon, fluoxastrobin, Paecilomyces lilacinus of prothioconazool bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 31 juli 2008 in bijlage I bij die richtlijn zijn opgenomen. Op basis van die evaluatie bepalen zij of het middel voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b), c), d) en e), van Richtlijn 91/414/EEG.

Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)

wanneer het een product betreft dat benthiavalicarb, boscalid, carvon, fluoxastrobin, Paecilomyces lilacinus of prothioconazool als enige werkzame stof bevat, indien nodig en uiterlijk op 31 januari 2010 de toelating wordt gewijzigd of ingetrokken; of

b)

wanneer het een product betreft dat naast benthiavalicarb, boscalid, carvon, fluoxastrobin, Paecilomyces lilacinus of prothioconazool nog andere werkzame stoffen bevat, de toelating zo nodig wordt gewijzigd of ingetrokken, en wel uiterlijk op 31 januari 2010 of, mocht dit later zijn, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de respectieve richtlijn of richtlijnen waarbij de stof of stoffen in kwestie aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG is of zijn toegevoegd.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op 1 augustus 2008.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 4 april 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2008/41/EG van de Commissie (PB L 89 van 1.4.2008, blz. 12).

(2)  PB L 11 van 16.1.2003, blz. 52.

(3)  PB L 92 van 9.4.2002, blz. 34.

(4)  PB L 242 van 14.9.1999, blz. 29.

(5)  PB L 112 van 6.5.2003, blz. 10.

(6)  EFSA Scientific Report (2007) 102, 1-84, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance fluoxastrobin (afgerond: 13 juni 2007).

(7)  EFSA Scientific Report (2007) 103, 1-35, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance Paecilomyces lilacinus strain 251 (afgerond: 13 juni 2007).

(8)  EFSA Scientific Report (2007) 107, 1-81, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance benthiavalicarb (afgerond: 12 juli 2007).

(9)  EFSA Scientific Report (2007) 106, 1-98, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance prothioconazole (afgerond: 12 juli 2007).


BIJLAGE

In bijlage I worden aan het einde van de tabel de volgende rijen toegevoegd:

Nr.

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Inwerkingtreding

Geldigheidsduur

Bijzondere bepalingen

„169

Benthiavalicarb

CAS-nr. 413615-35-7

CIPAC-nr. 744

[(S)-1-{[(R)-1-(6-fluor-1,3-benzothiazool-2-yl)ethyl]carbamoyl}-2-methylpropyl]carbaminezuur

≥ 910 g/kg

De volgende bij de vervaardiging gevormde onzuiverheden zijn uit toxicologisch oogpunt van belang en mogen niet meer bedragen dan een bepaalde hoeveelheid in het technische materiaal:

 

6,6′-difluor-2,2′-dibenzothia-zool: < 3,5 mg/kg

 

bis(2-amino-5-fluorfenyl) disulfide: < 14 mg/kg

1 augustus 2008

31 juli 2018

Deel A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide.

Deel B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over benthiavalicarb (en met name met de aanhangsels I en II), dat op 22 januari 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

Bij de algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de veiligheid van de toedieners;

de bescherming van niet tot de doelsoorten behorende geleedpotigen.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, passende risicobeperkende maatregelen omvatten.

Bij het beoordelen van aanvragen voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen die benthiavalicarb bevatten voor andere toepassingen dan in kassen, moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de criteria in artikel 4, lid 1, onder b), en ervoor zorgen dat de vereiste informatie en gegevens worden verstrekt voordat de toelating wordt verleend.

De lidstaten lichten de Commissie overeenkomstig artikel 13, lid 5, in over de specificatie van het technische materiaal als commercieel vervaardigd.

170

Boscalid

CAS-nr. 188425-85-6

CIPAC-nr. 673

2-chloor-N-(4′-chloorbifenyl-2-yl)nicotinamide

≥ 960 g/kg

1 augustus 2008

31 juli 2018

Deel A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide.

Deel B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over boscalid (en met name met de aanhangsels I en II), dat op 22 januari 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

Bij de algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de veiligheid van de toedieners;

het langetermijnrisico voor vogels en bodemorganismen;

het risico van ophoping in de bodem, als de stof wordt gebruikt voor blijvende gewassen of volggewassen bij vruchtwisseling.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, passende risicobeperkende maatregelen omvatten.

171

Carvon

CAS-nr. 99-49-0 (d/l-mengsel)

CIPAC-nr. 602

5-isopropenyl-2-methylcyclohex-2-een-1-on

≥ 930 g/kg met een d/l-verhouding van ten minste 100:1

1 augustus 2008

31 juli 2018

Deel A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als groeiregulator voor planten.

Deel B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over carvon (en met name met de aanhangsels I en II), dat op 22 januari 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

Bij hun algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan het risico van de toedieners.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

172

Fluoxastrobin

CAS-nr. 361377-29-9

CIPAC-nr. 746

(E)-{2-[6-(2-chloorfenoxy)-5-fluorpyrimidine-4-yloxy]fenyl}(5,6-dihydro-1,4,2-dioxazine-3-yl)methanon-O-methyloxim

≥ 940 g/kg

1 augustus 2008

31 juli 2018

Deel A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide.

Deel B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over fluoxastrobin (en met name met de aanhangsels I en II), dat op 22 januari 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

Bij de algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de veiligheid van de toedieners, met name wanneer zij het onverdunde concentraat hanteren. De gebruiksvoorwaarden moeten passende beschermingsmaatregelen omvatten, zoals het dragen van een masker;

de bescherming van in het water levende organismen. Indien nodig moeten risicobeperkende maatregelen, zoals bufferzones, worden toegepast;

de gehalten aan residuen van metabolieten van fluoxastrobin, wanneer stro van behandelde percelen wordt gebruikt als diervoeder. De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, beperkingen op het gebruik als diervoeder omvatten;

het risico van ophoping in de bodem, als de stof wordt gebruikt voor blijvende gewassen of volggewassen bij vruchtwisseling.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

De betrokken lidstaten moeten verzoeken om overlegging van:

gegevens voor een uitvoerige risicobeoordeling van de gevolgen voor het water, waarbij rekening wordt gehouden met verwaaiing, afspoeling, drainage en de doeltreffendheid van mogelijke risicobeperkende maatregelen;

gegevens over de toxiciteit van niet bij ratten voorkomende metabolieten, als stro van behandelde percelen wordt gebruikt als diervoeder.

Zij dragen er zorg voor dat deze studies binnen twee jaar na inwerkingtreding van de opnemingsrichtlijn bij de Commissie worden ingediend door de kennisgever die om opneming van fluoxastrobin in deze bijlage heeft verzocht.

173

Paecilomyces lilacinus (Thom)

Samson 1974 stam 251 (AGAL: nr. 89/030550)

CIPAC-nr. 753

Niet van toepassing

 

1 augustus 2008

31 juli 2018

Deel A

De stof mag alleen worden toegelaten voor gebruik als nematicide.

Deel B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over Paecilomyces lilacinus (en met name met de aanhangsels I en II), dat op 22 januari 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

Bij de algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de veiligheid van de toedieners (hoewel het niet nodig was om een AOEL vast te stellen, moeten micro-organismen in de regel als potentiële sensibilisatoren worden beschouwd);

de bescherming van niet tot de doelsoorten behorende, op bladeren levende geleedpotigen.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

174

Prothioconazool

CAS-nr. 178928-70-6

CIPAC-nr. 745

(RS)-2-[2-(1-chloorcyclopropyl)-3-(2-chloorfenyl)-2-hydroxypropyl]-2,4-dihydro-1,2,4-triazool-3-thion

≥ 970 g/kg

De volgende bij de vervaardiging gevormde onzuiverheden zijn uit toxicologisch oogpunt van belang en mogen niet meer bedragen dan een bepaalde hoeveelheid in het technische materiaal:

tolueen: < 5 g/kg

prothioconazool-desthio (2-(1-chloorcyclopropyl)-1-(2-chloorfenyl)-3-(1,2,4-triazool-1-yl)propaan-2-ol): < 0,5 g/kg (LOD)

1 augustus 2008

31 juli 2018

Deel A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide.

Deel B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over prothioconazool (en met name met de aanhangsels I en II), dat op 22 januari 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

Bij de algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de veiligheid van de toedieners bij sproeien. De gebruiksvoorwaarden moeten passende beschermingsmaatregelen omvatten;

de bescherming van in het water levende organismen. Indien nodig moeten risicobeperkende maatregelen, zoals bufferzones, worden toegepast;

de bescherming van vogels en kleine zoogdieren. Indien nodig moeten risicobeperkende maatregelen worden toegepast.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

De betrokken lidstaten moeten verzoeken om overlegging van:

informatie voor de evaluatie van de blootstelling van de consumenten aan triazoolmetabolietderivaten in primaire gewassen, wisselgewassen en producten van dierlijke oorsprong;

een vergelijking van de werking van prothioconazool en de triazoolmetabolietderivaten voor de evaluatie van de toxiciteit als gevolg van de gecombineerde blootstelling aan deze verbindingen;

informatie voor verder onderzoek naar het langetermijnrisico voor zaadetende vogels en zoogdieren als gevolg van het gebruik van prothioconazool voor zaadbehandeling.

Zij dragen er zorg voor dat deze studies binnen twee jaar na inwerkingtreding van de opnemingsrichtlijn bij de Commissie worden ingediend door de kennisgever die om opneming van prothioconazool in deze bijlage heeft verzocht.”


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stoffen.