10.10.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 269/8


BESLUIT VAN DE RAAD

van 2 oktober 2008

tot vaststelling van een eigen aansprakelijkheid van Montenegro voor de langlopende leningen die de Gemeenschap uit hoofde van de Besluiten 2001/549/EG en 2002/882/EG aan de Statenunie van Servië en Montenegro (voorheen de Federale Republiek Joegoslavië) heeft toegekend, en tot evenredige beperking van de aansprakelijkheid van Servië voor deze leningen

(2008/784/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uit hoofde van Besluit 2001/549/EG van de Raad van 16 juli 2001 tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan de Federale Republiek Joegoslavië (2) heeft de Gemeenschap de Federale Republiek Joegoslavië een langlopende lening van maximaal 225 miljoen EUR verstrekt om bij te dragen tot een houdbare betalingsbalanspositie en tot de versterking van de reservepositie van het land. De Commissie heeft in oktober 2001 de gehele lening in één tranche uitgekeerd.

(2)

Uit hoofde van Besluit 2002/882/EG van de Raad van 5 november 2002 tot toekenning van aanvullende macrofinanciële bijstand aan de Federale Republiek Joegoslavië (3) heeft de Gemeenschap de Federale Republiek Joegoslavië een lening van maximaal 55 miljoen EUR verstrekt om bij te dragen tot een houdbare betalingsbalanspositie en tot de versterking van de reservepositie van het land. De Commissie heeft de gehele lening in drie tranches uitgekeerd: 10 miljoen EUR in februari 2003, 30 miljoen EUR in september 2003 en 15 miljoen EUR in april 2005.

(3)

Overeenkomstig het constitutioneel handvest van de Statenunie van Servië en Montenegro van 4 februari 2003 is de Federale Republiek Joegoslavië omgedoopt in de Statenunie van Servië en Montenegro.

(4)

Na het Montenegrijnse referendum van 21 mei 2006 heeft het parlement van Montenegro op basis van artikel 60 van het constitutioneel handvest van de Statenunie van Servië en Montenegro op 3 juni 2006 een verklaring aangenomen waarbij Montenegro wordt uitgeroepen tot een onafhankelijke staat met volledige rechtspersoonlijkheid volgens het internationaal recht.

(5)

Op 5 juni 2006 besloot het Servische parlement Servië uit te roepen tot de opvolgerstaat van de Statenunie van Servië en Montenegro.

(6)

De Raad heeft in zijn conclusies van 12 juni 2006 kennis genomen van de verklaring van het parlement van Montenegro en het besluit van het parlement van Servië en verklaard dat de Europese Unie en de lidstaten hadden besloten betrekkingen op te bouwen met Montenegro als soevereine, onafhankelijke staat.

(7)

Op 10 juli 2006 zijn Montenegro en Servië een overeenkomst aangegaan over de regeling van het lidmaatschap van internationale financiële organisaties en over de verdeling van financiële activa en passiva. Daarin is bepaald dat de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit de macrofinanciële bijstandsleningen die zijn toegekend aan de Federale Republiek Joegoslavië en aan de Statenunie van Servië en Montenegro, nagekomen blijven worden, en wel in de verhouding 90 % voor Servië en 10 % voor Montenegro, tenzij op grond van het eindbegunstigingsprincipe andere verdelingen worden gehanteerd.

(8)

Tot dusver hebben Montenegro en Servië, via hun centrale banken, de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit de Gemeenschapsleningen, volledig nageleefd.

(9)

Overeenkomstig aanhangsel 4 aan de overeenkomst van 10 juli 2006 tussen Montenegro en Servië is een totale schuld van 6 703 388,62 EUR uit de macrofinanciële bijstandsleningen toebedeeld aan Montenegro.

(10)

De twee landen voldoen aan hun schuldverplichtingen in de onderling overeengekomen verhouding 90:10, met uitzondering van één maatregel, waarbij het eindbegunstigingsprincipe wordt gevolgd (99,47 % voor Servië en 0,53 % voor Montenegro).

(11)

Gezien de betrekkingen die, met name in het kader van het Europees partnerschap uit hoofde van Besluit 2007/49/EG van de Raad van 22 januari 2007 inzake de beginselen, prioriteiten en voorwaarden van het Europees partnerschap met Montenegro (4), zijn opgebouwd tussen de Europese Unie en Montenegro als onafhankelijke staat en gezien de lange aflossingsperiode moet de Commissie worden gemachtigd actie te ondernemen om ervoor te zorgen dat de verplichtingen die voortvloeien uit de leningen die bij de Besluiten 2001/549/EG en 2002/882/EG zijn toegekend, over Montenegro en Servië worden verdeeld in de verhouding die de twee landen onderling zijn overeengekomen.

(12)

Montenegro en Servië hebben uit hoofde van het voorliggende besluit geen recht op extra uitkeringen van macrofinanciële bijstand.

(13)

Vóór de indiening van haar voorstel heeft de Commissie het Economisch en Financieel Comité om advies gevraagd.

(14)

In het Verdrag zijn voor de goedkeuring van het voorliggende besluit geen andere bevoegdheden voorzien dan die van artikel 308,

BESLUIT:

Artikel 1

1.   Montenegro is wat betreft de aflossing van de hoofdsom en de betaling van rente, en wat eventuele kosten betreft voortaan zelf aansprakelijk voor 6 703 388,62 EUR van de 280 miljoen EUR aan langlopende Gemeenschapsleningen die uit hoofde van de Besluiten 2001/549/EG en 2002/882/EG aan de Statenunie van Servië en Montenegro (de voormalige Federale Republiek Joegoslavië) zijn uitgekeerd.

2.   Daartoe wordt de Commissie gemachtigd om na advies van het Economisch en Financieel Comité een aparte leningovereenkomst te sluiten met de autoriteiten van Montenegro op basis van de aan Montenegro toebedeelde bedragen en de hoofdvoorwaarden van:

de leningovereenkomst van 17 september 2001 tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Republiek Joegoslavië;

de leningovereenkomst van 13 december 2002 tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Republiek Joegoslavië;

de aanvullende leningovereenkomst van 25 juli 2003 tussen de Europese Gemeenschap en de Statenunie van Servië en Montenegro;

de aanvullende leningovereenkomst van 7 april 2005 tussen de Europese Gemeenschap en de Statenunie van Servië en Montenegro.

Met name het rentetarief en de vervaldagen voor de betaling van de rente en de aflossing van de hoofdsom komen overeen met die welke zijn vastgelegd in de leencontracten die gevoegd zijn bij de overeenkomsten die in dit lid worden genoemd.

3.   Montenegro heeft uit hoofde van voorliggend besluit geen recht op extra uitkeringen van macrofinanciële bijstand van de Gemeenschap.

Artikel 2

1.   Na de ondertekening van de in artikel 1, lid 2, bedoelde aparte leningovereenkomst tussen de Gemeenschap en Montenegro worden de verplichtingen die Servië als opvolgerstaat van de Statenunie van Servië en Montenegro jegens de Gemeenschap heeft, navenant beperkt.

2.   De Commissie wordt gemachtigd om met Servië een regeling te treffen om de bestaande, in artikel 1, lid 2, genoemde leningovereenkomsten te wijzigen.

3.   Servië heeft uit hoofde van voorliggend besluit geen recht op extra uitkeringen van macrofinanciële bijstand van de Gemeenschap.

Artikel 3

1.   Alle kosten die de Gemeenschap maakt bij het treffen en uitvoeren van de in artikel 1 bedoelde regeling komen ten laste van Montenegro.

2.   Alle kosten die de Gemeenschap maakt bij het treffen en uitvoeren van de in artikel 2 bedoelde regeling komen ten laste van Servië.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de derde dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 2 oktober 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

X. BERTRAND


(1)  Advies van 2 september 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 197 van 21.7.2001, blz. 38.

(3)  PB L 308 van 9.11.2002, blz. 25.

(4)  PB L 20 van 27.1.2007, blz. 16.