2.9.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 235/16


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 8 augustus 2008

betreffende de tijdelijke toelating tot en de invoer in de Gemeenschap van geregistreerde paarden uit Zuid-Afrika

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 4211)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/698/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 90/426/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (1), en met name op artikel 13, lid 2, de artikelen 14, 15 en 16, en artikel 19, onder i),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 97/10/EG van de Commissie van 12 december 1996 tot wijziging van Beschikking 79/542/EEG van de Raad en de Beschikkingen 92/160/EEG, 92/260/EEG en 93/197/EEG van de Commissie ten aanzien van de tijdelijke toelating tot en de invoer in de Gemeenschap van geregistreerde paarden uit Zuid-Afrika (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze beschikking te worden overgegaan.

(2)

Zuid-Afrika is opgenomen in bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG van de Commissie van 6 januari 2004 tot vaststelling van de lijst van derde landen en delen van hun grondgebied waaruit de lidstaten de invoer toestaan van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's van paarden en tot wijziging van de Beschikkingen 93/195/EEG en 94/63/EG (4).

(3)

Bij een inspectiebezoek van de veterinaire diensten van de Commissie aan Zuid-Afrika is gebleken dat de diergezondheidssituatie in dat land bevredigend is en door goed gestructureerde en goed georganiseerde veterinaire diensten wordt gecontroleerd.

(4)

Dourine is in bepaalde delen van Zuid-Afrika enzoötisch. De provincie West-Kaap is sedert meer dan zes maanden vrij van dourine. Zuid-Afrika is sedert meer dan zes maanden officieel vrij van kwade droes, van alle vormen van paardenencefalomyelitis, van infectieuze anemie en van vesiculeuze stomatitis.

(5)

De veterinaire autoriteiten van Zuid-Afrika hebben zich ertoe verbonden de Commissie en de lidstaten binnen 24 uur elektronisch in kennis te stellen van de bevestiging van de uitbraak van één van de in bijlage A bij Richtlijn 90/426/EEG genoemde besmettelijke ziekten bij paardachtigen en van elke wijziging in het inentingsbeleid en binnen een passende termijn mededeling te doen van wijzigingen in het invoerbeleid ten aanzien van paardachtigen.

(6)

Door de veterinaire autoriteiten van Zuid-Afrika zijn bepaalde garanties geboden ten aanzien van de tijdelijke toelating tot of definitieve invoer in de Gemeenschap van geregistreerde paarden.

(7)

Veterinairrechtelijke voorschriften moeten worden vastgesteld met inachtneming van de diergezondheidssituatie in het betrokken derde land. In verband met de in Zuid-Afrika geldende voorschriften inzake controle op de verplaatsingen en quarantaine betreft deze beschikking alleen de tijdelijke toelating en de invoer van geregistreerde paarden.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De regionalisatie van Zuid-Afrika ten aanzien van de tijdelijke toelating tot en de invoer in de Gemeenschap van geregistreerde paarden is van toepassing voor zover aan de in bijlage I vastgestelde aanvullende garanties wordt voldaan.

Artikel 2

Beschikking 97/10/EG wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken beschikking gelden als verwijzingen naar de onderhavige beschikking en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 8 augustus 2008.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 42.

(2)  PB L 3 van 7.1.1997, blz. 9.

(3)  Zie bijlage III.

(4)  PB L 73 van 11.3.2004, blz. 1.


BIJLAGE I

Aanvullende garanties die in verband met de regionalisatie van Zuid-Afrika van toepassing zijn ten aanzien van de tijdelijke toelating tot en de invoer in de Gemeenschap van geregistreerde paarden

1.   Voor de volgende ziekten bestaat in Zuid-Afrika een aangifteplicht:

 

paardenpest, kwade droes, dourine, paardenencefalomyelitis (alle vormen, met inbegrip van VEE), infectieuze anemie, vesiculeuze stomatitis, miltvuur en rabies.

 

In overeenstemming met de bepalingen van de Animal Disease Act wordt de gehele provincie West-Kaap aangewezen als „beheerd gebied ten aanzien van paardenpest”. Met betrekking tot de regionalisering voor paardenpest wordt het grondgebied van de provincie West-Kaap ingedeeld in een paardenpestvrij gebied, een toezichtgebied en een beschermingsgebied.

 

Paardenpest is in de provincie West-Kaap een beheerde ziekte in de zin van de Animal Disease Act.

2.   Regionalisatie

2.1.   Paardenpestvrij gebied:

Het hoofdstedelijk gebied Kaapstad is vrij van paardenpest en wordt begrensd door:

:

in het noorden

:

Blaauwberg Road (M14),

:

in het oosten

:

Koeberg Road (M14), Plattekloof Road (M14), N7 Highway, N1 Highway en M5 Highway,

:

in het zuiden

:

Ottery Road, Prince George's Drive, Wetton Road, Riverstone Road, Tennant Road, Newlands Drive, Paradise Road, Union Drive, Rhodes Drive tot Newslands Forestry station en door Echo Gorge of Table Mountain naar Camps Bay,

:

in het westen

:

de kustlijn van Camps Bay tot Blaauwberg Road.

2.2.   Toezichtgebied ten aanzien van paardenpest:

Rond het paardenpestvrije gebied ligt een toezichtgebied met een breedte van ten minste 50 km dat de administratieve districten Kaapstad, Vredenburg, Hopefield, Mooreesburg, Malmesbury, Wellington, Paarl, Stellenbosch, Kuilsrivier, Goodwood, Wynberg, Simonstown, Somerset West, Mitchell's Plain en Strand omvat, en dat begrensd wordt door de Bergrivier in het noorden, door de Hottentots Holland Mountains in het oosten en door de kust in het zuiden en in het westen.

2.3.   Beschermingsgebied ten aanzien van paardenpest:

Rond het toezichtgebied ligt een beschermingsgebied met een breedte van ten minste 100 km dat de administratieve districten Clanwilliam, Piketberg, Ceres, Tulbagh, Worcester, Caledon, Hermanus, Bredasdorp, Robertson, Montagu en Swellendam omvat.

2.4.   Met paardenpest besmet gebied:

Het gedeelte van het grondgebied van Zuid-Afrika buiten de provincie West-Kaap en het gedeelte van de provincie West-Kaap buiten het paardenpestvrije gebied en het beschermings- en toezichtgebied en de administratieve districten Vanrynsdorp, Vredendal, Laingsburg, Ladismith, Heidelberg, Riversdale, Mossel Bay, Calitzdorp, Oudtshoorn, George, Knysna, Uniondale, Prince Albert, Beaufort West en Murraysburg.

3.   Inenting

3.1.   In het paardenpestvrije gebied en het toezichtgebied is systematische inenting tegen paardenpest niet toegestaan.

De directeur van de diergezondheidsdienst van het Zuid-Afrikaanse ministerie van Landbouw kan evenwel toestaan dat van deze regel wordt afgeweken en dat wordt ingeënt met een geregistreerd polyvalent vaccin tegen paardenpest volgens de voorschriften van de fabrikant van het vaccin en op voorwaarde dat de inenting uitsluitend door een dierenarts of door een erkend diergezondheidsspecialist in dienst van de regering wordt verricht bij paarden die vanuit het paardenpestvrije gebied of het toezichtgebied tot buiten het toezichtgebied zullen worden gebracht, met dien verstande dat de betrokken paarden het bedrijf niet mogen verlaten totdat zij naar een bestemming buiten het paardenpestvrije gebied en het toezichtgebied vertrekken, en dat de inenting in hun paspoort wordt aangegeven.

3.2.   Inenting van geregistreerde paarden tegen paardenpest in gebieden buiten het paardenpestvrije gebied en het toezichtgebied geschiedt door een dierenarts of door een erkend diergezondheidsspecialist in dienst van de regering met een geregistreerd polyvalent vaccin tegen paardenpest volgens de voorschriften van de fabrikant van het vaccin, en de inenting wordt aangegeven in het paspoort.

4.   Registratie van bedrijven en identificatie van paardachtigen:

4.1.   In het paardenpestvrije gebied worden alle bedrijven (bedrijven in de zin van artikel 2, onder a), van Richtlijn 90/426/EEG) geïdentificeerd en geregistreerd door en onder toezicht geplaatst van de officiële dierenarts („staatsveearts”) van het gebied.

4.2.   Alle paardachtigen in het paardenpestvrije gebied worden geïdentificeerd en voor elk dier worden gegevens bijgehouden met name over de verplaatsingen, de gezondheid van het dier en de inentingen.

5.   Controle op verplaatsingen

5.1.   Het is verboden paardachtigen te verplaatsen van het besmette gebied naar het beschermingsgebied, het toezichtgebied en het paardenpestvrije gebied, van het beschermingsgebied naar het toezichtgebied en het paardenpestvrije gebied, en van het toezichtgebied naar het paardenpestvrije gebied.

5.2.   In afwijking van het in punt 5.1 vastgestelde verbod mogen andere paardachtigen dan geregistreerde paarden van het besmette gebied tot het beschermingsgebied, het toezichtgebied en het paardenpestvrije gebied, van het beschermingsgebied tot het toezichtgebied en het paardenpestvrije gebied, en van het toezichtgebied tot het paardenpestvrije gebied worden toegelaten voor zover aan de in artikel 5, lid 3, van Richtlijn 90/426/EEG bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

5.2.1.   Juni, juli en augustus zijn, wat vectorinsecten betreft, de veilige maanden, zoals bedoeld in artikel 5, lid 3, onder a), van Richtlijn 90/426/EEG.

5.2.2.   De uit quarantaine vrijgegeven paardachtigen zijn naar behoren geïdentificeerd.

5.2.3.   Onverminderd het bepaalde in punt 5.2 mogen voor de slacht bestemde paardachtigen het paardenpestvrije gebied niet worden binnengebracht en mogen zij het toezichtgebied alleen onder officieel veterinair toezicht worden binnengebracht indien zij onmiddellijk worden geslacht in een daartoe aangewezen slachthuis.

5.3.   In afwijking van het bepaalde in punt 5.1 mogen geregistreerde paardachtigen van het besmette gebied in het beschermingsgebied worden binnengebracht onder de volgende voorwaarden:

5.3.1.

Het paard moet worden geïdentificeerd door een paspoort en gegevens over de inenting moeten in het paspoort zijn aangegeven.

5.3.2.

De officiële dierenarts die het certificaat afgeeft, stelt de bevoegde officiële dierenarts in het district van bestemming vooraf in kennis van de verplaatsing van het paard.

5.3.3.

Het paard moet vergezeld gaan van een certificaat dat deel uitmaakt van het paspoort en dat door een officiële dierenarts (officiële dierenarts in de zin van artikel 2, onder h), van Richtlijn 90/426/EEG) op de plaats van herkomst is afgegeven.

5.3.4.

In het certificaat wordt vermeld dat het paard:

in de laatste 48 uur vóór de verzending klinisch is onderzocht en geen klinische ziekteverschijnselen vertoonde;

in de laatste 15 dagen, voor zover dit kan worden nagegaan, niet in contact is geweest met andere paardachtigen die aan een besmettelijke ziekte leden;

niet uit een gebied komt waarvoor in verband met op paardachtigen overdraagbare ziekten beperkende maatregelen gelden en niet afkomstig is van een bedrijf waarvoor om veterinairrechtelijke redenen verbodsmaatregelen gelden;

niet afkomstig is van een bedrijf waar zich in de laatste 60 dagen een geval van paardenpest heeft voorgedaan;

ten minste 60 dagen en ten hoogste 24 maanden vóór het binnenbrengen in het beschermingsgebied door een dierenarts tegen paardenpest is ingeënt met een geregistreerd polyvalent vaccin volgens de voorschriften van de fabrikant van het vaccin.

5.4.   In afwijking van het bepaalde in punt 5.1 mogen geregistreerde paarden van het besmette gebied of het beschermingsgebied in het toezichtgebied worden binnengebracht onder de volgende voorwaarden:

5.4.1.

Het paard moet worden geïdentificeerd door een paspoort en gegevens over de inenting moeten in het paspoort zijn aangegeven.

5.4.2.

De officiële dierenarts die het certificaat afgeeft, stelt de bevoegde officiële dierenarts in het district van bestemming vooraf in kennis van de verplaatsing van het paard.

5.4.3.

Het paard moet vergezeld gaan van een certificaat dat deel uitmaakt van het paspoort en dat door een officiële dierenarts (officiële dierenarts in de zin van artikel 2, onder h), van Richtlijn 90/426/EEG) op de plaats van herkomst is afgegeven.

5.4.4.

In het certificaat wordt vermeld dat het paard:

in de laatste 48 uur vóór de verzending klinisch is onderzocht en geen klinische ziekteverschijnselen vertoonde;

in de laatste 15 dagen, voor zover dit kan worden nagegaan, niet in contact is geweest met andere paardachtigen die aan een besmettelijke ziekte leden;

niet uit een gebied komt waarvoor in verband met op paardachtigen overdraagbare ziekten beperkende maatregelen gelden en niet afkomstig is van een bedrijf waarvoor om veterinairrechtelijke redenen verbodsmaatregelen gelden;

niet afkomstig is van een bedrijf waar zich in de laatste 60 dagen een geval van paardenpest heeft voorgedaan;

ten minste 60 dagen en ten hoogste 24 maanden vóór het binnenbrengen in het beschermingsgebied door een dierenarts tegen paardenpest is ingeënt met een geregistreerd polyvalent vaccin volgens de voorschriften van de fabrikant van het vaccin.

5.5.   In afwijking van het bepaalde van punt 5.1 mogen geregistreerde paarden in het paardenpestvrije gebied worden binnengebracht onder de volgende voorwaarden:

5.5.1.

Geregistreerde paarden mogen van het besmette gebied, het beschermings- of het toezichtgebied worden binnengebracht in het paardenpestvrije gebied onder de volgende voorwaarden:

5.5.1.1.

Het paard moet worden geïdentificeerd door een paspoort en gegevens over de inenting moeten in het paspoort zijn aangegeven.

5.5.1.2.

De officiële dierenarts die het certificaat afgeeft, stelt de bevoegde officiële dierenarts in het district van bestemming vooraf in kennis van de verplaatsing van het paard.

5.5.1.3.

Het paard moet vergezeld gaan van een certificaat dat deel uitmaakt van het paspoort en dat door een officiële dierenarts (officiële dierenarts in de zin van artikel 2, onder h), van Richtlijn 90/426/EEG) op de plaats van herkomst is afgegeven.

5.5.1.4.

In het certificaat wordt vermeld dat het paard:

in de laatste 48 uur vóór de verzending klinisch is onderzocht en geen klinische ziekteverschijnselen vertoonde;

in de laatste 15 dagen, voor zover dit kan worden nagegaan, niet in contact is geweest met andere paardachtigen die aan een besmettelijke ziekte leden;

niet uit een gebied komt waarvoor in verband met op paardachtigen overdraagbare ziekten beperkende maatregelen gelden, en niet afkomstig is van een bedrijf waarvoor om veterinairrechtelijke redenen verbodsmaatregelen gelden;

niet afkomstig is van een bedrijf waar zich in de laatste 60 dagen een geval van paardenpest heeft voorgedaan;

als het afkomstig is uit een gebied buiten het toezichtgebied,

i)

ten minste 60 dagen en ten hoogste 24 maanden voordat het in het paardenpestvrije gebied wordt binnengebracht, door een dierenarts tegen paardenpest is ingeënt met een geregistreerd polyvalent vaccin volgens de voorschriften van de fabrikant van het vaccin, of

ii)

werd ingevoerd vanaf het grondgebied van een land of het overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Richtlijn 90/426/EEG geregionaliseerde gedeelte van het grondgebied dat volgens de EG-wetgeving als vrij van paardenpest wordt beschouwd, en tijdens het vervoer per vliegtuig van de luchthaven van Johannesburg naar het paardenpestvrije gebied tegen vectoren was beschermd.

5.5.1.5.

In afwijking van het bepaalde in punt 5.5.1.4, vijfde streepje, kunnen de bevoegde autoriteiten in uitzonderlijke gevallen als omschreven in de nationale of lokale wetgeving van het land van uitvoer, uitdrukkelijk toestemming geven voor het vervoer van een geregistreerd paard uit het besmette gebied, het beschermingsgebied of het toezichtgebied naar het paardenpestvrije gebied onder de volgende voorwaarden:

het paard wordt rechtstreeks naar het voor dat doel erkende quarantainestation in het paardenpestvrije gebied vervoerd;

het paard wordt tijdens het vervoer tegen vectoren beschermd, rekening houdend met risicobeperkende factoren als het vectorvrije seizoen of tijdstip van de dag, de behandeling met insectenwerende middelen, het afdekken van het dier en geforceerde ventilatie aan boord van het vervoermiddel;

het paard wordt ten minste 40 dagen in het tegen vectoren beschermde quarantainestation geïsoleerd;

het paard ondergaat tijdens de isolatieperiode tweemaal een test op paardenpest volgens bijlage D bij Richtlijn 90/426/EEG aan de hand van bloedmonsters die met een tussenpoos van 21 tot 30 dagen zijn genomen en waarvan het tweede monster is genomen in de laatste 10 dagen vóór het dier het quarantainestation verlaat, met negatief resultaat wanneer het dier niet was ingeënt, of zonder toeneming van het gehalte aan antilichamen wanneer het dier was ingeënt.

5.5.2.

In afwijking van het bepaalde in punt 5.5.1 kunnen de bevoegde veterinaire autoriteiten toestaan dat een geregistreerd paard uit een aangewezen bedrijf in het toezichtgebied tijdelijk tot het paardenpestvrije gebied wordt toegelaten mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

5.5.2.1.

Het paard gaat vergezeld van een paspoort; gegevens over de inenting zijn in het paspoort aangegeven.

5.5.2.2.

Het paard is zo gemerkt dat de identiteit gemakkelijk kan worden gecontroleerd en dat duidelijk blijkt dat het paspoort bij het dier behoort.

5.5.2.3.

De toestemming maakt deel uit van het paspoort. De toestemming moet worden ingetrokken als de voorwaarden waaronder zij is verleend, niet langer vervuld zijn.

5.5.2.4.

Het paard komt niet uit een gebied waarvoor in verband met op paardachtigen overdraagbare ziekten beperkende maatregelen gelden en is niet afkomstig van een bedrijf waarvoor om veterinairrechtelijke redenen verbodsmaatregelen gelden.

5.5.2.5.

Voor het in het toezichtgebied aangewezen bedrijf wordt een soortgelijk controleprogramma uitgevoerd als voor de bedrijven in het paardenpestvrije gebied.

5.5.2.6.

Het paard wordt slechts toegelaten van twee uur na zonsopgang tot twee uur vóór zonsondergang dezelfde dag.

5.5.2.7.

Het paard wordt gescheiden gehouden van paardachtigen die niet dezelfde gezondheidsstatus hebben.

5.5.3.

In afwijking van het bepaalde in punt 5.5.1 kunnen de bevoegde veterinaire autoriteiten toestaan dat een geregistreerd paard opnieuw wordt binnengebracht in een bedrijf in het paardenpestvrije gebied nadat het tijdelijk naar aangewezen bedrijven in het toezichtgebied was gebracht, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

5.5.3.1.

Het paard gaat vergezeld van een paspoort; gegevens over de inenting zijn in het paspoort aangegeven.

5.5.3.2.

De toestemming maakt deel uit van het paspoort. De toestemming moet worden ingetrokken als de voorwaarden waaronder zij is verleend, niet langer vervuld zijn.

5.5.3.3.

Het paard keert niet terug uit een gebied waarvoor in verband met op paardachtigen overdraagbare ziekten beperkende maatregelen gelden en keert evenmin terug van een bedrijf waarvoor om veterinairrechtelijke redenen verbodsmaatregelen gelden.

5.5.3.4.

Voor het in het toezichtgebied aangewezen bedrijf wordt een soortgelijk controleprogramma uitgevoerd als voor de bedrijven in het paardenpestvrije gebied.

5.5.3.5.

Het paard mag slechts van het paardenpestvrije gebied naar het toezichtgebied en terug naar het paardenpestvrije gebied worden gebracht van twee uur na zonsopgang tot twee uur vóór zonsondergang dezelfde dag.

5.5.3.6.

Het paard wordt gescheiden gehouden van paardachtigen die niet dezelfde gezondheidsstatus hebben.

6.   Bewaking

6.1.   Het paardenpestvrije gebied en het daaromheen gelegen toezichtgebied staan onder permanente bewaking.

6.2.   Maandelijks wordt een serologische test op paardenpest verricht bij ten minste 60 geïdentificeerde, niet-ingeënte verklikkerpaarden die verspreid over het paardenpestvrije gebied en het toezichtgebied worden gehouden, teneinde aan te tonen dat paardenpest in het paardenpestvrije gebied en het toezichtgebied niet voorkomt. De resultaten van de tests worden maandelijks aan de Commissie meegedeeld.

6.3.   Op elk paard dat in het paardenpestvrije gebied vermoedelijk ten gevolge van een besmettelijke ziekte sterft, en op elk gestorven geïdentificeerd verklikkerpaard wordt een officiële necropsie uitgevoerd waarvan de resultaten door erkende diagnoseprocedures worden bevestigd en aan de Commissie worden meegedeeld.

7.   Vereisten inzake verblijf

7.1.   Geregistreerde paarden die bestemd zijn om definitief in de Gemeenschap te worden ingevoerd, moeten ten minste de laatste 90 dagen vóór de uitvoer (of sedert de geboorte indien zij jonger zijn dan 90 dagen, of sedert de datum van binnenkomst indien zij in de afgelopen 90 dagen rechtstreeks uit een lidstaat van de Gemeenschap zijn ingevoerd) op het grondgebied van het land van verzending hebben verbleven en zij moeten ten minste de laatste 60 dagen, sedert hun geboorte indien zij jonger zijn dan 60 dagen, of sedert het binnenbrengen indien zij in de laatste 60 dagen vóór de certificering met het oog op uitvoer naar de Gemeenschap rechtstreeks uit de Gemeenschap in het paardenpestvrije gebied waren ingevoerd, in het paardenpestvrije gebied hebben verbleven.

7.2.   Geregistreerde paarden die bestemd zijn om tijdelijk tot de Gemeenschap te worden toegelaten, moeten ten minste de laatste 60 dagen vóór de uitvoer naar de Gemeenschap op bedrijven onder veterinair toezicht hebben verbleven:

in het paardenpestvrije gebied, of

in een lidstaat als zij rechtstreeks uit een lidstaat in het paardenpestvrije gebied van Zuid-Afrika zijn ingevoerd, of

op het grondgebied of een deel van het grondgebied van een derde land dat door de Gemeenschap voor tijdelijke toelating of definitieve invoer van geregistreerde paarden is erkend in overeenstemming met Richtlijn 90/426/EEG, als deze paarden rechtstreeks in het paardenpestvrije gebied van Zuid-Afrika zijn ingevoerd onder voorwaarden die minstens even stringent zijn als die welke gelden voor de tijdelijke toelating of definitieve invoer van geregistreerde paarden die rechtstreeks uit het betrokken derde land in de lidstaten worden binnengebracht.

8.   Quarantainevoorschriften

8.1.   Voor invoer in of tijdelijke toelating tot de Europese Gemeenschap moeten geregistreerde paarden de laatste 40 dagen vóór de uitvoer in een officieel erkend en tegen vectoren beschermd quarantainestation zijn geïsoleerd. Deze periode telt mee als verplicht verblijf in het paardenpestvrije gebied.

8.2.   Tijdens deze isolatieperiode mag het paard de tegen vectoren beschermde stallen niet verlaten tussen twee uur vóór zonsondergang en twee uur na zonsopgang de volgende dag. Als het paard beweging nodig heeft, mag het alleen worden uitgelaten op het afgebakende terrein van het quarantainestation onder officieel veterinair toezicht, en nadat het in de stallen met een doeltreffend insectenwerend middel is behandeld, en wordt het strikt gescheiden gehouden van paardachtigen die niet voor uitvoer worden klaargemaakt onder voorwaarden die minstens even stringent zijn als die welke gelden voor de tijdelijke toelating tot of invoer in de Gemeenschap.

8.3.   Tot nog toe zijn alleen de quarantainestations van Montagu Gardens en Kenilworth Racecourse aangewezen als inrichtingen in het paardenpestvrije hoofdstedelijke gebied van Kaapstad die aan de vereisten voldoen. De veterinaire autoriteiten hebben zich ertoe verbonden de Commissie en de lidstaten van de erkenning van andere quarantainestations in kennis te stellen.

9.   Vereisten inzake tests

9.1.   Tijdens de isolatieperiode worden de tests op paardenpest, dourine, kwade droes, equiene encefalose en andere ziekten verricht zoals in het betrokken gezondheidscertificaat is voorgeschreven; de resultaten ervan worden in het certificaat vermeld.

9.2.   Alle tests moeten in een erkend laboratorium worden uitgevoerd.

10.   Het gezondheidscertificaat wordt ondertekend en afgegeven door de officiële dierenarts van het quarantainestation.

11.   Wanneer geregistreerde paarden per vliegtuig worden vervoerd, moeten zij tijdens het vervoer van het quarantainestation naar het vliegtuig en tijdens de hele duur van de reis tegen vectoren worden beschermd.

12.   Wanneer geregistreerde paarden per schip worden vervoerd van de haven van Kaapstad naar een haven in de Gemeenschap die overeenkomstig Richtlijn 91/496/EEG van de Raad (1) is erkend als grensinspectiepost voor de veterinaire controles van geregistreerde paarden, mag dat schip op geen enkel ogenblik tussen het vertrek en de aankomst op de plaats van bestemming een haven aandoen die gelegen is op het grondgebied of een deel van het grondgebied van een derde land, dat niet erkend is voor de invoer in de Gemeenschap van paardachtigen. De kapitein van het schip dient aan te tonen dat aan deze voorwaarde is voldaan aan de hand van de verklaring volgens het model in bijlage II.


(1)  PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56.


BIJLAGE II

Image


BIJLAGE III

Ingetrokken beschikking met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Beschikking 97/10/EG van de Commissie

(PB L 3 van 7.1.1997, blz. 9)

 

Beschikking 2001/622/EG van de Commissie

(PB L 216 van 10.8.2001, blz. 26)

Uitsluitend artikel 2 en de bijlage

Beschikking 2003/541/EG van de Commissie

(PB L 185 van 24.7.2003, blz. 41)

Uitsluitend artikel 3 en de bijlagen III en IV

Beschikking 2004/117/EG van de Commissie

(PB L 36 van 7.2.2004, blz. 20)

Uitsluitend artikel 3 en bijlage III


BIJLAGE IV

CONCORDANTIETABEL

Beschikking 97/10/EG

De onderhavige beschikking

Artikel 1

Artikel 1

Artikelen 2 tot en met 5

Artikel 2

Artikel 6

Artikel 3

Bijlage I

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage IV

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage IV