20.5.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 130/7 |
BESCHIKKING VAN DE RAAD
van 29 april 2008
inzake de vaststelling van het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal en inzake de technische meerjarenrichtsnoeren voor dat programma
(2008/376/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het EGKS-Verdrag en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal,
Gelet op Beschikking 2003/76/EG van de Raad van 1 februari 2003 tot vaststelling van de bepalingen die nodig zijn voor de uitvoering van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het EGKS-Verdrag en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal (1), inzonderheid op artikel 4, lid 3,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De opbrengst van beleggingen van de nettowaarde van de „EGKS in vereffening” en, na afwikkeling van de vereffening, van het vermogen van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, wordt toegewezen aan het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, dat uitsluitend bestemd is om onderzoekprojecten te financieren, buiten het communautaire kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, in sectoren die in verband staan met de kolen- en staalindustrie. |
(2) |
Het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal moet door de Commissie worden beheerd volgens beginselen welke overeenkomen met die betreffende de voormalige EGKS-programma’s voor technisch onderzoek op het gebied van kolen en staal en op basis van technische meerjarenrichtsnoeren die aansluiten op deze EGKS-programma’s, waarbij zorg wordt gedragen voor sterke concentratie van de onderzoekactiviteiten en erop toegezien wordt dat deze activiteiten de onderzoekactiviteiten van het communautaire kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie aanvullen. |
(3) |
Het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013), omschreven in Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 (3) (hierna „het zevende kaderpogramma” genoemd), is aanleiding tot het herzien van Beschikking 2003/78/EG van de Raad van 1 februari 2003 tot vaststelling van de technische meerjarenrichtsnoeren betreffende het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal (4) teneinde te waarborgen dat het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal een aanvulling vormt op het zevende kaderprogramma in de sectoren die in verband staan met de kolen- en staalindustrie. |
(4) |
Onderzoek en technische ontwikkeling zijn een zeer belangrijk instrument ter ondersteuning van de communautaire energiedoelstellingen waar deze betrekking hebben op de voorziening, de concurrerende en milieuvriendelijke omzetting en het gebruik van kolen in de Gemeenschap. Bovendien betekent de toenemende internationalisering van de kolenmarkt en de mondiale schaal van de problemen waarmee deze te maken heeft, dat de Gemeenschap een leidende rol moet spelen ten opzichte van de problemen waarmee moderne technieken, mijnveiligheid en milieubescherming op wereldniveau gepaard gaan. Daartoe moet zij zorgen voor de overdracht van de knowhow die nodig is voor verdere technologische vooruitgang alsmede betere arbeidsvoorwaarden (gezondheid en veiligheid) en milieubescherming. |
(5) |
In het kader van het algemeen doel het concurrentievermogen te vergroten en bij te dragen tot duurzame ontwikkeling, ligt de klemtoon van het onderzoek en de technologische ontwikkeling in het bijzonder op de ontwikkeling van nieuwe of betere technologieën voor een economische, schone en veilige productie van staal en staalproducten, met als kenmerken: gestaag toenemende prestaties, geschiktheid voor gebruik, tevredenheid van de klant, langere levensduur, gemakkelijke terugwinning en recycling. |
(6) |
De volgorde waarin de onderzoeksdoelstellingen voor kolen en staal in deze beschikking worden gepresenteerd, betekent niet dat er een rangorde is tussen de verschillende doelstellingen. |
(7) |
Bij de beheersactiviteiten van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal dient de Commissie te worden bijgestaan door adviesgroepen en technische groepen die een breed scala van belangen van bedrijfstakken en andere betrokkenen vertegenwoordigen. |
(8) |
De recente uitbreiding met nieuwe lidstaten maakt het nodig de bij Beschikking 2003/78/EG vastgestelde technische meerjarenrichtsnoeren te wijzigen, met name wat betreft de samenstelling van de adviesgroepen en de definitie van kolen. |
(9) |
In overeenstemming met verklaring nr. 4 van het Besluit van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, 2002/234/EGKS van 27 februari 2002 (5), heeft de Commissie de definitie van staal opnieuw bezien en is zij tot de conclusie gekomen dat het niet nodig is deze definitie te wijzigen. Stalen gietstukken, smeedstukken en poedermetallurgische producten vallen reeds onder het zevende kaderprogramma. |
(10) |
Uitgangspunt bij de herziening van de Beschikking 2003/78/EG is over het algemeen handhaving van de procedures die de bijstandbiedende groepen doeltreffend achten in combinatie met de invoering van een beperkt aantal noodzakelijke aanpassingen en administratieve vereenvoudigingen om de complementariteit met het zevende kaderprogramma te bewerkstelligen. |
(11) |
Tot deze aanpassingen behoort het schrappen van enkele flankerende maatregelen zoals reeds voorzien in het zevende kaderprogramma. Het is tevens nodig de frequentie waarmee het programma wordt herzien en de benoeming van de deskundigen betreffende het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal af te stemmen op die van het zevende kaderprogramma. |
(12) |
De regels met betrekking tot de samenstelling van de adviesgroepen dienen te worden herzien, met name wat betreft de vertegenwoordiging van betrokken lidstaten en man/vrouwverhouding overeenkomstig Besluit 2000/407/EG van de Commissie van 19 juni 2000 betreffende een evenwichtige deelneming van mannen en vrouwen in haar comités en groepen deskundigen (6). |
(13) |
De Commissie dient in de gelegenheid te worden gesteld in het kader van de in deze beschikking omschreven onderzoeksdoelstellingen gerichte uitnodigingen te doen uitgaan. |
(14) |
De maximale totale financiële bijdrage voor proef- en demonstratieprojecten uit het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal voor onderzoek dient te worden verhoogd tot 50 % van de subsidiabele kosten. |
(15) |
De methode voor subsidiabele kosten dient te worden gehandhaafd, maar met een betere omschrijving van de kostencategorieën en een herzien percentage voor berekening van de overhead. |
(16) |
De Commissie heeft de technische meerjarenrichtsnoeren in Beschikking 2003/78/EG van de Raad geëvalueerd en heeft geoordeeld dat de beschikking met het oog op de benodigde wijzigingen het best kan worden vervangen. |
(17) |
Teneinde de noodzakelijke aansluiting op Beschikking 2003/78/EG te bewerkstelligen is deze beschikking van toepassing met ingang van 16 september 2007. Indien er tussen 16 september 2007 en de datum van inwerkingtreding van deze beschikking voorstellen worden ingediend, zal de indieners worden gevraagd hun voorstellen opnieuw in te dienen met inachtneming van deze beschikking, zodat zij kunnen profiteren van de hierin opgenomen gunstiger voorwaarden, met name wat betreft de financiële bijdrage voor proef- en demonstratieprojecten. |
(18) |
De maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze beschikking moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (7), |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp
Deze beschikking voorziet in de vaststelling van het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal en bepaalt de technische meerjarenrichtsnoeren voor de uitvoering van dit programma.
HOOFDSTUK II
ONDERZOEKSPROGRAMMA VAN HET FONDS VOOR ONDERZOEK INZAKE KOLEN EN STAAL
AFDELING 1
Vaststelling van het onderzoeksprogramma
Artikel 2
Vaststelling
Hierbij wordt een onderzoeksprogramma voor het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal (hierna „het onderzoeksprogramma” genoemd) vastgesteld.
Het onderzoeksprogramma ondersteunt het concurrentievermogen van de communautaire sectoren die verband houden met de kolen- en staalindustrie. Het onderzoeksprogramma is in overeenstemming met de wetenschappelijke, technologische en politieke doelstellingen van de Gemeenschap en vult de activiteiten aan die worden uitgevoerd in de lidstaten en binnen de bestaande communautaire onderzoeksprogramma’s, in het bijzonder het kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (hierna „het kaderprogramma voor onderzoek” genoemd).
De coördinatie, complementariteit en synergie tussen deze programma’s worden gestimuleerd, evenals de uitwisseling van informatie tussen krachtens het onderhavige onderzoeksprogramma gefinancierde projecten en projecten die krachtens het kaderprogramma voor onderzoek worden gefinancierd.
Het onderzoeksprogramma steunt onderzoeksactiviteiten die zijn gericht op de onderzoeksdoelstellingen voor kolen en staal zoals omschreven in respectievelijk afdeling 3 en 4.
AFDELING 2
Definities van kolen en staal
Artikel 3
Definities
In het kader van deze beschikking zijn de volgende definities van toepassing:
1. |
onder kolen wordt verstaan:
|
2. |
onder staal wordt verstaan:
|
AFDELING 3
Onderzoeksdoelstellingen voor kolen
Artikel 4
Verbetering van de concurrentiepositie van de communautaire kolen
1. Doel van de onderzoeksprojecten is terugdringing van de totale productiekosten van de mijnen, verbetering van de productkwaliteit en vermindering van de kosten van het gebruik van kolen. De onderzoeksprojecten behelzen de volledige productieketen van kolen:
a) |
moderne exploratietechnieken voor kolenlagen; |
b) |
geïntegreerde mijnplanning; |
c) |
hoogefficiënte, grotendeels geautomatiseerde mijngangtechnologieën en nieuwe en bestaande winningstechnologieën die zijn afgestemd op de bijzondere geologie van Europese steenkoollagen; |
d) |
adequate ondersteunende technologieën; |
e) |
vervoersystemen; |
f) |
elektriciteitsvoorziening, communicatie en informatie, transmissie, bewakings- en procesbesturingssystemen; |
g) |
koolvoorbereidingstechnieken, gericht op de behoeften van de gebruikersmarkten; |
h) |
omzetting van kolen; |
i) |
verbranding van kolen. |
2. Onderzoeksprojecten zijn ook gericht op wetenschappelijke en technologische vooruitgang, die moet leiden tot een beter inzicht in het gedrag en de beheersing van kolenlagen met betrekking tot rotsdruk, gasemissies, explosiegevaar, ventilatie en alle andere factoren die de mijnbouw beïnvloeden. Onderzoeksprojecten met deze doelstellingen moeten uitzicht bieden op resultaten die op korte tot middellange termijn toepasbaar zijn op een aanzienlijk deel van de communautaire productie.
3. De voorkeur wordt gegeven aan projecten die ten minste een van de volgende doelstellingen bevorderen:
a) |
de integratie van afzonderlijke technieken in systemen en methoden en de ontwikkeling van geïntegreerde winningsmethoden; |
b) |
aanzienlijke vermindering van productiekosten; |
c) |
voordelen op het gebied van mijnveiligheid en milieu. |
Artikel 5
Gezondheid en veiligheid in mijnen
Met vraagstukken inzake mijnveiligheid, waaronder gasbeheersing, ventilatie en luchtbehandeling, gericht op een verbetering van de arbeidsomstandigheden onder de grond, alsmede de gezondheid en veiligheid op het werk en milieuvraagstukken, zal eveneens rekening worden gehouden in de activiteiten waarnaar wordt verwezen in artikel 4, a) tot en met f).
Artikel 6
Efficiënte milieubescherming en beter gebruik van steenkool als bron van schone energie
1. Onderzoeksprojecten streven ernaar het effect van mijnbouw en van het gebruik van steenkool in de Gemeenschap op lucht, water en bodem zoveel mogelijk te beperken door middel van een geïntegreerde beheersstrategie inzake milieuverontreiniging. Gezien de voortdurende herstructurering van de communautaire kolenindustrie wordt het onderzoek ook afgestemd op het beperken van het milieueffect van voor sluiting bestemde ondergrondse mijnen.
2. De voorkeur wordt gegeven aan projecten die ten minste een van de volgende doelstellingen bevorderen:
a) |
vermindering van de emissie veroorzaakt door het gebruik van kolen, waaronder het invangen en opslaan van CO2; |
b) |
vermindering van de emissie van broeikasgassen, in het bijzonder methaan, uit kolenlagen; |
c) |
terugbrengen naar de mijn van mijnbouwafval, vliegas en ontzwavelingsproducten, indien nodig samen met andere vormen van afval; |
d) |
sanering van afvalhopen en industrieel gebruik van residuen van de productie en het gebruik van kolen; |
e) |
bescherming van het grondwater en zuivering van mijnafvalwater; |
f) |
vermindering van het milieueffect van installaties die hoofdzakelijk communautaire steen- en bruinkool gebruiken; |
g) |
bescherming van oppervlakte-installaties tegen de gevolgen van bodemverzakking op korte en lange termijn. |
Artikel 7
Beheer van de afhankelijkheid van externe energievoorziening
Onderzoeksprojecten hebben betrekking op de vooruitzichten voor energievoorziening op de lange termijn en betreffen de valorisering, in economisch opzicht, energieopzicht en milieuopzicht, van kolenvoorraden die met conventionele mijnbouwtechnieken niet economisch kunnen worden ontgonnen. Tot de projecten behoren studies, het uitstippelen van strategieën, fundamenteel en toegepast onderzoek en het uittesten van innovatieve technieken die uitzicht bieden op de valorisering van communautaire kolenvoorraden.
De voorkeur wordt gegeven aan projecten waarbij complementaire technieken worden geïntegreerd, zoals adsorptie van methaan of kooldioxide, methaanextractie van kolenlagen, ondergrondse steenkoolvergassing.
AFDELING 4
Onderzoeksdoelstellingen voor staal
Artikel 8
Nieuwe en betere technieken voor staalfabricage en -afwerking
Onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO) op dit gebied hebben verbetering van de staalproductieprocédés tot doel om de kwaliteit van de producten en de productiviteit te verhogen. Een verlaging van emissies, energieverbruik en milieueffecten, alsmede een beter gebruik van grondstoffen en het behoud van hulpbronnen, vormen een integraal deel van de ontwikkelingen. De onderzoeksprojecten bestrijken ten minste een van de volgende gebieden:
a) |
nieuwe en verbeterde procedés voor ijzerertsreductie; |
b) |
procedés en bewerkingen voor ijzerproductie; |
c) |
procedés van vlamboogovens; |
d) |
procedés voor staalfabricage; |
e) |
secundaire metallurgische technieken; |
f) |
continugieten en „near net shape”-giettechnieken met en zonder warme verbinding; |
g) |
wals-, afwerkings- en oppervlaktebekledingstechnieken; |
h) |
warm- en koudwalstechnieken, beits- en afwerkingsprocédés; |
i) |
procesinstrumentatie, -besturing en -automatisering; |
j) |
onderhoud en betrouwbaarheid van productiebanden. |
Artikel 9
OTO en het gebruik van staal
OTO is gericht op het gebruik van staal om tegemoet te kunnen komen aan de toekomstige eisen van staalgebruikers en nieuwe marktkansen te scheppen. De onderzoeksprojecten bestrijken ten minste een van de volgende gebieden:
a) |
nieuwe staalsoorten voor veeleisende toepassingen; |
b) |
staaleigenschappen waarbij het gaat om de mechanische eigenschappen bij lage en hoge temperaturen, zoals sterkte en taaiheid, moeheid, slijtage, kruipen, corrosie en breukvastheid; |
c) |
verlenging van de levensduur, in het bijzonder door verbetering van de warmte- en corrosievastheid van staal en staalconstructies; |
d) |
composieten met staal en sandwichconstructies; |
e) |
voorspellende simulatiemodellen van microstructuren en mechanische eigenschappen; |
f) |
methoden voor de veiligheid en het ontwerp van constructies, in het bijzonder met betrekking tot brand en aardbevingen; |
g) |
technologieën met betrekking tot het vormen, lassen en verbinden van staal en andere materialen; |
h) |
normalisatie van test- en evaluatiemethoden. |
Artikel 10
Behoud van hulpbronnen en verbetering van arbeidsomstandigheden
Bij zowel de productie als het gebruik van staal vormen het behoud van hulpbronnen, de bescherming van het ecosysteem en veiligheidskwesties een integraal deel van het OTO-werk. De onderzoeksprojecten bestrijken ten minste een van de volgende gebieden:
a) |
technieken voor de recycling van oud staal uit verschillende bronnen en de classificatie van staalschroot; |
b) |
staalsoorten en ontwerp van geassembleerde constructies, die een gemakkelijke terugwinning van staalschroot en de omzetting daarvan in bruikbaar staal bevorderen; |
c) |
bewaking en bescherming van het milieu op en rond de werkplek; |
d) |
sanering van staalfabrieken; |
e) |
verbetering van arbeidsomstandigheden en kwaliteit van leven op de werkplek; |
f) |
ergonomische methoden; |
g) |
arbeidsomstandigheden; |
h) |
vermindering van blootstelling aan emissies op het werk. |
HOOFDSTUK III
TECHNISCHE MEERJARENRICHTSNOEREN
AFDELING 1
Deelname
Artikel 11
Lidstaten
Ondernemingen, overheidsinstanties, onderzoeksorganisaties en instellingen voor secundair of hoger onderwijs of andere rechtspersonen en natuurlijke personen die gevestigd zijn op het grondgebied van een lidstaat kunnen aan het onderzoeksprogramma deelnemen en een financiële bijdrage aanvragen, mits beoogd wordt een OTO-activiteit uit te voeren of mits daaraan een substantiële bijdrage kan worden geleverd.
Artikel 12
Kandidaat-lidstaten
Ondernemingen, overheidsinstanties, onderzoeksorganisaties en instellingen voor secundair of hoger onderwijs of andere rechtspersonen en natuurlijke personen uit de kandidaat-lidstaten hebben het recht deel te nemen zonder een financiële bijdrage te ontvangen krachtens het onderzoeksprogramma, tenzij in de betrokken Europaovereenkomsten en aanvullende protocollen en in de besluiten van de respectieve associatieraden anders is bepaald.
Artikel 13
Derde landen
Ondernemingen, overheidsinstanties, onderzoeksorganisaties en instellingen voor secundair of hoger onderwijs of andere rechtspersonen en natuurlijke personen uit derde landen hebben het recht deel te nemen op basis van afzonderlijke projecten zonder een financiële bijdrage te ontvangen krachtens het onderzoeksprogramma, mits de deelname in het belang van de Gemeenschap is.
AFDELING 2
Subsidiabele activiteiten
Artikel 14
Onderzoeksprojecten
Een onderzoeksproject dient bedoeld te zijn voor onderzoek of experimenteel werk om nieuwe kennis te verwerven en het bereiken van specifieke praktische doeleinden, zoals het creëren of ontwikkelen van producten, productieprocessen of diensten, te vergemakkelijken.
Artikel 15
Proefprojecten
Bij een proefproject wordt een installatie of een significant deel van een installatie op een adequate schaal en met gebruikmaking van componenten van geschikte grootte gebouwd, in werking gesteld en ontwikkeld met het oog op het verifiëren van de bruikbaarheid van theoretische resultaten of laboratoriumresultaten en/of het vergroten van de betrouwbaarheid van de technische en economische gegevens die nodig zijn op weg naar de demonstratiefase, en in sommige gevallen naar de industriële en/of commerciële fase.
Artikel 16
Demonstratieprojecten
Bij een demonstratieproject wordt een installatie of een significant deel van een installatie op industriële schaal gebouwd en/of in werking gesteld, zodat alle technische en economische gegevens verzameld kunnen worden die nodig zijn om met zo weinig mogelijk risico over te gaan tot industriële en/of commerciële exploitatie van de technologie.
Artikel 17
Flankerende maatregelen
Flankerende maatregelen hebben betrekking op het bevorderen van het gebruik van verworven kennis of op het organiseren van specifieke workshops of conferenties in verband met projecten of prioriteiten van het onderzoeksprogramma.
Artikel 18
Ondersteunende en voorbereidende activiteiten
Ondersteunende en voorbereidende activiteiten zijn activiteiten voor een gezond en effectief beheer van het onderzoeksprogramma, zoals de beoordeling en selectie van voorstellen waarvan sprake is in de artikelen 27 en 28, de periodieke voortgangscontrole en evaluatie waarvan sprake is in artikel 38, studies, en het groeperen of het door middel van een netwerk verbinden van gerelateerde projecten die krachtens het onderzoeksprogramma worden gefinancierd.
De Commissie mag indien zij dit nodig acht onafhankelijke en hooggekwalificeerde deskundigen aanstellen om mee te werken aan ondersteunende en voorbereidende activiteiten.
AFDELING 3
Beheer van het onderzoeksprogramma
Artikel 19
Beheer
Het onderzoeksprogramma wordt beheerd door de Commissie. Deze wordt bijgestaan door het Comité kolen en staal, de Adviesgroepen kolen en staal en de Technische Groepen kolen en staal.
Artikel 20
Oprichting van de Adviesgroepen kolen en staal
De Adviesgroepen kolen en staal (hierna „de adviesgroepen” genoemd) zijn onafhankelijke technische adviesgroepen.
Artikel 21
Taken van de adviesgroepen
Wat kolengerelateerde respectievelijk staalgerelateerde OTO-aspecten betreft, adviseert elke adviesgroep de Commissie omtrent:
a) |
de algemene uitwerking van het onderzoeksprogramma, het in artikel 25, lid 3, bedoelde informatiepakket en de toekomstige richtsnoeren; |
b) |
de samenhang en mogelijke doublures met andere OTO-programma’s op communautair en nationaal niveau; |
c) |
het bepalen van de leidende beginselen betreffende de voortgangscontrole van OTO-projecten; |
d) |
het werk betreffende specifieke projecten; |
e) |
de in de afdelingen 3 en 4 van hoofdstuk II vermelde onderzoeksdoelstellingen van het onderzoeksprogramma; |
f) |
de in het informatiepakket vermelde jaarlijkse prioritaire doelstellingen en, voor zover van toepassing, de prioritaire doelstellingen voor gerichte uitnodigingen als bedoeld in artikel 25, lid 2; |
g) |
het samenstellen van een handboek voor de beoordeling en selectie van OTO-activiteiten als bedoeld in de artikelen 27 en 28; |
h) |
de beoordeling van voorstellen voor OTO-activiteiten en de aan deze voorstellen te geven prioriteit, rekening houdend met de beschikbare fondsen; |
i) |
het aantal, de bevoegdheden en de samenstelling van de in artikel 24 bedoelde technische groepen; |
j) |
het opstellen van gerichte uitnodigingen tot het indienen van voorstellen zoals bedoeld in artikel 25; |
k) |
andere maatregelen wanneer dit door de Commissie wordt gevraagd. |
Artikel 22
Samenstelling van de adviesgroepen
1. Elke adviesgroep is samengesteld overeenkomstig de tabellen in de bijlage. De leden van de adviesgroepen worden op persoonlijke titel door de Commissie benoemd voor een periode van 42 maanden. Benoemingen kunnen worden ingetrokken.
2. De Commissie neemt benoemingsvoorstellen in overweging die zij op de volgende manieren heeft ontvangen:
a) |
van de lidstaten; |
b) |
van de instanties waarvan sprake is in de tabellen in de bijlage; |
c) |
in antwoord op een uitnodiging tot het indienen van aanvragen voor opneming op een lijst van mogelijke leden. |
3. De Commissie zorgt in elke adviesgroep voor een evenwichtige verdeling qua expertise en voor de breedst mogelijke geografische vertegenwoordiging.
4. De leden van de adviesgroepen zijn actief op het betrokken gebied en zijn op de hoogte van prioriteiten in de bedrijfstak. Voorts streeft de Commissie bij de benoeming van leden een evenwichtige man/vrouwverdeling na.
Artikel 23
Het bijeenkomen van de adviesgroepen
De vergaderingen van de adviesgroepen worden geregeld en voorgezeten door de Commissie, die ook het secretariaat verzorgt.
Zo nodig kan de voorzitter de leden vragen te stemmen. Elk lid heeft één stem. Door de voorzitter kunnen eventueel bijkomende deskundigen of waarnemers worden uitgenodigd op de vergaderingen. De bijkomende deskundigen en waarnemers hebben geen stemrecht.
Zo nodig vergaderen de twee adviesgroepen gezamenlijk, bijvoorbeeld om advies te verstrekken over zaken die van belang zijn voor zowel de kolen- als de staalsector.
Artikel 24
Oprichting en taken van de Technische Groepen kolen en staal
De Technische Groepen kolen en staal (hierna „de technische groepen” genoemd) adviseren de Commissie over de voortgangscontrole van onderzoeksprojecten en proef- of demonstratieprojecten en, waar nodig, bij het vaststellen van de prioritaire doelstellingen van het onderzoeksprogramma.
De leden van de technische groepen worden door de Commissie aangewezen en zijn afkomstig uit de sectoren die in verband staan met de kolen- en staalindustrie, onderzoeksinstellingen of gebruikersindustrieën, waar ze verantwoordelijk zijn voor onderzoeksstrategie, beheer of productie. Voorts streeft de Commissie bij de benoeming van leden van de technische groepen een evenwichtige man/vrouwverdeling na.
Vergaderingen van de technische groepen vinden zo veel mogelijk plaats op locaties die dusdanig zijn gekozen dat de voortgangscontrole van projecten en de evaluatie van resultaten hierbij het meest gebaat zijn.
AFDELING 4
Uitvoering van het onderzoeksprogramma
Artikel 25
Uitnodiging tot het indienen van voorstellen
1. Bij deze wordt een permanente open uitnodiging tot het indienen van voorstellen ingesteld. Tenzij anders vermeld valt de sluitingsdatum voor het indienen van voorstellen ter beoordeling elk jaar op 15 september.
2. Indien de Commissie overeenkomstig artikel 41, onder d) en e), besluit tot het wijzigen van de sluitingsdatum voor het indienen van voorstellen zoals bedoeld in lid 1, of tot het doen uitgaan van gerichte uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, publiceert zij deze informatie in het Publicatieblad van de Europese Unie.
In gerichte uitnodigingen worden de data en modaliteiten kenbaar gemaakt die gelden voor het indienen van de voorstellen (bijvoorbeeld of het een een- of tweestapsprocedure betreft) en voor de beoordeling van de voorstellen, de prioriteiten, indien nodig het type subsidiabel project zoals bedoeld in de artikelen 14 tot en met 18 en de beoogde financiering.
3. De Commissie stelt een informatiepakket samen dat gedetailleerde regels voor deelname bevat en informatie over de wijze waarop voorstellen en projecten worden beheerd, aanvraagformulieren, regels voor de indiening van voorstellen, modelsubsidieovereenkomsten, subsidiabele kosten, maximale financiële bijdrage, betalingsregeling en jaarlijkse prioritaire doelstellingen van het onderzoeksprogramma.
De Commissie maakt het informatiepakket openbaar op de website van Cordis (Informatiedienst voor communautair onderzoek en ontwikkeling) of op een overeenkomstige website.
Aanvragen moeten bij de Commissie worden ingediend overeenkomstig de regels in het informatiepakket, dat op verzoek bij de Commissie verkrijgbaar is op papier.
Artikel 26
Inhoud van de voorstellen
De voorstellen moeten betrekking hebben op de onderzoeksdoelstellingen in de afdelingen 3 en 4 van hoofdstuk II en, indien van toepassing, op de prioritaire doelstellingen vermeld in het informatiepakket overeenkomstig artikel 25, lid 3, of de prioritaire doelstellingen vastgesteld voor de gerichte uitnodigingen tot het indienen van voorstellen zoals genoemd in artikel 25, lid 2.
Elk voorstel moet een gedetailleerde beschrijving omvatten van het voorgestelde project en alle informatie bevatten betreffende de doelstellingen, het samenwerkingsverband (met gegevens over de rol van elke partner), de beheerstructuur, verwachte resultaten en vooruitzichten voor de toepassing ervan en een schatting van de verwachte industriële, economische en sociale baten en milieubaten.
De voorgestelde totale kosten en de verdeling ervan moeten realistisch en effectief zijn, en er moet van het project een gunstige kosten-batenverhouding kunnen worden verwacht.
Artikel 27
Beoordeling van de voorstellen
De Commissie zorgt ervoor dat de voorstellen op vertrouwelijke, eerlijke en rechtvaardige wijze worden beoordeeld.
De Commissie stelt een handboek samen voor de beoordeling en selectie van OTO-activiteiten en publiceert dit.
Artikel 28
Selectie van voorstellen en voortgangscontrole van projecten
1. De Commissie registreert de ontvangen voorstellen en controleert of zij aan de criteria voldoen.
2. De Commissie beoordeelt de voorstellen met de hulp van onafhankelijke deskundigen.
3. De Commissie stelt een lijst op van de in aanmerking genomen voorstellen, gerangschikt naar verdienste. De ranglijst wordt besproken door de relevante adviesgroep.
4. De Commissie neemt een beslissing over de selectie van de projecten en over de toewijzing van middelen. Indien het geschatte bedrag van de communautaire bijdrage krachtens het onderzoeksprogramma 0,6 miljoen euro of meer bedraagt, is artikel 41, onder a), van toepassing.
5. De Commissie, bijgestaan door de in artikel 24 bedoelde technische groepen, houdt toezicht op de onderzoeksprojecten en -activiteiten.
Artikel 29
Subsidieovereenkomsten
Voor projecten die gebaseerd zijn op geselecteerde voorstellen en maatregelen en activiteiten als gespecificeerd in de artikelen 14 tot en met 18 wordt een subsidieovereenkomst gesloten. Subsidieovereenkomsten worden, eventueel rekening houdend met de aard van de betrokken activiteiten, gebaseerd op de desbetreffende modelsubsidieovereenkomst die door de Commissie is opgesteld.
In de subsidieovereenkomst worden de financiële bijdragen krachtens het onderzoeksprogramma op basis van de subsidiabele kosten alsmede de regelingen betreffende de kostenopgave, rekeningafsluiting en accountantsverklaring inzake financiële rapportages bepaald. Verder bevatten de overeenkomsten bepalingen met betrekking tot toegangsrechten en verspreiding en gebruik van kennis.
Artikel 30
Financiële bijdrage
1. Het onderzoeksprogramma is gebaseerd op OTO-subsidieovereenkomsten met gedeelde kosten. De totale financiële bijdrage, inclusief elke andere bijkomende openbare financiering, is in overeenstemming met de van toepassing zijnde regels betreffende staatssteun.
2. Voor de levering van roerende of onroerende activa, de uitvoering van werken of de levering van diensten die nodig zijn voor de uitvoering van de ondersteunende en voorbereidende activiteiten wordt eveneens gebruikgemaakt van overheidsopdrachten.
3. Onverminderd het bepaalde in lid 1 bedraagt de totale financiële bijdrage, uitgedrukt als percentage van de subsidiabele kosten bepaald in artikel 31 tot en met 35:
a) |
voor onderzoeksprojecten: maximaal 60 %; |
b) |
voor proef- en demonstratieprojecten: maximaal 50 %; |
c) |
voor flankerende maatregelen en ondersteunende en voorbereidende activiteiten: maximaal 100 %. |
Artikel 31
Subsidiabele kosten
1. De subsidiabele kosten zijn te verdelen in:
a) |
materieelkosten; |
b) |
personeelskosten; |
c) |
exploitatiekosten; |
d) |
indirecte kosten. |
2. De subsidiabele kosten omvatten uitsluitend feitelijke kosten die zijn gemaakt voor de uitvoering van het project onder de voorwaarden van de subsidieovereenkomst. Begunstigden, medebegunstigden en ondergeschikte begunstigden kunnen geen aanspraak maken op gebudgetteerde of commerciële tarieven.
Artikel 32
Materieelkosten
De kosten van aangekocht of gehuurd materieel dat rechtstreeks in verband kan worden gebracht met het project, mogen als directe kosten in rekening worden gebracht. De subsidiabele kosten voor gehuurd materieel mogen niet meer bedragen dan de subsidiabele kosten voor de aankoop ervan.
Artikel 33
Personeelskosten
In rekening mag worden gebracht het feitelijke aantal uren dat door wetenschappers, academici en technisch personeel en door het eigen personeel van de begunstigde uitsluitend aan het project is besteed. Voor bijkomende personeelskosten, bijvoorbeeld studiebeurzen, is de voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de Commissie vereist. Alle in rekening gebrachte werkuren moeten worden geregistreerd en gefiatteerd.
Artikel 34
Exploitatiekosten
De exploitatiekosten die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van het project, omvatten uitsluitend de kosten van:
a) |
grondstoffen; |
b) |
verbruiksgoederen; |
c) |
energie; |
d) |
transport van grondstoffen, verbruiksgoederen, materieel, producten, toevoermateriaal of brandstof; |
e) |
onderhoud, reparatie, aanpassing of omvorming van bestaand materieel; |
f) |
IT-diensten en andere specifieke diensten; |
g) |
huur van materieel; |
h) |
analyses en tests; |
i) |
organisatie van specifieke workshops; |
j) |
accountantsverklaring betreffende de financiële rapportage en bankgaranties; |
k) |
bescherming van kennis; |
l) |
bijstand door derden. |
Artikel 35
Indirecte kosten
Alle andere mogelijke uitgaven, zoals algemene kosten of overhead, die in verband met het project worden gedaan en die in de voormelde categorieën niet specifiek worden genoemd, waaronder reis- en verblijfkosten, worden gedekt door een vast bedrag van 35 % van de in artikel 33 bedoelde subsidiabele personeelskosten.
AFDELING 5
Evaluatie en voortgangscontrole van de onderzoeksactiviteiten
Artikel 36
Technische rapportage
Voor onderzoeks-, proef- en demonstratieprojecten als omschreven in de artikelen 14, 15 en 16 moet(en) de begunstigde(n) periodieke rapporten opstellen. Deze rapporten dienen om de gemaakte technische vooruitgang te documenteren.
Na voltooiing van de werkzaamheden moet door de begunstigde(n) een eindrapport met een exploitatie- en effectbeoordeling worden verstrekt. Na eventueel overleg met de relevante adviesgroep publiceert de Commissie dit rapport volledig of in samengevatte vorm, afhankelijk van de strategische relevantie van het project.
De Commissie kan de begunstigde(n) vragen om eindrapporten over de flankerende maatregelen zoals bedoeld in artikel 17 en de ondersteunende en voorbereidende activiteiten zoals bedoeld in artikel 18 en kan besluiten tot publicatie hiervan.
Artikel 37
Jaarlijks overzicht
De Commissie geeft jaarlijks een overzicht van de activiteiten uitgevoerd in het kader van het onderzoeksprogramma en de vorderingen bij de OTO-werkzaamheden. Het rapport met het jaarlijkse overzicht wordt aan het Comité kolen en staal toegezonden.
De Commissie mag onafhankelijke deskundigen en hooggekwalificeerde deskundigen aanstellen om mee te werken aan het jaarlijkse overzicht.
Artikel 38
Voortgangscontrole en beoordeling van het onderzoeksprogramma
1. De Commissie controleert de voortgang van het onderzoeksprogramma en beoordeelt daarbij de verwachte baten. Eind 2013, en vervolgens om de zeven jaar, wordt een voortgangsrapport uitgebracht. Deze rapporten worden openbaar gemaakt op de website van Cordis (Informatiedienst voor communautair onderzoek en ontwikkeling) of op een overeenkomstige website.
2. Bij de voltooiing van de gefinancierde projecten voert de Commissie voor elke periode van zeven jaar een beoordeling van het onderzoeksprogramma uit. Hierbij worden ook de voordelen van het OTO voor de samenleving en de betrokken sectoren beoordeeld. Het beoordelingsrapport wordt gepubliceerd.
3. Bij de voortgangscontrole en de beoordeling zoals bedoeld in de leden 1 en 2 wordt de Commissie bijgestaan door panels van hooggekwalificeerde deskundigen die zij zelf aanstelt.
Artikel 39
Aanstelling van onafhankelijke en hooggekwalificeerde deskundigen
Op de aanstelling van onafhankelijke en hooggekwalificeerde deskundigen zoals bedoeld in artikel 18, artikel 28, lid 2, en artikel 38, is het bepaalde in de artikelen 14 en 17 van Verordening (EG) nr. 1906/2006 (8) van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK IV
SLOTBEPALINGEN
Artikel 40
Herziening van de technische meerjarenrichtsnoeren
De technische meerjarenrichtsnoeren van hoofdstuk III worden om de zeven jaar herzien, waarbij de eerste periode van zeven jaar afloopt op 31 december 2014. Daartoe evalueert de Commissie uiterlijk in de eerste helft van het laatste jaar van iedere periode van zeven jaar de werking en de doeltreffendheid van de technische meerjarenrichtsnoeren en stelt zij zo nodig wijzigingen voor.
Indien de Commissie zulks nodig acht, kan zij vóór het eind van de periode van zeven jaar tot een dergelijke evaluatie overgaan en voorstellen voor passende wijzigingen bij de Raad indienen.
Artikel 41
Uitvoeringsbepalingen
De Commissie stelt overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 42, lid 2, uitvoeringsbepalingen vast inzake:
a) |
de goedkeuring van financieringsactiviteiten waarbij het geschatte bedrag van de communautaire bijdrage uit hoofde van het onderzoeksprogramma 0,6 miljoen euro of meer bedraagt; |
b) |
de taakomschrijving voor de voortgangscontrole en beoordeling van het onderzoeksprogramma waarvan sprake is in artikel 38; |
c) |
wijzigingen in de afdelingen 3 en 4 van hoofdstuk II; |
d) |
wijzigingen in de sluitingsdatum bedoeld in artikel 25; |
e) |
het opstellen van gerichte uitnodigingen tot het indienen van voorstellen. |
Artikel 42
Comité
1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité kolen en staal.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.
De termijn bedoeld in artikel 4, lid 3, van dat besluit wordt op twee maanden vastgesteld.
Artikel 43
Intrekking en overgangsmaatregelen
Beschikking 2003/78/EG wordt ingetrokken. Beschikking 2003/78/EG blijft echter tot en met 31 december 2008 van toepassing op de financiering van activiteiten die voortkomen uit voorstellen die uiterlijk 15 september 2007 zijn ingediend.
Artikel 44
Toepasselijkheid
Deze beschikking wordt van kracht op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf 16 september 2007.
Artikel 45
Geadresseerden
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Luxemburg, 29 april 2008.
Voor de Raad
De voorzitter
D. RUPEL
(1) PB L 29 van 5.2.2003, blz. 22.
(2) Advies van 10 april 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(3) PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1.
(4) PB L 29 van 5.2.2003, blz. 28.
(5) PB L 79 van 22.3.2002, blz. 42.
(6) PB L 154 van 27.6.2000, blz. 34.
(7) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).
(8) Verordening (EG) nr. 1906/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot vaststelling van de regels voor de deelname van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan acties op grond van het zevende kaderprogramma, en voor de verspreiding van onderzoeksresultaten (2007-2013) (PB L 391 van 30.12.2006, blz. 1).
BIJLAGE
De samenstelling van de Adviesgroep kolen, waarnaar wordt verwezen in artikel 22:
Leden |
Maximumtotaal |
||
|
8 |
||
|
2 |
||
|
8 |
||
|
2 |
||
|
2 |
||
|
2 |
||
|
24 |
De leden moeten een brede achtergrondkennis en individuele expertise op een of meer van de volgende gebieden hebben: kolenwinning en -gebruik, milieukwesties en sociale kwesties, met inbegrip van veiligheidsaspecten.
De samenstelling van de Adviesgroep staal, waarnaar wordt verwezen in artikel 22:
Leden |
Maximumtotaal |
||
|
21 |
||
|
2 |
||
|
2 |
||
|
5 |
||
|
30 |
De leden moeten een brede achtergrondkennis en individuele expertise op een of meer van de volgende gebieden hebben: grondstoffen; ijzerbereiding; staalbereiding; continugieten; warm- en/of koudwalsen; afwerking en/of oppervlaktebehandeling van staal; ontwikkeling van staalsoorten en/of -producten; staaltoepassingen en -eigenschappen; milieukwesties en sociale kwesties, met inbegrip van veiligheidsaspecten.