8.5.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 123/1


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 4 maart 2008

tot vaststelling van het Sirene-handboek en andere uitvoeringsmaatregelen voor het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 774)

(Slechts de teksten in de Bulgaarse, de Duitse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal zijn authentiek)

(2008/333/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (1), en met name op artikel 8, lid 4, artikel 9, lid 1, artikel 20, lid 3, artikel 22, onder a), artikel 36, lid 4, en artikel 37, lid 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1987/2006 is op de aan SIS 1 + deelnemende lidstaten van toepassing vanaf data die door de Raad worden vastgesteld met eenparigheid van de stemmen van de leden die de regeringen van de aan SIS 1 + deelnemende lidstaten vertegenwoordigen. Deze data worden vastgesteld nadat onder meer de noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen door de Commissie zijn vastgesteld.

(2)

Deze uitvoeringsmaatregelen hebben betrekking op aspecten van SIS II die in Verordening (EG) nr. 1987/2006 niet uitputtend geregeld zijn, omdat ze zeer technisch en gedetailleerd van aard zijn en regelmatig moeten worden bijgewerkt.

(3)

Deze uitvoeringsmaatregelen omvatten onder meer het Sirene-handboek, dat nadere voorschriften bevat voor de uitwisseling van aanvullende informatie. Aanvullende informatie is informatie die niet in SIS II wordt opgeslagen, maar gerelateerd is aan SIS II-signaleringen, en die wordt uitgewisseld: om de lidstaten in staat te stellen onderling overleg te plegen of elkaar inlichtingen te verstrekken bij de opneming van een signalering; bij een treffer, zodat passende actie kan worden ondernomen; indien de gevraagde maatregel niet kan worden uitgevoerd; wanneer zij betrekking heeft op de kwaliteit van de SIS II-gegevens; wanneer zij betrekking heeft op de compatibiliteit en de prioriteit van signaleringen; wanneer zij betrekking heeft op toegangsrechten.

(4)

Andere uitvoeringsmaatregelen zijn: protocollen en technische procedures die de compatibiliteit van N.SIS II met CS-CIS moeten verzekeren, technische voorschriften voor het invoeren, het bijwerken en het verwijderen van gegevens en het zoeken naar gegevens, specificatie van de speciale kwaliteitscontrole waarmee moet worden vastgesteld dat de in SIS II ingevoerde foto’s en vingerafdrukken aan een minimale gegevenskwaliteitsnorm voldoen; technische voorschriften voor het invoeren en verder verwerken van aanvullende gegevens voor het geval van misbruik van identiteit, alsmede technische voorschriften voor het koppelen van signaleringen.

(5)

Het Sirene-handboek moet voor Sirene-operatoren als belangrijk instrument in hun dagelijks werk met SIS II dienen. Het moet worden opgezet als praktische gids en alle werkzaamheden van het Sirene-bureau vergemakkelijken.

(6)

Aangezien sommige technische voorschriften rechtstreeks van invloed zijn op de werkzaamheden van de eindgebruikers in de lidstaten, moeten deze in één document worden samengebracht.

(7)

Deze beschikking vormt de noodzakelijke grondslag voor de goedkeuring van het Sirene-handboek en andere uitvoeringsmaatregelen voor het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) wat aangelegenheden betreft die onder het toepassingsgebied van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna „EG-Verdrag” genoemd) vallen. Besluit 2008/334/JBZ van de Commissie (2) tot vaststelling van het Sirene-handboek en andere uitvoeringsmaatregelen voor het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) vormt de noodzakelijke grondslag wat aangelegenheden betreft die onder het toepassingsgebied van het Verdrag betreffende de Europese Unie (hierna „EU-Verdrag” genoemd) vallen. Het feit dat de rechtsgrond voor de goedkeuring van het Sirene-handboek en andere uitvoeringsmaatregelen voor het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) uit twee afzonderlijke instrumenten bestaat, doet geen afbreuk aan het beginsel dat deze uitvoeringsmaatregelen samen één document vormen. Niettemin is het voor de duidelijkheid wenselijk de bijlage zowel bij het besluit als bij de beschikking op te nemen.

(8)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, heeft Denemarken niet deelgenomen aan de aanneming van Verordening (EG) nr. 1987/2006 en is deze derhalve niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Aangezien Verordening (EG) nr. 1987/2006 voortbouwt op het Schengenacquis uit hoofde van de bepalingen van titel IV van het derde deel van het EG-Verdrag, heeft Denemarken echter overeenkomstig artikel 5 van bovengenoemd protocol bij brief van 15 juni 2007 kennis gegeven van de omzetting van dit acquis in zijn nationale wetgeving. Daarom is Denemarken krachtens internationaal recht verplicht deze beschikking uit te voeren. Denemarken dient derhalve een kopie van deze beschikking te ontvangen.

(9)

Deze beschikking houdt een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (3). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze beschikking en deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Deze beschikking dient dan ook niet gericht te zijn tot het Verenigd Koninkrijk.

(10)

Deze beschikking houdt een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (4). Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze beschikking en deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Deze beschikking dient dan ook niet gericht te zijn tot Ierland.

(11)

Deze beschikking is een rechtsbesluit dat voortbouwt op het Schengenacquis of op een andere wijze daaraan is gerelateerd, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003 en artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005.

(12)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt deze beschikking een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (5), die vallen onder het gebied dat bedoeld is in artikel 1, punt G, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (6) inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst.

(13)

Wat Zwitserland betreft, houdt deze beschikking een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat betreffende de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied dat is bedoeld in artikel 1, onder G, van Besluit 1999/437/EG, gelezen in samenhang met artikel 4, lid 1, van Besluit 2004/860/EG van de Raad (7) betreffende de ondertekening van die overeenkomst namens de Europese Gemeenschap en de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van die overeenkomst.

(14)

De maatregelen waarin deze beschikking voorziet, zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is opgericht bij artikel 51 van Verordening (EG) nr. 1987/2006,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Wat aangelegenheden betreft die onder het toepassingsgebied van het EG-Verdrag vallen, luiden het Sirene-handboek en de andere uitvoeringsmaatregelen voor het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) als vermeld in de bijlage.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Brussel, 4 maart 2008.

Voor de Commissie

Franco FRATTINI

Vicevoorzitter


(1)  PB L 381 van 28.12.2006, blz. 4.

(2)  Zie bladzijde 39 van dit Publicatieblad.

(3)  PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

(4)  PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.

(5)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(6)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.

(7)  PB L 370 van 17.12.2004, blz. 78.


BIJLAGE

Sirene-handboek en andere uitvoeringsmaatregelen (1)

INHOUDSOPGAVE

INLEIDING

Het Schengenacquis

Het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)

Aanvullende informatie

1.

DE SIRENE-BUREAUS EN SIS II

1.1.

Het Sirene-bureau

1.2.

Sirene-handboek

1.3.

Andere uitvoeringsmaatregelen

1.4.

Normen

1.4.1.

Beschikbaarheid

1.4.2.

Continuïteit

1.4.3.

Beveiliging

1.4.4.

Vertrouwelijkheid

1.4.5.

Toegankelijkheid

1.4.6.

Communicatie

1.4.7.

Transliteratieregels

1.4.8.

Kwaliteit van gegevens

1.4.9.

Structuren

1.4.10.

Archivering

1.5.

Personeel

1.5.1.

Kennis

1.5.2.

Aanwerving

1.5.3.

Opleiding

1.5.4.

Uitwisseling van personeel

1.6.

Technische infrastructuur

1.6.1.

Uitwisseling van gegevens tussen Sirene-bureaus

1.7.

Opleiding voor andere diensten

2.

ALGEMENE PROCEDURES

2.1.

Definities

2.2.

Meervoudige signaleringen (artikel 34, lid 6, van de SIS II-verordening en artikel 49, lid 6, van het SIS II-besluit)

2.2.1.

Verenigbaarheid van signaleringen en prioriteitsorde

2.2.2.

Controle op meervoudige signaleringen

2.2.3.

Opnemen van meervoudige signaleringen

2.3.

Informatie-uitwisseling bij een treffer

2.3.1.

Verzenden van nadere informatie

2.4.

Wanneer de procedures voor een treffer niet kunnen worden gevolgd (artikel 48 van het SIS II-besluit en artikel 33 van de SIS II-verordening)

2.5.

Verwerking van gegevens voor andere doeleinden dan waarvoor zij in SIS II zijn opgenomen (artikel 46, lid 5, van het SIS II-besluit)

2.6.

Aanbrengen van een markering (artikelen 24 en 25 van het SIS II-besluit)

2.6.1.

Overleg tussen de lidstaten inzake het aanbrengen van een markering

2.6.2.

Tijdelijke clausule tot 1 januari 2009: Verzoek om stelselmatig aanbrengen van een markering voor eigen onderdanen van een lidstaat

2.7.

Constatering dat gegevens onjuist zijn of onrechtmatig zijn opgenomen (artikel 34 van de SIS II-verordening en artikel 49 van het SIS II-besluit)

Informatie-Uitwisseling Wanneer Nieuwe Feiten Aan Het Licht Zijn Gekomen

2.8.

Recht op toegang tot en rectificatie van gegevens (artikel 41 van de SIS II-verordening en artikel 58 van het SIS II-besluit)

2.8.1.

Verzoeken om toegang tot of rectificatie van gegevens

2.8.2.

Uitwisseling van informatie over verzoeken om toegang tot door andere lidstaten opgenomen signaleringen

2.8.3.

Uitwisseling van informatie over verzoeken om rectificatie of verwijdering van door andere lidstaten ingevoerde gegevens

2.9.

Verwijderen van een signalering wanneer de voorwaarden voor handhaving ervan niet meer bestaan

2.10.

Invoeren van eigennamen

2.11.

Verschillende identiteitscategorieën

2.11.1.

Misbruik van identiteit (artikel 36 van de SIS II-verordening en artikel 51 van het SIS II-besluit)

2.11.2.

Invoeren van een alias

2.11.3.

Nadere informatie ten behoeve van de vaststelling van iemands identiteit

2.12.

Informatie-uitwisseling bij gekoppelde signaleringen

2.12.1.

Technische voorschriften

2.12.2.

Operationele voorschriften

2.13.

SIRPIT (SIRENE PIcture Transfer) en het formaat en de kwaliteit van biometrische gegevens in SIS II

2.13.1.

Verder gebruik van uitgewisselde gegevens, waaronder archivering

2.13.2.

Technische vereisten

2.13.3.

Gebruik van het L-formulier van Sirene

2.13.4.

SIRPIT-procedure

2.13.5.

Formaat en kwaliteit van biometrische gegevens

2.14.

Overlapping van taken van Interpol en Sirene

2.14.1.

Prioriteit van SIS II-signaleringen boven Interpol-signaleringen

2.14.2.

Keuze van het communicatiekanaal

2.14.3.

Gebruik en verspreiding van Interpol-opsporingsverzoeken in de Schengenstaten

2.14.4.

Treffers en verwijdering van signaleringen

2.14.5.

Verbetering van de samenwerking tussen de Sirene-bureaus en de Nationale Centrale Bureaus van Interpol

2.14.6.

Informatieverstrekking aan derde staten

2.15.

Betrekkingen tussen Sirene en Europol

2.16.

Betrekkingen tussen Sirene en Eurojust

2.17.

Bijzondere opsporingen

2.17.1.

Geografisch gerichte opsporing

3.

SIGNALERING MET HET OOG OP AANHOUDING TEN BEHOEVE VAN OVERLEVERING OF UITLEVERING (ARTIKEL 26 VAN HET SIS II-BESLUIT)

3.1.

Opneming van een signalering

3.2.

Meervoudige signaleringen

Verenigbaarheid Van Signaleringen Met Het Oog Op Aanhouding

3.3.

Misbruik van identiteit

3.4.

Invoeren van een alias

3.5.

Aan lidstaten te zenden aanvullende informatie

3.5.1.

Te verzenden aanvullende informatie met betrekking tot een EAB

3.5.2.

Te verzenden aanvullende informatie met betrekking tot een voorlopige aanhouding

3.6.

Aanbrengen van een markering

3.7.

Actie door het Sirene-bureau na ontvangst van een signalering met het oog op aanhouding

3.8.

Informatie-uitwisseling bij een treffer

4.

SIGNALERING MET HET OOG OP WEIGERING VAN TOEGANG OF VERBLIJF (ARTIKEL 24 VAN DE SIS II-VERORDENING)

4.1.

Opneming van een signalering

4.2.

Meervoudige signaleringen

Verenigbaarheid Van Signaleringen Met Het Oog Op Weigering Van Toegang Of Verblijf

4.3.

Misbruik van identiteit

4.4.

Invoeren van een alias

4.5.

Informatie-uitwisseling bij een treffer

4.5.1.

Informatie-uitwisseling bij de afgifte van verblijfstitels of visa

4.5.2.

Informatie-uitwisseling bij weigering van toegang tot of verwijdering van het Schengengrondgebied

4.6.

Informatie-uitwisseling bij een treffer voor een onderdaan van een derde land die in de Gemeenschap het recht van vrij verkeer geniet

4.7.

Verwijderen van signaleringen van EU-burgers

5.

SIGNALERING VAN VERMISTE PERSONEN (ARTIKEL 32 VAN HET SIS II-BESLUIT)

5.1.

Opneming van een signalering

5.2.

Meervoudige signaleringen

Verenigbaarheid Van Signaleringen Van Vermiste Personen

5.3.

Misbruik van identiteit

5.4.

Invoeren van een alias

5.5.

Aanbrengen van een markering

5.6.

Informatie-uitwisseling bij een treffer

6.

SIGNALERING MET HET OOG OP EEN GERECHTELIJKE PROCEDURE (ARTIKEL 34 VAN HET SIS II-BESLUIT)

6.1.

Opneming van een signalering

6.2.

Meervoudige signaleringen

Verenigbaarheid Van Signaleringen Met Het Oog Op Een Gerechtelijke Procedure

6.3.

Misbruik van identiteit

6.4.

Invoeren van een alias

6.5.

Informatie-uitwisseling bij een treffer

7.

SIGNALERING MET HET OOG OP ONOPVALLENDE OF GERICHTE CONTROLES (ARTIKEL 36 VAN HET SIS II-BESLUIT)

7.1.

Opneming van een signalering

7.2.

Meervoudige signaleringen

Verenigbaarheid Van Signaleringen Met Het Oog Op Controle

7.3.

Misbruik van identiteit

7.4.

Invoeren van een alias

7.5.

Kennisgeving aan andere lidstaten van signalering op verzoek van de voor de veiligheid van de staat bevoegde diensten

7.6.

Aanbrengen van een markering

7.7.

Informatie-uitwisseling bij een treffer

8.

SIGNALERING MET HET OOG OP INBESLAGNEMING OF GEBRUIK ALS BEWIJSMATERIAAL (ARTIKEL 38 VAN HET SIS II-BESLUIT)

8.1.

Opneming van een signalering

8.2.

Meervoudige signaleringen

Verenigbaarheid Van Signaleringen Met Het Oog Op Inbeslagneming Of Gebruik Als Bewijsmiddel

8.3.

Informatie-uitwisseling bij een treffer

9.

STATISTIEKEN

10.

HERZIENING VAN HET SIRENE-HANDBOEK EN DE ANDERE UITVOERINGSMAATREGELEN

INLEIDING

Het Schengenacquis

Op 14 juni 1985 sloten België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en Nederland in het Luxemburgse stadje Schengen een akkoord dat tot doel had „het vrij overschrijden van de binnengrenzen door alle onderdanen van de lidstaten, alsmede […] het vrije verkeer van goederen en diensten” te bewerkstelligen.

De vijf oprichtende landen ondertekenden op 19 juni 1990 de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord (2). Italië sloot zich daarbij aan op 27 november 1990, Spanje en Portugal op 25 juni 1991, Griekenland op 6 november 1992, Oostenrijk op 28 april 1995 en Denemarken, Zweden en Finland op 19 december 1996.

Noorwegen en IJsland sloten op 19 december 1996 een samenwerkingsovereenkomst met de lidstaten, waarbij zij partij werden bij de Schengenuitvoeringsovereenkomst.

Sinds 26 maart 1995 wordt het Schengenacquis volledig uitgevoerd in België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Portugal en Spanje (3), sinds 31 maart 1998 in Oostenrijk en Italië (4), sinds 26 maart 2000 in Griekenland (5) en sinds 25 maart 2001 in Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden (6).

Overeenkomstig Besluit 2000/365/EG en Besluit 2002/192/EG nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland deel aan slechts enkele van de bepalingen van het Schengenacquis.

Wat het Verenigd Koninkrijk betreft, zijn de bepalingen waaraan het deelneemt (met uitzondering van het SIS) van toepassing sinds 1 januari 2005 (7).

Het Schengenacquis is in 1999 in het wettelijke kader van de Europese Unie opgenomen door middel van protocollen bij het Verdrag van Amsterdam (8). Op 12 mei 1999 heeft de Raad een besluit genomen tot vaststelling van de rechtsgronden van elk van de bepalingen of besluiten die het Schengenacquis vormen, in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Sinds 1 mei 2004 is het Schengenacquis, zoals dat in het kader van de Europese Unie is opgenomen door middel van het Protocol bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna het „Schengenprotocol” genoemd), met de daarop voortbouwende of op een andere wijze daaraan gerelateerde rechtsbesluiten, bindend voor Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië. Sinds 1 januari 2007 geldt dat ook voor Bulgarije en Roemenië.

Sommige bepalingen van het Schengenacquis zijn vanaf de toetreding van toepassing op nieuwe lidstaten van de Europese Unie. Andere bepalingen worden in nieuwe lidstaten pas van toepassing als de Raad daartoe een besluit neemt. Tot slot gaat de Raad na, overeenkomstig de evaluatieprocedures van Schengen en na raadpleging van het Europees Parlement, of in de betrokken lidstaat is voldaan aan de noodzakelijke voorwaarden voor de toepassing van alle onderdelen van het acquis. Is dat het geval, dan besluit hij tot opheffing van de grenscontroles.

In 2004 heeft Zwitserland een overeenkomst gesloten met de Europese Unie en de Europese Gemeenschap inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (9). Deze overeenkomst wordt gelezen in samenhang met Besluit 2004/860/EG.

Het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)

SIS II, dat is opgezet op grond van Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad (10) en Besluit 2007/533/JBZ van de Raad (11) (hierna samen de „rechtsinstrumenten voor SIS II” genoemd), is een gemeenschappelijk informatiesysteem dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in staat stelt om samen te werken, door informatie uit te wisselen. Het is een essentieel instrument voor de toepassing van het Schengenacquis, dat in het kader van de Europese Unie is opgenomen. SIS II vervangt het Schengeninformatiesysteem van de eerste generatie, dat in 1995 is ingevoerd en in 2005 en 2007 is uitgebreid.

Het doel van SIS II, zoals geformuleerd in artikel 1 van bovengenoemde rechtinstrumenten, is: „met behulp van de via dit systeem verstrekte informatie, te zorgen voor een hoog niveau van veiligheid in een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie, onder meer door handhaving van de openbare orde en veiligheid en vrijwaring van de veiligheid op het grondgebied van de lidstaten, en de bepalingen van deel III, titel IV, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna het „EG-Verdrag” genoemd) inzake het personenverkeer op hun grondgebied toe te passen.”.

Overeenkomstig de bovengenoemde rechtsinstrumenten voor SIS II verleent SIS II door middel van een geautomatiseerde raadplegingsprocedure toegang tot signaleringen met betrekking tot personen en voorwerpen aan de volgende instanties:

a)

autoriteiten die belast zijn met het grenstoezicht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (12);

b)

autoriteiten die belast zijn met andere politie- en douanecontroles in het binnenland, en de uitoefening van coördinatietaken ter zake;

c)

nationale gerechtelijke autoriteiten en autoriteiten die belast zijn met coördinatietaken ter zake;

d)

autoriteiten die bevoegd zijn voor de visumverlening, centrale autoriteiten die belast zijn met de behandeling van visumaanvragen, autoriteiten die bevoegd zijn voor de afgifte van verblijfstitels en autoriteiten die bevoegd zijn voor de tenuitvoerlegging van de wetgeving betreffende onderdanen van derde landen in het kader van de toepassing van het communautaire acquis inzake personenverkeer;

e)

instanties die belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen (overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1986/2006 van het Europees Parlement en de Raad (13)).

Overeenkomstig het SIS II-besluit hebben ook Europol en Eurojust toegang tot bepaalde categorieën signaleringen. Europol en Eurojust hebben toegang tot gegevens die in SIS II zijn opgenomen op grond van artikel 26 (signalering met het oog op aanhouding) en artikel 38 (signalering met het oog op inbeslagneming of als bewijsmiddel). Daarnaast heeft Europol toegang tot gegevens die zijn opgenomen op grond van artikel 36 (signalering met het oog op onopvallende of gerichte controles). Eurojust heeft toegang tot gegevens die zijn opgenomen op grond van artikel 32 (signalering van vermiste personen) en artikel 34 (signalering met het oog op een gerechtelijke procedure).

SIS II bestaat uit de volgende onderdelen:

1.

een centraal systeem (het „centrale SIS II”) bestaande uit:

2.

een technisch ondersteunende functie („CS-SIS”) die een databank, de „SIS II-databank” bevat;

3.

een uniforme nationale interface („NI-SIS”);

4.

een nationaal deel („N.SIS II”) in elk van de lidstaten, bestaande uit de nationale datasystemen die in verbinding staan met het centrale SIS II. Een N.SIS II kan een gegevensbestand bevatten („nationale kopie”) dat een volledige of gedeeltelijke kopie bevat van de SIS II-databank;

5.

een communicatie-infrastructuur tussen CS-SIS en NI-SIS (de „communicatie-infrastructuur”), waarmee een versleuteld virtueel netwerk tot stand wordt gebracht dat specifiek bestemd is voor SIS II-gegevens en voor de uitwisseling van gegevens tussen de Sirene-bureaus, zoals hieronder nader gespecificeerd.

Aanvullende informatie

SIS II bevat slechts informatie (d.w.z. gegevens over signaleringen) die onontbeerlijk is voor de identificatie van een persoon of voorwerp, alsmede de nodige te nemen maatregelen. Overeenkomstig de rechtsinstrumenten voor SIS II wisselen de lidstaten daarnaast ook (bilateraal of multilateraal) aanvullende informatie betreffende de signalering uit, die vereist is voor de uitvoering van enkele bepalingen van de rechtsinstrumenten en voor de goede werking van SIS II.

De structuur voor de uitwisseling van aanvullende informatie heeft de benaming „Sirene” gekregen, een acroniem van de definitie van de structuur in het Engels: Supplementary Information REquest at the National Entries (verzoek om aanvullende informatie bij het nationale deel).

Overeenkomstig de rechtsinstrumenten voor SIS II wordt in de volgende gevallen aanvullende informatie uitgewisseld:

a)

om de lidstaten in staat te stellen onderling overleg te plegen of elkaar inlichtingen te verstrekken bij de opneming van een signalering (bijvoorbeeld bij het invoeren van een signalering met het oog op aanhouding);

b)

bij een treffer, zodat passende actie kan worden ondernomen;

c)

indien de gevraagde maatregel niet kan worden uitgevoerd (bijvoorbeeld het aanbrengen van een markering);

d)

wanneer de informatie betrekking heeft op de kwaliteit van de SIS II-gegevens (bijvoorbeeld wanneer gegevens onrechtmatig zijn opgenomen of feitelijk onjuist zijn);

e)

wanneer de informatie betrekking heeft op de compatibiliteit en de prioriteit van signaleringen (bijvoorbeeld wanneer wordt nagegaan of er meervoudige signaleringen zijn ingevoerd);

f)

wanneer de informatie betrekking heeft op toegangsrechten.

1.   DE SIRENE-BUREAUS EN SIS II

1.1.   Het Sirene-bureau

Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de rechtsinstrumenten voor SIS II zet elke lidstaat een nationaal „Sirene-bureau” op. Dit bureau dient voor de lidstaten als enig contactpunt voor de uitwisseling van aanvullende informatie. De voornaamste taken van het Sirene-bureau zijn (14):

1.

het verzorgen van de uitwisseling van alle aanvullende informatie overeenkomstig dit Sirene-handboek, zoals bepaald in artikel 8 van de rechtsinstrumenten voor SIS II;

2.

het coördineren van de kwaliteitscontrole van de in SIS II opgenomen informatie.

Uitgangspunt van de werking van SIS II is dat de geautomatiseerde gegevens niet direct tussen de nationale systemen, maar uitsluitend via het centrale systeem (CS-SIS) kunnen worden uitgewisseld.

De aanvullende informatie die voor de uitvoering van sommige bepalingen van de rechtsinstrumenten voor SIS II nodig is, moet echter bilateraal of multilateraal tussen de Schengenlidstaten kunnen worden uitgewisseld, wil SIS II naar behoren kunnen functioneren.

1.2.   Sirene-handboek

Het Sirene-handboek is een reeks instructies voor de Sirene-bureaus met een uitgebreide beschrijving van de voorschriften en procedures voor de bilaterale en multilaterale uitwisseling van aanvullende informatie. Dit is een uitvoeringsmaatregel die voor het operationele gebruik van SIS II noodzakelijk is, conform de rechtsinstrumenten voor SIS II.

Nadere voorschriften voor de uitwisseling van aanvullende informatie worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 51, lid 2, van de SIS II-verordening en artikel 67 van het SIS II-besluit, alsmede in het Sirene-handboek.

1.3.   Andere uitvoeringsmaatregelen

Sommige aspecten van SIS II, zoals technische voorschriften betreffende het opnemen van gegevens (inclusief gegevens die noodzakelijk zijn voor de opneming van een signalering) en het bijwerken, verwijderen en opzoeken van gegevens, voorschriften inzake de compatibiliteit en de prioriteit van signaleringen, het markeren van signaleringen, het koppelen van signaleringen en het uitwisselen van aanvullende informatie, kunnen omdat ze zeer technisch en gedetailleerd van aard zijn en regelmatig moeten worden bijgewerkt, niet uitputtend worden geregeld in de SIS II-verordening en het SIS II-besluit. Daarom moeten uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot deze aspecten aan de Commissie worden gedelegeerd.

Aangezien sommige technische voorschriften rechtstreeks van invloed zijn op de werkzaamheden van de eindgebruikers in de lidstaten, is het Sirene-handboek voor dergelijke voorschriften een geschikte plaats. In de bijlagen 1, 2 en 4 bij dit handboek zijn daarom respectievelijk de voorschriften inzake transliteratie, de codetabellen en andere technische uitvoeringsmaatregelen voor gegevensverwerking opgenomen.

1.4.   Normen

Aan de samenwerking via Sirene liggen de onderstaande normen ten grondslag:

1.4.1.   Beschikbaarheid

Een nationaal Sirene-bureau moet 24 uur per dag en zeven dagen per week volledig operationeel zijn. Beschikbaarheid voor technische analyse, ondersteuning en oplossingen dient ook 24 uur per dag en zeven dagen per week te worden gegarandeerd.

1.4.2.   Continuïteit

Elk Sirene-bureau dient een interne organisatie tot stand te brengen die continuïteit met betrekking tot leiding, personeel en technische infrastructuur waarborgt.

De hoofden van alle Sirene-bureaus dienen ten minste tweemaal per jaar bijeen te komen om de kwaliteit van de samenwerking tussen hun diensten te beoordelen, de noodzakelijke technische of organisatorische maatregelen bij eventuele moeilijkheden te bespreken en waar nodig de procedures te verduidelijken.

1.4.3.   Beveiliging

Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van de rechtsinstrumenten voor SIS II moeten de lidstaten maatregelen nemen met het oog op de beveiliging van de uitwisseling van aanvullende informatie, die gelijkwaardig zijn met die voor hun N.SIS II als bedoeld in artikel 10, lid 1.

De aanbevelingen en beste praktijken in deel 2 van de Europese Unie Schengencatalogus — „Schengeninformatiesysteem, Sirene” dienen in praktijk te worden gebracht.

Het systeem van het Sirene-bureau dient te beschikken over een reservecomputer- en databasesysteem op een tweede locatie, voor het geval zich op het Sirene-bureau ernstige calamiteiten voordoen.

Om de gebouwen van de Sirene-bureaus te beschermen, zijn fysieke en organisatorische beveiligingsvoorzieningen nodig. Om aan de veiligheidseisen van de rechtsinstrumenten voor SIS II te kunnen voldoen, moeten voor de beveiliging van de gebouwen passende beveiligingsmaatregelen worden getroffen. De specifieke kenmerken van deze maatregelen kunnen verschillen, omdat zij afgestemd moeten zijn op bedreigingen in de onmiddellijke omgeving en op de exacte ligging van het Sirene-bureau. Deze maatregelen kunnen onder meer inhouden (dit is geen uitputtende lijst):

buitenramen met veiligheidsglas;

beveiligde en afgesloten deuren;

stenen/betonnen muren rondom het Sirene-bureau;

inbraakalarm, inclusief registratie bij binnenkomst en vertrek alsook bij ongebruikelijke gebeurtenissen;

beveiligingspersoneel ter plaatse of snel beschikbaar;

brandblussysteem en/of rechtstreekse verbinding met de brandweer;

gebouwen waarin uitsluitend het Sirene-bureau is gehuisvest, om te voorkomen dat personen die niet betrokken zijn bij maatregelen op het gebied van internationale politiesamenwerking of geen toegang dienen te hebben, het Sirene-bureau moeten betreden of zich daardoor moeten verplaatsen;

een toereikende noodstroomvoorziening.

De specifieke maatregelen voor de uitvoering van artikel 10, lid 2, van de rechtsinstrumenten voor SIS II worden voor elke lidstaat vastgesteld. De lidstaten controleren doorlopend de doelmatigheid van de beveiligingsmaatregelen en nemen voor deze interne controle de nodige organisatorische maatregelen om ervoor te zorgen dat de voorschriften van de rechtsinstrumenten voor SIS II worden nageleefd.

1.4.4.   Vertrouwelijkheid

Overeenkomstig artikel 11 van de rechtsinstrumenten voor SIS II gelden voor alle Sirene-medewerkers de relevante nationale voorschriften op het gebied van beroepsgeheim of gelijkwaardige vertrouwelijkheidseisen. Deze geheimhoudingsplicht blijft gelden nadat zij hun functie of dienstverband hebben beëindigd.

1.4.5.   Toegankelijkheid

Om te voldoen aan de eis om aanvullende informatie te verstrekken, dienen Sirene-medewerkers direct of indirect toegang te hebben tot alle relevante nationale informatie en deskundig advies.

1.4.6.   Communicatie

Overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder c), van de rechtsinstrumenten voor SIS II moeten de Sirene-bureaus voor hun onderlinge communicatie gebruikmaken van een versleuteld virtueel netwerk dat specifiek bestemd is voor SIS II-gegevens en de uitwisseling van gegevens tussen de Sirene-bureaus. Slechts wanneer dit kanaal niet beschikbaar is, mag een ander adequaat beveiligd en gezien de omstandigheden het meest geschikte communicatiemiddel worden gebruikt. Het meest geschikte communicatiekanaal kan per geval worden gekozen naargelang van de technische mogelijkheden en de beveiligings- en kwaliteitseisen waaraan de communicatie moet voldoen.

Twee categorieën schriftelijke berichten kunnen worden onderscheiden: vrije tekst en standaardformulieren. De tweede categorie dient te voldoen aan de eisen van bijlage 3.

Om de bilaterale communicatie tussen Sirene-medewerkers zo doelmatig mogelijk te laten verlopen, moet een taal worden gebruikt die beide partijen beheersen.

Het Sirene-bureau beantwoordt alle verzoeken om informatie die de andere lidstaten via hun Sirene-bureaus doen zo snel mogelijk. Beantwoording dient in alle gevallen binnen 12 uur plaats te vinden.

De prioriteiten in de dagelijkse werkzaamheden dienen te worden gebaseerd op de categorie van de signalering en het belang van de zaak.

Voor de uitwisseling van alle informatie die niet via formulieren plaatsvindt, maken de Sirene-bureaus gebruik van speciale, beveiligde elektronische post.

1.4.7.   Transliteratieregels

De in bijlage 1 opgenomen transliteratieregels moeten worden toegepast.

1.4.8.   Kwaliteit van gegevens

Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de rechtsinstrumenten voor SIS II coördineren de Sirene-bureaus de controle op de kwaliteit van de in SIS II opgenomen informatie. De Sirene-bureaus moeten beschikken over de noodzakelijke nationale bevoegdheden voor deze taak. Derhalve dient een vorm van nationale kwaliteitsaudit van gegevens plaats te vinden, waaronder een beoordeling van de verhouding signaleringen/treffers en van de inhoud van gegevens.

Om elk Sirene-bureau zijn functie van coördinator voor controle van de gegevenskwaliteit te laten vervullen, dienen de benodigde ondersteuning op het gebied van informatietechnologie en passende rechten binnen de systemen beschikbaar te zijn.

1.4.9.   Structuren

Alle nationale instanties, met inbegrip van de Sirene-bureaus, die verantwoordelijk zijn voor internationale politiële samenwerking dienen op gestructureerde wijze te worden georganiseerd om te voorkomen dat bevoegdheidsconflicten ontstaan met andere nationale instanties die vergelijkbare taken verrichten, of dat dubbel werk wordt verricht.

1.4.10.   Archivering

a)

Elke lidstaat stelt de voorwaarden voor de archivering van informatie vast.

b)

Het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat houdt alle informatie met betrekking tot de eigen signaleringen ter beschikking van de overige lidstaten, met inbegrip van de referenties van de beslissing die aan de signalering ten grondslag ligt.

c)

Relevante informatie in de archieven van elk Sirene-bureau moet snel toegankelijk zijn in verband met de zeer korte termijnen waarbinnen informatie moet worden doorgegeven.

d)

Persoonsgegevens die door het Sirene-bureau naar aanleiding van informatie-uitwisseling in bestanden zijn opgeslagen, worden niet langer bewaard dan nodig is om het doel waarvoor zij werden verstrekt, te verwezenlijken. In de regel worden deze gegevens verwijderd onmiddellijk nadat de signalering waarop zij betrekking hebben uit SIS II is verwijderd, en in ieder geval uiterlijk één jaar na de verwijdering van de signalering uit SIS II. Het kan echter zo zijn dat gegevens die betrekking hebben op een signalering die een lidstaat heeft afgegeven of op een signalering in verband waarmee actie is ondernomen op het grondgebied van die lidstaat, overeenkomstig de nationale wetgeving langer mogen worden bewaard.

e)

Aanvullende informatie die door andere lidstaten is toegezonden, moet worden bewaard met inachtneming van de nationale wetgeving inzake gegevensbescherming in de ontvangende lidstaat. De desbetreffende bepalingen van de rechtsinstrumenten voor SIS II, Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (15) en Verdrag 108 van de Raad van Europa (16) zijn eveneens van toepassing.

f)

De toegang tot de archieven wordt gecontroleerd en beperkt tot daartoe aangewezen personeel.

1.5.   Personeel

1.5.1.   Kennis

Medewerkers van een Sirene-bureau moeten beschikken over een zo breed mogelijke talenkennis. Het dienstdoende personeel moet kunnen communiceren met alle Sirene-bureaus.

Medewerkers moeten beschikken over de noodzakelijke kennis over:

aspecten van het nationale, Europese en internationale recht;

hun nationale rechtshandhavingsautoriteiten en

de nationale en Europese administratieve systemen op gerechtelijk en immigratiegebied.

Zij moeten bevoegd zijn om alle binnenkomende zaken zelfstandig af te handelen.

Personeel dat buiten kantooruren dienst doet, moet beschikken over dezelfde deskundigheid, kennis en bevoegdheden en moet zich met deskundigen in verbinding kunnen stellen.

Juridische deskundigheid voor zowel normale als buitengewone zaken moet in het Sirene-bureau beschikbaar zijn. Naargelang van het geval kan deze worden geboden door elke medewerker met de vereiste juridische achtergrond of door deskundigen van de gerechtelijke autoriteiten.

1.5.2.   Aanwerving

De autoriteiten die op nationaal niveau voor de aanwerving verantwoordelijk zijn, moeten bij de aanwerving van nieuw personeel met alle bovengenoemde vereiste kennis en vaardigheden rekening houden en moeten daarom interne opleidingen op nationaal en Europees niveau organiseren.

Ervaren medewerkers vormen een personeelsbestand dat zelfstandig kan functioneren en daardoor zaken efficiënt kan afhandelen. Een gering personeelsverloop is daarom wenselijk. Daarvoor is de eenduidige steun van het management voor de totstandbrenging van een gedecentraliseerde werkomgeving vereist.

1.5.3.   Opleiding

Nationaal niveau

Op nationaal niveau moet door middel van voldoende opleiding worden gewaarborgd dat het personeel aan de eisen van dit handboek voldoet. Voordat medewerkers toestemming krijgen om in SIS II opgeslagen gegevens te verwerken, krijgen zij met name een degelijke opleiding over de regels voor gegevensbeveiliging en gegevensbescherming en worden zij op de hoogte gebracht van alle ter zake doende strafbare feiten en sancties.

Europees niveau

Ten minste eenmaal per jaar worden gemeenschappelijke cursussen georganiseerd om de samenwerking tussen de Sirene-bureaus te verbeteren. Daartoe worden de medewerkers in de gelegenheid gesteld om collega’s van andere Sirene-bureaus te ontmoeten, informatie over nationale werkwijzen uit te wisselen en een samenhangend en gelijkwaardig kennisniveau te ontwikkelen. Verder worden medewerkers zich op deze wijze bewust van het belang van hun werkzaamheden en de noodzaak van wederzijdse solidariteit met het oog op de gemeenschappelijke veiligheid van de lidstaten.

1.5.4.   Uitwisseling van personeel

De Sirene-bureaus moeten, voor zover mogelijk, ook ten minste eenmaal per jaar een uitwisseling van medewerkers met andere Sirene-bureaus organiseren. Met deze uitwisselingen wordt beoogd de kennis van medewerkers over de werkmethoden te vergroten, te laten zien hoe andere Sirene-bureaus zijn georganiseerd en persoonlijke contacten tot stand te brengen met collega’s in andere lidstaten.

1.6.   Technische infrastructuur

Elk Sirene-bureau moet beschikken over een geautomatiseerd beheerssysteem waarmee de dagelijkse werkzaamheden grotendeels kunnen worden geautomatiseerd.

1.6.1.   Uitwisseling van gegevens tussen Sirene-bureaus

De technische specificaties voor de uitwisseling van gegevens tussen Sirene-bureaus zijn opgenomen in het document „Data Exchange between SIRENES” (17).

1.7.   Opleiding voor andere diensten

De Sirene-bureaus moeten worden betrokken bij de totstandkoming van nationale normen voor de opleiding van eindgebruikers inzake beginselen en werkmethoden op het gebied van gegevenskwaliteit en de opleiding van alle instanties die signaleringen invoeren. Daarbij moet de nadruk liggen op kwaliteit van de gegevens, eisen op het gebied van gegevensbescherming en maximale benutting van SIS II.

2.   ALGEMENE PROCEDURES

De hierna beschreven procedures zijn van toepassing op alle categorieën signaleringen. De specifieke procedures voor elke afzonderlijke categorie van signaleringen zijn te vinden in het desbetreffende deel van dit handboek.

2.1.   Definities

„Signalerende lidstaat”

lidstaat die een signalering in SIS heeft opgenomen;

„Uitvoerende lidstaat”

lidstaat die de maatregel uitvoert die naar aanleiding van een treffer moet worden genomen;

„Treffer”

wanneer een eindgebruiker bij het raadplegen van SIS II vaststelt dat in het systeem een signalering voorkomt die overeenstemt met de ingevoerde gegevens, en verdere maatregelen moeten worden getroffen;

„Markering”

schorsing van de geldigheid die kan worden toegevoegd aan signaleringen met het oog op aanhouding, signaleringen van vermiste personen en signaleringen voor controles, wanneer een lidstaat meent dat gevolg geven aan een signalering onverenigbaar is met zijn nationale recht, internationale verplichtingen of wezenlijke nationale belangen. Wanneer een signalering is gemarkeerd, mag de op basis van de signalering gevraagde maatregel niet worden uitgevoerd op het grondgebied van deze lidstaat.

2.2.   Meervoudige signaleringen (artikel 34, lid 6, van de SIS II-verordening en artikel 49, lid 6, van het SIS II-besluit)

Het kan voorkomen dat er voor een en dezelfde persoon of zaak door meer dan een land een signalering is opgenomen. Het is van wezenlijk belang dat hierdoor geen verwarring bij eindgebruikers ontstaat en dat duidelijk is welke maatregelen moeten worden genomen wanneer wordt getracht een signalering in te voeren en welke procedure moet worden gevolgd bij een treffer. Derhalve dienen procedures te worden vastgesteld voor het constateren van meervoudige signaleringen, naast een prioriteitenregeling voor opneming van die signaleringen in SIS II.

Daarom moet:

vóór opneming van een signalering worden nagegaan of er in SIS II reeds een signalering met betrekking tot dezelfde persoon of zaak is opgenomen;

overleg met de andere lidstaten plaatsvinden wanneer de opneming van een signalering leidt tot meervoudige signaleringen die onderling onverenigbaar zijn.

2.2.1.   Verenigbaarheid van signaleringen en prioriteitsorde

Voor een en dezelfde persoon of een en hetzelfde voorwerp kan een lidstaat slechts één signalering in SIS II opnemen.

Daarom moeten, voor zover mogelijk en noodzakelijk, tweede en volgende signaleringen voor dezelfde persoon of hetzelfde voorwerp op nationaal niveau beschikbaar worden gehouden zodat zij kunnen worden ingevoerd wanneer de eerste signalering verloopt of wordt verwijderd.

Meerdere lidstaten kunnen een signalering van dezelfde persoon of hetzelfde voorwerp invoeren wanneer de signaleringen verenigbaar zijn.

Signaleringen met het oog op aanhouding (artikel 26 van het SIS II-besluit) zijn verenigbaar met signaleringen met het oog op weigering van toegang (artikel 24 van de SIS II-verordening), signaleringen van vermiste personen (artikel 32 van het SIS II-besluit) en signaleringen met het oog op een gerechtelijke procedure (artikel 34 van het SIS II-besluit). Ze zijn niet verenigbaar met signaleringen met het oog op controles (artikel 36 van het SIS II-besluit).

Signaleringen met het oog op weigering van toegang zijn verenigbaar met signaleringen met het oog op aanhouding. Ze zijn niet verenigbaar met signaleringen van vermiste personen, signaleringen met het oog op controles en signaleringen met het oog op een gerechtelijke procedure.

Signaleringen van vermiste personen zijn verenigbaar met signaleringen met het oog op aanhouding en signaleringen met het oog op een gerechtelijke procedure. Ze zijn niet verenigbaar met signaleringen met het oog op weigering van toegang en signaleringen met het oog op controles.

Signaleringen met het oog op een gerechtelijke procedure zijn verenigbaar met signaleringen met het oog op aanhouding en signaleringen van vermiste personen. Ze zijn niet verenigbaar met signaleringen met het oog op controles en signaleringen met het oog op weigering van toegang.

Signaleringen met het oog op controles zijn niet verenigbaar met signaleringen met het oog op aanhouding, signaleringen met het oog op weigering van toegang, signaleringen van vermiste personen en signaleringen met het oog op een gerechtelijke procedure.

Bij signaleringen met het oog op controles zijn signaleringen met het oog op „onopvallende controles” niet verenigbaar met signaleringen met het oog op „gerichte controles”.

Verschillende categorieën van signaleringen van voorwerpen zijn onderling niet verenigbaar (zie de verenigbaarheidstabel hieronder).

De prioriteitsorde voor signaleringen van personen is als volgt:

aanhouding ten behoeve van overlevering of uitlevering (artikel 26 van het SIS II-besluit),

weigering van toegang tot of verblijf op het Schengengrondgebied (artikel 24 van de SIS II-verordening);

inbeschermingneming van vermiste personen (artikel 32 van het SIS II-besluit);

gerichte controles (artikel 36 van het SIS II-besluit);

onopvallende controles (artikel 36 van het SIS II-besluit);

mededeling van woon- of verblijfplaats (artikelen 32 en 34 van het SIS II-besluit).

De prioriteitsorde voor signaleringen van voorwerpen is als volgt:

gebruik als bewijsmateriaal (artikel 38 van het SIS II-besluit);

inbeslagneming (artikel 38 van het SIS II-besluit);

gerichte controles (artikel 36 van het SIS II-besluit);

onopvallende controles (artikel 36 van het SIS II-besluit).

Van deze prioriteitsorde kan worden afgeweken na overleg tussen de lidstaten indien wezenlijke nationale belangen in het geding zijn.

Verenigbaarheid van signaleringen van personen

Volgorde van belang

Signalering met het oog op aanhouding

Signalering met het oog op weigering van toegang

Signalering van vermiste personen (bescherming)

Signalering met het oog op gerichte controles

Signalering met het oog op onopvallende controles

Signalering van vermiste personen (verblijfplaats)

Signalering met het oog op een gerechtelijke procedure

Signalering met het oog op aanhouding

ja

ja

ja

neen

neen

ja

ja

Signalering met het oog op weigering van toegang

ja

ja

neen

neen

neen

neen

neen

Signalering van vermiste personen (bescherming)

ja

neen

ja

neen

neen

ja

ja

Signalering met het oog op gerichte controles

neen

neen

neen

ja

neen

neen

neen

Signalering met het oog op onopvallende controles

neen

neen

neen

neen

ja

neen

neen

Signalering van vermiste personen (verblijfplaats)

ja

neen

ja

neen

neen

ja

ja

Signalering met het oog op een gerechtelijke procedure

ja

neen

ja

neen

neen

ja

ja


Verenigbaarheid van signaleringen van voorwerpen

Volgorde van belang

Signalering met het oog op gebruik als bewijsmateriaal

Signalering met het oog op inbeslagneming

Signalering met het oog op gerichte controles

Signalering met het oog op onopvallende controles

Signalering met het oog op gebruik als bewijsmateriaal

ja

ja

neen

neen

Signalering met het oog op inbeslagneming

ja

ja

neen

neen

Signalering met het oog op gerichte controles

neen

neen

ja

neen

Signalering met het oog op onopvallende controles

neen

neen

neen

ja

2.2.2.   Controle op meervoudige signaleringen

Wanneer er sprake kan zijn van meervoudige signaleringen, moet ervoor worden gezorgd dat zorgvuldig onderscheid wordt gemaakt tussen personen en voorwerpen met vergelijkbare kenmerken. Overleg en samenwerking tussen de Sirene-bureaus zijn derhalve van wezenlijk belang. Elke lidstaat stelt passende technische procedures vast om dergelijke gevallen op te sporen voordat opneming plaatsvindt.

De volgende procedure is van toepassing:

a)

indien naar aanleiding van een verzoek tot opneming van een nieuwe signalering blijkt dat in SIS II reeds een persoon of voorwerp is opgenomen met dezelfde identiteitskenmerken, dient alvorens deze signalering wordt opgenomen een nadere verificatie plaats te vinden;

b)

bij signaleringen van personen neemt het Sirene-bureau contact op met het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat om na te gaan of het om dezelfde persoon gaat (E-formulier);

c)

indien uit de verificatie blijkt dat de gegevens identiek zijn en op dezelfde persoon of hetzelfde voorwerp betrekking kunnen hebben, volgt het Sirene-bureau de procedure voor het opnemen van meervoudige signaleringen. Indien uit de verificatie blijkt dat de gegevens betrekking hebben op twee verschillende personen of voorwerpen, keurt het Sirene-bureau het verzoek tot opneming van de nieuwe signalering goed.

Om na te gaan of er voor een persoon meervoudige signaleringen zijn opgenomen, worden de volgende gegevens vergeleken:

familienaam,

voornaam,

geboortedatum,

geslacht,

nummer van nationaal identiteitsdocument,

voornamen en familienamen van de ouders,

geboorteplaats,

vingerafdrukken,

foto’s.

Om na te gaan of er voor een voertuig meervoudige signaleringen zijn opgenomen, worden de volgende gegevens vergeleken:

voertuigidentificatienummer (VIN);

kenteken en land van registratie;

merk;

model.

Indien bij opneming van een nieuwe signalering blijkt dat hetzelfde VIN-nummer en/of kenteken reeds in SIS II voorkomt, wordt aangenomen dat er mogelijk sprake is van meervoudige signalering van hetzelfde voertuig. Deze controlemethode is echter uitsluitend effectief wanneer de gebruikte omschrijvingskenmerken identiek zijn. Vergelijking is daarom niet altijd mogelijk.

Het Sirene-bureau moet de aandacht van de nationale gebruikers vestigen op de problemen die zich kunnen voorzien indien de vergelijking slechts aan de hand van één van beide nummers wordt gemaakt. Een positieve respons betekent niet automatisch dat er een treffer is, en een negatieve respons betekent niet dat er voor het voertuig geen signalering is opgenomen.

Voor andere voorwerpen zijn de meest geschikte velden voor het vaststellen van meervoudige signalering de verplichte velden, die alle moeten worden gebruikt voor automatische vergelijking door het systeem.

2.2.3.   Opnemen van meervoudige signaleringen

Indien een verzoek om signalering strijdig is met een signalering die door dezelfde lidstaat is opgenomen, ziet het nationale Sirene-bureau erop toe dat in SIS II slechts één signalering voorkomt.

Indien de signaleringen door verschillende lidstaten zijn opgenomen, geldt de volgende procedure:

a)

indien de signaleringen verenigbaar zijn, is overleg tussen de Sirene-bureaus niet nodig;

b)

indien de signaleringen niet verenigbaar zijn of daarover twijfel bestaat, consulteren de Sirene-bureaus elkaar met gebruikmaking van een E-formulier om tot één enkele signalering te komen;

c)

signaleringen met het oog op aanhouding worden onmiddellijk opgenomen, zonder te wachten op het resultaat van het overleg met de andere lidstaten;

d)

indien aan een signalering die niet verenigbaar is met reeds in SIS II opgenomen signaleringen na overleg prioriteit is verleend, worden bij de opneming van de nieuwe signalering de overige signaleringen ingetrokken door de lidstaten die deze hadden opgenomen. Geschillen hierover worden door de lidstaten via de Sirene-bureaus geregeld. Indien geen overeenstemming wordt bereikt op basis van de vastgestelde prioriteitsorde, wordt de eerst opgenomen signalering in SIS II gehandhaafd;

e)

lidstaten die een signalering niet konden opnemen, kunnen zich aanmelden om door CS-SIS in kennis te worden gesteld van de verwijdering van een signalering;

f)

het Sirene-bureau van de lidstaat die een signalering niet kon opnemen, kan het Sirene-bureau van de lidstaat die de signalering heeft opgenomen, verzoeken op de hoogte te worden gesteld van een treffer voor die signalering.

2.3.   Informatie-uitwisseling bij een treffer

Er is sprake van een treffer wanneer een eindgebruiker bij het raadplegen van SIS II vaststelt dat in het systeem een signalering voorkomt die overeenstemt met de ingevoerde gegevens, en verdere maatregelen moeten worden getroffen.

Indien de eindgebruiker bij een treffer aanvullende informatie nodig heeft, neemt het Sirene-bureau zo snel mogelijk contact op met het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat en vraagt het de noodzakelijke informatie op. Waar nuttig treden de Sirene-bureaus op als tussenpersonen tussen de nationale autoriteiten en zorgen zij voor verstrekking en uitwisseling van aanvullende informatie die betrekking heeft op de bewuste signalering.

Tenzij anders bepaald, wordt de signalerende lidstaat van de treffer en het resultaat daarvan in kennis gesteld.

De volgende procedure is van toepassing:

a)

onverminderd punt 2.4 van dit handboek dient een treffer voor een gesignaleerde persoon of een gesignaleerd voorwerp in beginsel te worden meegedeeld aan het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat met behulp van een G-formulier.

Bij melding van een treffer aan de signalerende staat wordt in rubriek 090 van het G-formulier aangeduid op welk artikel van de rechtsinstrumenten voor SIS II de treffer van toepassing is.

Indien nodig stelt het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat het Sirene-bureau van de lidstaat die de gesignaleerde persoon of het gesignaleerde voorwerp heeft aangetroffen in kennis van alle relevante specifieke informatie en de bijzondere maatregelen die genomen dienen te worden.

Wanneer de treffer betrekking heeft op een persoon die gesignaleerd staat met het oog op aanhouding, stelt het Sirene-bureau van de lidstaat die de persoon heeft aangetroffen het Sirene-bureau van de signalerende staat telefonisch op de hoogte nadat het G-formulier is verzonden;

b)

treffers bij signaleringen met het oog op weigering van toegang worden niet stelselmatig aan de Sirene-bureaus van de signalerende lidstaten meegedeeld, maar wel in uitzonderlijke omstandigheden. Een G-formulier kan in ieder geval worden verzonden wanneer bijvoorbeeld aanvullende informatie nodig is. Er wordt altijd een G-formulier verzonden bij een treffer voor een persoon die in de Gemeenschap recht heeft op vrij verkeer.

2.3.1.   Verzenden van nadere informatie

De uitwisseling van informatie op grond van de rechtsinstrumenten voor SIS II mag geen afbreuk doen aan de taken waarmee de Sirene-bureaus belast zijn krachtens nationale wetgeving ter uitvoering van andere rechtsinstrumenten van de Europese Unie, met name de nationale wetgeving ter uitvoering van Kaderbesluit 2006/960/JBZ (18), en evenmin aan de uitwisseling van informatie in het kader van de wederzijdse rechtshulp.

2.4.   Wanneer de procedures voor een treffer niet kunnen worden gevolgd (artikel 48 van het SIS II-besluit en artikel 33 van de SIS II-verordening)

Overeenkomstig artikel 48 van het SIS II-besluit en artikel 33 van de SIS II-verordening is de volgende procedure van toepassing:

a)

een lidstaat die niet in staat is de procedure te volgen, deelt via zijn Sirene-bureau de signalerende lidstaat onmiddellijk mee dat hij de gevraagde maatregel niet kan uitvoeren en vermeldt de redenen daarvoor op een H-formulier;

b)

de betrokken lidstaten kunnen dan afspreken welke actie wordt ondernomen, met inachtneming van hun nationaal recht en de rechtsinstrumenten voor SIS II.

2.5.   Verwerking van gegevens voor andere doeleinden dan waarvoor zij in SIS II zijn opgenomen (artikel 46, lid 5, van het SIS II-besluit)

De gegevens in SIS II mogen slechts worden verwerkt voor de doeleinden die voor elke categorie signalering zijn vastgesteld.

Wanneer de signalerende lidstaat voorafgaande toestemming geeft, mogen de gegevens echter worden verwerkt voor andere doeleinden dan waarvoor zij zijn opgenomen, maar uitsluitend ter voorkoming van een op handen zijnde ernstige bedreiging voor de openbare orde en veiligheid, om ernstige redenen van staatsveiligheid of om een ernstig misdrijf te voorkomen.

Wanneer een lidstaat in SIS II opgenomen gegevens wenst te verwerken voor een ander doel dan waarvoor zij in SIS II zijn opgenomen, vindt de informatie-uitwisseling plaats volgens de volgende procedure:

a)

de lidstaat die gegevens voor andere doeleinden wenst te gebruiken, deelt via zijn Sirene-bureau de signalerende lidstaat mee, door middel van een I-formulier, waarom hij die gegevens voor een ander doel wil verwerken;

b)

de signalerende lidstaat toetst zo spoedig mogelijk of aan het verzoek kan worden voldaan en deelt zijn beslissing aan de andere lidstaat mee via zijn Sirene-bureau;

c)

indien noodzakelijk kan de signalerende lidstaat bij het verlenen van toestemming nadere voorwaarden stellen ten aanzien van het gebruik van de gegevens.

Na toestemming van de signalerende lidstaat mag de andere lidstaat de gegevens slechts gebruiken voor het doel waarom hij heeft verzocht en dat is goedgekeurd. Hij houdt rekening met de eventueel door de signalerende lidstaat gestelde voorwaarden.

2.6.   Aanbrengen van een markering (artikelen 24 en 25 van het SIS II-besluit)

Op verzoek van een andere lidstaat een markering aanbrengen.

Op grond van de artikelen 24 en 25 van het SIS II-besluit kan een lidstaat te allen tijde weigeren een gevraagde maatregel te nemen op zijn grondgebied en daartoe verzoeken dat een markering wordt aangebracht bij signaleringen met het oog op aanhouding (artikel 26 van het SIS II-besluit), signaleringen van vermiste personen (artikel 32 van het SIS II-besluit) en signaleringen met het oog op onopvallende of gerichte controles (artikel 36 van het SIS II-besluit). Een lidstaat kan dit doen wanneer hij van oordeel is dat gevolg geven aan een signalering in strijd is met zijn nationale recht, internationale verplichtingen of wezenlijke nationale belangen. De redenen voor het verzoek moeten tegelijk met het verzoek worden opgegeven.

Uitsluitend voor signaleringen met het oog op aanhouding bestaat een afzonderlijke procedure. Iedere lidstaat dient zo spoedig mogelijk na te gaan voor welke signaleringen markering wellicht geboden is.

Indien de omstandigheden als bedoeld in artikel 24, lid 1, of artikel 25 van het SIS II-besluit niet langer bestaan, dient de lidstaat die om het aanbrengen van de markering heeft verzocht zo spoedig mogelijk te verzoeken de markering te verwijderen.

2.6.1.   Overleg tussen de lidstaten inzake het aanbrengen van een markering

De volgende procedure is van toepassing:

a)

indien een lidstaat verlangt dat een markering wordt aangebracht, vraagt hij de markering met opgave van redenen aan bij de signalerende lidstaat door middel van een F-formulier;

b)

de signalerende lidstaat brengt de verlangde markering onmiddellijk aan;

c)

na uitwisseling van informatie kan het nodig zijn de markering te wijzigen of te verwijderen, dan wel het verzoek in te trekken, op basis van de inlichtingen die bij het overleg verstrekt zijn door de lidstaat die om markering verzoekt.

2.6.2.   Tijdelijke clausule tot 1 januari 2009: Verzoek om stelselmatig aanbrengen van een markering voor eigen onderdanen van een lidstaat

Onderstaande procedure wordt gevolgd:

a)

een lidstaat kan het Sirene-bureau van de andere lidstaat verzoeken om stelselmatig een markering aan te brengen bij signaleringen met het oog op aanhouding die betrekking hebben op onderdanen van de verzoekende lidstaat;

b)

een lidstaat die dat wenst, zendt een schriftelijk verzoek aan de lidstaat die hij om samenwerking verzoekt;

c)

een lidstaat waaraan een dergelijk verzoek wordt gericht, brengt voor de desbetreffende lidstaat dadelijk nadat de signalering is opgenomen een markering aan;

d)

deze procedure blijft van kracht zolang zij niet door een ander schriftelijk verzoek wordt geannuleerd.

2.7.   Constatering dat gegevens onjuist zijn of onrechtmatig zijn opgenomen (artikel 34 van de SIS II-verordening en artikel 49 van het SIS II-besluit)

Wanneer blijkt dat gegevens onjuist zijn of onrechtmatig in SIS II zijn opgenomen, wordt aanvullende informatie uitgewisseld met inachtneming van artikel 34, lid 2, van de SIS II-verordening en artikel 49, lid 2, van het SIS II-besluit, waarin bepaald wordt dat alleen de signalerende lidstaat bevoegd is de door hem ingevoerde gegevens te wijzigen, aan te vullen, te verbeteren, bij te werken of te verwijderen.

Een lidstaat die constateert dat gegevens onjuistheden bevatten of onrechtmatig in SIS II zijn opgenomen, licht de signalerende lidstaat via zijn Sirene-bureau zo spoedig mogelijk daarover in, maar in ieder geval binnen tien kalenderdagen nadat de onjuistheid of onrechtmatigheid aan het licht is gekomen. Deze informatie-uitwisseling gebeurt door middel van een J-formulier.

a)

Naar aanleiding van de uitkomst van het overleg kan het zijn dat de signalerende lidstaat de gegevens moet verwijderen of verbeteren. Daarbij worden de nationale procedures voor het verbeteren van de informatie in kwestie in acht genomen.

b)

Indien de lidstaten na twee maanden geen overeenstemming hebben kunnen bereiken, adviseert het Sirene-bureau van de lidstaat die de onjuistheid of onrechtmatigheid heeft ontdekt zijn bevoegde autoriteit de zaak voor te leggen aan de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, die tezamen met de betrokken nationale toezichthoudende autoriteiten optreedt als bemiddelaar.

Informatie-uitwisseling wanneer nieuwe feiten aan het licht zijn gekomen

Het is van groot belang de kwaliteit van de gegevens en de rechtmatigheid van de verwerking ervan te waarborgen. Wanneer een Sirene-bureau een nieuw feit ontdekt met betrekking tot een signalering die door een andere lidstaat is opgenomen, gaat dit Sirene-bureau als volgt te werk: de informatie wordt zo spoedig mogelijk doorgegeven aan het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat door middel van een J-formulier. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn wanneer een onderdaan van een derde land voor wie een signalering met het oog op weigering van toegang of verblijf is opgenomen, later het recht heeft verworven op vrij verkeer in de Gemeenschap.

2.8.   Recht op toegang tot en rectificatie van gegevens (artikel 41 van de SIS II-verordening en artikel 58 van het SIS II-besluit) (19)

Het recht van een persoon om kennis te nemen van de gegevens die overeenkomstig de rechtsinstrumenten voor SIS II over hem in SIS II zijn opgenomen, wordt uitgeoefend volgens het recht van de lidstaat waaraan het verzoek tot kennisneming wordt gericht.

De betrokkene wordt zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld, maar in elk geval binnen 60 dagen na de datum waarop hij of zij om toegang heeft verzocht, of binnen een kortere termijn, als het nationale recht dat bepaalt.

Een lidstaat die een signalering niet zelf heeft ingevoerd, mag gegevens alleen aan de betrokkene doorgeven als hij de lidstaat die de signalering heeft ingevoerd vooraf de gelegenheid heeft geboden zijn standpunt te bepalen.

Iedereen heeft het recht om gegevens over zichzelf die onjuist zijn, te laten verbeteren en onrechtmatig opgenomen gegevens over zichzelf te laten verwijderen.

De betrokkene wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk drie maanden na de datum waarop hij om rechtzetting of verwijdering heeft verzocht, op de hoogte gebracht van het gevolg dat aan de uitoefening van dit recht is gegeven. De betrokkene wordt eerder op de hoogte gesteld als de nationale wetgeving een kortere termijn bepaalt.

2.8.1.   Verzoeken om toegang tot of rectificatie van gegevens

Wanneer de nationale autoriteiten in kennis moeten worden gesteld van een verzoek om toegang tot gegevens of rectificatie ervan, gelden onverminderd het bepaalde in de nationale wetgeving de volgende regels voor de uitwisseling van informatie:

a)

ieder Sirene-bureau past de nationale wetgeving inzake het recht op toegang tot persoonsgegevens toe. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval en in overeenstemming met de geldende wetgeving geven de Sirene-bureaus de bij hen ingediende verzoeken om toegang tot of rectificatie van gegevens door aan de bevoegde nationale autoriteiten, of handelen zij deze zelf af, voor zover zij daartoe bevoegd zijn;

b)

met inachtneming van de nationale wetgeving verstrekken de Sirene-bureaus de nationale bevoegde autoriteiten desgevraagd informatie over de uitoefening van het recht op toegang tot gegevens.

2.8.2.   Uitwisseling van informatie over verzoeken om toegang tot door andere lidstaten opgenomen signaleringen

De informatie-uitwisseling over door andere lidstaten in SIS II opgenomen signaleringen gebeurt zoveel mogelijk via de nationale Sirene-bureaus, door middel van een K-formulier.

De volgende procedure is van toepassing:

a)

verzoeken om toegang tot gegevens worden zo snel mogelijk aan de signalerende lidstaat voorgelegd, zodat deze zijn standpunt kan bepalen;

b)

de signalerende lidstaat deelt zijn standpunt mee aan de lidstaat waarbij het verzoek is ingediend;

c)

de signalerende lidstaat neemt de termijn voor de behandeling van het verzoek in acht die is vastgesteld door de lidstaat die het verzoek om toegang tot de gegevens heeft ontvangen.

Wanneer de signalerende lidstaat zijn standpunt doorgeeft aan het Sirene-bureau van de lidstaat waarbij het verzoek om toegang is ingediend, handelt het Sirene-bureau het verzoek af of draagt het er zorg voor dat het standpunt zo spoedig mogelijk bekend wordt gemaakt aan de autoriteit die bevoegd is het verzoek af te handelen, zulks overeenkomstig de nationale wetgeving en de grenzen van de bevoegdheden van het Sirene-bureau.

2.8.3.   Uitwisseling van informatie over verzoeken om rectificatie of verwijdering van door andere lidstaten ingevoerde gegevens

Wanneer iemand verzoekt om rectificatie of verwijdering van gegevens over zichzelf, mag alleen de lidstaat die de signalering heeft opgenomen die gegevens rectificeren of verwijderen. Als een verzoek om rectificatie of verwijdering wordt ingediend bij een andere dan de signalerende lidstaat, deelt het Sirene-bureau van de lidstaat waarbij het verzoek is ingediend de verzoeker mee dat deze contact moet opnemen met de signalerende lidstaat en verstrekt het hem of haar de contactgegevens van de bevoegde autoriteit van die lidstaat.

2.9.   Verwijderen van een signalering wanneer de voorwaarden voor handhaving ervan niet meer bestaan

Signaleringen mogen niet langer in SIS II worden bewaard dan nodig is voor het doel waarvoor zij zijn opgenomen.

Behalve wanneer op een signalering een treffer is gevolgd, wordt een signalering hetzij automatisch verwijderd door CS-SIS (zodra de vervaldatum is verstreken), hetzij rechtstreeks door de dienst die de signalering in SIS II heeft opgenomen (zodra de voorwaarden voor handhaving van de signalering niet meer bestaan).

In beide gevallen wordt het verwijderingsbericht van CS-SIS automatisch door N.SIS II verwerkt.

De lidstaten kunnen verzoeken automatisch op de hoogte te worden gebracht van de verwijdering van een signalering die door een andere lidstaat is opgenomen.

2.10.   Invoeren van eigennamen

Afgezien van de beperkingen die de nationale systemen voor het invoeren van gegevens opleggen, worden eigennamen (voornamen en familienamen) in SIS II ingevoerd in een vorm (schrift en spelling) die zo nauw mogelijk aansluit bij de schrijfwijze zoals die op de officiële identiteitsdocumenten voorkomt. De lidstaten dienen in de regel Latijnse lettertekens te gebruiken voor het invoeren van gegevens in SIS II. De transliteratie- en transcriptieregels in bijlage 1 zijn echter van kracht.

2.11.   Verschillende identiteitscategorieën

Bevestigde identiteit (vastgestelde identiteit)

Van een bevestigde (vastgestelde) identiteit is sprake wanneer de identiteit is vastgesteld aan de hand van echte identiteitsdocumenten, een paspoort of een verklaring van de bevoegde autoriteiten.

Niet-bevestigde identiteit

Van een niet-bevestigde identiteit is sprake wanneer er niet voldoende bewijs is van de juistheid van de identiteit.

Misbruikte identiteit

Van misbruik van een identiteit is sprake wanneer iemand gebruik maakt van de identiteit (familienaam, voornaam, geboortedatum) van een andere werkelijk bestaande persoon. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een document ten nadele van de werkelijke eigenaar wordt gebruikt.

Alias

Van een alias is sprake wanneer een persoon een identiteit aanneemt terwijl hij of zij onder een andere identiteit bekend is.

2.11.1.   Misbruik van identiteit (artikel 36 van de SIS II-verordening en artikel 51 van het SIS II-besluit)

Wanneer het duidelijk wordt dat de identiteit van een persoon is misbruikt, worden, indien die persoon daarmee instemt, aan de signalering in SIS II aanvullende gegevens toegevoegd om de negatieve gevolgen van onjuiste identificatie te voorkomen. De persoon van wie de identiteit is misbruikt, kan de bevoegde autoriteiten volgens de nationale procedures de informatie verstrekken bedoeld in artikel 36, lid 3, van de SIS II-verordening en artikel 51, lid 3, van het SIS II-besluit. Een persoon van wie de identiteit is misbruikt, heeft het recht zijn of haar instemming met de verwerking van deze gegevens in te trekken.

Wanneer een lidstaat ontdekt dat er in verband met een door een andere lidstaat opgenomen signalering sprake is van misbruik van identiteit, meldt hij dat aan het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat door middel van een Q-formulier, zodat de benodigde gegevens aan de signalering in SIS II kunnen worden toegevoegd.

De gegevens van de persoon van wie de identiteit is misbruikt, zijn uitsluitend beschikbaar ten behoeve van de vaststelling van de identiteit van de gecontroleerde persoon en mogen in geen geval voor andere doeleinden worden gebruikt. De informatie over het misbruik van de identiteit worden verwijderd bij het verwijderen van de signalering, of eerder indien de betrokkene daarom verzoekt.

Bij het toevoegen aan de signalering van foto’s en vingerafdrukken van de persoon van wie de identiteit is misbruikt, wordt rekening gehouden met het doel van de invoering van gegevens van deze aard. Op het Q-formulier wordt alleen met het Schengennummer verwezen naar de gegevens van de persoon op wie de signalering in SIS II betrekking heeft. De gegevens in rubriek 052 (afgiftedatum van het document) moeten altijd worden ingevoerd.

Wanneer blijkt dat een in SIS II gesignaleerde persoon de identiteit van een ander misbruikt, moet de signalerende lidstaat bovendien controleren of het (voor het opsporen van de gezochte persoon) noodzakelijk is om de misbruikte identiteit in de SIS II-signalering te handhaven.

2.11.2.   Invoeren van een alias

Om een voldoende kwaliteit van de gegevens te waarborgen, stellen de lidstaten elkaar voor zover mogelijk op de hoogte van aliassen en wisselen zij alle relevante informatie uit over de werkelijke identiteit van de gezochte persoon.

De signalerende lidstaat is verantwoordelijk voor het invoeren van eventuele aliassen. Mocht een andere lidstaat een alias ontdekken, dan geeft hij dat door aan de signalerende lidstaat.

Bij signaleringen met het oog op aanhouding kan de lidstaat die de alias heeft ingevoerd, alle andere lidstaten daarover inlichten door middel van een M-formulier.

2.11.3.   Nadere informatie ten behoeve van de vaststelling van iemands identiteit

Na overleg, op eigen initiatief of op verzoek van een andere lidstaat kan het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat ook, als de in SIS II opgenomen gegevens onvoldoende zijn, andere informatie verstrekken voor de vaststelling van iemands identiteit. Voor dit doel wordt het L-formulier gebruikt. Deze informatie houdt met name in:

de herkomst van het paspoort of identiteitsdocument dat in het bezit is van de gezochte persoon;

het nummer, de datum en de plaats van afgifte van het paspoort of identiteitsdocument, de instantie die het heeft afgegeven, de datum waarop de geldigheid verstrijkt;

een beschrijving van de gezochte persoon;

de familienaam en voornaam van de vader en de moeder van de gezochte persoon;

het laatste bekende adres van de gezochte persoon.

Deze informatie moet zoveel mogelijk beschikbaar zijn bij de Sirene-bureaus, dan wel onmiddellijk en voortdurend voor hen toegankelijk, zodat zij de informatie zo snel mogelijk kunnen doorgeven.

Het doel van al deze maatregelen is zo veel mogelijk de kans te beperken dat een persoon ten onrechte wordt aangehouden wanneer zijn of haar identiteitsgegevens lijken op die van een gesignaleerde persoon.

2.12.   Informatie-uitwisseling bij gekoppelde signaleringen

Op grond van artikel 37 van de SIS II-verordening en artikel 52 van het SIS II-besluit kunnen de lidstaten, overeenkomstig hun nationale wetgeving, verschillende signaleringen koppelen, met als doel relaties aan het licht te brengen tussen personen en voorwerpen die in SIS II zijn opgenomen. Dergelijke koppelingen mogen slechts worden aangebracht indien daartoe een duidelijke operationele noodzaak bestaat.

2.12.1.   Technische voorschriften

Door middel van een koppeling kan een relatie worden aangegeven tussen twee of meer signaleringen.

Een lidstaat kan signaleringen koppelen die hijzelf in SIS II heeft ingevoerd en alleen deze lidstaat mag de koppeling wijzigen of verwijderen. Koppelingen zijn voor de gebruiker slechts zichtbaar wanneer ten minste twee gekoppelde signaleringen voor hem of haar zichtbaar zijn. De lidstaten zien erop toe dat toegang tot koppelingen slechts mogelijk is voor wie daartoe is gemachtigd.

2.12.2.   Operationele voorschriften

Bij het koppelen van signaleringen zijn geen speciale procedures voor het uitwisselen van aanvullende informatie vereist. Wel moeten de onderstaande beginselen in acht worden genomen:

bij een treffer op twee of meer signaleringen waartussen een koppeling bestaat, verzendt het Sirene-bureau van de uitvoerende lidstaat voor elk van deze signaleringen een G-formulier;

er wordt geen formulier verzonden voor signaleringen die weliswaar gekoppeld zijn aan een signalering waarvoor er een treffer is geweest, maar die zelf niet bij die treffer zijn gevonden. Deze regel geldt niet wanneer het bij de gekoppelde signalering waarvoor er geen treffer is geweest, gaat om een signalering met het oog op aanhouding of een signalering van een vermiste persoon (bescherming). In dat geval wordt de ontdekking van de gekoppelde signalering medegedeeld met een M-formulier.

2.13.   SIRPIT (SIRENE PIcture Transfer) en het formaat en de kwaliteit van biometrische gegevens in SIS II

Wanneer vingerafdrukken en foto’s beschikbaar zijn, worden zij aan de in SIS II opgenomen signalering toegevoegd.

De Sirene-bureaus moeten vingerafdrukken en foto’s kunnen uitwisselen met het oog op aanvulling van de signalering. Wanneer een lidstaat over een foto of vingerafdrukken beschikt van een persoon voor wie door een andere lidstaat een signalering is opgenomen, verzendt hij die foto’s of vingerafdrukken via SIRPIT naar de signalerende lidstaat, zodat die de signalering kan aanvullen.

Deze uitwisseling staat los van de uitwisseling in het kader van de politiële samenwerking op grond van Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad.

2.13.1.   Verder gebruik van uitgewisselde gegevens, waaronder archivering

Bij verder gebruik van foto’s en vingerafdrukken die via SIRPIT worden uitgewisseld en/of gearchiveerd, moet in alle gevallen worden voldaan aan de bepalingen van de rechtsinstrumenten voor SIS II, Richtlijn 95/46/EG, Verdrag 108 van de Raad van Europa en de geldende wetgeving ter zake van de desbetreffende lidstaten.

2.13.2.   Technische vereisten

Vingerafdrukken en foto’s worden verzameld en doorgezonden volgens de normen die zullen worden vastgesteld in het kader van de uitvoeringsbepalingen voor het invoeren van biometrische gegevens in SIS II.

Elk Sirene-bureau moet voldoen aan de technische eisen van SIRPIT.

Vingerafdrukken en foto’s worden als bijlage verzonden via een speciaal voor SIRPIT ontworpen invoerscherm.

2.13.3.   Gebruik van het L-formulier van Sirene

De verzending via SIRPIT wordt aangekondigd door verzending van een L-formulier via het gebruikelijke kanaal voor alle Sirene-formulieren. Het L-formulier wordt samen met de vingerafdrukken en/of foto’s verzonden.

2.13.4.   SIRPIT-procedure

Het Sirene-bureau van de lidstaat die over vingerafdrukken of foto’s beschikt van een persoon voor wie door een andere lidstaat een signalering in SIS II is opgenomen, wordt hierna aangeduid als het „aanleverende Sirene-bureau”.

Het Sirene-bureau van de lidstaat die de signalering in SIS II heeft ingevoerd, wordt hierna aangeduid als „het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat”.

De volgende procedure is van toepassing:

a)

het aanleverende Sirene-bureau zendt via de gebruikelijke elektronische kanalen een L-formulier. Het vermeldt in veld 083 van het L-formulier dat vingerafdrukken en foto’s worden toegezonden ter aanvulling van de in SIS II opgenomen signalering;

b)

het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat voegt de vingerafdrukken of foto’s toe aan de signalering in SIS II, of stuurt ze door aan de bevoegde autoriteit, zodat die de signalering kan aanvullen.

2.13.4.1.   Invoerscherm

Op het invoerscherm verschijnen de volgende gegevens:

1.

Schengenidentificatienummer (*) (1)

2.

Referentienummer (*) (1)

3.

Datum vingerafdrukken

4.

Plaats waar vingerafdrukken zijn genomen

5.

Datum foto

6.

Reden waarom vingerafdrukken zijn genomen

7.

Familienaam (*) (2)

8.

Voornaam (*) (2)

9.

Meisjesnaam

10.

Identiteit vastgesteld?

11.

Geboortedatum (*)

12.

Geboorteplaats

13.

Nationaliteit

14.

Geslacht (*)

15.

Andere informatie

Opmerkingen:

(*)

Verplicht.

(1)

Gegevens worden ingevoerd ofwel in veld 1, ofwel in veld 2.

(2)

De vermelding „onbekend” kan worden ingevoerd.

Indien bekend, worden de plaats en de datum ingevoerd waarop de vingerafdrukken zijn genomen.

2.13.5.   Formaat en kwaliteit van biometrische gegevens

Alle in het systeem in te voeren biometrische gegevens moeten een specifieke kwaliteitscontrole ondergaan om te waarborgen dat ze voldoen aan een minimale kwaliteitsnorm die voor alle SIS II-gebruikers geldt.

Voor het invoeren wordt op nationaal niveau gecontroleerd op het volgende:

vingerafdrukken moeten voldoen aan het formaat ANSI/NIST — ITL 1-2000, zoals dat is geïmplementeerd ten behoeve van Interpol en aangepast voor SIRPIT (SIRENE Picture Transfer).

foto’s, die alleen mogen worden gebruikt om de identiteit te bevestigen van een persoon die is aangetroffen als gevolg van een alfanumerieke opzoeking in SIS II, moeten aan de volgende eisen voldoen: foto’s van het gelaat in vooraanzicht moeten zo mogelijk een beeldverhouding hebben van 3:4 of 4:5. Indien beschikbaar moet de resolutie ten minste 480 × 600 pixels zijn, met een kleurdiepte van 24 bits. Als de afbeelding met een scanner wordt ingelezen, moet de bestandsgrootte zo mogelijk niet meer zijn dan ongeveer 200 kilobyte.

2.14.   Overlapping van taken van Interpol en Sirene (20)

SIS II is niet bedoeld ter vervanging of als doublure van de rol van Interpol. Hoewel hun taken elkaar kunnen overlappen, zijn er aanzienlijke verschillen tussen de uitgangspunten voor hun werkzaamheden en de samenwerking van de lidstaten in het kader van Schengen en die van Interpol. Daarom moeten op nationaal niveau regels worden opgesteld voor de samenwerking tussen de Sirene-bureaus en de NCB’s (Nationale Centrale Bureaus).

De volgende beginselen zijn van toepassing:

2.14.1.   Prioriteit van SIS II-signaleringen boven Interpol-signaleringen

Voor zover het gaat om signaleringen die door lidstaten zijn ingevoerd, hebben signaleringen in SIS II en de desbetreffende informatie-uitwisseling altijd voorrang boven signaleringen en informatie-uitwisseling via Interpol. Dit is met name van belang bij met elkaar strijdige signaleringen.

2.14.2.   Keuze van het communicatiekanaal

Het beginsel dat Schengensignaleringen voorrang hebben boven Interpol-signaleringen moet worden geëerbiedigd. Er moet op worden toegezien dat de NCB’s van de lidstaten deze regel naleven. Nadat een Schengensignalering is gecreëerd, verloopt alle communicatie over de signalering, het doel van de opneming ervan en de te nemen maatregelen via de Sirene-bureaus. Geeft een lidstaat de voorkeur aan een ander communicatiekanaal, dan moet daarover van tevoren overleg worden gepleegd met de andere betrokkenen. Wijziging van het communicatiekanaal is echter slechts in bijzondere gevallen mogelijk.

2.14.3.   Gebruik en verspreiding van Interpol-opsporingsverzoeken in de Schengenstaten

Gelet op de voorrang van SIS II-signaleringen boven Interpol-signaleringen moet signalering via Interpol beperkt blijven tot uitzonderingsgevallen (d.w.z. wanneer in opneming van de signalering in SIS II noch in de Schengenuitvoeringsovereenkomst noch in technische zin is voorzien, of wanneer niet alle voor opneming van een SIS II-signalering noodzakelijke informatie beschikbaar is). Parallelle signaleringen in de Schengenruimte in SIS II en via Interpol moeten worden vermeden. Signaleringen die via Interpol worden verspreid en die ook betrekking hebben op de Schengenruimte of gedeelten ervan, moeten de volgende tekst bevatten: „met uitzondering van de Schengenstaten”.

2.14.4.   Treffers en verwijdering van signaleringen

Om de taak van het Sirene-bureau bij de coördinatie en verificatie van de kwaliteit van de informatie in SIS II te waarborgen, zien de lidstaten erop toe dat de Sirene-bureaus en de NCB’s elkaar op de hoogte stellen van treffers en van het verwijderen van signaleringen.

2.14.5.   Verbetering van de samenwerking tussen de Sirene-bureaus en de Nationale Centrale Bureaus van Interpol

Overeenkomstig het nationale recht neemt elke lidstaat alle passende maatregelen voor doelmatige uitwisseling van informatie op nationaal niveau tussen zijn Sirene-bureau en de NCB’s.

2.14.6.   Informatieverstrekking aan derde staten

a)

Gegevens verwerkt in SIS II

Op grond van artikel 39 van de SIS II-verordening en artikel 54 van het SIS II-besluit mogen gegevens die krachtens die rechtsinstrumenten in SIS II zijn verwerkt, niet worden doorgegeven aan derde landen of internationale organisaties of hun ter beschikking worden gesteld. Artikel 55 van het SIS II-besluit bepaalt dat, in afwijking van deze algemene regel, gegevens over gestolen, verduisterde, anderszins vermiste of ongeldig gemaakte paspoorten met Interpol mogen worden uitgewisseld, met inachtneming van de voorwaarden van dat artikel.

b)

Aanvullende informatie

Volgens het beginsel van gegevensbeheer zoals bedoeld in artikel 4, lid 2, van de rechtsinstrumenten voor SIS II wordt de doorgifte van aanvullende informatie aan derde staten verricht door de lidstaat die de beheerder is van de gegevens. Ontvangt het Sirene-bureau van een lidstaat die een bepaalde signalering niet heeft opgenomen een verzoek om aanvullende informatie met betrekking tot die signalering, dan stelt dit Sirene-bureau het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat op de hoogte van dat informatieverzoek. De signalerende lidstaat kan dan een besluit nemen met inachtneming van alle toepasselijke voorschriften, waaronder de voorschriften inzake gegevensbescherming. Naargelang van de nationale regelingen of procedures wordt gebruikgemaakt van Interpol.

2.15.   Betrekkingen tussen Sirene en Europol

Europol heeft recht op toegang tot en directe bevraging van in overeenstemming met de artikelen 26, 36 en 38 van het SIS II-besluit in SIS II opgenomen gegevens. Europol mag de betrokken lidstaten om nadere informatie verzoeken overeenkomstig de bepalingen van de Europol-overeenkomst. Overeenkomstig de nationale wetgeving wordt voorzien in samenwerking met de nationale Europol-eenheid (ENU). Het doel daarvan is dat het Sirene-bureau ingelicht wordt over iedere uitwisseling tussen Europol en de ENU van aanvullende informatie over in SIS II opgenomen signaleringen. Wanneer de communicatie over SIS II-signaleringen op nationaal niveau via de ENU verloopt, worden hiermee onduidelijkheden voor de eindgebruikers vermeden.

2.16.   Betrekkingen tussen Sirene en Eurojust

De nationale leden van Eurojust en hun assistenten hebben recht op toegang tot en directe bevraging van in overeenstemming met de artikelen 26, 32, 34 en 38 van het SIS II-besluit in SIS II opgenomen gegevens. Overeenkomstig de nationale wetgeving wordt voorzien in samenwerking tussen hen om voor soepele uitwisseling van informatie bij treffers te zorgen. Met name is het Sirene-bureau het contactpunt voor de nationale leden van Eurojust en hun assistenten met betrekking tot aanvullende informatie over in SIS II opgenomen signaleringen.

2.17.   Bijzondere opsporingen

2.17.1.   Geografisch gerichte opsporing

Een geografisch gerichte opsporing wordt verricht in gevallen waarin een lidstaat beschikt over sterke aanwijzingen over de woon- of verblijfplaats van de gezochte persoon of het gezochte voorwerp binnen een beperkt geografisch gebied. In dergelijke omstandigheden kan een verzoek van de gerechtelijke autoriteit dadelijk na ontvangst worden uitgevoerd.

Geografisch gerichte opsporing vindt in het Schengengebied plaats op basis van een signalering in SIS II. Is de verblijfplaats van de gezochte persoon bekend wanneer een signalering met het oog op aanhouding wordt opgenomen, dan wordt de verblijfplaats vermeld in veld 061 van het A-formulier. In alle andere gevallen, en ook wanneer het gaat om de plaats waar een voorwerp zich bevindt, wordt het M-formulier gebruikt (veld 83). In SIS II wordt een signalering voor de gezochte persoon opgenomen om te waarborgen dat een verzoek om het nemen van een maatregel onmiddellijk uitvoerbaar is (artikel 64 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst en artikel 9, lid 3, van het kaderbesluit betreffende het Europese aanhoudingsbevel).

Door een signalering in SIS II stijgen de kansen op succes wanneer de persoon of het voorwerp zich onverwachts binnen het Schengengebied verplaatst. Het invoeren van personen of voorwerpen in SIS II kan daarom alleen in bijzondere omstandigheden achterwege blijven (bijvoorbeeld wanneer er overeenkomstig artikel 23, lid 1, van de SIS II-verordening en het SIS II-besluit onvoldoende informatie is om een signalering in te voeren, enz.).

3.   SIGNALERING MET HET OOG OP AANHOUDING TEN BEHOEVE VAN OVERLEVERING OF UITLEVERING (ARTIKEL 26 VAN HET SIS II-BESLUIT)

De volgende punten zijn van belang:

opneming van een signalering;

controle op meervoudige signaleringen;

misbruik van identiteit;

invoeren van een alias;

aan lidstaten te zenden aanvullende informatie;

aanbrengen van een markering;

actie door het Sirene-bureau na ontvangst van een signalering met het oog op aanhouding;

informatie-uitwisseling bij een treffer.

3.1.   Opneming van een signalering

De meeste signaleringen met het oog op aanhouding gaan vergezeld van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Krachtens een signalering met het oog op aanhouding kan echter ook een voorlopige aanhouding plaatsvinden voordat een uitleveringsverzoek wordt verkregen.

Het EAB/uitleveringsverzoek wordt uitgevaardigd door een justitiële autoriteit die bevoegd is om in de signalerende lidstaat deze functie te vervullen.

Bij het opnemen van een signalering met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering wordt een kopie van het oorspronkelijke EAB als bijlage in SIS II opgenomen. Een vertaalde kopie van het EAB in een of meer van de officiële talen van de EU-instellingen mag worden ingevoerd.

Foto’s en vingerafdrukken van de gezochte persoon worden toegevoegd, wanneer deze beschikbaar zijn.

De relevante informatie inzake personen die gezocht worden met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering of uitlevering, inclusief het EAB of uitleveringsverzoek, moet bij het invoeren van de signalering voor het Sirene-bureau beschikbaar zijn. Er wordt gecontroleerd of de informatie volledig is en op de juiste wijze wordt gepresenteerd.

Per signalering met het oog op aanhouding kunnen de lidstaten meer dan één EAB invoeren. Het is de verantwoordelijkheid van de lidstaten om een vervallen EAB te verwijderen en te controleren of aan de signalering nog andere EAB’s zijn toegevoegd, en de signalering zo nodig uit te breiden.

Aan signaleringen met het oog op aanhouding mag per EAB één binair bestand worden toegevoegd. Wanneer door een lidstaat aan een signalering met het oog op aanhouding een EAB is toegevoegd, moeten ook vertalingen daarvan kunnen worden toegevoegd, zo nodig in afzonderlijke binaire bestanden.

Voor aan signaleringen toe te voegen gescande pdf-bestanden moet zo mogelijk een resolutie van ten minste 150 dpi worden gebruikt.

3.2.   Meervoudige signaleringen

Zie punt 2.2 voor de algemene procedures.

Daarnaast gelden de volgende regels:

Meerdere lidstaten kunnen een signalering opnemen voor dezelfde persoon. Indien twee of meer lidstaten een signalering hebben opgenomen voor dezelfde persoon, besluit de uitvoerende rechterlijke autoriteit in de lidstaat waar de aanhouding plaatsvindt welk aanhoudingsbevel bij aanhouding wordt uitgevoerd.

Verenigbaarheid van signaleringen met het oog op aanhouding

Signaleringen met het oog op aanhouding zijn verenigbaar met signaleringen met het oog op weigering van toegang, signaleringen van vermiste personen en signaleringen met het oog op een gerechtelijke procedure. Zij zijn niet verenigbaar met signaleringen met het oog op controles.

Signaleringen met het oog op aanhouding worden onmiddellijk opgenomen, zonder te wachten op het resultaat van het overleg met de andere lidstaten.

3.3.   Misbruik van identiteit

Zie de algemene procedure onder punt 2.11.1.

3.4.   Invoeren van een alias

Zie de algemene procedure onder punt 2.11.2.

3.5.   Aan lidstaten te zenden aanvullende informatie

Bij het opnemen van de signalering wordt aanvullende informatie over de signalering aan alle lidstaten verzonden.

De in 3.5.1 en 3.5.2 genoemde informatie dient op de snelst beschikbare wijze aan de andere Sirene-bureaus te worden gezonden. Andere aanvullende gegevens die voor de vaststelling van de identiteit nodig zijn, worden na overleg en/of op verzoek van een andere lidstaat verstrekt.

Wanneer er voor dezelfde persoon meerdere EAB’s of uitleveringsverzoeken zijn uitgevaardigd, wordt voor elk EAB of uitleveringsverzoek een apart A-formulier gebruikt.

Er dienen voldoende bijzonderheden te worden vermeld in het EAB/uitleveringsverzoek en op het A-formulier (met name rubriek e) van het EAB: „Beschrijving van de omstandigheden waaronder het strafbare feit is gepleegd/de strafbare feiten zijn gepleegd, met inbegrip van het tijdstip [en] de plaats” en veld 044 van het A-formulier: „omschrijving van de delicten”, zodat andere Sirene-bureaus de signalering kunnen verifiëren. Alleen noodzakelijke informatie wordt uitgewisseld.

3.5.1.   Te verzenden aanvullende informatie met betrekking tot een EAB

Het A-formulier moet ten minste dezelfde informatie bevatten als het EAB. In veld 044 moet een korte samenvatting van de omstandigheden worden vermeld.

Op het A-formulier wordt de volgende informatie opgenomen:

239: geef aan dat het formulier uitsluitend betrekking heeft op een EAB;

272: vermeld het volgnummer van het EAB om onderscheid te maken tussen verschillende EAB’s voor dezelfde persoon;

006-013, 266, 275, 237-238 en 050-061: vermeld de relevante informatie die in SIS II is ingevoerd en overeenstemt met rubriek a) van het EAB;

030-033 en 251-259: vermeld de relevante informatie uit rubriek i) van het EAB;

240-241 en 035-037: vermeld de relevante informatie uit rubriek b) van het EAB;

034, 038, 039: vermeld de relevante informatie uit rubriek c) van het EAB;

243-244: vermeld de informatie uit rubriek d) van het EAB. Laat deze velden leeg als er geen sprake is van een vonnis bij verstek. In veld 244 kan een eenvoudige omschrijving worden opgenomen. Het is niet nodig de wettekst over te nemen;

245, 247, 040-045 en 047: vermeld de informatie uit rubriek e) van het EAB;

267: vermeld de informatie uit rubriek f) van het EAB. De tekst van de relevante wettelijke bepalingen hoeft niet te worden gekopieerd;

249: vermeld de relevante informatie uit rubriek g) van het EAB. Laat dit veld leeg als er geen verzoek om inbeslagneming is;

250: vermeld de relevante informatie uit rubriek g) van het EAB. Vermeld ook de plaats waar het voorwerp zich bevindt, indien bekend;

268: vermeld de relevante informatie uit rubriek h) van het EAB;

260-264: vermeld de relevante informatie uit rubriek i) van het EAB;

269-271: vermeld de relevante informatie uit rubriek i) van het EAB, maar uitsluitend wanneer die verschilt van de informatie in de velden 251, 252 en 032;

400 en 403: andere documenten kunnen worden bijgevoegd.

3.5.2.   Te verzenden aanvullende informatie met betrekking tot een voorlopige aanhouding

3.5.2.1.   Bij een signalering op basis van zowel een EAB als een uitleveringsverzoek

Bij het opnemen van een signalering met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering wordt aanvullende informatie over de signalering aan alle lidstaten verzonden met een A-formulier. Indien de signalering en de aanvullende informatie die aan de lidstaten zijn gezonden met betrekking tot het EAB onvoldoende gegevens bevatten voor overlevering, wordt extra informatie verstrekt.

In veld 239 wordt aangegeven dat het formulier betrekking heeft op zowel een EAB als een uitleveringsverzoek.

3.5.2.2.   Bij een signalering op basis van uitsluitend een uitleveringsverzoek

Bij het opnemen van een signalering met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering wordt aanvullende informatie over de signalering aan alle lidstaten verzonden met een A-formulier.

In veld 239 wordt aangegeven dat het formulier betrekking heeft op een uitleveringsverzoek.

3.6.   Aanbrengen van een markering

Zie punt 2.6 voor de algemene procedures.

Wanneer ten minste één van de aan de signalering gehechte EAB’s of uitleveringsverzoeken kan worden uitgevoerd, wordt de signalering niet gemarkeerd.

Een gemarkeerde signalering wordt beschouwd als opgenomen met het oog op mededeling van de verblijfplaats van de gesignaleerde persoon.

3.7.   Actie door het Sirene-bureau na ontvangst van een signalering met het oog op aanhouding

Wanneer een Sirene-bureau een A-formulier ontvangt, doorzoekt het zo snel mogelijk alle beschikbare bronnen om de persoon of het voorwerp te lokaliseren. Indien de door de aanvragende lidstaat verstrekte informatie voor de ontvangende lidstaat ontoereikend is, vormt dit geen beletsel voor het uitvoeren van de zoekactie.

Indien de signalering met het oog op aanhouding wordt gevalideerd en de persoon of het voorwerp wordt gelokaliseerd of aangehouden in de lidstaat, wordt de informatie in het A-formulier doorgezonden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat die het EAB of het uitleveringsverzoek uitvoert. Indien om het originele EAB of uitleveringsverzoek wordt verzocht, wordt dit (tenzij anders bepaald in de nationale wetgeving van de signalerende of de uitvoerende lidstaat) door de uitvaardigende rechterlijke autoriteit rechtstreeks aan de uitvoerende rechterlijke autoriteit gezonden.

3.8.   Informatie-uitwisseling bij een treffer

Zie de algemene procedure onder punt 2.3.

Daarnaast geldt de volgende procedure:

a)

een treffer voor een met het oog op aanhouding gesignaleerde persoon wordt in alle gevallen aan het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat meegedeeld. Na verzending van het G-formulier wordt het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat bovendien telefonisch op de hoogte gesteld;

b)

indien nodig stelt het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat het Sirene-bureau van de uitvoerende lidstaat in kennis van alle relevante specifieke informatie over de bijzondere maatregelen die genomen dienen te worden.

Als de treffer plaatsvindt binnen twee weken na de opneming van de signalering, informeert het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat alle andere Sirene-bureaus over de treffer door middel van een M-formulier. Na deze periode worden alleen die lidstaten op de hoogte gesteld die daarom hebben verzocht.

4.   SIGNALERING MET HET OOG OP WEIGERING VAN TOEGANG OF VERBLIJF (ARTIKEL 24 VAN DE SIS II-VERORDENING)

De volgende punten zijn van belang:

opneming van een signalering;

controle op meervoudige signaleringen;

misbruik van identiteit;

invoeren van een alias;

informatie-uitwisseling bij een treffer;

betreft het een gezinslid van een EU-burger?

4.1.   Opneming van een signalering

Overeenkomstig artikel 24 van de SIS II-verordening kan in SIS II een signalering met het oog op weigering van toegang of verblijf worden opgenomen voor een onderdaan van een derde land, op grond van een nationale signalering die uitgevaardigd is omdat de betrokkene een gevaar vormt voor de openbare orde of veiligheid of de nationale veiligheid.

Een signalering kan tevens worden opgenomen indien ten aanzien van de onderdaan van een derde land een niet-opgeschorte of niet-ingetrokken maatregel tot verwijdering, weigering van toegang of uitzetting is genomen die een verbod op binnenkomst of verblijf behelst of daarvan vergezeld gaat, in verband met een overtreding van de nationale bepalingen inzake de binnenkomst en het verblijf van onderdanen van derde landen.

Bovendien wordt in artikel 26 van de SIS II-verordening bepaald dat, met inachtneming van bepaalde specifieke voorwaarden, een signalering in SIS II wordt opgenomen voor onderdanen van derde landen ten aanzien van wie overeenkomstig artikel 15 van het Verdrag betreffende de Europese Unie een beperkende maatregel is genomen om de toegang tot of de doorreis via het grondgebied van de lidstaten te beletten.

Op grond van artikel 25 van de SIS II-verordening gelden specifieke regels voor onderdanen van een derde land die het recht van vrij verkeer binnen de Gemeenschap genieten in de zin van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (21). Het Sirene-bureau moet, voor zover mogelijk, in staat zijn de informatie te verstrekken aan de hand waarvan is beoordeeld of een signalering met het oog op weigering van toegang of verblijf zou worden opgenomen voor een persoon die het recht van vrij verkeer binnen de Gemeenschap geniet (22).

4.2.   Meervoudige signaleringen

Zie de algemene procedure onder punt 2.2.

Verenigbaarheid van signaleringen met het oog op weigering van toegang of verblijf

Signaleringen met het oog op weigering van toegang zijn verenigbaar met signaleringen met het oog op aanhouding. Ze zijn niet verenigbaar met signaleringen van vermiste personen, signaleringen met het oog op controles en signaleringen met het oog op een gerechtelijke procedure.

4.3.   Misbruik van identiteit

Zie de algemene procedure onder punt 2.11.1.

4.4.   Invoeren van een alias

Zie punt 2.11.2 voor de algemene regels.

4.5.   Informatie-uitwisseling bij een treffer

De uitvoering van de procedures voor kennisgeving als bedoeld in artikel 5, lid 4, onder c), van de Schengengrenscode en de overlegprocedures als bedoeld in artikel 25 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst valt onder de bevoegdheid van de autoriteiten die belast zijn met grenstoezicht en de afgifte van verblijfstitels of visa. De Sirene-bureaus worden in beginsel slechts bij deze procedures betrokken voor zover het gaat om het doorgeven van aanvullende informatie die rechtstreeks verband houdt met signaleringen (bijvoorbeeld kennisgeving van een treffer, nadere identiteitsgegevens), dan wel met het verwijderen van signaleringen.

De Sirene-bureaus kunnen echter wel betrokken worden bij het doorgeven van aanvullende informatie die noodzakelijk is voor verwijdering of weigering van een onderdaan van een derde land. Ook kunnen zij betrokken worden bij het doorgeven van aanvullende informatie naar aanleiding van deze handelingen.

4.5.1.   Informatie-uitwisseling bij de afgifte van verblijfstitels of visa

De volgende procedure is van toepassing:

a)

onverminderd de speciale procedure voor informatie-uitwisseling overeenkomstig artikel 25 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst en onverminderd punt 4.6 betreffende informatie-uitwisseling bij een treffer voor een onderdaan van een derde land die in de Gemeenschap het recht van vrij verkeer geniet (in welk geval overleg met het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat verplicht is), kan de uitvoerende lidstaat de lidstaat die een signalering met het oog op weigering van toegang of verblijf heeft opgenomen, mededelen dat er een treffer is geweest bij de procedure voor afgifte van een verblijfstitel of visum. Zo nodig kan de signalerende lidstaat de overige lidstaten in kennis stellen door middel van een M-formulier;

b)

de Sirene-bureaus van de betrokken lidstaten kunnen desgevraagd overeenkomstig het nationale recht medewerking verlenen bij het doorgeven van de benodigde gegevens aan de bevoegde autoriteiten die belast zijn met de afgifte van verblijfstitels en visa.

Speciale procedures bedoeld in artikel 25 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst

Procedure van artikel 25, lid 1, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst

Wanneer een lidstaat overweegt een verblijfstitel af te geven en ontdekt dat de aanvrager door een andere lidstaat is gesignaleerd met het oog op weigering van toegang of verblijf, overlegt hij met de signalerende lidstaat via het Sirene-bureau. Voor dit doel wordt het N-formulier gebruikt. Indien de lidstaat na het overleg zijn besluit om een verblijfstitel af te geven handhaaft, wordt de signalering verwijderd. De betrokkene kan echter wel op de nationale lijst van signaleringen met het oog op weigering van toegang tot een lidstaat worden geplaatst.

Procedure van artikel 25, lid 2, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst

Wanneer een lidstaat een signalering met het oog op weigering van toegang of verblijf heeft opgenomen, en ontdekt dat aan de betrokkene een verblijfstitel is afgegeven, treedt de signalerende lidstaat via het Sirene-bureau door middel van een O-formulier in overleg met de lidstaat die de verblijfstitel heeft afgegeven. Dit overleg via de Sirene-bureaus door middel van een O-formulier vindt ook plaats wanneer de lidstaat die de verblijfstitel heeft afgegeven, later tot de ontdekking komt dat voor de betrokkene in SIS II een signalering met het oog op weigering van toegang of verblijf is opgenomen (23).

Indien een derde lidstaat (dat wil zeggen niet de lidstaat die de verblijfstitel heeft afgegeven, noch de signalerende lidstaat) ontdekt dat een onderdaan van een derde land die houder is van een verblijfstitel van een van de lidstaten in SIS II is gesignaleerd, stelt hij via de Sirene-bureaus zowel de lidstaat die de verblijfstitel heeft afgegeven als de signalerende lidstaat in kennis door middel van een H-formulier.

Indien de in artikel 25 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst vervatte procedure leidt tot verwijdering van een signalering met het oog op een weigering van toegang of verblijf verlenen de Sirene-bureaus desgevraagd overeenkomstig het nationale recht medewerking.

4.5.2.   Informatie-uitwisseling bij weigering van toegang tot of verwijdering van het Schengengrondgebied

De volgende procedure is van toepassing:

a)

onverminderd de speciale procedure voor informatie-uitwisseling overeenkomstig artikel 5, lid 4, onder a) en c), van de Schengengrenscode, en onverminderd punt 4.6 betreffende informatie-uitwisseling bij een treffer voor een onderdaan van een derde land die in de Gemeenschap het recht van vrij verkeer geniet (in welk geval overleg met de signalerende lidstaat via het Sirene-bureau verplicht is), kan een lidstaat verzoeken te worden geïnformeerd over alle treffers met betrekking tot signaleringen met het oog op weigering van toegang of verblijf die hij in SIS II heeft opgenomen.

Een lidstaat die van deze mogelijkheid gebruik wil maken, richt daartoe een schriftelijk verzoek aan de overige lidstaten;

b)

de uitvoerende lidstaat kan op eigen initiatief de signalerende lidstaat ervan op de hoogte stellen dat de gesignaleerde onderdaan van een derde land is aangetroffen en dat hem de toegang tot het Schengengrondgebied is geweigerd of dat hij van het Schengengrondgebied is verwijderd;

c)

indien een gesignaleerde onderdaan van een derde land door een lidstaat op zijn grondgebied wordt aangetroffen, verstrekt de signalerende lidstaat desgevraagd de voor de verwijdering van de betrokkene vereiste informatie. Deze informatie dient, afhankelijk van de behoeften van de uitvoerende lidstaat, onder meer het volgende te omvatten, indien de gegevens beschikbaar zijn:

de aard van de beslissing en de redenen ervoor;

de autoriteit die de beslissing heeft genomen;

de datum van de beslissing;

de datum waarop de beslissing is betekend;

de datum van tenuitvoerlegging van de beslissing;

de datum waarop de geldigheidsduur van de beslissing verstrijkt.

Indien een gesignaleerde persoon aan de grens wordt aangetroffen, worden de in de Schengengrenscode en door de signalerende lidstaat vastgestelde procedures gevolgd.

Uitwisseling via de Sirene-bureaus van aanvullende informatie kan tevens in spoedeisende gevallen ten behoeve van de nadere identiteitsvaststelling van een persoon noodzakelijk zijn (zie punt 2.8.3).

Speciale procedures bedoeld in artikel 5, lid 4, onder a) en c), van de Schengengrenscode

Procedure voor gevallen waarop artikel 5, lid 4, onder a), van toepassing is

Op grond van artikel 5, lid 4, onder a), van de Schengengrenscode wordt onderdanen van derde landen die gesignaleerd zijn met het oog op weigering van toegang of verblijf, maar ook houder zijn van een door een lidstaat afgegeven verblijfstitel of terugkeervisum, bij het overschrijden van de grens in een andere lidstaat toegang verleend met het oog op doorreis naar de lidstaat die hun de verblijfstitel of het terugkeervisum heeft verstrekt. De toegang mag worden geweigerd indien de betrokkene in die andere lidstaat is gesignaleerd met het oog op weigering van toegang.

Wanneer de onderdaan van een derde land de lidstaat die hem/haar in SIS II heeft gesignaleerd wil binnenkomen, kan hem/haar de toegang worden geweigerd. Op verzoek van de bevoegde autoriteit raadpleegt het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat door middel van een O-formulier het Sirene-bureau van de lidstaat die de verblijfstitel heeft afgegeven. De bevoegde autoriteit kan dan beoordelen of er voldoende redenen zijn om de verblijfstitel in te trekken. Wordt de verblijfstitel niet ingetrokken, dan wordt de signalering uit SIS II verwijderd. De betrokkene kan echter op de nationale lijst van signaleringen met het oog op weigering van toegang worden geplaatst.

Wanneer de betrokkene de lidstaat die de verblijfstitel heeft afgegeven wil binnenkomen, wordt hem/haar toegang tot het grondgebied verleend. Het Sirene-bureau van die lidstaat zendt op verzoek van de bevoegde autoriteit een O-formulier naar het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat, zodat de bevoegde autoriteiten kunnen beslissen of de verblijfstitel moet worden ingetrokken, dan wel de signalering verwijderd.

Wanneer de onderdaan van een derde land een derde lidstaat wil binnenkomen (dat wil zeggen niet de lidstaat die de verblijfstitel heeft afgegeven, noch de signalerende lidstaat), en die derde lidstaat ontdekt dat de betrokkene in SIS II is gesignaleerd, hoewel hij/zij houd(st)er is van een door een lidstaat afgegeven verblijfstitel, dan staat de derde lidstaat de doorreis toe naar de lidstaat die de verblijfstitel heeft afgegeven. De toegang mag worden geweigerd indien de derde lidstaat de betrokkene op zijn nationale lijst van signaleringen heeft geplaatst. In beide gevallen zendt het Sirene-bureau van de derde lidstaat, op verzoek van de bevoegde autoriteit, de Sirene-bureaus van de twee lidstaten in kwestie een H-formulier, waarmee het deze op de hoogte stelt van de conflictsituatie en hen verzoekt overleg te plegen met als doel ofwel de signalering uit SIS II te verwijderen, ofwel de verblijfstitel in te trekken. Het Sirene-bureau van de derde lidstaat kan hen tevens verzoeken van het resultaat van het overleg op de hoogte te worden gesteld.

Procedure voor gevallen waarop artikel 5, lid 4, onder c), van toepassing is

Op grond van artikel 5, lid 4, onder c), van de Schengengrenscode kan een lidstaat op grond van humanitaire overwegingen, om redenen van nationaal belang of wegens internationale verplichtingen afwijken van het beginsel dat de toegang wordt geweigerd aan personen die gesignaleerd zijn met het oog op weigering van toegang. Op verzoek van de bevoegde autoriteit stelt het Sirene-bureau van de lidstaat die toegang heeft verleend het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat van het verlenen van toegang in kennis door middel van een H-formulier.

4.6.   Informatie-uitwisseling bij een treffer voor een onderdaan van een derde land die in de Gemeenschap het recht van vrij verkeer geniet

Bij een treffer voor een onderdaan van een derde land die het recht van vrij verkeer binnen de Gemeenschap geniet in de zin van Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (24), gelden speciale regels:

a)

op verzoek van de bevoegde autoriteit neemt het Sirene-bureau van de uitvoerende lidstaat door middel van een G-formulier onmiddellijk contact op met het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat om de nodige informatie te verkrijgen om snel te kunnen beslissen over de te nemen maatregelen;

b)

na ontvangst van het verzoek om informatie begint het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat onmiddellijk met het verzamelen van de gevraagde informatie. Het zendt deze zo snel mogelijk aan het Sirene-bureau van de uitvoerende lidstaat;

c)

de uitvoerende lidstaat meldt via zijn Sirene-bureau het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat of de gevraagde maatregel is uitgevoerd (met een G-formulier) dan wel niet is uitgevoerd (met een H-formulier).

4.7.   Verwijderen van signaleringen van EU-burgers

Wanneer een onderdaan van een derde land voor wie een signalering met het oog op weigering van toegang of verblijf is opgenomen, de nationaliteit van een EU-lidstaat verwerft, wordt de signalering verwijderd. Komt de nationaliteitswijziging onder de aandacht van het Sirene-bureau van een andere lidstaat dan de signalerende lidstaat, dan zendt eerstgenoemd Sirene-bureau een J-formulier aan het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat. Dit is in overeenstemming met de procedure voor rectificatie en verwijdering van onjuiste of onrechtmatig opgenomen gegevens (zie punt 2.7).

5.   SIGNALERING VAN VERMISTE PERSONEN (ARTIKEL 32 VAN HET SIS II-BESLUIT)

De volgende punten zijn van belang:

opneming van een signalering;

controle op meervoudige signaleringen;

misbruik van identiteit;

invoeren van een alias;

aanbrengen van een markering

informatie-uitwisseling bij een treffer.

5.1.   Opneming van een signalering

Op verzoek van de bevoegde autoriteit worden in SIS II gegevens opgenomen over de onderstaande categorieën personen (zowel minderjarigen als meerderjarigen) van wie de verblijfplaats moet worden nagegaan of die in bescherming moeten worden genomen:

vermiste personen die in bescherming moeten worden genomen:

i)

ter bescherming van zichzelf;

ii)

ter voorkoming van gevaar;

vermiste personen van wie de verblijfplaats moet worden nagegaan en die niet in bescherming moeten worden genomen.

De nationale procedures die bepalen wie op welke wijze kan verzoeken om opsporing van vermiste personen, zijn van toepassing wanneer de zoekactie wordt gestart.

Overeenkomstig artikel 23, lid 2, van het SIS II-besluit worden foto’s en vingerafdrukken van de gezochte persoon toegevoegd, wanneer deze beschikbaar zijn.

5.2.   Meervoudige signaleringen

Zie de algemene procedure onder punt 2.2.

Verenigbaarheid van signaleringen van vermiste personen

Signaleringen van vermiste personen zijn verenigbaar met signaleringen met het oog op aanhouding en signaleringen met het oog op een gerechtelijke procedure. Ze zijn niet verenigbaar met signaleringen met het oog op weigering van toegang en signaleringen met het oog op controles.

5.3.   Misbruik van identiteit

Zie de algemene procedure onder punt 2.11.1.

5.4.   Invoeren van een alias

Zie de algemene procedure onder punt 2.11.2.

5.5.   Aanbrengen van een markering

Na een treffer kan worden verzocht om het aanbrengen van een markering. Voor het aanbrengen van een markering worden de algemene procedures in punt 2.6 gevolgd.

In het geval van signaleringen van vermiste personen zijn er geen alternatieve maatregelen.

5.6.   Informatie-uitwisseling bij een treffer

Zie de algemene procedure onder punt 2.3.

Daarnaast gelden de volgende regels:

a)

de Sirene-bureaus verstrekken zo veel mogelijk de noodzakelijke medische gegevens betreffende de vermiste persoon of personen, indien maatregelen met het oog op hun bescherming moeten worden genomen.

De verstrekte gegevens worden niet langer dan strikt noodzakelijk opgeslagen en mogen slechts worden gebruikt ten behoeve van de medische behandeling van de betrokkene;

b)

het Sirene-bureau van de uitvoerende lidstaat deelt de verblijfplaats van de betrokkene mede aan het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat;

c)

overeenkomstig artikel 33, lid 2, van het SIS II-besluit mag de verblijfplaats van een vermiste persoon die meerderjarig is slechts worden medegedeeld indien de vermiste daarmee instemt. De bevoegde autoriteiten kunnen echter aan een belanghebbende die de persoon als vermist heeft opgegeven, meedelen dat de signalering is verwijderd omdat de persoon is gelokaliseerd.

6.   SIGNALERING MET HET OOG OP EEN GERECHTELIJKE PROCEDURE (ARTIKEL 34 VAN HET SIS II-BESLUIT)

De volgende punten zijn van belang:

opneming van een signalering;

controle op meervoudige signaleringen;

misbruik van identiteit;

invoeren van een alias;

informatie-uitwisseling bij een treffer.

6.1.   Opneming van een signalering

Op verzoek van de bevoegde autoriteit worden in SIS II gegevens opgenomen over de onderstaande categorieën personen van wie de woon- of verblijfplaats moet worden medegedeeld:

getuigen;

personen die door de rechterlijke instanties in het kader van een strafprocedure zijn opgeroepen of die daartoe worden gezocht wegens feiten waarvoor zij worden vervolgd;

personen aan wie een vonnis of andere documenten dienen te worden betekend in het kader van een strafprocedure wegens feiten waarvoor zij worden vervolgd;

personen aan wie een oproep tot het ondergaan van een vrijheidsstraf dient te worden betekend.

Overeenkomstig artikel 23, lid 2, van het SIS II-besluit worden foto’s en vingerafdrukken van de gezochte persoon toegevoegd, wanneer deze beschikbaar zijn.

6.2.   Meervoudige signaleringen

Zie de algemene procedure onder punt 2.2.

Verenigbaarheid van signaleringen met het oog op een gerechtelijke procedure

Signaleringen met het oog op een gerechtelijke procedure zijn verenigbaar met signaleringen met het oog op aanhouding en signaleringen van vermiste personen. Ze zijn niet verenigbaar met signaleringen met het oog op controles en signaleringen met het oog op weigering van toegang.

6.3.   Misbruik van identiteit

Zie de algemene procedure onder punt 2.11.1.

6.4.   Invoeren van een alias

Zie de algemene procedure onder punt 2.11.2.

6.5.   Informatie-uitwisseling bij een treffer

Zie de algemene procedure onder punt 2.3.

Daarnaast gelden de volgende regels:

a)

voor de vaststelling van de werkelijke woon- of verblijfplaats worden alle maatregelen genomen die zijn toegestaan op grond van de nationale wetgeving van de lidstaat waar de persoon is aangetroffen;

b)

in tegenstelling tot de regels in verband met vermiste personen is de instemming van de betrokkene niet vereist voor de mededeling van de woon- of verblijfplaats aan de bevoegde autoriteiten.

7.   SIGNALERING MET HET OOG OP ONOPVALLENDE OF GERICHTE CONTROLES (ARTIKEL 36 VAN HET SIS II-BESLUIT)

De volgende punten zijn van belang:

opneming van een signalering;

controle op meervoudige signaleringen;

misbruik van identiteit;

invoeren van een alias;

informatie-uitwisseling bij het opnemen van signaleringen op verzoek van de voor de veiligheid van de staat bevoegde autoriteiten;

aanbrengen van een markering;

informatie-uitwisseling bij een treffer.

7.1.   Opneming van een signalering

Op verzoek van de bevoegde autoriteit kunnen in SIS II gegevens worden opgenomen over personen en voorwerpen (voertuigen, vaartuigen, luchtvaartuigen, containers) met het oog op onopvallende of gerichte controles.

Een gerichte controle is een grondige controle van personen, voertuigen, vaartuigen of luchtvaartuigen, terwijl een onopvallende controle moet worden uitgevoerd zonder het onopvallende karakter van de controle in gevaar te brengen.

Signaleringen van deze aard zijn toegestaan met het oog op de vervolging van strafbare feiten en ter voorkoming van gevaar voor de openbare veiligheid in de gevallen bedoeld in artikel 36, lid 2, van het SIS II-besluit.

Op grond van artikel 36, lid 3, van het SIS II-besluit is signalering met het oog op onopvallende of gerichte controles tevens mogelijk op verzoek van de voor de veiligheid van de staat bevoegde diensten.

Indien gerichte controles naar het recht van een lidstaat niet zijn toegestaan, wordt op grond van artikel 37, lid 4, van het SIS II-besluit deze vorm van controle in die lidstaat automatisch in een onopvallende controle omgezet.

Overeenkomstig artikel 23, lid 2, van het SIS II-besluit worden foto’s en vingerafdrukken van de gezochte persoon toegevoegd, wanneer deze beschikbaar zijn.

7.2.   Meervoudige signaleringen

Zie de algemene procedure onder punt 2.2.

Verenigbaarheid van signaleringen met het oog op controle

Signaleringen met het oog op onopvallende of gerichte controles zijn niet verenigbaar met signaleringen met het oog op aanhouding, signaleringen met het oog op weigering van toegang, signaleringen van vermiste personen en signaleringen met het oog op een gerechtelijke procedure.

Signalering van voorwerpen met het oog op onopvallende of gerichte controle is niet verenigbaar met andere categorieën signalering.

Signaleringen met het oog op onopvallende controles zijn niet verenigbaar met signaleringen met het oog op gerichte controles.

7.3.   Misbruik van identiteit

Zie de algemene procedure onder punt 2.11.1.

7.4.   Invoeren van een alias

Zie de algemene procedure onder punt 2.11.2.

7.5.   Kennisgeving aan andere lidstaten van signalering op verzoek van de voor de veiligheid van de staat bevoegde diensten

Bij het opnemen van een signalering op verzoek van een voor de veiligheid van de staat bevoegde dienst stelt het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat alle andere Sirene-bureaus in kennis door middel van een M-formulier. Op het formulier worden de naam en de contactgegevens vermeld van de dienst die om signalering heeft verzocht.

Overeenkomstig het nationale recht wordt de vertrouwelijkheid van bepaalde gegevens in acht genomen. Daartoe wordt onder meer het contact tussen de Sirene-bureaus gescheiden gehouden van de contacten tussen de diensten die voor de veiligheid van de staat bevoegd zijn.

7.6.   Aanbrengen van een markering

Zie de algemene procedure onder punt 2.6.

In het geval van signaleringen met het oog op onopvallende of gerichte controles zijn er geen alternatieve maatregelen.

Indien de voor de veiligheid van de staat bevoegde dienst in de uitvoerende lidstaat besluit dat voor de signalering een geldigheidsmarkering noodzakelijk is, stelt deze dienst zich met zijn nationale Sirene-bureau in verbinding en deelt hij het mede dat de gevraagde maatregel niet kan worden uitgevoerd. Het Sirene-bureau verzoekt dan om het aanbrengen van een markering door verzending van een F-formulier aan het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat. De redenen voor de markering hoeven niet te worden aangegeven.

7.7.   Informatie-uitwisseling bij een treffer

Zie de algemene procedure onder punt 2.3.

Daarnaast gelden de volgende regels:

bij een treffer voor een signalering op grond van artikel 36, lid 3, van het SIS II-besluit stelt het Sirene-bureau van de uitvoerende lidstaat het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat in kennis van de resultaten (van de onopvallende of gerichte controle) door middel van het G-formulier. Het Sirene-bureau van de uitvoerende lidstaat stelt tegelijkertijd de voor de veiligheid van de staat bevoegde dienst op de hoogte.

8.   SIGNALERING MET HET OOG OP INBESLAGNEMING OF GEBRUIK ALS BEWIJSMATERIAAL (ARTIKEL 38 VAN HET SIS II-BESLUIT)

De volgende punten zijn van belang:

opneming van een signalering;

controle op meervoudige signaleringen;

informatie-uitwisseling bij een treffer.

8.1.   Opneming van een signalering

Gegevens over de volgende voorwerpen die met het oog op inbeslagneming of als bewijsmiddel in een strafprocedure worden gezocht, kunnen in SIS II worden opgenomen:

motorvoertuigen met een cilinderinhoud van meer dan 50 cc, vaartuigen en luchtvaartuigen;

aanhangers met een ledig gewicht van meer dan 750 kg, caravans, industriële uitrusting, buitenboordmotoren en containers;

vuurwapens;

gestolen, verduisterde of anderszins vermiste blanco documenten;

gestolen, verduisterde, anderszins vermiste of ongeldig gemaakte, op naam gestelde identiteitspapieren zoals paspoorten, identiteitskaarten, rijbewijzen, verblijfstitels en reisdocumenten;

gestolen, verduisterde of anderszins vermiste of ongeldig gemaakte voertuigregistratiebewijzen en voertuigkentekenplaten;

bankbiljetten (geregistreerde biljetten);

gestolen, verduisterde of anderszins vermiste of ongeldig gemaakte waardepapieren en betaalmiddelen zoals cheques, creditcards, obligaties, effecten en aandelen.

8.2.   Meervoudige signaleringen

Zie de algemene procedure onder punt 2.2.

Verenigbaarheid van signaleringen met het oog op inbeslagneming of gebruik als bewijsmiddel

Signaleringen met het oog op inbeslagneming of gebruik als bewijsmiddel zijn onverenigbaar met signaleringen met het oog op controles.

8.3.   Informatie-uitwisseling bij een treffer

Bij een treffer voor een signalering met het oog op inbeslagneming of gebruik als bewijsmiddel van een voertuig, vaartuig, luchtvaartuig of container op grond van artikel 36 van het SIS II-besluit zenden de Sirene-bureaus, in antwoord op een met een G-formulier ingediend verzoek, zo snel mogelijk aanvullende informatie door middel van een P-formulier.

Aangezien het hier om dringende verzoeken gaat en derhalve niet alle informatie onmiddellijk bijeen kan worden gebracht, mogen velden van het P-formulier oningevuld blijven. Er moet echter worden getracht informatie te verzamelen betreffende de belangrijkste rubrieken: 041, 042, 043, 162, 164, 165, 166, 167 en 169.

9.   STATISTIEKEN

Eenmaal per jaar verstrekken de Sirene-bureaus statistische gegevens aan de beheersautoriteit en de Commissie. Deze gegevens worden desgevraagd ook toegezonden aan de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming en de bevoegde nationale autoriteiten voor gegevensbescherming.

De statistische gegevens omvatten ook het aantal formulieren van elk type dat aan elk van de lidstaten is toegezonden. Uit de statistieken blijkt met name het aantal treffers en markeringen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen treffers naar aanleiding van signaleringen van een andere lidstaat en treffers naar aanleiding van signaleringen van de lidstaat zelf.

10.   HERZIENING VAN HET SIRENE-HANDBOEK EN DE ANDERE UITVOERINGSMAATREGELEN

Het Sirene-handboek en de andere uitvoeringsmaatregelen worden herzien indien bepalingen moeten worden gewijzigd om een soepel verloop van de werkzaamheden te garanderen.


(1)  Deze tekst is identiek met de tekst in de bijlage bij Besluit 2008/334/JBZ van de Commissie (zie bladzijde 41 van dit Publicatieblad).

(2)  PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19.

(3)  Besluit van het Uitvoerend Comité van 22 december 1994 betreffende de inwerkingstelling van de op 19 juni 1990 tot stand gekomen Uitvoeringsovereenkomst van Schengen (SCH/com-ex(94) 29, 2e herz. (PB L 239 van 22.9.2000, blz. 130).

(4)  Besluiten van het Uitvoerend Comité van 7 oktober 1997 (SCH/com-ex 97(27) herz. 4) voor Italië en SCH/com-ex 97(28) herz. 4) voor Oostenrijk.

(5)  Besluit 1999/848/EG van de Raad betreffende de volledige toepassing van het Schengenacquis in Griekenland (PB L 327 van 21.12.1999, blz. 58).

(6)  Besluit 2000/777/EG van de Raad inzake de inwerkingstelling van het Schengenacquis in Denemarken, Finland en Zweden, alsmede in IJsland en Noorwegen (PB L 309 van 9.12.2000, blz. 24).

(7)  Besluit 2004/926/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende de toepassing door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 395 van 31.12.2004, blz. 70).

(8)  PB C 340 van 10.11.1997.

(9)  PB L 370 van 17.12.2004.

(10)  Hierna de „SIS II-verordening” genoemd.

(11)  Hierna het „SIS II-besluit” genoemd.

(12)  PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1.

(13)  PB L 381 van 28.12.2006, blz. 1.

(14)  Het Sirene-bureau kan daarnaast ook andere taken krijgen overeenkomstig de wetgeving inzake politiesamenwerking, bijvoorbeeld in het kader van de toepassing van Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad.

(15)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(16)  Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, alsmede latere wijzigingen.

(17)  Doc. 16375/07.

(18)  Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad van 18 december 2006 betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie.

(19)  Enige informatie over toegangs- en rectificatieprocedures in de lidstaten is te vinden op de website van de Commissie: http://ec.europa.eu/justice_home/fsj/privacy/index_en.htm.

(20)  Zie ook deel 2 van de EU Schengencatalogus: Schengeninformatiesysteem, Sirene: Aanbevelingen en beste praktijken, december 2002.

(21)  PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77, gerectificeerd in PB L 229 van 29.6.2004, blz. 35.

(22)  In artikel 30 van Richtlijn 2004/38/EG wordt bepaald dat een besluit tot weigering van toegang de betrokkene schriftelijk ter kennis wordt gebracht en dat de redenen daarvoor de betrokkene volledig ter kennis worden gebracht, tenzij redenen van staatsveiligheid zich daartegen verzetten.

(23)  Bij signaleringen met het oog op weigering van toegang voor familieleden van EU-burgers moet eraan worden gedacht dat het niet mogelijk is altijd SIS II te raadplegen vóór aan een dergelijke persoon een verblijfstitel wordt afgegeven. In artikel 10 van Richtlijn 2004/38/EG wordt bepaald aan welke voorwaarden familieleden van een burger van de Unie die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten, moeten voldoen om het recht te verkrijgen op verblijf in het gastland gedurende meer dan drie maanden. Artikel 10 geeft een uitputtende lijst van die voorwaarden, waartoe routinematige raadpleging van SIS II vóór de afgifte van een verblijfstitel niet behoort. In artikel 27, lid 3, van de richtlijn wordt bepaald dat de lidstaten, wanneer zij zulks onontbeerlijk achten, de lidstaat van oorsprong en eventueel andere lidstaten kunnen verzoeken om mededeling van politiële gegevens (dat wil zeggen niet alle in SIS II opgenomen gegevens). Deze raadpleging mag geen systematisch karakter dragen.

(24)  Op grond van Richtlijn 2004/38/EG kan een persoon die het recht van vrij verkeer binnen de Gemeenschap geniet de toegang of het verblijf slechts geweigerd worden om redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid. Het gedrag van de betrokkene moet een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormen, en aan de andere criteria van artikel 27, lid 2, van de richtlijn moet zijn voldaan. In artikel 27, lid 2, wordt bepaald: „De om redenen van openbare orde of openbare veiligheid genomen maatregelen moeten in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel en uitsluitend gebaseerd zijn op het gedrag van betrokkene. Strafrechtelijke veroordelingen vormen als zodanig geen reden voor deze maatregelen. Het gedrag moet een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormen. Motiveringen die los staan van het individuele geval of die verband houden met algemene preventieve redenen mogen niet worden aangevoerd.” Bovendien gelden er verdere beperkingen voor personen die een duurzaam verblijfsrecht hebben verworven. Dezen kan slechts om ernstige redenen van openbare orde of openbare veiligheid de toegang of het verblijf worden geweigerd (artikel 28, lid 2, van de richtlijn).