21.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 337/35


VERORDENING (EG) Nr. 1535/2007 VAN DE COMMISSIE

van 20 december 2007

betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen (1), en met name op artikel 2, lid 1,

Na bekendmaking van de onderhavige ontwerp-verordening (2),

Na raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 994/98 wordt de Commissie gemachtigd om bij verordening een plafond vast te stellen beneden hetwelk ervan wordt uitgegaan dat steun niet aan alle criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag voldoet en derhalve niet onder de aanmeldingsprocedure van artikel 88, lid 3, van het Verdrag valt.

(2)

De Commissie heeft in een groot aantal beschikkingen de artikelen 87 en 88 van het Verdrag toegepast en met name het begrip „steun” in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag verduidelijkt. Zij heeft in haar mededeling over de-minimissteun (3) en vervolgens in Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun (4), die per 1 januari 2007 is vervangen door Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (5), tevens uiteengezet welk beleid zij voert ten aanzien van een de-minimisplafond beneden hetwelk ervan kan worden uitgegaan dat artikel 87, lid 1, van het Verdrag niet van toepassing is. Gelet op de bijzondere regels die in de landbouwsector van toepassing zijn, en gezien het risico dat in deze sector zelfs kleine steunbedragen aan de criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag voldoen, is de landbouwsector bij Verordening (EG) nr. 69/2001 uit de werkingssfeer van de laatstgenoemde verordening gesloten. In Verordening (EG) nr. 1998/2006 is bovendien bepaald dat de landbouwproductiesector niet in de werkingssfeer van die verordening is opgenomen.

(3)

Aangezien in de loop der jaren evenwel is gebleken dat het mogelijk is dat ook de zeer lage steunbedragen die in de landbouwsector worden toegekend, onder bepaalde omstandigheden niet voldoen aan de criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag, heeft de Commissie voor de toekenning van de-minimissteun in deze sector regels vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1860/2004 van de Commissie van 6 oktober 2004 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de-minimissteun in de landbouwsector (6). Deze verordening, op grond waarvan de totale aan een onderneming toegekende de-minimissteun wordt beschouwd als steun die niet aan alle criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag voldoet indien over een periode van drie jaar de steun per begunstigde nooit meer bedraagt dan 3 000 EUR en het per lidstaat vastgestelde gecumuleerde bedrag van de steun ten belope van 0,3 % van de productiewaarde van de landbouw op jaarbasis niet wordt overschreden, geldt voor zowel de primaire productie als de verwerking en afzet van landbouwproducten.

(4)

Verwerking en afzet van landbouwproducten vertonen zoveel gelijkenissen met industriële activiteiten dat is besloten de verwerking en afzet van landbouwproducten eveneens op te nemen in het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1998/2006, die regels bevat betreffende de de-minimissteun voor industriële activiteiten. Deze activiteiten zijn bijgevolg uitgesloten van de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 1860/2004. Omwille van de duidelijkheid moet Verordening (EG) nr. 1860/2004 worden ingetrokken en vervangen door een nieuwe verordening die uitsluitend van toepassing is op de landbouwproductiesector.

(5)

Uit de ervaring van de Commissie blijkt dat het maximale steunbedrag van 3 000 EUR per begunstigde over een periode van drie jaar en het plafond van 0,3 % van de jaarproductie van de landbouwsector kunnen worden verhoogd tot respectievelijk 7 500 EUR en 0,75 %, zonder dat dit het handelsverkeer tussen de lidstaten negatief beïnvloedt, de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen en zonder dat de met inachtneming van die grenswaarden toegekende steun onder artikel 87, lid 1, van het Verdrag valt, met dien verstande dat aan een aantal voorwaarden moet worden voldaan. Bovendien zal deze verhoging leiden tot een verlichting van het administratieve werk. De daartoe in aanmerking te nemen jaren zijn de belastingjaren zoals die door de onderneming in de betrokken lidstaat worden toegepast. De als referentie gebruikte driejaarsperiode dient op voortschrijdende grondslag te worden beoordeeld zodat bij elke nieuwe verlening van de-minimissteun het totale in het betrokken belastingjaar en in de twee voorgaande belastingjaren verleende bedrag aan de-minimissteun moet worden bepaald. Steun die het de-minimissteunplafond van 7 500 EUR overschrijdt, mag niet in kleinere tranches worden opgesplitst om alsnog in aanmerking te komen voor toepassing van deze verordening.

(6)

Deze verordening mag niet van toepassing zijn op exportsteun, noch op steun ter bevordering van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde producten. Met name moet steun voor de oprichting en de exploitatie van een distributienet in andere landen van de werkingssfeer worden uitgesloten. Steun ter compensatie van de kosten van deelname aan handelsbeurzen en van studies en adviesdiensten die noodzakelijk zijn voor het uitbrengen van een nieuw product of van een bestaand product op een nieuwe markt, is in de regel geen exportsteun.

(7)

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft in zijn jurisprudentie vastgesteld dat, wanneer de Gemeenschap een regeling voor de totstandbrenging van een gemeenschappelijke marktordening in een bepaalde landbouwsector heeft vastgesteld, de lidstaten zich dienen te onthouden van elke maatregel die daarvan afwijkt of er inbreuk op maakt (7). Daarom mag deze verordening niet van toepassing zijn op steun waarvan het bedrag is vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid afgenomen of op de markt gebrachte producten.

(8)

Omwille van de doorzichtigheid, de gelijke behandeling en de juiste toepassing van het de-minimisplafond moeten de lidstaten dezelfde berekeningsmethode toepassen. Om deze berekening te vergemakkelijken, dienen steunbedragen die in een andere vorm dan een subsidie worden verleend, in brutosubsidie-equivalent te worden omgerekend. Voor de berekening van het subsidie-equivalent van andere vormen van transparante steun dan subsidies of in verschillende tranches te betalen steun moet de marktrente worden gebruikt die geldt op het tijdstip van de toekenning van de steun. Met het oog op een uniforme, transparante en eenvoudige toepassing van de regels inzake staatssteun dienen voor de toepassing van deze verordening als marktrentevoet de referentierentevoeten te gelden die de Commissie regelmatig vaststelt op basis van objectieve criteria en die worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie of op internet. Om rekening te houden met de gestelde zekerheden of het met de begunstigde verbonden risico kan het evenwel noodzakelijk zijn het minimumpercentage met extra basispunten te verhogen.

(9)

Tevens in het belang van de doorzichtigheid, de gelijke behandeling en de juiste toepassing van het de-minimisplafond dient deze verordening slechts van toepassing te zijn op transparante de-minimissteun. Onder „transparante steun” moet steun worden verstaan waarvan het brutosubsidie-equivalent vooraf precies kan worden berekend zonder dat een risicoanalyse hoeft te worden uitgevoerd. Deze precieze berekening kan bijvoorbeeld worden uitgevoerd wanneer het gaat om subsidies, rentesubsidies en belastingvrijstellingen waarvoor een plafond geldt. Steun in de vorm van zachte leningen dient als transparante de-minimissteun te worden beschouwd indien voor het berekenen van het brutosubsidie-equivalent de marktrente is gebruikt die van toepassing is op het tijdstip dat de steun wordt toegekend. Steun in de vorm van kapitaalinjecties dient alleen als transparante de-minimissteun te worden beschouwd indien het totale bedrag dat de overheid inbrengt, onder het de-minimisplafond per begunstigde blijft. Steun in de vorm van risicokapitaalmaatregelen als bedoeld in de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicokapitaalinvesteringen in kleine en middelgrote ondernemingen (8) mag alleen als transparante de-minimissteun worden beschouwd, indien de middelen die in het kader van de betrokken risicokapitaalregeling aan elke onderneming worden verstrekt, onder het de-minimisplafond blijven.

(10)

Het is noodzakelijk rechtszekerheid te bieden voor garantieregelingen die niet het potentieel hebben het handelsverkeer ongunstig te beïnvloeden en de mededinging te verstoren en waarvoor voldoende gegevens voorhanden zijn om alle potentiële effecten op betrouwbare wijze te kunnen beoordelen. Daarom dient bij deze verordening een garantiespecifiek plafond voor de zekerheden te worden vastgesteld dat is gebaseerd op het gegarandeerde bedrag van de onderliggende lening. Dit specifieke plafond moet worden berekend aan de hand van een beoordeling van het staatssteunbedrag dat in garantieregelingen voor leningen aan levensvatbare ondernemingen is vervat. Dit specifieke plafond dient derhalve niet te gelden voor individuele ad-hocsteun die buiten een garantieregeling om wordt toegekend, noch voor garanties voor onderliggende transacties die geen lening zijn, zoals garanties voor vermogenstransacties. Het specifieke plafond dient te worden vastgesteld op grond van het feit dat, rekening houdend met een maximumpercentage (nettopercentage wanbetalingen) van 13 % dat met een worstcasescenario voor garantieregelingen in de Gemeenschap overeenstemt, ervan kan worden uitgegaan dat een garantie ten belope van 56 250 EUR een brutosubsidie-equivalent heeft dat gelijk is aan het algemene de-minimisplafond van 7 500 EUR. Dit specifieke plafond mag alleen gelden voor garanties die ten hoogste 80 % van de onderliggende lening dekken. Ook kunnen de lidstaten bij de vaststelling, in het kader van deze verordening, van het in een garantie vervatte brutosubsidie-equivalent gebruikmaken van een methodiek die door de Commissie is goedgekeurd na aanmelding van die methodiek op grond van regelgeving van de Commissie op het gebied van staatssteun, indien die goedgekeurde methodiek uitdrukkelijk betrekking heeft op het soort garanties en het soort onderliggende transacties die bij de toepassing van onderhavige verordening in het geding zijn.

(11)

Deze verordening dient niet van toepassing te zijn op ondernemingen in moeilijkheden in de zin van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (9), gelet op de problemen die zijn verbonden aan de vaststelling van het brutosubsidie-equivalent van de steun die aan deze soort van ondernemingen wordt verleend.

(12)

Overeenkomstig de beginselen die voor steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag gelden, dient de-minimissteun als verleend te worden beschouwd op het tijdstip waarop de onderneming krachtens de toepasselijke nationale regelgeving een wettelijke aanspraak op de steun verwerft.

(13)

Om te voorkomen dat de in verschillende communautaire instrumenten vastgestelde maximale steunintensiteiten worden omzeild, mag de-minimissteun niet worden gecumuleerd met staatssteun voor dezelfde in aanmerking komende uitgaven indien die cumulering ertoe zou leiden dat de steunintensiteit hoger uitkomt dan de intensiteit die in de specifieke omstandigheden van elke zaak bij de communautaire regelgeving is vastgesteld.

(14)

Deze verordening laat de mogelijkheid onverlet dat een door een lidstaat goedgekeurde maatregel op basis van andere gronden dan die welke in deze verordening worden uiteengezet, niet als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag wordt aangemerkt, bijvoorbeeld in het geval van kapitaalinjecties of garanties, omdat tot dit soort maatregel is besloten in overeenstemming met het beginsel van een particuliere investeerder in de normale omstandigheden van een markteconomie.

(15)

De Commissie dient erop toe te zien dat de staatssteunregels worden nageleefd en met name dat, wanneer op grond van de de-minimisregel steun wordt verleend, de desbetreffende voorwaarden in acht worden genomen. Overeenkomstig het in artikel 10 van het Verdrag neergelegde samenwerkingsbeginsel moeten de lidstaten de vervulling van deze taak vergemakkelijken door de nodige maatregelen te treffen om te waarborgen dat het totale bedrag van de op grond van de de-minimisregel verleende steun niet meer bedraagt dan 7 500 EUR per begunstigde en dan de algemene plafonds die de Commissie op basis van de productiewaarde van de landbouw heeft vastgesteld. Daartoe dienen de lidstaten bij het verlenen van de-minimissteun de betrokken onderneming, onder verwijzing naar deze verordening, het steunbedrag mee te delen en erop te wijzen dat het om de-minimissteun gaat. Voorts dient de betrokken lidstaat, alvorens dit soort steun te verlenen, van de onderneming een verklaring te ontvangen over andere in het betrokken belastingjaar en in de twee voorafgaande belastingjaren ontvangen de-minimissteun, en dient hij zorgvuldig na te gaan of de geldende plafonds met de nieuwe de-minimissteun niet worden overschreden. Bij wijze van alternatief kan de inachtneming van het plafond ook worden gewaarborgd door middel van een centraal register. In het geval van door het Europees Investeringsfonds opgezette garantieregelingen, kan dit fonds een lijst van begunstigden opstellen en de lidstaten ertoe verplichten de begunstigden in kennis te stellen van de ontvangen de-minimissteun.

(16)

Verordening (EG) nr. 1860/2004 zou oorspronkelijk op 31 december 2008 aflopen. Aangezien de onderhavige verordening vóór die datum in werking moet treden, moet worden verduidelijkt welke gevolgen dit heeft voor de toepasselijkheid ervan op de steun die krachtens Verordening (EG) nr. 1860/2004 wordt toegekend aan ondernemingen van de landbouwproductiesector.

(17)

Gezien de ervaring van de Commissie en met name gezien de noodzaak het staatssteunbeleid van de Commissie geregeld te herzien, dient de geldigheidsduur van deze verordening te worden beperkt. Mocht de geldigheidsduur van deze verordening verstrijken zonder dat zij is verlengd, dan dienen de lidstaten te beschikken over een aanpassingsperiode van zes maanden met betrekking tot de-minimissteun die onder deze verordening valt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Werkingssfeer

Deze verordening is van toepassing op steun die aan ondernemingen van de landbouwproductiesector wordt verleend, met uitzondering van:

a)

steun waarvan het bedrag is vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid van de op de markt gebrachte producten;

b)

steun voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer, met name steun die rechtstreeks gekoppeld is aan de uitgevoerde hoeveelheden, de oprichting en exploitatie van een distributienet of andere lopende uitgaven in verband met uitvoeractiviteiten;

c)

steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde producten;

d)

steun verleend aan ondernemingen in moeilijkheden.

Artikel 2

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

1.

„ondernemingen van de landbouwproductiesector”: ondernemingen die actief zijn op het gebied van de primaire productie van landbouwproducten;

2.

„landbouwproducten”: de in bijlage I bij het Verdrag opgenomen producten, met uitzondering van visserijproducten en producten van de aquacultuur die vallen onder de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 104/2001 van de Raad (10).

Artikel 3

De-minimissteun

1.   Er wordt van uitgegaan dat steun niet aan alle criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag voldoet en derhalve is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, indien hij voldoet aan de in de leden 2 tot en met 7 van het onderhavige artikel vastgestelde voorwaarden.

2.   Het totale bedrag aan de-minimissteun dat aan één onderneming wordt verleend, mag niet meer bedragen dan 7 500 EUR over een periode van drie belastingjaren. Dit plafond is van toepassing ongeacht de vorm en het doel van de steun. De in aanmerking te nemen periode wordt vastgesteld op basis van de belastingjaren zoals de onderneming die in de betrokken lidstaat toepast.

Indien het totale in het kader van een steunmaatregel verleende steunbedrag het in de eerste alinea opgenomen plafond overschrijdt, mag deze verordening niet voor dat steunbedrag worden toegepast, zelfs niet voor het gedeelte van het steunbedrag dat het plafond niet overschrijdt. In dat geval mag voor deze steunmaatregel noch op het tijdstip van steunverlening noch op een later tijdstip deze verordening worden toegepast.

3.   Het gecumuleerde bedrag van de-minimissteun die een lidstaat over een periode van drie belastingjaren aan de ondernemingen van de landbouwproductiesector toekent, mag niet hoger zijn dan het in de bijlage vastgestelde bedrag.

4.   De in de leden 2 en 3 bedoelde plafonds worden uitgedrukt als subsidiebedragen. Alle bedragen die worden gebruikt, zijn brutobedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen. Wanneer steun in een andere vorm dan een subsidie wordt verleend, is het steunbedrag het brutosubsidie-equivalent van de steun.

5.   Van steun die in tranches wordt uitgekeerd, wordt door discontering de waarde op het ogenblik van de verlening ervan berekend. De rentevoet die voor de discontering en de berekening van het brutosubsidie-equivalent wordt gebruikt, is de referentierentevoet die geldt op het tijdstip waarop de steun wordt verleend.

6.   Deze verordening is alleen van toepassing op steun waarvan, ongeacht de vorm ervan, het brutosubsidie-equivalent vooraf precies kan worden berekend zonder dat een risicoanalyse hoeft te worden uitgevoerd (hierna „transparante steun” genoemd). Met name:

a)

geldt steun in de vorm van leningen als transparante steun indien voor het berekenen van het brutosubsidie-equivalent de marktrente is gebruikt die van toepassing is op het tijdstip dat de steun wordt toegekend;

b)

geldt steun in de vorm van kapitaalinjecties alleen als transparante steun indien het totale door de overheid ingebrachte bedrag het de-minimisplafond niet overschrijdt;

c)

geldt steun in de vorm van risicokapitaalmaatregelen alleen als transparante steun indien de in de betrokken risicokapitaalregeling aan elke doelonderneming verstrekte middelen het de-minimisplafond niet overschrijden;

d)

geldt individuele steun die in het kader van een garantieregeling wordt verleend aan ondernemingen die geen ondernemingen in moeilijkheden zijn, als transparante de-minimissteun indien het in het kader van een dergelijke regeling „gegarandeerde” gedeelte van de onderliggende lening niet meer dan 56 250 EUR per onderneming bedraagt. Indien het „gegarandeerde” gedeelte van de onderliggende lening slechts een bepaald aandeel van dit plafond bedraagt, wordt ervan uitgegaan dat het brutosubsidie-equivalent van die garantie overeenkomt met hetzelfde aandeel van het in lid 2 vastgestelde plafond. De garantie mag niet meer dan 80 % van de onderliggende lening belopen.

Garantieregelingen gelden eveneens als transparantesteunregelingen indien:

i)

zij ten uitvoer worden gelegd nadat de methodiek die met het oog op de toepassing van deze verordening wordt gebruikt voor de berekening van het in de garantie vervatte brutosubsidie-equivalent, door de Commissie is goedgekeurd op grond van regelgeving die zij op het gebied van staatssteun heeft vastgesteld;

ii)

de goedgekeurde methodiek uitdrukkelijk betrekking heeft op het soort garanties en het soort onderliggende transacties die onder deze verordening vallen.

7.   De-minimissteun mag niet worden gecumuleerd met staatssteun voor dezelfde in aanmerking komende uitgaven indien deze cumulering ertoe leidt dat de steunintensiteit hoger uitkomt dan de intensiteit die voor de specifieke omstandigheden van elke zaak bij de communautaire regelgeving is vastgesteld.

Artikel 4

Controle

1.   Wanneer een lidstaat van plan is de-minimissteun aan een onderneming te verlenen, stelt hij de onderneming schriftelijk in kennis van het potentiële steunbedrag (uitgedrukt als brutosubsidie-equivalent) en van het feit dat het de-minimissteun betreft, waarbij uitdrukkelijk wordt verwezen naar deze verordening en de titel en de vindplaats ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Wanneer op basis van een regeling de-minimissteun aan verschillende ondernemingen wordt verleend en in het kader van die regeling uiteenlopende steunbedragen aan die ondernemingen worden verleend, kan de betrokken lidstaat ervoor opteren om deze verplichting te vervullen door de ondernemingen een vast bedrag mee te delen dat overeenstemt met het maximale steunbedrag dat in het kader van de regeling kan worden toegekend. In dat geval wordt het vaste bedrag gebruikt om te bepalen of het in artikel 3, lid 2, vastgestelde plafond in acht is genomen. Alvorens de steun te verlenen, verlangt de lidstaat van de betrokken onderneming tevens een schriftelijke of elektronische verklaring over alle andere in de twee voorgaande belastingjaren en in het lopende belastingjaar ontvangen de-minimissteun.

Elke begunstigde onderneming dient bij de lidstaat een verklaring in waarin staat dat het door die onderneming ontvangen bedrag het in artikel 3, lid 2, vastgestelde plafond niet overschrijdt. Als dit plafond wordt overschreden, ziet de betrokken lidstaat erop toe dat de steunmaatregel die tot de overschrijding van het plafond heeft geleid, bij de Commissie wordt aangemeld of dat de steun van de begunstigde onderneming wordt teruggevorderd.

2.   Een lidstaat kan slechts nieuwe de-minimissteun verlenen nadat hij heeft nagegaan of de nieuwe steun het totale bedrag van de de-minimissteun die gedurende het lopende belastingjaar en de twee voorgaande belastingjaren werd ontvangen, niet zodanig doet toenemen dat de in artikel 3, leden 2 en 3, bedoelde plafonds worden overschreden.

3.   Wanneer een lidstaat een centraal register voor de-minimissteun heeft ingevoerd dat alle gegevens bevat over elke de-minimissteun die binnen de werkingssfeer van deze verordening valt en die door een autoriteit van die lidstaat is verstrekt, is lid 1, tweede alinea, niet meer van toepassing zodra het register een periode van ten minste drie jaar bestrijkt.

4.   Wanneer door een lidstaat steun wordt verleend op grond van een garantieregeling waarbij een garantie wordt verleend die krachtens een mandaat aan het Europees Investeringsfonds uit het communautaire budget wordt gefinancierd, kan van de toepassing van lid 1, eerste alinea, worden afgezien.

In dergelijke gevallen is het volgende controlesysteem van toepassing:

a)

het Europees Investeringsfonds stelt op grond van de gegevens die financiële intermediairs aan dit fonds moeten verschaffen, jaarlijks een lijst op van de begunstigden van de steun en van het door elk van hen ontvangen brutosubsidie-equivalent; het Europees Investeringsfonds zendt deze gegevens toe aan de betrokken lidstaat en aan de Commissie;

b)

de betrokken lidstaat geeft deze gegevens uiterlijk drie maanden nadat hij deze heeft ontvangen, door aan de uiteindelijke begunstigden van de steun;

c)

de betrokken lidstaat ontvangt van elke begunstigde een verklaring waarin staat dat het bedrag van de door deze begunstigde ontvangen de-minimisssteun het de-minimisplafond niet overschrijdt. Als dit plafond wordt overschreden, ziet de betrokken lidstaat erop toe dat de steunmaatregel die tot de overschrijding van het plafond heeft geleid, bij de Commissie wordt aangemeld of dat de steun van de begunstigde onderneming wordt teruggevorderd.

5.   De lidstaten registreren en verzamelen alle informatie die betrekking heeft op de toepassing van deze verordening. Deze dossiers bevatten alle informatie die nodig is om na te gaan of aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan.

De bewaartermijn voor de in de eerste alinea bedoelde gegevens bedraagt:

a)

voor individuele de-minimissteun: tien jaar, te rekenen vanaf het tijdstip van de toekenning van de steun;

b)

voor de-minimissteunregelingen: tien jaar, te rekenen vanaf het tijdstip van de toekenning van de laatste individuele de-minimissteun in het kader van de betrokken regeling.

6.   Op schriftelijk verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten haar binnen twintig werkdagen of binnen een langere in dit verzoek vastgestelde termijn alle informatie die de Commissie nodig acht om te kunnen nagaan of aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan, met name ten aanzien van het totale bedrag aan de-minimissteun dat aan een bepaalde onderneming en aan de landbouwsector van de betrokken lidstaat is verleend.

Artikel 5

Intrekking

Verordening (EG) nr. 1860/2004 wordt per 1 januari 2008 ingetrokken.

Artikel 6

Overgangsbepalingen

1.   Deze verordening is van toepassing op steun die vóór 1 januari 2008 is verleend aan ondernemingen van de landbouwproductiesector, mits deze steun voldoet aan alle in de artikelen 1 tot en met 4 vastgestelde voorwaarden, met uitzondering van de in artikel 4, lid 1, eerste alinea, vastgestelde verplichte verwijzing naar deze verordening. Steun die niet aan deze voorwaarden voldoet, wordt door de Commissie beoordeeld overeenkomstig de ter zake geldende kaderregelingen, richtsnoeren, mededelingen en bekendmakingen.

2.   Alle de-minimissteun die tussen 1 januari 2005 en zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening is verleend en voldoet aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1860/2004, die tot de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening van toepassing is op de landbouwproductiesector, wordt beschouwd als zijnde niet in overeenstemming met alle criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag en is bijgevolg vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het Verdrag.

3.   Na het verstrijken van de geldigheidsduur van deze verordening kan alle de-minimissteun die aan de voorwaarden van deze verordening voldoet, nog gedurende ten hoogste zes maanden onder de in deze verordening vastgestelde voorwaarden ten uitvoer worden gelegd.

Artikel 7

Inwerkingtreding en geldigheidsduur

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2013.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 december 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 142 van 14.5.1998, blz. 1.

(2)  PB C 151 van 5.7.2007, blz. 16.

(3)  PB C 68 van 6.3.1996, blz. 9.

(4)  PB L 10 van 13.1.2001, blz. 30.

(5)  PB L 379 van 28.12.2006, blz. 5.

(6)  PB L 325 van 28.10.2004, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 875/2007 (PB L 193 van 25.7.2007, blz. 6).

(7)  Arrest van 19 september 2002 in zaak C-113/00, Spanje versus de Commissie, Jurispr. 2002, blz. I-7601, punt 73.

(8)  PB C 194 van 18.8.2006, blz. 2.

(9)  PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.

(10)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.


BIJLAGE

Het in artikel 3, lid 3, bedoelde maximale gecumuleerde bedrag van de-minimissteun voor ondernemingen van de landbouwproductiesector, per lidstaat

(in EUR)

BE

51 532 500

BG

23 115 000

CZ

26 257 500

DK

59 445 000

DE

297 840 000

EE

3 502 500

IE

40 282 500

EL

75 382 500

ES

274 672 500

FR

438 337 500

IT

320 505 000

CY

4 327 500

LV

5 550 000

LT

11 572 500

LU

1 777 500

HU

44 497 500

MT

870 000

NL

165 322 500

AT

40 350 000

PL

119 542 500

PT

47 782 500

RO

98 685 000

SL

8 167 500

SK

11 962 500

FI

26 752 500

SE

30 217 500

UK

152 842 500