30.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/8


VERORDENING (EG) Nr. 1275/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 oktober 2007

tot wijziging van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (1), en met name op artikel 23,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's) bij dieren. Zij is van toepassing op de productie en het in de handel brengen van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong.

(2)

Bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat de voorschriften voor de invoer in de Gemeenschap van levende dieren, embryo's, eicellen en producten van dierlijke oorsprong. De verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal uit producten die voor de menselijke voeding of de diervoeding bestemd zijn, is de belangrijkste maatregel ter bescherming van de volksgezondheid.

(3)

Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 999/2001 bepaalt dat de BSE-status (BSE: boviene spongiforme encefalopathie) van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan wordt vastgesteld door het land of gebied in te delen in drie categorieën: verwaarloosbaar BSE-risico, gecontroleerd BSE-risico en onbepaald BSE-risico. Dat artikel bepaalt ook dat de bedoelde indeling van de landen opnieuw moet worden bezien nadat de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) een procedure voor de indeling van landen in de verschillende categorieën heeft vastgesteld.

(4)

In afwachting van de vaststelling van een besluit over de BSE-status van lidstaten en derde landen, voorziet Verordening (EG) nr. 999/2001 in de toepassing van overgangsbepalingen tot 1 juli 2007. Op grond van de overgangsbepalingen ten aanzien van BSE hadden de beperkingen van de invoer in de Gemeenschap vanuit derde landen met een BSE-risico betrekking op vleesproducten in de zin van Richtlijn 77/99/EEG van de Raad (2) met inbegrip van bewerkte ingewanden (dierlijke darmen). Bovendien is de mogelijkheid van driehoekshandel ingevoerd, waarbij derde landen met een BSE-risico behandelde ingewanden kunnen uitvoeren, die van oorsprong zijn uit landen waar het voorkomen van BSE zeer onwaarschijnlijk werd geacht.

(5)

Op 25 juni 2007 is Verordening (EG) nr. 999/2001 gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 722/2007 van de Commissie (3). De aldus gewijzigde Verordening (EG) nr. 999/2001 voerde een systeem voor de indeling in categorieën van landen aan de hand van hun BSE-risico in, overeenkomstig dat van de OIE. De verordening introduceerde niet alleen een indeling van alle landen in een van de drie categorieën: verwaarloosbaar BSE-risico, gecontroleerd BSE-risico en onbepaald BSE-risico, maar ook handelsvoorschriften per risicocategorie.

(6)

In de invoervoorschriften betreffende het nieuwe indelingssysteem werd verwezen naar vleesproducten volgens de definitie van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (4), waarin bewerkte ingewanden werden uitgesloten. In overeenstemming met de vóór 1 juli 2007 geldende voorwaarden en om hetzelfde niveau van consumentenbescherming te verzekeren, moeten bewerkte ingewanden worden opgenomen in de lijst van producten die vallen onder de TSE-gerelateerde invoervoorschriften in Verordening (EG) nr. 999/2001. Bijlage IX bij die verordening moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Er gelden geen TSE-gerelateerde invoervoorwaarden voor derde landen met een verwaarloosbaar BSE-risico. Er moet duidelijkheid komen over de invoervoorwaarden voor ingewanden die van oorsprong zijn uit een land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico en die worden behandeld in een derde land met een ander BSE-risico. Met het oog op consistentie moet de mogelijkheid van driehoekshandel in de nieuwe bepalingen opnieuw worden ingevoerd.

(8)

Verordening (EG) nr. 999/2001 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 oktober 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 727/2007 van de Commissie (PB L 165 van 27.6.2007, blz. 8).

(2)  PB L 26 van 31.1.1977, blz. 85. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).

(3)  PB L 164 van 26.6.2007, blz. 7.

(4)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).


BIJLAGE

Bijlage IX, hoofdstuk C, wordt als volgt gewijzigd:

a)

Afdeling A komt als volgt te luiden:

„AFDELING A

Producten

Op de onderstaande producten van runderen, schapen en geiten, zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1) zijn, afhankelijk van het BSE-risico van het land van oorsprong, de voorwaarden van afdeling B, C of D van toepassing:

vers vlees,

gehakt vlees en vleesbereidingen,

vleesproducten,

bewerkte ingewanden,

gesmolten dierlijke vetten,

kanen en

gelatine.

b)

Aan afdeling C wordt het volgende punt 5 toegevoegd:

„5.

In geval van ingewanden van oorsprong uit landen of gebieden met een verwaarloosbaar BSE-risico wordt voor de invoer van bewerkte ingewanden een diergezondheidscertificaat vereist waaruit blijkt dat:

a)

het land of gebied overeenkomstig artikel 5, lid 2, is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico;

b)

de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, geboren, ononderbroken gehouden en geslacht zijn in het land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico en bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt bevonden zijn;

c)

als de ingewanden van oorsprong zijn uit een land of gebied waar inheemse gevallen van BSE geweest zijn:

i)

de dieren geboren zijn na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, daadwerkelijk is toegepast, of

ii)

de producten van runderen, schapen of geiten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals omschreven in bijlage V bevatten en niet daarvan afgeleid zijn.”.

c)

Aan afdeling D wordt het volgende punt 5 toegevoegd:

„5.

In geval van ingewanden van oorsprong uit landen of gebieden met een verwaarloosbaar BSE-risico wordt voor de invoer van bewerkte ingewanden een diergezondheidscertificaat vereist waaruit blijkt dat:

a)

het land of gebied overeenkomstig artikel 5, lid 2, is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico;

b)

de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, geboren, ononderbroken gehouden en geslacht zijn in het land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico en bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt bevonden zijn;

c)

als de ingewanden van oorsprong zijn uit een land of gebied waar inheemse gevallen van BSE geweest zijn:

i)

de dieren geboren zijn na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, daadwerkelijk is toegepast, of

ii)

de producten van runderen, schapen of geiten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals omschreven in bijlage V bevatten en niet daarvan afgeleid zijn.”.


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22.”.