6.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 176/1


VERORDENING (EG) Nr. 791/2007 VAN DE RAAD

van 21 mei 2007

tot instelling van een regeling ter compensatie van de extra kosten voor de afzet van bepaalde visserijproducten van de ultraperifere gebieden van de Azoren, Madeira, de Canarische Eilanden, Frans Guyana en Réunion

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37 en artikel 299, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De visserijsector in de ultraperifere gebieden van de Gemeenschap heeft te kampen met moeilijkheden, en vooral met extra kosten voor de afzet van bepaalde visserijproducten door de bijzondere handicaps die in artikel 299, lid 2, van het Verdrag worden erkend, hoofdzakelijk als gevolg van de kosten voor het vervoer naar het Europese continent.

(2)

Met het oog op handhaving van de concurrentiepositie van bepaalde visserijproducten in vergelijking met die van soortgelijke producten uit andere gebieden van de Gemeenschap heeft de Gemeenschap vanaf 1992 maatregelen ingevoerd ter compensatie van de voornoemde kosten in de visserijsector. De maatregelen voor de periode 2003-2006 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2328/2003 (3). Het is noodzakelijk om vanaf 2007 met maatregelen ter compensatie van de extra kosten voor de afzet van bepaalde visserijproducten door te gaan op basis van een verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité.

(3)

Gezien de uiteenlopende afzetomstandigheden voor de betrokken ultraperifere gebieden en de schommelingen van de vangsten en de visbestanden en van de vraag op de markten, dient het aan de betrokken lidstaten te worden overgelaten om, binnen de totale toewijzing per lidstaat, de voor compensatie in aanmerking komende visserijproducten, de respectieve maximumhoeveelheden en de compensatiebedragen te bepalen.

(4)

De lidstaten dient te worden toegestaan om, binnen de totale toewijzing per lidstaat, de lijst en de hoeveelheden van de betrokken visserijproducten en het compensatiebedrag te differentiëren. Ook dient hun te worden toegestaan om hun compensatieplannen aan te passen als veranderende omstandigheden zulks rechtvaardigen.

(5)

De lidstaten moeten het compensatiebedrag vaststellen op een niveau dat een passende compensatie mogelijk maakt van de extra kosten die het gevolg zijn van de bijzondere handicaps van de ultraperifere gebieden, en met name van de kosten voor het vervoer van de producten naar het Europese continent. Om overcompensatie te voorkomen, dient het bedrag in verhouding te staan tot de te compenseren extra kosten en mag het in geen geval hoger zijn dan 100 % van de kosten voor het vervoer naar het Europese continent en andere, bijkomende kosten. Daartoe moet ook rekening worden gehouden met andere soorten overheidsmaatregelen die van invloed zijn op de hoogte van de extra kosten.

(6)

Om de doelstellingen van deze verordening naar behoren te verwezenlijken en te garanderen dat het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt nageleefd, dient de steun beperkt te blijven tot visserijproducten die in overeenstemming met de regels van dat beleid zijn geoogst en verwerkt.

(7)

Opdat de compensatieregeling doeltreffend en correct zal functioneren, dienen de lidstaten er ook op toe te zien dat de ontvangers van steun economisch levensvatbaar zijn en dat het uitvoeringssysteem een toepassing van de regeling overeenkomstig de voorschriften mogelijk maakt.

(8)

Ten behoeve van een passende bewaking van de compensatieregeling moeten de betrokken lidstaten jaarverslagen over het functioneren ervan indienen.

(9)

Opdat kan worden beslist of de compensatieregeling na 2013 wordt voortgezet, moet de Commissie tijdig voordat de regeling afloopt, een op een onafhankelijke evaluatie gebaseerd verslag indienen bij het Europees Parlement, de Europese Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité.

(10)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (4) moeten de voorgenomen communautaire uitgaven voor de compensatieregeling uit het Europees Landbouwgarantiefonds worden gefinancierd op basis van een rechtstreeks gecentraliseerd beheer.

(11)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (5).

(12)

Voor de toepassing van rechtstreeks gecentraliseerd financieel beheer dient het bepaalde in Verordening (EG) nr. 2003/2006 van de Commissie van 21 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor de financiering van uitgaven in verband met de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) (6),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt voor de periode 2007-2013 een regeling ingesteld om een compensatie te bieden voor de extra kosten die de in artikel 3 bedoelde ondernemers voor de afzet van bepaalde visserijproducten uit de hierna genoemde ultraperifere gebieden moeten maken als gevolg van de bijzondere handicaps van die gebieden, hierna „de compensatie” genoemd:

de Azoren,

Madeira,

de Canarische Eilanden,

Frans Guyana, en

Réunion.

Artikel 2

Begripsomschrijving

Voor de toepassing van de onderhavige verordening geldt de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (7) opgenomen begripsomschrijving van „visserijproducten”.

Artikel 3

Ondernemers

1.   De compensatie wordt betaald aan de volgende ondernemers die extra kosten moeten maken voor de afzet van visserijproducten:

a)

de producenten,

b)

de eigenaren of reders van vaartuigen die in de havens van de in artikel 1 genoemde gebieden zijn geregistreerd en in die gebieden vissen, of verenigingen van dergelijke ondernemers, en

c)

de ondernemers in de sector verwerking en afzet, of verenigingen van dergelijke ondernemers, die extra kosten moeten maken voor de afzet van de betrokken producten.

2.   De betrokken lidstaten doen het nodige om zich ervan te vergewissen dat de ondernemers die de compensatie ontvangen, economisch levensvatbaar zijn.

Artikel 4

In aanmerking komende visserijproducten

1.   Elke betrokken lidstaat bepaalt voor zijn in artikel 1 genoemde gebieden de lijst van de voor de compensatie in aanmerking komende visserijproducten en de hoeveelheid van die producten. De lijst van de visserijproducten en de hoeveelheden mogen worden gedifferentieerd voor elk van de gebieden die tot eenzelfde lidstaat behoren.

2.   De lidstaten houden bij de vaststelling van de lijst en de hoeveelheden zoals bedoeld in lid 1 rekening met alle relevante factoren, en in het bijzonder met de noodzaak ervoor te zorgen dat de compensatie niet tot een grotere druk op biologisch kwetsbare bestanden leidt, met de hoogte van de extra kosten en met de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de productie en afzet.

3.   De visserijproducten waarvoor de compensatie wordt verleend, moeten zijn geoogst en verwerkt in overeenstemming met de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid betreffende:

a)

instandhouding en beheer,

b)

traceerbaarheid,

c)

indelingsnormen.

4.   De compensatie wordt niet verleend voor visserijproducten die:

a)

zijn gevangen door vaartuigen van derde landen met uitzondering van vissersvaartuigen die de vlag van Venezuela voeren en in communautaire wateren vissen,

b)

zijn gevangen door communautaire vissersvaartuigen die niet in een haven van een van de in artikel 1 genoemde gebieden zijn geregistreerd,

c)

zijn ingevoerd uit derde landen,

d)

afkomstig zijn van illegale, niet-gemelde of niet-gereglementeerde visserij.

Punt b) geldt niet indien de grondstoffen die volgens de voorschriften van dit artikel zijn geleverd, niet toereikend zijn om de bestaande capaciteit van de verwerkingsindustrie in het betrokken ultraperifere gebied volledig te benutten.

Artikel 5

De compensatie

1.   Elke betrokken lidstaat bepaalt voor zijn in artikel 1 genoemde regio’s het niveau van de compensatie voor elk visserijproduct dat is opgenomen in de in artikel 4, lid 1, bedoelde lijst. Dat niveau mag worden gedifferentieerd voor afzonderlijke gebieden of tussen gebieden die tot dezelfde lidstaat behoren.

2.   Bij de bepaling van de compensatie wordt rekening gehouden:

a)

voor elk visserijproduct, met de extra kosten die het gevolg zijn van de bijzondere handicaps van de betrokken gebieden, en met name de uitgaven voor het vervoer naar het Europese vasteland, en

b)

met welke andere soorten van overheidsmaatregelen dan ook die van invloed zijn op de hoogte van de extra kosten.

3.   De compensatie voor de extra kosten staat in verhouding tot de extra kosten die ermee moeten worden bestreden. De hoogte van de compensatie voor de extra kosten wordt in het compensatieplan naar behoren gerechtvaardigd. De compensatie mag echter in geen geval meer bedragen dan 100 % van de uitgaven voor het vervoer en andere, bijkomende kosten van de vissierijproducten die bestemd zijn voor het Europese vasteland.

4.   Per jaar mogen de compensaties in totaal niet meer bedragen dan:

a)

:

de Azoren en Madeira

:

4 283 992 EUR,

b)

:

de Canarische Eilanden

:

5 844 076 EUR,

c)

:

Frans Guyana en Réunion

:

4 868 700 EUR.

Artikel 6

Aanpassingen

De betrokken lidstaten mogen de in artikel 4, lid 1, bedoelde lijst en hoeveelheden van de in aanmerking komende visserijproducten en het in artikel 5, lid 1, bedoelde niveau van de compensatie aanpassen om rekening te houden met veranderende omstandigheden, op voorwaarde dat de bij artikel 5, lid 4, vastgestelde totaalbedragen in acht worden genomen.

Artikel 7

Indiening van compensatieplannen

1.   Uiterlijk op 6 november 2007 delen de betrokken lidstaten de in artikel 4, lid 1, bedoelde lijst en hoeveelheden en het in artikel 5, lid 1, bedoelde niveau van de compensatie, hierna gezamenlijk „het compensatieplan” genoemd, aan de Commissie mee.

2.   Indien het compensatieplan niet aan de bij deze verordening vastgestelde voorwaarden voldoet, verzoekt de Commissie de lidstaat binnen twee maanden het plan dienovereenkomstig aan te passen. In dat geval dient de lidstaat zijn aangepaste compensatieplan in bij de Commissie.

3.   Indien de Commissie niet binnen twee maanden na ontvangst van het in de leden 1 en 2 bedoelde compensatieplan reageert, wordt het compensatieplan geacht te zijn goedgekeurd.

4.   Indien een lidstaat overeenkomstig artikel 6 aanpassingen aanbrengt, dient hij zijn gewijzigde compensatieplan in bij de Commissie en is de bij de leden 2 en 3 vastgestelde procedure van overeenkomstige toepassing. Het gewijzigde plan wordt geacht te zijn goedgekeurd indien de Commissie niet binnen vier weken na ontvangst van het gewijzigde compensatieplan heeft gereageerd.

Artikel 8

Verslaglegging

1.   Elke betrokken lidstaat dient jaarlijks uiterlijk op 30 juni een jaarverslag over de toepassing van de compensatie in bij de Commissie.

2.   Uiterlijk op 31 december 2011 dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een op een onafhankelijke evaluatie gebaseerd verslag in over de toepassing van de compensatie, welk verslag zo nodig vergezeld gaat van voorstellen voor regelgeving.

Artikel 9

Financiële bepalingen

1.   De uitgaven die lidstaten overeenkomstig de onderhavige verordening doen, worden beschouwd als uitgaven zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 1290/2005.

2.   Voor de toepassing van lid 1 geldt het bepaalde in Verordening (EG) nr. 2003/2006.

Artikel 10

Controle

De lidstaten stellen passende bepalingen vast om de naleving van de bij deze verordening vastgestelde eisen en de regelmatigheid van de verrichtingen te garanderen.

Artikel 11

Uitvoeringsbepalingen

Uitvoeringsbepalingen voor deze verordening kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 12

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Comité van beheer voor visserijproducten.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

Artikel 13

Overgangsmaatregelen

1.   Indien een lidstaat overeenkomstig artikel 8, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 2328/2003 bij de Commissie een verzoek om differentiatie heeft ingediend waarover op 31 december 2006 nog geen besluit is genomen, blijft artikel 8 van die verordening van toepassing op dat verzoek.

2.   Het bepaalde in artikel 9 van de onderhavige verordening is van toepassing op de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2328/2003 door lidstaten gedane uitgaven die na 15 oktober 2006 bij de Commissie worden gedeclareerd.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten.

Gedaan te Brussel, 21 mei 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

M. GLOS


(1)  Advies uitgebracht op 24 april 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB C 93 van 27.4.2007, blz. 31.

(3)  Verordening (EG) nr. 2328/2003 van de Raad van 22 december 2003 tot instelling van een regeling ter compensatie van de door de ultraperifere ligging veroorzaakte extra kosten voor de afzet van bepaalde visserijproducten van de Azoren, Madeira, de Canarische Eilanden en de Franse departementen Guyana en Réunion (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 34).

(4)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 378/2007 (PB L 95 van 5.4.2007, blz. 1).

(5)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

(6)  PB L 379 van 28.12.2006, blz. 49.

(7)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1759/2006 (PB L 335 van 1.12.2006, blz. 3).