17.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 100/1


VERORDENING (EG) Nr. 407/2007 VAN DE RAAD

van 16 april 2007

tot instelling van definitieve antidumpingmaatregelen en vrijgave van het voorlopige recht op de invoer van bepaalde ingevroren aardbeien van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 9 en artikel 10, lid 2,

Gezien het voorstel dat de Commissie na overleg met het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Voorlopige maatregelen

(1)

Op 18 oktober 2006 stelde de Commissie bij Verordening (EG) nr. 1551/2006 (2) („de voorlopige verordening”) een voorlopig antidumpingrecht in op de invoer van bepaalde ingevroren aardbeien van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”).

2.   Vervolg van de procedure

(2)

Na de instelling van het voorlopige antidumpingrecht op de invoer van bepaalde ingevroren aardbeien van oorsprong uit de VRC werd alle betrokkenen meegedeeld op welke feiten en overwegingen de voorlopige verordening was gebaseerd. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken.

(3)

Enkele belanghebbenden hebben schriftelijk opmerkingen gemaakt. De partijen die verzochten te worden gehoord, zagen hun verzoek ingewilligd. De Commissie verzamelde en verifieerde alle gegevens die zij noodzakelijk achtte. De mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de partijen werden onderzocht, en waar nodig werden de voorlopige bevindingen dienovereenkomstig gewijzigd.

(4)

Alle belanghebbenden werden op de hoogte gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was definitieve maatregelen in te stellen en de bedragen vrij te geven die uit hoofde van het bij Verordening (EG) nr. 1551/2006 ingestelde voorlopige recht als zekerheid waren gesteld (mededeling van de definitieve bevindingen). De belanghebbenden werd ook een periode toegestaan binnen welke zij op deze bekendmakingen konden reageren. De mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de partijen werden onderzocht en waar nodig werden de bevindingen dienovereenkomstig gewijzigd.

3.   Bij de procedure betrokken partijen

(5)

De Commissie heeft alle gegevens verzameld die zij voor haar definitieve bevindingen nodig had. Behalve de controlebezoeken aan de in overweging 8 van de voorlopige verordening genoemde bedrijven, zijn na de instelling van de voorlopige maatregelen bij de volgende gebruikers en importeurs in de Gemeenschap bijkomende controles ter plaatse verricht:

 

Importeurs/handelaren

BS Foods BV, Gennep, Nederland

Skogsmat AB, Karlstad, Zweden

 

Gebruikers/verwerkende bedrijven

Agrana Frucht GmbH & Co KG, Gleisdorf, Oostenrijk

Agrana S.A., Neuilly-sur-Seine, Frankrijk

Dairy Fruits A/S, Odense, Denemarken

Groupe Danone, Paris, Frankrijk

Materne S.A.S., Limonest, Frankrijk

Rudolf Wild GmbH & Co. KG, Eppelheim, Duitsland

Schwartauer Werke GmbH & Co KGaA, Bad Schwartau, Duitsland

Yoplait France S.A.S., Boulogne, Frankrijk.

4.   Onderzoektijdvak

(6)

Het onderzoektijdvak („OT”) voor de dumping en schade besloeg de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005. Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de vaststelling van de schade had betrekking op de periode van 1 januari 2002 tot het einde van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”).

(7)

Een van de belanghebbenden betwijfelde of het onderzoektijdvak wel goed gekozen was en voerde aan dat 2005 niet representatief was gezien de abnormaal lage invoerprijzen tijdens dat jaar. Het onderzoektijdvak is evenwel vastgesteld overeenkomstig artikel 6, lid 1, van de basisverordening, dat bepaalt dat het onderzoektijdvak normaal een onmiddellijk aan de procedure voorafgaande periode van ten minste zes maanden beslaat. Vermeende bijzonderheden van het jaar 2005 kwamen bijgevolg niet tot uiting bij de keuze van het onderzoektijdvak, maar werden in het raam van de analyse van het oorzakelijk verband onderzocht.

(8)

Op basis van het bovenstaande wordt het in overweging 11 van de voorlopige verordening vastgestelde onderzoektijdvak hierbij bevestigd.

5.   Betrokken product en soortgelijk product

(9)

In overweging 13 van de voorlopige verordening is het betrokken product gedefinieerd als aardbeien, ongekookt, gestoomd of in water gekookt, ingevroren, al dan niet met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, ingedeeld onder de GN-codes 0811 10 11, 0811 10 19 en 0811 10 90, van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

(10)

Enkele belanghebbenden beweerden dat er, wat het gebruik en de kwaliteit aangaat, aanzienlijke verschillen bestaan tussen de diverse soorten ingevroren aardbeien. Om dezelfde reden werd aangevoerd dat ingevroren aardbeien van Chinese oorsprong niet vergelijkbaar zijn met die welke door de bedrijfstak van de Gemeenschap worden geproduceerd.

(11)

In overweging 15 van de voorlopige verordening wordt vermeld dat uit het onderzoek is gebleken dat de verschillende soorten van het betrokken product, en ook de ingevroren aardbeien die de bedrijfstak van de Gemeenschap produceert en op de markt van de Gemeenschap verkoopt, ondanks verschillen in ras, kwaliteit, grootte en naverwerking, allemaal dezelfde fysieke en biologische basiskenmerken hebben en in hoofdzaak voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. Daarom worden ze als een enkel product beschouwd. Aangezien deze belanghebbenden geen bijkomend bewijsmateriaal hebben verstrekt om hun argument te staven en er geen nieuwe feiten aan het licht kwamen, wordt dit argument afgewezen.

(12)

Bij gebrek aan andere opmerkingen met betrekking tot de productomschrijving en de omschrijving van het soortgelijk product worden de inhoud en de voorlopige conclusies van de overwegingen 12 tot en met 16 van de voorlopige verordening bevestigd.

B.   DUMPING

1.   Behandeling als marktgericht bedrijf

(13)

Er werden geen opmerkingen ontvangen die er aanleiding toe gaven de bevindingen aangaande de behandeling als marktgericht bedrijf te wijzigen. De bevindingen in de overwegingen 17 tot en met 26 van de voorlopige verordening worden derhalve bevestigd.

2.   Individuele behandeling

(14)

De drie producenten/exporteurs aan wie individuele behandeling was geweigerd, voerden aan dat deze beslissing moest worden herzien. Deze drie bedrijven voldeden niet aan de criteria b) en e) van artikel 9, lid 5, van de basisverordening. Criterium b) bepaalt dat de exporteurs moeten kunnen aantonen dat zij vrij zijn de exportprijzen en -hoeveelheden en de verkoopvoorwaarden vast te stellen. Criterium e) bepaalt dat de exporteurs moeten kunnen aantonen dat de staatsinmenging niet dusdanig is dat maatregelen ontweken kunnen worden indien voor individuele exporteurs een ander recht wordt vastgesteld.

(15)

Geen van de door deze drie bedrijven aangevoerde argumenten gaf er aanleiding toe de in het voorlopig stadium genomen beslissing te wijzigen. Er is met name vastgesteld dat de betrokken bedrijven aan staatsinmenging waren blootgesteld, waardoor zij werden beperkt in hun vrijheid om de exporthoeveelheden vast te stellen (criterium b)).

(16)

Voorts was de staatsinmenging dusdanig dat het waarschijnlijk was dat maatregelen zouden worden ontweken indien voor individuele exporteurs een ander recht werd vastgesteld (criterium e)).

(17)

Bij gebrek aan andere opmerkingen aangaande de bevindingen met betrekking tot het toekennen van een individuele behandeling, worden de bevindingen van de overwegingen 27 en 28 van de voorlopige verordening bevestigd.

3.   Normale waarde

(18)

Na de publicatie van de voorlopige maatregelen werden geen opmerkingen ontvangen die er aanleiding toe gaven de beslissing om Turkije als referentieland te kiezen, te wijzigen. De beslissing wordt bijgevolg bevestigd. Voor de vaststelling van de normale waarde werden de prijzen van Turkse aardbeien op de binnenlandse markt aangepast om rekening te houden met hun betere kwaliteit in vergelijking met Chinese aardbeien (zie de overwegingen 39 en 44 van de voorlopige verordening).

(19)

Bij gebrek aan andere opmerkingen aangaande de bevindingen met betrekking tot de normale waarde, worden de bevindingen van de overwegingen 29 tot en met 42 van de voorlopige verordening bevestigd.

4.   Uitvoerprijs

(20)

Bij gebrek aan andere opmerkingen aangaande de bevindingen met betrekking tot de uitvoerprijs, worden de bevindingen van overweging 43 van de voorlopige verordening bevestigd.

5.   Vergelijking

(21)

Verwezen wordt naar overweging 44 van de voorlopige verordening. Bij gebrek aan andere opmerkingen die er aanleiding toe konden geven de bevindingen van die overweging te wijzigen, worden de voorlopige bevindingen hierbij bevestigd.

6.   Dumpingmarge

(22)

Gezien het voorgaande worden de definitieve dumpingmarges, in procenten van de cif-prijs grens Gemeenschap, vóór inklaring, vastgesteld op:

 

Yantai Yongchang Foodstuff 0 %

 

Dandong Junao Foodstuff 31,1 %

 

Alle andere bedrijven 66,9 %.

C.   SCHADE

1.   Communautaire productie

(23)

Aangezien geen opmerkingen zijn ingediend, worden de voorlopige bevindingen betreffende de totale communautaire productie van overweging 51 van de voorlopige verordening bevestigd.

2.   Definitie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(24)

Aangezien geen opmerkingen werden ontvangen, wordt de definitie van bedrijfstak van de Gemeenschap zoals die in de overwegingen 52 en 53 van de voorlopige verordening is opgenomen, bevestigd.

3.   Steekproef om de schade te beoordelen

(25)

Gezien het grote aantal producenten van ingevroren aardbeien in de Gemeenschap, werd een steekproef van acht producenten gekozen om de schade te beoordelen. Een van de belanghebbenden voerde aan dat de steekproef van producenten in de Gemeenschap niet representatief was omdat alle geselecteerde producenten in Polen gevestigd waren. Volgens die betrokken partij moet een op het grootste productievolume gebaseerde steekproef, om representatief te zijn, ook met de geografische ligging van de producenten rekening houden.

(26)

In overweging 54 van de voorlopige verordening wordt erop gewezen dat de steekproef is samengesteld overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening, dat bepaalt dat een steekproef kan worden samengesteld op basis van het grootste representatieve productievolume dat redelijkerwijs binnen de beschikbare tijd kan worden onderzocht.

(27)

Bij de samenstelling van een steekproef op basis van deze methode moet dus in de eerste plaats rekening worden gehouden met de representativiteit wat het productievolume betreft. De steekproef hoeft geografisch niet representatief te zijn. Geografische representativiteit kan een bijkomende overweging zijn, maar dit is duidelijk niet noodzakelijk.

(28)

Aangezien de productie van ingevroren aardbeien, niet alleen wat het volume, maar ook wat het aantal producenten betreft, grotendeels in Polen is geconcentreerd, zou in dit geval voorts niet kunnen worden verhinderd dat een steekproef met uitsluitend Poolse producenten wordt samengesteld, ook wanneer met de geografische spreiding rekening wordt gehouden. Dit argument wordt derhalve afgewezen.

(29)

Bij gebrek aan andere opmerkingen wordt de samenstelling van de steekproef om de schade te beoordelen zoals die in de overwegingen 54 en 55 van de voorlopige verordening is opgenomen, bevestigd.

4.   Verbruik in de Gemeenschap

(30)

Aangezien geen opmerkingen werden ontvangen, wordt de berekening van het verbruik in de Gemeenschap zoals die in de overwegingen 56 tot en met 59 van de voorlopige verordening is opgenomen, bevestigd.

5.   Invoer in de Gemeenschap uit de betrokken landen

5.1.   Ingevoerd volume en marktaandeel

(31)

Aangezien geen opmerkingen werden ontvangen, wordt de berekening van het ingevoerde volume en het marktaandeel zoals die in de overwegingen 60 en 61 van de voorlopige verordening is opgenomen, bevestigd.

5.2.   Invoerprijzen en prijsonderbieding

(32)

Een van de belanghebbenden voerde aan dat met het oog op de analyse van de prijsonderbieding een correctie nodig is teneinde rekening te houden met het kwaliteitsverschil tussen de ingevroren aardbeien die de bedrijfstak van de Gemeenschap produceert en die welke de producenten/exporteurs produceren. In het voorlopige stadium werden voor de berekening van de prijsonderbieding en het prijsbederf evenwel slechts bepaalde verkooptransacties van de producenten/exporteurs in aanmerking genomen. De verkoop van uitgevoerde producten van lage kwaliteit werd niet in aanmerking genomen omdat de bedrijfstak van de Gemeenschap producten van zo lage kwaliteit niet produceerde noch verkocht. In deze omstandigheden was de gevraagde correctie niet gerechtvaardigd. Aangezien geen andere opmerkingen werden ontvangen, worden de prijzen van de betrokken invoer en de bevindingen inzake de prijsonderbieding zoals die in de overwegingen 62 tot en met 64 van de voorlopige verordening zijn opgenomen, bevestigd.

6.   Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(33)

Een aantal belanghebbenden voerde aan dat de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in 2006 tot ongeveer 1 000 EUR per ton waren gestegen en dat daar in de analyse van de schade rekening mee moet worden gehouden. Het onderzoektijdvak betrof evenwel de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005, terwijl de voor de beoordeling van de schade relevante trends werden onderzocht tijdens de periode van 1 januari 2002 tot het eind van het onderzoektijdvak. In deze omstandigheden werden prijsveranderingen na het onderzoektijdvak overeenkomstig artikel 6, lid 1, laatste zin, van de basisverordening in de analyse van de schade niet in aanmerking genomen. Niettemin wordt het belang van die prijsstijging in 2006 hieronder in de overwegingen 51 tot en met 54 onder punt „D. Oorzakelijk verband” behandeld.

(34)

Geen van de belanghebbenden betwistte de cijfers betreffende de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, of de interpretatie van die cijfers, zoals opgenomen in de overwegingen 66 tot en met 85 van de voorlopige verordening. De conclusies in deze overwegingen van de voorlopige verordening worden derhalve bevestigd.

6.1.   Gegevens over de communautaire productie in haar geheel

(35)

Geen van de belanghebbenden betwistte de cijfers betreffende de macro-economische gegevens over de communautaire productie in haar geheel, of de interpretatie van die cijfers, zoals die zijn opgenomen in de overwegingen 86 tot en met 88 van de voorlopige verordening. De conclusies in deze overwegingen van de voorlopige verordening worden derhalve bevestigd.

7.   Conclusie inzake de schade

(36)

Gezien het bovenstaande wordt bevestigd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3 van de basisverordening.

D.   OORZAKELIJK VERBAND

1.   Opmerkingen van de belanghebbenden

(37)

Nadat voorlopige maatregelen waren ingesteld, beweerden diverse belanghebbenden dat de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden aanmerkelijke schade door andere factoren werd veroorzaakt. Een aantal van die opmerkingen werd in de voorlopige verordening reeds onderzocht. Eventuele nieuwe argumenten worden hieronder behandeld.

2.   Gevolgen van de invoer uit derde landen

(38)

Er werd geargumenteerd dat onvoldoende rekening is gehouden met invoer uit Marokko als oorzaak van de schade. Een belanghebbende betwistte de interpretatie van de cijfers in overweging 99 van de voorlopige verordening en vermeldde dat de prijs van de invoer uit Marokko tijdens het onderzoektijdvak lager was dan de kostendekkende prijs van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Volgens de belanghebbende had dit tot de schade bijgedragen.

(39)

Uit de tabel in overweging 99 van de voorlopige verordening blijkt dat de prijs van de invoer uit Marokko systematisch veel hoger lag dan de prijs van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Marokkaanse exporteurs ondervonden eveneens de negatieve gevolgen van de lage prijzen van de Chinese uitvoer en moesten aan de Gemeenschap lagere prijzen aanrekenen. De dalende invoervolumes van ingevroren aardbeien van oorsprong uit Marokko bevestigen dat. Dit argument moest bijgevolg worden afgewezen.

3.   Gevolgen van wisselkoersschommelingen

(40)

Tijdens het onderzoektijdvak devalueerde de zloty ten opzichte van de euro. Een aantal belanghebbenden voerde aan dat de prijsdaling in de bedrijfstak van de Gemeenschap er minder spectaculair zou uitzien indien de berekeningen in zloty's en niet in euro's werden uitgevoerd. Tussen 2004 en 2005 bedroegen de schommelingen van de zloty inderdaad ongeveer 10 %. De communautaire prijzen in euro's daalden tussen 2004 en 2005 evenwel met 35 %.

(41)

Rekening houdend met het verschil tussen de wisselkoersschommeling met ongeveer 10 % en de prijsdaling met 35 %, kan de devaluatie van de zloty ten opzichte van de euro niet als een belangrijke reden voor de daling van de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap worden beschouwd. Dit argument moest bijgevolg worden afgewezen.

4.   Gevolgen van vermeende structurele tekortkomingen of speculatieve bedrijfsbeslissingen van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(42)

Een aantal belanghebbenden werkte het argument verder uit dat in de overwegingen 106 tot en met 110 van de voorlopige verordening reeds was behandeld, namelijk dat de bedrijfstak van de Gemeenschap de schade aan zichzelf te wijten had ingevolge slechte bedrijfsbeslissingen en structurele problemen. Ter staving van deze opmerkingen werd verwezen naar een verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de situatie van de sector zacht fruit en kersen voor verwerking en het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie over hetzelfde onderwerp (3) en naar een resolutie van het Europees Parlement van 12 oktober 2006 over de situatie in de sector zacht fruit en kersen voor verwerking (4).

(43)

Zoals blijkt uit de verwijzing in overweging 138 van de voorlopige verordening, heeft de Commissie in haar voorlopige bevindingen met het verslag rekening gehouden. Het verslag en de resolutie verstrekken weliswaar belangrijke achtergrondinformatie over de sector rood fruit in de Gemeenschap, maar beide spitsen zich toe op de problemen waarmee de telers van verse aardbeien en niet de bedrijfstak van de Gemeenschap (producenten van ingevroren aardbeien) worden geconfronteerd. In elk geval wordt noch in het verslag, noch in de resolutie geconcludeerd dat de problemen waarmee de bedrijfstak van de Gemeenschap kampt, aan structurele tekortkomingen van de bedrijfstak van de Gemeenschap zelf te wijten zijn.

(44)

Een andere opmerking was dat Poolse arbeidskrachten na de toetreding van Polen tot de EU naar landen met hogere lonen zijn uitgeweken, wat voor de bedrijfstak bijkomende problemen veroorzaakte in de vorm van hogere loonkosten op de binnenlandse markt. Er werd eveneens geargumenteerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap ingevolge nieuwe beperkingen aan de grenzen niet langer een beroep kon doen op goedkopere arbeidskrachten uit buurlanden van de EU. Deze ontwikkelingen zouden voor een zo arbeidsintensieve sector aanzienlijke negatieve gevolgen hebben gehad.

(45)

Door deze ontwikkelingen zijn de arbeidskosten voor de telers mogelijk gestegen. Deze eventuele stijging van de arbeidskosten houdt evenwel rechtstreeks verband met de kosten van de telers en niet met de kosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap (producenten van ingevroren aardbeien). Daarom is er slechts gedeeltelijk een verband tussen de stijging van de kosten van de telers en de kosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Volgens het in overweging 42 genoemde verslag van de Commissie en het begeleidende werkdocument zouden de verkoopprijzen van verse aardbeien, ondanks de stijging van de productiekosten, na de toetreding van Polen tot de Europese Unie evenwel zijn gedaald in plaats van gestegen. Aangezien de verkoopprijzen daalden, kan de stijging van de kosten van de telers van verse aardbeien geen gevolgen hebben gehad voor de bedrijfstak van de Gemeenschap. Dit argument moet bijgevolg worden afgewezen.

(46)

Een van de belanghebbenden voerde aan dat de investeringen en de herstructureringen van de bedrijfstak van de Gemeenschap met het oog op een verbetering van zijn efficiëntie negatieve gevolgen hadden voor zijn winstgevendheid en kasstroom. De investeringskosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap nemen evenwel niet weg dat de prijzen tijdens het onderzoektijdvak sterk zijn gedaald tot een schade veroorzakend niveau en dat deze lage prijzen de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap verreweg het sterkst hebben beïnvloed. Zoals in overweging 81 van de voorlopige verordening vermeld, hebben de gedane investeringen inderdaad bijgedragen aan het vergroten van de efficiëntie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Dit argument moet bijgevolg worden afgewezen.

(47)

Daarnaast werd ook geargumenteerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap de schade aan zichzelf te wijten had omdat de producten van minder goede kwaliteit waren dan die van oorsprong uit Spanje en Californië. Daarom moet worden opgemerkt dat zowel Spanje als Californië hoofdzakelijk voor de verse markt produceren en dat niets erop wijst dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in vergelijking met die producenten marktaandeel heeft verloren. De invoer van ingevroren aardbeien uit de VS bedroeg tijdens het onderzoektijdvak minder dan 200 ton en kan geen aanzienlijke gevolgen hebben gehad voor de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Dit argument moet bijgevolg worden afgewezen.

(48)

Er zij opgemerkt dat de vermeende structurele tekortkomingen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in elk geval niet door bewijzen worden bevestigd. Deze argumenten moeten derhalve van de hand worden gewezen. De conclusies van de overwegingen 106 tot en met 110 van de voorlopige verordening worden hierbij bevestigd.

5.   Schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap door zijn prijsniveaus aan zichzelf te wijten heeft

(49)

In verband met de vermeende speculatieve bedrijfsbeslissingen van de bedrijfstak van de Gemeenschap, als vermeld in de overwegingen 108 en 110 van de voorlopige verordening, merkte een gebruiker op dat de prijzen op de communautaire markt niet door de Chinese invoer werden bepaald, maar hoofdzakelijk door de bedrijfstak van de Gemeenschap, die over het grootste marktaandeel beschikte. Volgens deze gebruiker werd de dalende trend van de prijzen door de bedrijfstak van de Gemeenschap zelf bepaald en niet door invoer met dumping uit China.

(50)

Tijdens het onderzoektijdvak beschikte de bedrijfstak van de Gemeenschap over een marktaandeel van 59 % en behield dus een aanzienlijke invloed op de marktprijzen. Ook al beschikte de bedrijfstak van de Gemeenschap over een groot marktaandeel, toch kan niet worden ontkend dat de invoer tegen lagen prijzen uit de VRC, die de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 6 % onderbood, de marktprijzen negatief heeft beïnvloed. Deze invoer met dumping oefende een algemene neerwaartse druk uit op de prijzen in de Gemeenschap en had tot gevolg dat het marktaandeel van die invoer aanzienlijk steeg, namelijk van 4 % in 2002 tot 20 % tijdens het onderzoektijdvak. Dit argument moet bijgevolg worden afgewezen.

6.   Cyclische prijsschommelingen van ingevroren aardbeien en de invloed van de omvang van de oogst

(51)

Ingevroren aardbeien zijn een gevoelig landbouwproduct en uit onderzoek is gebleken dat de beschikbaarheid van verse aardbeien een grote invloed heeft op de prijs van ingevroren aardbeien. Diverse belanghebbenden voerden aan dat de bijzonder slechte oogst in 2003 een belangrijke oorzaak was van de vastgestelde schade tijdens het onderzoektijdvak. Een aantal belanghebbenden argumenteerde eveneens dat de aardbeienprijs gewoonlijk een cyclus van vier jaar volgt, waarbij een prijsstijging overproductie en vervolgens een instorting van de prijzen tot gevolg heeft. Er werd opgemerkt dat het laagste punt in die cyclus in 2005 werd bereikt en dat de bijzonder lage prijzen tijdens dat jaar het resultaat waren van deze natuurlijke schommelingen. Ook vóór 2002 konden prijsschommelingen worden vastgesteld en dit argument werd verder gestaafd door de prijsstijging met +/– 20 % in 2006, het jaar na het onderzoektijdvak.

(52)

Verder onderzoek van de prijzen van ingevroren aardbeien buiten de betrokken periode toonde aan dat er zich ook tijdens een aanzienlijk lange periode vóór 2002 prijsschommelingen hebben voorgedaan. Zo leidde de rijke oogst van 2001 tot zeer lage prijzen. Die veroorzaakten op hun beurt een daling van de productie van verse aardbeien tijdens de daaropvolgende jaren, waardoor de prijzen zich weer stabiliseerden. De opmerking dat de prijzen van het betrokken product cyclische schommelingen ondergaan die sterk worden beïnvloed door het weer en de omvang van de oogst, wordt door een analyse van de trends gestaafd.

(53)

Tijdens de beoordelingsperiode steeg het volume van de invoer uit China evenwel met 380 %, tegen prijzen die met 38 % daalden. Dit had aanzienlijke gevolgen voor de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, die zware verliezen meldde.

(54)

Hoewel de natuurlijke prijsschommelingen voor ingevroren aardbeien en het effect van de omvang van de oogst ongetwijfeld een aanzienlijke invloed hadden op de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap, kunnen zij op zich niet als de enige of belangrijkste oorzaak van de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade worden beschouwd.

7.   Conclusie betreffende het oorzakelijk verband

(55)

Zoals in de overwegingen 97 en 98 van de voorlopige verordening werd geconcludeerd, is uit het onderzoek gebleken dat er een oorzakelijk verband was tussen de invoer met dumping uit de VRC en de in de bedrijfstak van de Gemeenschap geconstateerde schade.

(56)

Het onderzoek heeft ook aangetoond dat er een verband bestaat tussen de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de door de cycli en de variërende omvang van de oogst veroorzaakte prijsschommelingen. Deze conclusie wordt gestaafd door de gegevens van voor en tijdens de beoordelingsperiode, maar ook door de ontwikkeling na het onderzoektijdvak.

(57)

Hoewel deze cyclische schommelingen de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap mogelijk hebben verslechterd, kunnen de mate waarin de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn gedaald en de in de overwegingen 66 tot en met 85 van de voorlopige verordening beschreven negatieve trend die bij de analyse van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap werd vastgesteld, niet uitsluitend aan de „natuurlijke schommelingspatronen” worden toegeschreven. Het onderzoek van de gevolgen van de cyclische aard van het product en de omvang van de oogst staaft bijgevolg niet de opmerking dat deze factoren voldoende significant zouden zijn geweest om het oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade te verbreken.

(58)

Gezien het bovenstaande en aangezien er geen andere opmerkingen betreffende het oorzakelijk verband werden ontvangen, worden de conclusies in de overwegingen 113 en 114 van de voorlopige verordening bevestigd.

E.   BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

1.   Algemene overwegingen

(59)

Geanalyseerd werd of, in het licht van de opmerkingen en aanvullende elementen die de belanghebbenden hebben verstrekt nadat voorlopige maatregelen waren ingesteld, de voorlopige conclusie dat het instellen van maatregelen niet in strijd was met het belang van de Gemeenschap, geldig bleef. Net als in het voorlopige stadium werden voor de beoordeling van het belang van de Gemeenschap alle betrokken belangen geëvalueerd, namelijk die van de bedrijfstak van de Gemeenschap, de importeurs, de verwerkers/gebruikers en de telers.

(60)

De Commissie heeft contact opgenomen met een aanzienlijk aantal belanghebbenden om hun standpunt te kennen. Niet alleen de bedrijfstak van de Gemeenschap, maar ook vertegenwoordigers van alle grote merken op de markt en gebruikersverenigingen zijn gehoord, en er werden tevens bijkomende controlebezoeken uitgevoerd.

2.   Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de toeleveranciers

(61)

In het voorlopige stadium is uit het onderzoek gebleken dat de communautaire productie wordt voortgebracht door een groot aantal producenten in de diepvriesindustrie, die werk biedt aan ongeveer 2 700 personen voor de productie en de verkoop van het betrokken product. Er is eveneens een partiële correlatie tussen de situatie van de diepvriesindustrie en de telers die de aardbeien leveren, aangezien de telers alleen het soort aardbeien telen die bestemd zijn om te worden ingevroren, en de diepvriesindustrie de enige markt voor dat product is.

(62)

De communautaire producenten hebben tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijke schade geleden en meldden verliezen van 12,5 % ingevolge de invoer met dumping. Deze verliezen werden geboekt ondanks het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn kosten beperkte door de telers minder voor de verse aardbeien te betalen. De prijs die voor verse aardbeien werd betaald lag onder de productiekosten van de telers en was dus op lange termijn zowel voor de telers als voor de bedrijfstak van de Gemeenschap onhoudbaar. Indien de prijzen van ingevroren aardbeien opnieuw onder het geen schade veroorzakende niveau zouden dalen, zou dat twee gevolgen hebben. De bedrijfstak van de Gemeenschap zou financiële verliezen lijden, maar zou op termijn ook met een onvoldoende aanvoer van verse aardbeien kunnen worden geconfronteerd aangezien de prijzen die de bedrijfstak de telers zou kunnen betalen zo laag zouden zijn dat de telers failliet zouden kunnen gaan. In 2002 waren er in Polen naar raming 96 700 commerciële telers van verse aardbeien. Van hen teelden er 80 000 aardbeien voor verdere verwerking. Hoewel het mogelijk is dat dit aantal door de consolidatie van de sector is gedaald, is het toch duidelijk dat de aardbeienteelt voor een groot aantal teeltbedrijven in Polen een belangrijke economische activiteit is. Er werd opgemerkt dat de sector van de aardbeienteelt van essentieel belang is voor een aantal Poolse regio's waar veel werkloosheid heerst, en dat de werkloosheid er zelfs nog zou stijgen indien geen maatregelen worden ingesteld. Deze telers kunnen evenmin op winstgevender teelten overschakelen aangezien de bodem in die gebieden vooral voor de aardbeienteelt geschikt is.

(63)

Zoals in overweging 139 van de voorlopige verordening vermeld, waren de prijzen die vanaf 2004 aan de telers werden betaald zo laag dat ze de productiekosten niet dekten.

(64)

Zoals ook blijkt uit het verslag van de Commissie als bedoeld in overweging 42 vormen de Poolse aardbeientelers bovendien een versnipperde sector en is het niet waarschijnlijk dat zij toegang kunnen krijgen tot andere markten dan de plaatselijke diepvriesindustrie. Bijgevolg zou de verslechterende financiële situatie van de diepvriesindustrie aanzienlijke gevolgen hebben voor de telers. Het feit dat de prijzen na het onderzoektijdvak weer tot geen schade veroorzakende niveaus stegen en dat de invoer uit China daalde, kan enige twijfel zaaien over de noodzaak van maatregelen om de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap te verbeteren, maar niets wijst erop dat deze stijging permanent of zelfs nog maar van lange duur zou zijn.

(65)

Onder deze omstandigheden is het duidelijk dat de bedrijfstak van de Gemeenschap en de telers voordeel zouden hebben bij de instelling van antidumpingmaatregelen en dat maatregelen een stabiliserend effect op de communautaire markt kunnen hebben. De invoer van ingevroren aardbeien uit de VRC zou niet meer leiden tot een neerwaartse druk op de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De communautaire producenten zouden dus hun prijzen kunnen verhogen en een redelijke winstmarge halen. Dit zal naar alle waarschijnlijkheid positieve gevolgen hebben voor de toeleveranciers. Daarom wordt geconcludeerd dat de instelling van maatregelen in het belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap en van de aardbeientelers zou zijn.

3.   Belang van niet-verbonden importeurs

(66)

Na de bevindingen in het voorlopige stadium van het onderzoek heeft de Commissie nog twee importeurs van het betrokken product bezocht. Deze importeurs voeren het betrokken product uit de VRC in, hoewel beide ook aardbeien verhandelen die in de EU zijn geproduceerd. Deze laatste vertegenwoordigen tussen de 50 en de 60 % van hun respectieve aankopen. Er zij evenwel op gewezen dat de handel in ingevroren aardbeien slechts een deel van hun bedrijfsactiviteiten uitmaakt en goed is voor 30 tot 50 % van hun totale omzet. Hun invoer uit de VRC vertegenwoordigt ongeveer 14 % van de totale invoer van het betrokken product. De importeurs worden bijgevolg als representatief beschouwd. Beide importeurs waren tegen antidumpingmaatregelen gekant. Uit het onderzoek is gebleken dat het niet waarschijnlijk is dat de vraag naar ingevroren aardbeien zal veranderen, aangezien die wordt bepaald door de voorkeur van de consument en de instelling van antidumpingmaatregelen daar geen invloed op heeft. Het is bijgevolg niet waarschijnlijk dat hogere prijzen negatieve gevolgen zullen hebben voor de importeurs: zij kunnen namelijk dezelfde hoeveelheden als voorheen blijven importeren en zullen zeer waarschijnlijk een aanzienlijk deel van de bijkomende kosten van ingevroren aardbeien aan de gebruikers kunnen doorberekenen. Dit wordt bevestigd door het feit dat prijsverschillen in het verleden geen invloed hadden op de verkoopprijs en de winstmarges van de importeurs. Die bleven namelijk vrij stabiel.

(67)

De voorlopige conclusie die in de voorlopige verordening was getrokken, namelijk dat hogere invoerprijzen naar verwachting geen aanzienlijke gevolgen zullen hebben voor de importeurs, wordt hierbij bevestigd.

4.   Belang van gebruikers en consumenten

4.1.   Niveau van medewerking

(68)

Zoals in overweging 127 van de voorlopige verordening vermeld, was de medewerking van de gebruikers en verwerkers in het begin beperkt. In het voorlopige stadium van de procedure ondervond de Commissie problemen om gegevens te verzamelen en te controleren die de opmerkingen van de verwerkende bedrijven konden staven. Na de bekendmaking van de voorlopige verordening deed de Commissie dan ook een nieuwe inspanning om medewerking aan te moedigen. Er werden bijkomende controlebezoeken gebracht aan acht verwerkende bedrijven. Dankzij deze bezoeken konden van vijf bedrijven gegevens worden verkregen die een zinvolle effectbeoordeling mogelijk maakten. Nieuwe informatie werd verzameld. Aan de hand van deze bijkomende informatie voerden de diensten van de Commissie een nieuw onderzoek uit naar de mogelijke gevolgen van de instelling van maatregelen voor de gebruikers in de Gemeenschap.

(69)

Een belanghebbende voerde aan dat deze medewerking niet in aanmerking hoorde te worden genomen, aangezien ze niet werd verleend binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijn. In dat verband moet erop worden gewezen dat de medewerkende bedrijven zich in overeenstemming met de regels van de basisverordening kenbaar hebben gemaakt en opmerkingen over de voorlopige maatregelen hebben geformuleerd.

(70)

De ter plaatse gecontroleerde informatie betreft ongeveer 9 % van het totale verbruik in de Gemeenschap. Ook waren de verschillende verwerkende sectoren vertegenwoordigd: producenten van aardbeienbereidingen die in andere producten worden verwerkt (bijvoorbeeld yoghurt), yoghurtproducenten en producenten van aardbeienjam. De medewerkende verenigingen tot slot vertegenwoordigen ongeveer 80 % van het verbruik van ingevroren aardbeien in de Gemeenschap. Dat is een normaal representativiteitsniveau. Een ontoereikende representativiteit moest als argument bijgevolg worden afgewezen.

4.2.   Gevolgen van de maatregelen voor de kosten

(71)

De verwerkende bedrijven drongen er bij de Commissie op aan de evaluatie van de gevolgen van de maatregelen niet tot een mogelijke prijsstijging van uit China ingevoerde aardbeien te beperken. De maatregelen zouden verregaandere gevolgen hebben voor de markt, die ook ingevroren aardbeien van andere oorsprong omvat.

(72)

Uit diepgaander onderzoek is inderdaad gebleken dat maatregelen naar alle waarschijnlijkheid een algemene prijsstijging zullen veroorzaken, die niet beperkt blijft tot de orde van 34,2 % (het niveau van het voorlopige recht) voor Chinese aardbeien. Maatregelen kunnen ook voor de bedrijfstak van de Gemeenschap prijsstijgingen met ongeveer 19 %, met andere woorden tot op het berekende geen schade veroorzakende niveau, veroorzaken. Een dergelijke algemene prijsstijging lijkt inderdaad onvermijdelijk omdat, in tegenstelling tot andere sectoren en gezien de beperkingen van het weer en de opbrengst van de oogst, andere strategieën zoals een uitbreiding van het marktvolume voor de bedrijfstak van de Gemeenschap niet tot de mogelijkheden behoren. Aangezien de bedrijfstak van de Gemeenschap en de invoer uit China samen ongeveer 80 % van het verbruik van de Gemeenschap uitmaken, is het tot slot zeer waarschijnlijk dat andere landen die ingevroren aardbeien naar de Gemeenschap uitvoeren ook hun prijzen zullen verhogen om de „prijsleiders” te volgen.

(73)

Wat de activiteiten van de gebruikers betreft waarbij zij aardbeien verwerken, zou het instellen van een recht op het in de voorlopige maatregelen vastgestelde niveau in deze omstandigheden een stijging van de inputkosten met gemiddeld 6 % veroorzaken. Heel wat gebruikers zouden daardoor inderdaad met verlies moeten produceren. Aangezien het onderzoek ingevroren aardbeien (het betrokken product) betreft en niet de andere activiteiten van de betrokken bedrijven, zijn de conclusies gebaseerd op de activiteiten waarbij aardbeien worden gebruikt. Ook voor de schade- en dumpinganalyse moet erop worden toegezien dat vergelijkbare activiteiten met elkaar worden vergeleken, dit wil zeggen activiteiten die verband houden met het product dat wordt onderzocht.

De onderstaande tabel geeft de gevolgen voor de kosten van de gecontroleerde gebruikers weer:

Bedrijf

Werkelijke winst (OT) 2005 (5)

Winst op basis van 2005 (OT) indien de prijzen van aardbeien van alle oorsprong volgens de formule in overweging 74 stijgen en de wederverkoopprijzen ongewijzigd blijven (5)

Winst als in de vorige kolom, maar op basis van gemelde werkelijke (of gestegen) wederverkoopprijzen voor 2006 (5)

Aandeel van aardbeiproducten in de omzet van het bedrijf (2005)

Totale winstgevendheid van het bedrijf (2005)

Bedrijf A

tussen + 2 % en + 4 %

tussen – 4 % en – 6 %

tussen – 3,0 % en – 5,0 %

tussen 25 % en 30 %

tussen + 2,5 % en + 5,0 %

Bedrijf B

tussen + 1,0 % en + 2,5 %

tussen – 1,0 % en – 2,5 %

ongeveer 0 %

tussen 12 % en 17 %

tussen + 4,0 % en + 5,5 %

Bedrijf C

ongeveer 0 %

ongeveer – 1 %

tussen + 2 % en + 4 %

tussen 5 % en 10 %

ongeveer 0 %

Bedrijf D

tussen + 12,0 % en + 14,0 %

tussen + 4,0 % en + 8,0 %

tussen + 3,0 % en + 5,0 %

tussen 10 % en 15 %

tussen + 5,0 % en + 8,0 %

Bedrijf E

tussen + 3,0 % en + 5,0 %

tussen – 4,0 % en – 6,0 %

tussen – 7,0 % en – 9,0 %

tussen 18 % en 23 %

ongeveer 1 %

(74)

De medewerkende producenten van aardbeienbereidingen en -jam zouden onder een stijging van de aardbeienprijzen het meest te lijden hebben. Dat komt doordat het relatieve aandeel van aardbeien in jam veel groter is dan dat van de andere ingrediënten. De winstmarge van de bedrijven in kwestie zou met 7 tot 8 procentpunten dalen, wat voor twee van deze bedrijven verliezen van ongeveer 5 % zou veroorzaken.

(75)

Voor de medewerkende yoghurtproducenten is het relatieve belang van de kosten van aardbeien in de productiekosten minder groot, aangezien er in het geval van yoghurt ook de kosten van de melkproducten zijn. Niettemin werd geconstateerd dat hun winstmarge gemiddeld vrij klein was. Het volstaat dus dat de totale kosten voor de productie van de yoghurt in kwestie met 2 % stijgen, en een winst van ongeveer 1 % wordt een verlies van ongeveer 1 %.

(76)

Voor de verwerkende bedrijven kunnen de maatregelen dus een grotere kostenstijging veroorzaken dan werd geraamd in de analyse die aan de voorlopige maatregelen ten grondslag lag. Zoals in punt 4.4 hieronder wordt aangetoond, zal dit effect op de kosten op lange termijn waarschijnlijk minder te voelen zijn.

4.3.   Onmogelijkheid om kostenstijgingen aan de distributieketen door te berekenen

(77)

Een gebruikersvereniging argumenteerde dat de instelling van rechten de internationaal concurrerende in de Gemeenschap gevestigde gebruikers van ingevroren aardbeien schade zouden berokkenen. Er werd opgemerkt dat zij de rechten niet aan hun klanten (detailhandelaars en distributeurs) konden doorberekenen, aangezien veel gebruikers met die klanten contracten op lange termijn en tegen vaste prijzen hadden gesloten. Die vaste prijzen betekenen dat de gebruikers het risico van eventuele bijkomende prijsstijgingen dragen. Veel gebruikers argumenteerden en bewezen dat zij onder prijsdruk van de grote detailhandelaars en distributeurs staan en dat het zeer moeilijk is om hun prijzen te verhogen. In de contracten tussen de gebruikers en de detailhandel worden de prijzen voor periodes tussen zes maanden en een jaar vastgesteld. De gebruikers voeren dan ook aan dat hun geen andere keuze zou blijven dan de extra kosten voor eigen rekening te nemen. Gezien het voorgaande moet worden erkend dat de gebruikers, minstens op korte termijn, waarschijnlijk de kostenstijging voor hun rekening zullen moeten nemen. Uit het onderzoek is evenwel ook gebleken dat ondanks het negatieve effect van de maatregelen op de winstgevendheid voor producten waarin het betrokken product verwerkt is, de totale winstgevendheid van de verwerkende bedrijven voor de meeste gebruikers positief zou blijven.

(78)

Voor zover kostenstijgingen kunnen worden doorberekend, kan dit enig effect hebben op de consumentenprijzen. Fruitbereidingen, en met name yoghurt, behoren tot de basislevensmiddelen van een groot deel van de consumenten. Yoghurt met aardbeiensmaak is goed voor 20 % tot 30 % van de yoghurtmarkt en hoewel geen consumentenorganisaties daarover opmerkingen hebben ingediend, kan niet worden uitgesloten dat een prijsstijging, minstens op middellange tot lange termijn, gevolgen heeft voor de consument. Hetzelfde geldt voor jam.

4.4.   Tijdelijke gevolgen voor de gebruikers

(79)

In de punten 4.2 en 4.3 is aangetoond dat indien maatregelen worden ingesteld, dat waarschijnlijk gevolgen zal hebben voor de kosten van de ingrediënten die de gebruikers verwerken. De gebruikers hebben geargumenteerd dat zij voor de duur van het contract met de detailhandel zelf de gevolgen van de kostenstijging zullen moeten dragen. Er kan evenwel worden verondersteld dat deze onmogelijkheid om een eventuele kostenstijging door te berekenen van tijdelijke aard is, aangezien ook de contracten in de tijd beperkt zijn.

4.5.   Beschikbaarheid van leveringen door de bedrijfstak van de Gemeenschap

(80)

Bij de gebruikers bestond er grote eensgezindheid over het feit dat de levering van Poolse aardbeien van de variëteit Senga Sengana van essentieel belang is voor zowel het volume als de kwaliteit van de productie van alle van ingevroren aardbeien afgeleide producten. Een verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap zou die bijgevolg vrij negatief beïnvloeden. Er kan niet worden uitgesloten dat indien Poolse aardbeien op de markt beperkt of niet beschikbaar zouden zijn, de gebruikers met ernstige problemen zouden kampen om elders leveranciers te vinden van het soort aardbeien dat in Polen wordt geproduceerd. Het lijkt in feite zeer onwaarschijnlijk dat dergelijke alternatieve bronnen kunnen worden gevonden, aangezien de gebruikers zelf hebben verklaard dat de kwaliteit van de Poolse aardbeien nergens anders wordt geëvenaard. Voorts kan niet worden uitgesloten dat de gebruikers in een situatie van beperkte concurrentie op de markt toch met prijsstijgingen worden geconfronteerd.

5.   Conclusie inzake het belang van de Gemeenschap

(81)

Het onderzoek heeft aangetoond dat niet alleen de communautaire producenten, die ongeveer 2 700 mensen in dienst hebben, maar ook ongeveer 80 000 telers die voor hun levensonderhoud in meerdere of mindere mate van aardbeien afhankelijk zijn, voordeel zouden hebben bij de instelling van maatregelen.

(82)

Zoals in overweging 133 van de voorlopige verordening vermeld, hebben de verwerkende bedrijven erop gewezen dat de levering van het betrokken product door de bedrijfstak van de Gemeenschap van essentieel belang is opdat de gebruikers hun volledige productassortiment zouden kunnen produceren en de markt een product van hoogstaande kwaliteit zouden kunnen leveren. Uit het onderzoek is gebleken dat de cyclische schommelingen waaraan de grondstoffen van de bedrijfstak van de Gemeenschap onderhevig zijn, met name de schommelende opbrengst van de aardbeienoogst, de prijzen sterk beïnvloeden. Ook de ontwikkelingen na het onderzoektijdvak bevestigen dit. Zoals in overweging 74 van de voorlopige verordening vermeld, stonden de prijzen op het eind van de beoordelingsperiode en tijdens het onderzoektijdvak echter zo onder druk dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zich verplicht zag de telers voor hun verse aardbeien een prijs te betalen die onder hun productieprijs lag. Daardoor staakte een aantal telers de aardbeienproductie. Hoewel de prijzen in 2006 zijn gestegen, kan de levering van verse aardbeien aan de bedrijfstak van de Gemeenschap, en bij uitbreiding ook aan de gebruikers, duidelijk in het gedrang komen indien de prijzen weer dalen tot het prijsniveau tijdens de beoordelingsperiode.

(83)

Uit verder onderzoek is inderdaad gebleken dat de gevolgen van het antidumpingrecht voor de gebruikers in dit geval aanzienlijk zouden zijn. Het recht zou voor een aantal gebruikers een beperkte winstgevendheid of zelfs (soms zware) financiële verliezen inhouden, vooral doordat deze prijsstijging op korte termijn niet aan de distributeurs of de detailhandel kan worden doorgerekend. Deze gevolgen zijn echter veel minder uitgesproken wat de totale winstgevendheid van de onderzochte gebruikers betreft.

(84)

De verwerkende bedrijven merkten op dat de contracten tegen vaste prijzen die zij met de detailhandel hebben gesloten, hen verhinderen de door eventuele maatregelen veroorzaakte kostenstijging aan de detailhandel door te berekenen. Aangezien deze contracten slechts een beperkte looptijd hebben, moet echter ook worden verondersteld dat de verwerkende bedrijven slechts gedurende zes à twaalf maanden in de onmogelijkheid zullen verkeren om de kostenstijging door te berekenen.

(85)

Naar blijkt zou de instelling van definitieve rechten dus aanmerkelijke gevolgen hebben voor de gebruikers van ingevroren aardbeien. Deze gevolgen zouden waarschijnlijk slechts tijdelijk zijn. De negatieve gevolgen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap en voor de telers zouden daarentegen aanzienlijk en blijvend zijn indien geen maatregelen werden ingesteld en de prijzen opnieuw zouden kunnen dalen.

(86)

Op grond van het bovenstaande wordt bijgevolg geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om geen antidumpingrechten in te stellen op de invoer van ingevroren aardbeien van oorsprong uit de VRC.

F.   INSTELLING VAN DEFINITIEVE MAATREGELEN

1.   Vorm van de definitieve maatregelen

(87)

Gelet op de definitieve conclusies inzake dumping, schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Gemeenschap dienen antidumpingmaatregelen te worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap nog meer schade lijdt door invoer met dumping.

(88)

De antidumpingmaatregelen kunnen verschillende vormen aannemen. Hoewel de Commissie over veel vrijheid beschikt wat de keuze van de vorm van de maatregelen betreft, bestaat het doel er steeds in de gevolgen van schade veroorzakende dumping te neutraliseren. In de voorlopige verordening is overeenkomstig de regel van het laagste recht een ad-valoremrecht ingesteld van 0 % voor de producent/exporteur aan wie de status van markteconomie is verleend tot 12,6 % voor de producent/exporteur die een individuele behandeling heeft verkregen en 34,2 % voor alle andere bedrijven.

(89)

Na de goedkeuring van de voorlopige maatregelen, en zoals reeds in overweging 51 vermeld, steeg de prijs van het betrokken product op de communautaire markt in 2006, het jaar na het onderzoektijdvak, met +/– 20 %. Aangezien het betrokken product vrij homogeen is en om te voorkomen dat de maatregelen de gebruikers in deze omstandigheden buitenmatig zouden belasten, wordt een minimuminvoerprijs („MIP”) in dit geval geacht de meest geschikte maatregel te zijn. De minimuminvoerprijs streeft hetzelfde doel na als het ad-valoremrecht: de gevolgen van schade veroorzakende dumping neutraliseren. Met deze maatregel zal geen recht verschuldigd zijn voor invoer tegen cif-prijzen franco grens Gemeenschap die gelijk zijn aan of hoger zijn dan de MIP. Bij invoer tegen een lagere prijs is het verschil tussen de werkelijke prijs en de MIP verschuldigd.

(90)

Het niveau van de MIP is op dezelfde bevindingen als die in de voorlopige verordening gebaseerd, met name dezelfde dumping- en prijsbederfmarges.

(91)

Bij de berekening van de MIP is zowel rekening gehouden met de vastgestelde dumpingmarges als met de hoogte van het recht dat nodig is om een einde te maken aan de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade.

2.   Niveau waarop de schade wordt tenietgedaan

(92)

Overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening moet het definitieve recht worden vastgesteld op het niveau van de schademarge of, indien die lager is, de dumpingmarge. Om deze regel te kunnen toepassen, moest bijgevolg een geen schade veroorzakende prijs of een geen schade veroorzakende MIP worden vastgesteld. Deze geen schade veroorzakende MIP werd vervolgens vergeleken met een bedrijfspecifieke MIP zonder dumping, die was gebaseerd op de aan de nettoprijs franco grens Gemeenschap aangepaste normale waarde.

(93)

Voor de berekening van de geen schade veroorzakende prijs moest rekening worden gehouden met het niveau van het recht dat nodig is opdat de bedrijfstak van de Gemeenschap de productiekosten zou kunnen dekken en een winst vóór belasting zou kunnen maken die een bedrijfstak van dit type onder normale concurrentieomstandigheden in de betrokken sector redelijkerwijs kan behalen. Bij gebrek aan opmerkingen van belanghebbenden werd een winstmarge van 6,5 % vastgesteld op basis van dezelfde argumenten als in overweging 144 van de voorlopige verordening.

(94)

Ingevroren aardbeien worden ingevoerd onder drie verschillende codes in de Gecombineerde Nomenclatuur („GN-codes”). De douanerechten verschillen naar gelang van de hoeveelheid toegevoegde suiker of andere zoetstoffen in de ingevoerde goederen. Om met de verschillende douanerechten rekening te houden, moest voor elke GN-code een verschillende MIP worden vastgesteld.

(95)

Zoals in overweging 153 van de voorlopige verordening vermeld, had een Chinese producent/exporteur geen ingevroren aardbeien tegen dumpingprijzen uitgevoerd. Bijgevolg zal op de uitvoer door dat bedrijf geen antidumpingmaatregel worden toegepast.

(96)

In alle andere gevallen was de op alle Chinese uitvoer toepasselijke geen schade veroorzakende MIP van 684,20 EUR lager dan de respectievelijke MIP's zonder dumping. De MIP werd voor alle andere uitvoer uit de VRC bijgevolg vastgesteld op het niveau van de geen schade veroorzakende MIP.

(97)

Voor invoer tegen cif-prijzen franco grens Gemeenschap die gelijk zijn aan of hoger zijn dan de MIP zal geen recht verschuldigd zijn. Bij invoer tegen een lagere prijs dan de MIP is daarentegen wel een recht verschuldigd dat overeenstemt met het verschil tussen de werkelijk betaalde prijs en de MIP.

3.   Definitieve inning van het voorlopige recht

(98)

Het voorlopige recht in de vorm van ad-valoremrechten tussen 0 en 34,2 % voor het ingevoerde product, dat sinds 19 oktober 2006 gold, wordt vrijgegeven. De definitieve inning van de ad-valoremrechten zou niet in verhouding staan tot de opheffing van schade veroorzakende dumping aangezien de prijzen tijdens die periode aanzienlijk boven de MIP lagen.

4.   Toepassing van de MIP

(99)

Een regeling waarbij het recht op een MIP is gebaseerd kan moeilijker toe te passen zijn en gemakkelijker aanleiding geven tot onjuiste aangiften van de douanewaarde van de goederen dan andere maatregelen. Gezien het mogelijke risico van compenserende regelingen in deze marktsector moet dan ook een dubbel systeem van maatregelen worden ingesteld. Deze dubbele regeling omvat een MIP en een vast recht. Het vaste recht werd overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening berekend op basis van de gewogen gemiddelde schademarge, aangezien die lager was dan de gewogen gemiddelde dumpingmarge. Om te garanderen dat de MIP daadwerkelijk wordt nageleefd, moeten de importeurs er bewust van worden gemaakt dat wanneer bij een controle na invoer wordt vastgesteld dat i) de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, die de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap werkelijk heeft betaald (prijs na invoer) lager is dan de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, die in de douaneverklaring is vermeld; en ii) de prijs na invoer lager is dan de MIP, voor de betrokken transacties met terugwerkende kracht een vast recht zal gelden, tenzij de som van het vaste recht plus de prijs na invoer (werkelijk betaalde prijs plus vast recht) lager is dan de MIP. In dat geval zal een recht van toepassing zijn dat gelijk is aan het verschil tussen de MIP en de prijs na invoer. Bij aanwijzingen van een onjuiste aangifte lichten de douaneautoriteiten de Commissie onmiddellijk in.

(100)

In dit verband en teneinde te reageren op de bezorgdheid van de belanghebbenden is de Commissie voornemens twee specifieke pijlers in te voeren om ervoor te zorgen dat de maatregelen relevant blijven en volledig in acht worden genomen. Ten eerste wordt verwezen naar Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (6), en met name naar artikel 78, dat bepaalt dat de douaneautoriteiten kunnen overgaan tot een controle van de handelsdocumenten en -gegevens aangaande de in- of uitvoertransacties ten aanzien van de betrokken goederen en aangaande de handelstransacties die later in verband met deze goederen plaatsvinden. Deze controles kunnen worden uitgeoefend bij de aangever en bij elke persoon die beroepshalve direct of indirect bij de genoemde transacties is betrokken, alsmede bij elke andere persoon die beroepshalve over de genoemde documenten en gegevens beschikt. Deze autoriteiten kunnen eveneens overgaan tot het onderzoek van de goederen.

(101)

Om zich te wapenen tegen een mogelijke absorptie van de maatregelen, met name tussen verbonden bedrijven, verklaart de Commissie ten tweede dat zij voornemens is onverwijld een nieuw onderzoek te openen overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de basisverordening, en dat zij de invoer aan registratie kan onderwerpen overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening, mochten er aanwijzingen van een dergelijke absorptie bestaan.

(102)

De Commissie zal onder meer een beroep doen op invoerbewaking door de nationale douaneautoriteiten en op gegevens die overeenkomstig artikel 14, lid 6, van de basisverordening door de lidstaten worden verstrekt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van aardbeien, ongekookt, gestoomd of in water gekookt, ingevroren, al dan niet met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, ingedeeld onder de GN-codes 0811 10 11, 0811 10 19 en 0811 10 90, van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   Het definitieve antidumpingrecht ten aanzien van Yantai Yongchang Foodstuff bedraagt:

Bedrijf

Definitief recht

Aanvullende Taric-code

Yantai Yongchang Foodstuff

0,0 %

A779

3.   Voor alle ander bedrijven is het definitieve antidumpingrecht gelijk aan het verschil tussen de in lid 4 vastgestelde minimuminvoerprijs en de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, indien deze laatste lager is dan de minimuminvoerprijs. Er wordt geen recht geïnd wanneer de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, gelijk is aan of hoger is dan de overeenkomstige in lid 4 vastgestelde minimuminvoerprijs.

4.   Voor de toepassing van lid 3 geldt de in kolom 2 van de tabel hieronder vastgestelde minimuminvoerprijs. Wanneer bij een controle na invoer wordt vastgesteld dat de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, die de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap werkelijk heeft betaald (prijs na invoer) lager is dan de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, die in de douaneverklaring is vermeld, en de prijs na invoer lager is dan de minimuminvoerprijs, geldt het in kolom 3 of 4 van de tabel hieronder vastgestelde vaste antidumpingrecht, tenzij de som van het vaste recht in kolom 3 of 4 plus de prijs na invoer (werkelijk betaalde prijs plus vast recht) minder is dan de minimuminvoerprijs in kolom 2 van de tabel hieronder. In dat geval is een recht van toepassing dat gelijk is aan het verschil tussen de minimuminvoerprijs in kolom 2 in de tabel hieronder en de prijs na invoer. Wanneer een dergelijk vast antidumpingrecht met terugwerkende kracht wordt geïnd, wordt het geïnd na aftrek van eerder betaalde antidumpingrechten, berekend op basis van de minimuminvoerprijs.

GN-code en presentatie van de aardbeien

Minimuminvoerprijs EUR/t nettoproductgewicht

Vast recht EUR/t nettoproductgewicht, van toepassing op Dandong Junao Foodstuff

(aanvullende TARIC-code A780)

Vast recht EUR/t nettoproductgewicht, van toepassing op alle andere bedrijven

(aanvullende TARIC-code A999)

Aardbeien, ongekookt, gestoomd of in water gekookt, ingevroren, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een suikergehalte van meer dan 13 gewichtspercenten (GN-code 0811 10 11)

496,8

62,6

169,9

Aardbeien, ongekookt, gestoomd of in water gekookt, ingevroren, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een suikergehalte van niet meer dan 13 gewichtspercenten (GN-code 0811 10 19)

566,3

71,3

193,7

Aardbeien, ongekookt, gestoomd of in water gekookt, ingevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen (GN-code 0811 10 90)

598

75,3

204,5

5.   Wanneer goederen zijn beschadigd voordat zij in het vrije verkeer werden gebracht en de werkelijk betaalde of te betalen prijs voor de vaststelling van de douanewaarde verhoudingsgewijs werd aangepast overeenkomstig artikel 145 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (7), dan wordt het overeenkomstig de leden 3 en 4 vastgestelde antidumpingrecht met hetzelfde percentage verminderd als de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

6.   Tenzij anders vermeld zijn de bepalingen inzake douanerechten op dit recht van toepassing.

Artikel 2

De bedragen die uit hoofde van het voorlopige antidumpingrecht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1551/2006 als zekerheid zijn gesteld voor de invoer van aardbeien, ongekookt, gestoomd of in water gekookt, ingevroren, al dan niet met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, worden vrijgegeven.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 16 april 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

Horst SEEHOFER


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).

(2)  PB L 287 van 18.10.2006, blz. 3.

(3)  Verslag van 28 juni 2006 van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de situatie van de sector zacht fruit en kersen voor verwerking (COM(2006) 345) en het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie, „Review of the sector of soft fruits and cherries intended for processing in the EU” (SEC(2006) 838).

(4)  Tekst aangenomen tijdens de zitting van 12 oktober 2006, deel 2. Voorlopige uitgave, P-6 TA PROV(2006) 10-12, PE 378/421, blz. 69.

(5)  Uitsluitend voor activiteiten waarbij aardbeien worden gebruikt

(6)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(7)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 214/2007 (PB L 62 van 1.3.2007, blz. 6).