10.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 71/3


VERORDENING (EG) Nr. 257/2007 VAN DE COMMISSIE

van 9 maart 2007

houdende afwijking van Verordening (EG) nr. 800/1999, wat betreft het bewijs dat de douaneformaliteiten voor de invoer van melk en zuivelproducten in derde landen zijn vervuld

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 10, derde streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 31, lid 10, derde streepje, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 wordt de gedifferentieerde restitutie uitbetaald wanneer is aangetoond dat de producten de op het certificaat vermelde bestemming of een andere bestemming waarvoor een restitutie is vastgesteld, hebben bereikt. Van deze regel kan volgens de in artikel 42 van die verordening bedoelde procedure worden afgeweken, mits voorwaarden worden bepaald die gelijke waarborgen bieden.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 351/2004 van de Commissie van 26 februari 2004 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer in de sector melk en zuivelproducten (2) zijn met ingang van 27 februari 2004 naar bestemming gedifferentieerde restituties ingevoerd voor alle zuivelproducten.

(3)

In artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie van 15 april 1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten (3) is aangegeven aan de hand van welke documenten in het geval van een naar bestemming gedifferentieerde restitutie kan worden bewezen dat in een derde land de douaneformaliteiten voor invoer zijn vervuld. Volgens dat artikel kan de Commissie besluiten dat in nader vast te stellen bijzondere gevallen het in dat artikel bedoelde bewijs van de invoer door overlegging van een bijzonder document of anderszins mag worden geleverd.

(4)

Het feit dat met het oog op de uitbetaling van de restituties moet worden voldaan aan artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999, betekent een ingrijpende verandering van de administratieve procedures voor zowel de nationale autoriteiten als de exporteurs en brengt niet alleen administratieve gevolgen, maar ook een belangrijke financiële last met zich. In sommige landen kan het verkrijgen van het in dat artikel 16 bedoelde bewijs aanzienlijke administratieve problemen veroorzaken. Bovendien kan het verkrijgen van een dergelijk bewijs aanzienlijk worden bemoeilijkt door de specifieke omstandigheden waarin zuivelproducten worden uitgevoerd.

(5)

Om de administratieve en financiële vereisten voor de exporteurs enigszins te verlichten en de autoriteiten en de exporteurs de gelegenheid te bieden nieuwe regelingen voor de betrokken producten vast te stellen en procedures voor een vlotte afwikkeling van alle formaliteiten in te voeren, voorziet Verordening (EG) nr. 423/2006 van de Commissie van 13 maart 2006 houdende afwijking van Verordening (EG) nr. 800/1999, wat betreft het bewijs dat de douaneformaliteiten voor de invoer van melk en zuivelproducten in derde landen zijn vervuld (4) met betrekking tot het overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 te leveren bewijs in een overgangsperiode waarbinnen het bewijs dat de douaneformaliteiten voor invoer zijn vervuld, gemakkelijker kan worden geleverd. Deze periode is verstreken op 31 december 2006.

(6)

In tal van landen van bestemming is echter nog steeds geen sprake van adequate procedures en middelen om voor de nodige documenten te zorgen. Om te voorkomen dat handelaren hierdoor geen uitvoerrestitutie ontvangen, moet in een overgangsregeling blijven worden voorzien.

(7)

Er zij aan herinnerd dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op grond van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 800/1999 bij twijfel over de bestemming van de uitgevoerde producten aanvullende bewijzen betreffende alle restituties kunnen verlangen die ten genoegen van die autoriteiten aantonen dat de betrokken producten in het derde land van invoer daadwerkelijk op de markt zijn gebracht.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   In het geval van uitvoer van producten van de GN-codes 0401 tot en met 0405 in het kader van artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 waarvoor de exporteur het in artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde bewijs niet kan leveren, wordt aangenomen dat de betrokken producten in een derde land zijn ingevoerd, indien een kopie van het vervoersdocument en één van de in artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 800/1999 genoemde documenten worden overgelegd.

2.   Bij de toepassing van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 800/1999 houden de lidstaten rekening met het bepaalde in lid 1 van het onderhavige artikel.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing voor de aangiften ten uitvoer die in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 worden aanvaard.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 maart 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 van de Commissie (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 60 van 27.2.2004, blz. 46.

(3)  PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2006 (PB L 365 van 21.12.2006, blz. 52).

(4)  PB L 75 van 14.3.2006, blz. 3.