27.2.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 59/1


VERORDENING (EG) Nr. 192/2007 VAN DE RAAD

van 22 februari 2007

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van polyethyleentereftalaat uit India, Indonesië, Maleisië, de Republiek Korea, Thailand en Taiwan naar aanleiding van een onderzoek bij het vervallen van een maatregel en een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek uit hoofde van artikel 11, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 384/96

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 11, leden 2 en 3,

Gezien het voorstel dat de Commissie na overleg met het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Geldende maatregelen

(1)

Op 27 november 2000 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 2604/2000 (2) definitieve antidumpingrechten ingesteld op de invoer van polyethyleentereftalaat (PET) uit India, Indonesië, Maleisië, de Republiek Korea, Taiwan en Thailand („de betrokken landen”). De opgelegde maatregelen waren gebaseerd op een antidumpingonderzoek („het oorspronkelijke onderzoek”) dat was ingeleid uit hoofde van artikel 5 van de basisverordening.

(2)

Op 13 augustus 2004 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1467/2004 (3) definitieve antidumpingrechten ingesteld op de invoer van PET uit Australië en de Volksrepubliek China („China”) en de procedure betreffende de invoer van PET uit Pakistan beëindigd.

(3)

De wijzigingen van Verordening (EG) nr. 2604/2000 waren het resultaat van hetzij nieuwe onderzoeken die waren ingeleid uit hoofde van artikel 11, leden 3 en 4, van de basisverordening, hetzij de aanvaarding van prijsverbintenissen overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de basisverordening.

2.   Verzoeken om een nieuw onderzoek

(4)

Na publicatie van een bericht van het naderende vervallen van de maatregelen (4) ontving de Commissie op 30 augustus 2005 een verzoek tot een nieuw onderzoek uit hoofde van artikel 11, lid 2, van de basisverordening („nieuw onderzoek bij het vervallen van een maatregel”), en tot gedeeltelijke herziening van de maatregelen betreffende invoer uit Taiwan en invoer van drie producenten/exporteurs in de Republiek Korea uit hoofde van artikel 11, lid 3, van de basisverordening („gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek”).

(5)

Dit verzoek werd ingediend door het Polyethylene Terephthalate Committee of Plastics Europe („de indiener van het verzoek”) namens producenten die goed zijn voor een groot deel, in dit geval meer dan 90 %, van de productie van PET in de Gemeenschap.

(6)

De reden voor het verzoek om een nieuw onderzoek was dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting of herhaling van dumping en schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(7)

Het verzoek om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de maatregelen betreffende invoer uit Taiwan en van drie producenten/exporteurs in de Republiek Korea (Daehan Synthetic Fiber Co. Ltd, SK Chemicals Co. Ltd en KP Chemical Corp.) was gebaseerd op het argument dat het niveau van de maatregelen onvoldoende was om schadelijke dumping tegen te gaan.

(8)

De Commissie heeft in overleg met het Raadgevend Comité vastgesteld dat er voldoende bewijsmateriaal was om op grond van artikel 11, leden 2 en 3, van de basisverordening twee nieuwe onderzoeken te openen, en heeft daarom op 1 december 2005 deze nieuwe onderzoeken geopend (5).

(9)

Een bericht betreffende de reikwijdte van het tussentijdse onderzoek werd gepubliceerd in het Publicatieblad van 2 juni 2006 (6), waarin duidelijk werd gemaakt dat het gedeeltelijke tussentijdse onderzoek ook alle verbonden ondernemingen zou bestrijken.

3.   Parallel onderzoek

(10)

Op 1 december 2005 heeft de Commissie daarnaast ook een nieuw onderzoek uit hoofde van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad (7) ingeleid betreffende de compenserende maatregelen die van toepassing zijn op de invoer van PET uit India.

4.   Partijen bij het onderzoek

(11)

De Commissie heeft de producenten/exporteurs, de vertegenwoordigers van de betrokken exporterende landen, de EU-producenten, de gebruikers en de indiener van het verzoek van de opening van het nieuwe onderzoek bij het vervallen van een maatregel en het tussentijdse nieuwe onderzoek in kennis gesteld. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en konden binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn een verzoek indienen om te worden gehoord. Alle belanghebbenden die daarom met opgave van redenen hadden verzocht, werden gehoord.

(12)

Gezien het kennelijk grote aantal Indiase, Indonesische, Koreaanse en Taiwanese producenten/exporteurs en ook EG-producenten en -importeurs die in het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van een maatregel werden genoemd, en het aantal Taiwanese producenten/exporteurs die in het verzoek om een tussentijds nieuw onderzoek werden genoemd, werd overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening besloten na te gaan of gebruik moest worden gemaakt van een steekproef. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werd bovengenoemde belanghebbenden overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening verzocht om binnen twee weken na de inleiding van de onderzoeken contact met haar op te nemen en de in de bekendmaking gevraagde gegevens te verstrekken.

(13)

Na onderzoek van de verstrekte gegevens en gezien het geringe aantal producenten/exporteurs in India, Indonesië, de Republiek Korea en Taiwan die zich bereid verklaarden hun medewerking te verlenen, werd besloten dat een steekproef van de producenten/exporteurs in deze vier landen niet nodig was.

(14)

Na onderzoek van de door de producenten en importeurs in de Gemeenschap verstrekte gegevens, en overwegende dat hun aantal beperkt was, werd besloten om geen gebruik te maken van een steekproef en alle producenten en importeurs bij het onderzoek te betrekken.

(15)

Vragenlijsten werden verzonden aan alle bekende producenten/exporteurs in de betrokken landen, aan importeurs en leveranciers, en aan producenten en gebruikers in de Gemeenschap.

(16)

Antwoorden op de vragenlijsten werden ontvangen van:

drie Indiase producenten/exporteurs,

drie producenten/exporteurs in Indonesië (waarvan er slechts twee met een controlebezoek instemden),

twee producenten/exporteurs in Maleisië,

vier producenten/exporteurs in de Republiek Korea,

drie producenten/exporteurs in Taiwan (waarvan er slechts twee bereid waren een controlebezoek te aanvaarden),

een producent/exporteur in Thailand,

twee leveranciers in de Gemeenschap,

twaalf producenten in de Gemeenschap,

tien verwerkers/gebruikers.

Ook werd geconstateerd dat een niet-meewerkende Indonesische producent/exporteur zijn naam had veranderd sinds de publicatie van de geldende maatregelen. Dit betrof de P.T. Bakrie Kasei Corp., die omgedoopt was in P.T. Mitsubishi Chemical Indonesia.

(17)

De Commissie heeft alle gegevens die zij voor haar onderzoek nodig achtte, verzameld en geverifieerd en heeft controlebezoeken gebracht aan de volgende bedrijven:

a)

India

 

Producenten/exporteurs

Pearl Engineering Polymers Ltd, Delhi,

SENPET, voorheen Elque Polyesters Ltd, Calcutta,

Futura Polyesters Ltd, Chennai;

 

Verbonden exporteur

Plastosen Ltd, Calcutta, (verbonden aan SENPET, voorheen Elque Polyesters Ltd);

b)

Indonesië

Producenten/exporteurs

P.T. Polypet Karyapersada, Jakarta,

P.T. Petnesia Resindo, Tangerang;

c)

Maleisië

Producenten/exporteurs

MPI Polyester Industries Sdn. Bhd., Selangor,

Hualon Corporation (M) Sdn. Bhd. Kuala Lumpur;

d)

de Republiek Korea

 

Producenten/exporteurs

SK Chemicals Co. Ltd, Seoul,

Huvis Corp., Seoul (verbonden aan SK Chemicals Co. Ltd),

KP Chemicals Corp., Seoul,

Honam Petrochemicals Corp., Seoul (verbonden aan KP Chemicals Co. Ltd);

 

In de Republiek Korea gevestigde verbonden handelaren/importeurs

SK Networks Ltd, Seoul (verbonden aan SK Chemicals Co. Ltd),

Lotte Trading Ltd, Seoul, de Republiek Korea (verbonden aan KP Chemicals Co. Ltd),

Lotte Daesan Ltd, Seoul, de Republiek Korea (verbonden aan KP Chemicals Co. Ltd);

 

In de Gemeenschap gevestigde verbonden handelaren/importeurs

SK Networks Deutschland GmbH, Frankfurt/Main, Duitsland (verbonden aan SK Chemicals Co. Ltd),

SK Eurochem, Warschau, Polen (verbonden aan SK Chemicals Co. Ltd);

e)

Taiwan

Producenten/exporteurs

Shinkong Synthetic Fibers Corporation, Taipei,

Far Eastern Textile Ltd, Taipei;

f)

Thailand

Producent/exporteur

Bangkok Polyester Public company Ltd, Bangkok, Thailand;

g)

Producenten in de Gemeenschap

Voridian BV (Nederland),

M & G Polimeri Italia Spa (Italië),

Equipolymers Srl (Italië),

La Seda de Barcelona SA (Spanje),

Novapet SA (Spanje),

Selenis Industria de Polímeros SA (Portugal),

Selenis Itália Spa (Italië);

h)

Leverancier in de Gemeenschap

Interquisa SA (Spanje);

i)

Niet-verbonden importeur in de Gemeenschap

Global Service International SRL (Italië);

j)

Verwerkend EU-bedrijf

Coca Cola Enterprises Europe Ltd (België).

(18)

Het onderzoek naar de mogelijke voortzetting of herhaling van dumping en schade ten behoeve van het onderzoek bij het vervallen van een maatregel had betrekking op de periode van 1 oktober 2004 tot en met 30 september 2005 („het onderzoektijdvak”). Het onderzoek naar de ontwikkeling van de trends die relevant zijn voor de waarschijnlijkheid van het blijven bestaan of het zich opnieuw voordoen van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2002 tot het einde van het onderzoektijdvak (hierna „de beoordelingsperiode” genoemd). Het onderzoektijdvak voor het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek uit hoofde van artikel 11, lid 3, van de basisverordening betreffende invoer uit Taiwan en van drie producenten/exporteurs in de Republiek Korea is hetzelfde als dat van het nieuwe onderzoek bij het vervallen van een maatregel.

B.   BETROKKEN PRODUCT

1.   Het product

(19)

Het betrokken product is hetzelfde als bij het oorspronkelijke onderzoek, namelijk PET met een viscositeitscoëfficiënt van 78 ml/g of hoger, volgens ISO-norm 1628-5, afkomstig uit de betrokken landen. Het wordt momenteel ingedeeld onder GN-code 3907 60 20.

2.   Soortgelijk product

(20)

Evenals bij het oorspronkelijke onderzoek en het nieuwe onderzoek werd vastgesteld dat PET dat in de betroken landen geproduceerd en op de binnenlandse markten verkocht wordt en PET dat door EG-producenten geproduceerd en verkocht wordt dezelfde fysische en chemische basiskenmerken vertonen en voor dezelfde toepassingen worden gebruikt. Deze producten worden derhalve beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

C.   MOGELIJKE VOORTZETTING EN/OF HERHALING VAN DE DUMPING

1.   Invoer met dumping in het onderzoektijdvak — Algemene uitgangspunten

(21)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening werd onderzocht of er nog sprake was van dumping, en zo ja, of het waarschijnlijk was dat het vervallen van de maatregelen tot een voortzetting van dumping zou leiden.

(22)

De algemene werkwijze die hierna wordt uiteengezet, is toegepast op alle producenten/exporteurs in de betrokken landen en is gelijk aan de werkwijze bij het oorspronkelijke onderzoek. De bevindingen inzake dumping voor elk van de betrokken exportlanden beperken zich derhalve tot hetgeen voor elk van deze landen specifiek is.

(23)

Voor het vaststellen van de normale waarde werd in de eerste plaats voor elke producent/exporteur bepaald of diens totale verkoop van PET op de binnenlandse markt representatief was in vergelijking met zijn totale uitvoer naar de Gemeenschap. Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening werd de binnenlandse verkoop representatief geacht wanneer de totale binnenlandse verkoop van elke producent/exporteur ten minste 5 % bedroeg van zijn totale uitvoer naar de Gemeenschap.

(24)

Vervolgens heeft de Commissie onderzocht welke typen van het betrokken product die door de producenten/exporteurs met een over het algemeen representatieve verkoop op de binnenlandse markt waren verkocht, identiek of direct vergelijkbaar waren met de voor uitvoer naar de Gemeenschap verkochte typen.

(25)

Voor elk op de binnenlandse markt verkocht type dat rechtstreeks vergelijkbaar was met de typen PET die naar de Gemeenschap waren uitgevoerd, werd overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening nagegaan of de binnenlandse verkoop voldoende representatief was. De binnenlandse verkoop van een bepaald type PET werd voldoende representatief geacht wanneer de binnenlandse verkoop van die soort in het onderzoektijdvak 5 % of meer bedroeg van de totale uitvoer van die soort naar de Gemeenschap.

(26)

De Commissie onderzocht vervolgens of de binnenlandse verkoop van elk type PET geacht kon worden te hebben plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties, overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening. Hiertoe werd voor elke producent/exporteur in de betrokken landen vastgesteld wat het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt was, in verhouding tot de totale verkoop op de binnenlandse markt, voor elk uitgevoerd type van het betrokken product gedurende het onderzoektijdvak.

a)

Voor producttypen waarvan meer dan 80 % op de binnenlandse markt was verkocht tegen een prijs die niet lager was dan de kostprijs, d.w.z. waarvoor de gemiddelde verkoopprijs van het producttype gelijk was aan of hoger was dan de gemiddelde productiekosten voor het producttype, werd de normale waarde berekend als de gemiddelde prijs van alle binnenlandse verkoop van het producttype, ongeacht of die winstgevend was of niet.

b)

Voor producttypen waarvan minstens 10 % maar niet meer dan 80 % op de binnenlandse markt was verkocht tegen een prijs die niet lager was dan de kostprijs, werd de normale waarde per producttype berekend door het gewogen gemiddelde te nemen van de verkoopprijzen van die transacties die hadden plaatsgevonden tegen prijzen die gelijk aan of hoger waren dan de kostprijs van dat producttype.

c)

Voor producttypen waarvan minder dan 10 % op de binnenlandse markt was verkocht tegen een prijs die niet lager was dan de kostprijs, werd ervan uitgegaan dat deze niet in het kader van normale handelstransacties waren verkocht en moest de normale waarde worden berekend overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening.

(27)

Waar nodig werden de normale waarden overeenkomstig artikel 2, lid 6, van de basisverordening berekend aan de hand van de productiekosten van het producttype, waarbij een bedrag werd opgeteld voor verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (VAA) en winst. Voor de VAA-kosten werden de VAA-kosten voor het soortgelijke product van de producent/exporteur in aanmerking genomen; voor de winst werd de gemiddelde winst van de producent/exporteur bij de verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties in aanmerking genomen.

(28)

In alle gevallen waarin het betrokken product naar onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap werd uitgevoerd, werd de uitvoerprijs vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, namelijk aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen.

(29)

Wanneer het betrokken product via een verbonden importeur of handelaar was verkocht, werd de exportprijs berekend aan de hand van de prijs waartegen het product aan onafhankelijke afnemers was doorverkocht. Overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening werden correcties toegepast voor alle kosten van de importeur tussen invoer en wederverkoop, inclusief de VAA-kosten, en een redelijke winstmarge. De winstmarge werd vastgesteld op grond van informatie afkomstig van niet verbonden meewerkende handelaars/importeurs die actief zijn op de EG-markt.

(30)

De normale waarde en de exportprijs werden vergeleken af fabriek. Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de exportprijs mogelijk te maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Correcties werden toegestaan in alle gevallen waarin deze redelijk en nauwkeurig bleken en met bewijsmateriaal waren gestaafd.

(31)

Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd voor elke meewerkende producent/exporteur een dumpingmarge berekend door vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde exportprijs.

(32)

Voor landen met een hoog niveau van medewerking (meer dan 80 % van de totale invoer in de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak), en wanneer er geen redenen waren om aan te nemen dat er producenten/exporteurs waren die geen medewerking verleenden, werd een residuele dumpingmarge vastgesteld die gelijk was aan de hoogste dumpingmarge die voor een meewerkende producent/exporteur was vastgesteld, teneinde de doelmatigheid van de maatregelen te waarborgen.

(33)

Voor die landen waar het niveau van samenwerking laag bleek (minder dan 80 % van de in de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak ingevoerde hoeveelheid), werd de residuele dumpingmarge vastgesteld overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, d.w.z. op basis van de beschikbare gegevens.

2.   Invoer met dumping in het onderzoektijdvak — Landenspecifieke bevindingen

(34)

Drie van de vijf bekende producenten/exporteurs werkten mee met het onderzoek. De twee niet-meewerkende ondernemingen vertegenwoordigen meer dan 80 % van de totale productie van PET in India en ongeveer 25 % van de uitvoer van India naar de Gemeenschap. Het aandeel van de Indiase uitvoer naar de Gemeenschap in het totale verbruik van de Gemeenschap bedroeg in het onderzoektijdvak 0,3 %. Twee van de drie meewerkende exporteurs zijn prijsverbintenissen aangegaan met betrekking tot hun uitvoer van PET naar de Gemeenschap; deze verbintenissen zijn gesloten naar aanleiding van het oorspronkelijke onderzoek.

(35)

Wat deze twee meewerkende ondernemingen betreft, werd geconstateerd dat de prijzen van hun uitvoer naar de Gemeenschap in overeenstemming waren met de in de verbintenissen aangegeven minimumprijzen. Deze prijzen lagen duidelijk hoger dan de bij verkoop aan derde landen berekende prijzen. Deze verkoop betrof veel grotere hoeveelheden dan die welke naar de Gemeenschap werden uitgevoerd. Dit wijst erop dat de aan afnemers in Gemeenschap in rekening gebrachte prijzen niet de normale prijspolitiek weerspiegelen van de Indiase ondernemingen die prijsverbintenissen hebben gesloten.

(36)

Wat de uitvoer naar de Gemeenschap betrof, bleken de dumpingmarges van de drie meewerkende producenten/exporteurs te variëren van geen dumping tot 17 %. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de producent/exporteur die niet dumpt een prijsverbintenis is aangegaan en dat zijn uitvoer naar de Gemeenschap minimaal is (minder dan 10 %) in vergelijking met zijn uitvoer naar derde landen. Bij het oorspronkelijke onderzoek en de daaropvolgende nieuwe onderzoeken werden dumpingmarges tussen 14,7 en 51,5 % geconstateerd (8). Aangezien echter de ingevoerde hoeveelheden werkelijk zeer gering waren, is de analyse voornamelijk gericht op de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping.

(37)

Bij het onderzoek werd vastgesteld dat er gedurende het onderzoektijdvak vijf producenten van PET waren in Indonesië. Zoals opgemerkt in overweging 16, hebben drie ondernemingen volledig ingevulde vragenlijsten geretourneerd, maar slechts twee daarvan waren bereid controlebezoeken ter plaatse toe te staan. Aangezien het daardoor onmogelijk was om te controleren of de door de derde onderneming in de vragenlijst verstrekte gegevens juist waren, werkte deze onderneming niet volledig mee met het onderzoek in de zin van artikel 18 van de basisverordening. De onderneming werd hiervan in kennis gesteld en zij kreeg de gelegenheid hierop te reageren.

(38)

Een van de meewerkende ondernemingen verkocht zeer geringe hoeveelheden op de EG-markt, maar aan slechts één specialistische gebruiker in de medische sector. Daarom werden volume noch prijs per eenheid van deze verkoop als representatief beschouwd. Afgezien van deze kleine hoeveelheid had Eurostat geen andere verkoop op de EG-markt van PET afkomstig uit Indonesië geregistreerd.

(39)

Aangezien de twee meewerkende ondernemingen in het onderzoektijdvak geen representatieve hoeveelheden verkochten op de EG-markt, en er volgens de importstatistieken van Eurostat verder geen invoer uit Indonesië plaatsvond, kon geen dumpingmarge worden vastgesteld.

(40)

Twee Maleisische PET-producenten hebben aan het onderzoek meegewerkt. Slechts een daarvan exporteerde naar de Gemeenschap, en vertegenwoordigde daarmee 100 % van de totale Maleisische uitvoer van PET naar de Gemeenschap. De totale invoer van het betrokken product uit Maleisië was gering (2 000 à 4 000 ton) in verhouding tot de markt van de Gemeenschap als geheel.

(41)

Voor de producent/exporteur met uitvoer naar de Gemeenschap in het onderzoektijdvak was de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product representatief. De normale waarde werd gebaseerd op de door onafhankelijke afnemers in Maleisië in het kader van normale handelstransacties betaalde of te betalen prijzen overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening.

(42)

Uit het onderzoek bleek dat de productiekosten van de onderneming te laag aangegeven waren, aangezien de feitelijk gemaakte overheadkosten (afschrijving, huur, lonen en onderhoud) gedurende het onderzoektijdvak opgevoerd waren als VAA-kosten. De onderneming voerde aan dat dit gedaan was vanwege de lage bezettingsgraad van haar productiefaciliteiten. De productie-overhead dient echter onder feitelijk gemaakte kosten geboekt te worden. Het feit dat de onderneming op slechts een fractie van de productiecapaciteit werkte, betekent niet dat de kosten van de productie-installaties buiten beschouwing kunnen worden gelaten. Deze kosten kwamen ook voor in de boekhouding van de onderneming, en aangezien zij direct verband hielden met de productie van het soortgelijke product, moest er een correctie worden toegepast op de aangegeven fabricagekosten.

(43)

Voor deze producent/exporteur werden de uitvoerprijzen vastgesteld aan de hand van de door onafhankelijke afnemers in de EG werkelijk betaalde prijzen overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening.

(44)

Teneinde een eerlijke vergelijking mogelijk te maken, werden, voor zover nodig en gerechtvaardigd, correcties toegepast voor verschillen in de kosten van vervoer, verzekering, laden, lossen, op- en overslag en aanverwante kosten en de kosten van kredietverlening.

(45)

Om de dumpingmarge te berekenen, werden de gewogen gemiddelde normale waarden vergeleken met de gewogen gemiddelde prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap van het betrokken product.

(46)

Uit deze vergelijking bleek dat de dumpingmarge ongeveer 5 % bedroeg voor de enige producent/exporteur die tijdens het onderzoektijdvak exporteerde naar de Gemeenschap. Aangezien echter de ingevoerde hoeveelheden werkelijk zeer gering waren, is de analyse voornamelijk gericht op de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping.

(47)

Er zij aan herinnerd dat het tussentijdse onderzoek beperkt was tot eventuele dumping door Daehan Synthetic Fiber Co. Ltd, SK Chemicals Co. Ltd en KP Chemicals Corp. Deze drie ondernemingen hadden volledig ingevulde vragenlijsten ingezonden.

(48)

Bovendien meldden zich ook enkele ondernemingen die verbonden waren aan een van de bovengenoemde producenten/exporteurs. Zo werden ingevulde vragenlijsten ontvangen van de producenten/exporteurs Honam Petrochemicals en Huvis Corp.

(49)

Voorafgaande aan het onderzoek ter plaatse deelde de Daehan Synthetic Fiber Co Ltd de Commissie mee dat de onderneming besloten had de productie van PET in de Republiek Korea te staken. Het geplande controlebezoek werd om die reden afgezegd. Aangezien deze onderneming aldus geen medewerking heeft verleend in de zin van artikel 18 van de basisverordening, dient de residuele dumpingmarge te worden toegepast.

(50)

Volgens het verzoek zijn er in de Republiek Korea tien producenten die in staat zijn om PET te produceren. Vijf van deze tien producenten (waaronder de Daehan Synthetic Fiber Co Ltd) hebben zich bij de Commissie gemeld en de vragenlijst beantwoord. Van de vijf niet-meewerkende producenten had er een meegewerkt aan het oorspronkelijke onderzoek van de Commissie.

(51)

De exportvolumen van de vier meewerkende producenten/exporteurs plus de niet gecontroleerde door Daehan Synthetic Fiber Co Ltd uitgevoerde hoeveelheden vertegenwoordigen samen bijna 100 % van de totale Koreaanse uitvoer naar de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak, afgaande op de cijfers van Eurostat.

(52)

Zoals aangegeven in overwegingen 16 en 17 werkten de volgende vier producenten/exporteurs volledig mee aan het onderzoek:

SK Chemicals Co. Ltd, Seoul,

Huvis Corp., Seoul (verbonden aan SK Chemicals Co. Ltd),

KP Chemicals Corp., Seoul,

Honam Petrochemicals Corp., Seoul (verbonden aan KP Chemicals Co. Ltd).

(53)

Om eventuele omzeiling van de maatregelen in de toekomst te voorkomen, zijn de dumpingmarges per concern berekend.

(54)

Voor alle soorten PET die de Koreaanse producenten/exporteurs hadden uitgevoerd, kon de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening worden vastgesteld aan de hand van de prijzen die onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het kader van normale handelstransacties hadden betaald of moesten betalen.

(55)

Twee van de Koreaanse producenten/exporteurs verkochten rechtstreeks aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap, via in de Republiek Korea gevestigde verbonden ondernemingen en in de Gemeenschap gevestigde verbonden importeurs. Daarom werd voor deze producent/exporteur een exportprijs samengesteld overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening.

(56)

Waar dat op basis van bewijsmateriaal gerechtvaardigd bleek, zijn correcties toegepast voor verschillen in de kosten van vervoer, verzekering, laden, lossen, op- en overslag, commissielonen, krediet, verpakking, douanerechten (terugbetaalde invoerrechten) en voor bankkosten.

(57)

Twee van de Koreaanse producenten/exporteurs verzochten om een correctie voor terugbetaalde invoerrechten omdat deze waren geheven van het product dat voor binnenlands verbruik in het exporterende land was bestemd, maar bij uitvoer naar de EG werden terugbetaald. In alle gevallen bleek het geclaimde bedrag hoger te zijn dan het bedrag aan invoerheffingen dat op de binnenlandse markt moest worden betaald en de correcties werden derhalve aangepast. De bij dit onderzoek gehanteerde methode was in overeenstemming met artikel 2, lid 10, onder b), van de basisverordening, in die zin dat het feitelijke niveau van de op het soortgelijke product geheven invoerheffingen correct werd verrekend.

(58)

Voorts verzochten beide producenten/exporteurs om een correctie voor kosten van kredietverlening op basis van de werkelijke krediettermijnen die aan afnemers werden toegekend in het kader van het „open rekening”-betalingssysteem dat op de binnenlandse markt van de Republiek Korea wordt gebruikt. Vastgesteld werd dat in het kader van een dergelijk systeem de producenten/exporteurs in het algemeen geen specifieke krediettermijnen toekenden en dat de krediettermijnen bovendien niet nauwkeurig konden worden vastgesteld omdat de ontvangstbewijzen niet met specifieke facturen in verband konden worden gebracht. De gevraagde correcties konden derhalve niet worden toegekend.

(59)

Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd de gewogen gemiddelde normale waarde van elk producttype vergeleken met de gewogen gemiddelde prijs van die soort bij uitvoer naar de Gemeenschap.

(60)

Uit deze vergelijking bleek dat er sprake was van minimale dumping wat betreft de producenten/exporteurs die in het onderzoektijdvak naar de Gemeenschap exporteerden.

(61)

Twee van de vier bekende producenten/exporteurs werkten mee aan het onderzoek. De twee meewerkende ondernemingen vertegenwoordigen meer dan 80 % van de totale productie van PET in Taiwan en 99 % van de totale uitvoer naar de Gemeenschap. Het aandeel van de Taiwanese uitvoer naar de Gemeenschap in het totale verbruik van de Gemeenschap bedroeg 1,2 % in het onderzoektijdvak.

(62)

Een derde Taiwanese producent/exporteur vulde wel een vragenlijst in maar zag van verdere samenwerking af voordat een controlebezoek ter plaatse kon plaatsvinden. De weigering van deze onderneming om ambtenaren van de Commissie in staat te stellen de verstrekte gegevens ter plaatse te controleren, komt neer op niet-medewerking met het onderzoek. Uit hoofde van artikel 18 van de basisverordening dient op deze onderneming de residuele dumpingmarge te worden toegepast.

(63)

Voor alle soorten PET die de Taiwanese producenten/exporteurs hadden uitgevoerd, kon de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening worden vastgesteld aan de hand van de prijzen die onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het kader van normale handelstransacties hadden betaald of moesten betalen.

(64)

Beide meewerkende Taiwanese producenten/exporteurs verkochten rechtstreeks aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap. De uitvoerprijzen konden overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening worden bepaald op basis van de door deze afnemers betaalde of te betalen prijzen.

(65)

Er werden correcties toegepast voor verschillen in de kosten van vervoer, verzekering, laden, lossen, op- en overslag, krediet, verpakking en bankkosten.

(66)

Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd de gewogen gemiddelde normale waarde van elk naar de Gemeenschap uitgevoerd producttype vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van het overeenkomstige type van het betrokken product.

(67)

Op basis van deze vergelijking werd vastgesteld dat in het geval van Far Eastern Textile de dumpingmarge beneden de minimumdrempel lag. Voor Shinkong bedroeg de dumpingmarge 6,5 %. Wat Far Eastern Textile betrof, bleek echter uit het onderzoek dat de vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde uitvoerprijzen de feitelijke mate van dumping niet volledig weerspiegelde. Het bleek dat aanzienlijke hoeveelheden (ongeveer 25 % van de uitvoer naar de Gemeenschap) verkocht werden tegen opmerkelijk lage prijzen, en hoofdzakelijk aan één bepaalde afnemer. Bovendien werden de prijzen van uitvoer naar alle bestemmingen in de Gemeenschap gedurende de laatste vier maanden van het onderzoektijdvak aanzienlijk verlaagd in vergelijking met de eerste acht maanden. Daarom moest een andere vergelijkingsmethode worden toegepast. Het bleek dat er een aanzienlijk verschil was tussen de dumpingmarges op basis van een vergelijking van gemiddelden met gemiddelden en de dumpingmarges op basis van een vergelijking van de prijzen per transactie met de gemiddelden. Een vergelijking van transacties met transacties werd geen zinvol alternatief geacht, omdat het selecteren van individuele transacties met het oog op een dergelijke vergelijking in dit geval een element van willekeur zou bevatten. Daarom werd een vergelijking van prijzen per transactie met gemiddelde prijzen verricht, overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening. Zo ontstond een duidelijk patroon van de uitvoer, gedifferentieerd naar afnemer en in de tijd.

(68)

Gelet op het bovenstaande werd voor de verdere analyse betreffende de eventuele voortzetting van de dumping uitgegaan van de dumpingmarge gebaseerd op vergelijking van de afzonderlijke prijzen per transactie met de gemiddelden. In het geval van Shinkong was het verschil tussen de volgens deze twee verschillende methoden berekende dumpingmarges gering en er werden geen duidelijke patronen geconstateerd. Voor die onderneming dient de dumpingmarge dan ook gebaseerd te zijn op vergelijking van de gemiddelde normale waarden en de gemiddelde uitvoerprijzen.

(69)

Voor de twee meewerkende producenten/exporteurs werden dus de volgende dumpingmarges vastgesteld:

Far Eastern Textile Ltd

3,5 %,

Shinkong Synthetic Fibers Corp.

6,5 %.

Deze percentages leiden tot de volgende specifieke rechten:

Far Eastern Textile Ltd

36,30 EUR/t,

Shinkong Synthetic Fibers Corp.

67,00 EUR/t.

Het residuele recht dient te worden gebaseerd op het momenteel geldende residuele recht voor Taiwan, aangezien in dat verband geen verandering van de omstandigheden is geconstateerd. Dit recht bedraagt 143,40 EUR/t.

(70)

Wat de twee ondernemingen die niet met het onderzoek hebben meegewerkt betreft, meent de Commissie dat uitgegaan moet worden van de beschikbare gegevens, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Op deze ondernemingen dient dus het residuele recht te worden toegepast.

(71)

Slechts één Thaise producent van PET werkte aan het onderzoek mee, en deze producent exporteerde niet naar de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak. Volgens Eurostat is er tijdens het onderzoektijdvak nauwelijks PET uit Thailand ingevoerd. Het is echter bekend dat er tijdens het onderzoektijdvak in Thailand ten minste drie andere PET-producenten waren, die niet aan het onderzoek hebben meegewerkt.

(72)

Aangezien de enige meewerkende producent geen PET uitvoerde naar de Gemeenschap, kon geen mate van dumping berekend worden voor deze producent.

3.   Ontwikkeling van de invoer indien de maatregelen worden ingetrokken

(73)

Om uit te maken of er bij eventuele intrekking van de maatregelen opnieuw dumping zou optreden, werd gekeken naar het prijsbeleid van de meewerkende producenten/exporteurs op andere exportmarkten en naar hun productie, productiecapaciteit en voorraden. Deze analyse was gebaseerd op de beschikbare informatie, d.w.z. de door de onder A.4 genoemde meewerkende producenten op de vragenlijsten aangegeven en door de Commissie gecontroleerde gegevens. Er werd ook een analyse verricht van de prijspolitiek, de productie en de productiecapaciteit van andere producenten/exporteurs in de bij de procedure betrokken landen. Deze analyse was gebaseerd op marktinformatie afkomstig van de bedrijfstak van de Gemeenschap en van producenten/exporteurs, op importstatistieken van Eurostat, en voor zover beschikbaar ook op exportstatistieken van de betrokken landen.

(74)

Het waarschijnlijke scenario van de gevolgen van intrekking van de maatregelen is gebaseerd op:

de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de drie producenten/exporteurs die volledig meewerkten met het onderzoek, en

een door een onafhankelijk adviesbureau opgesteld marktonderzoeksrapport dat door de indiener van het verzoek is verstrekt.

(75)

De prijzen in de Gemeenschap waren over het algemeen lager dan de Indiase binnenlandse prijzen. Uitvoer zal waarschijnlijk plaatsvinden tegen prijzen die iets onder de huidige prijzen in de Gemeenschap liggen. Als de maatregelen worden ingetrokken, is het waarschijnlijk dat uitvoer naar de Gemeenschap zal plaatsvinden tegen dumpingprijzen, aangenomen dat de prijsniveaus worden gehandhaafd.

(76)

De prijzen van de Indiase uitvoer naar derde landen waren over het algemeen lager dan de binnenlandse prijzen. Dit prijsverschil liep in sommige gevallen op tot 24 % van de uitvoerprijs. Dit wijst erop dat bij uitvoer naar de Gemeenschap vergelijkbare dumpingprijzen gehanteerd zullen worden als de maatregelen worden ingetrokken. De geconstateerde marges zijn in feite groter dan het huidige niveau van uitvoer met dumping naar de EG, zoals hierboven beschreven. Opgemerkt moet worden dat 1) dit geconstateerde huidige niveau van de dumping in de EG berekend is op basis van relatief geringe hoeveelheden, en 2) een deel van deze uitvoer plaatsvond onder de voorwaarden van een prijsverbintenis, die een corrigerende werking uitoefende op het peil van de uitvoerprijzen. Het is dus waarschijnlijk dat de dumpingmarge in feite nog hoger zou blijken te zijn als de maatregelen worden ingetrokken.

(77)

Indiase uitvoerprijzen naar derde landen lagen over het algemeen lager dan het prijsniveau in de Gemeenschap. Als de maatregelen worden ingetrokken, is het dan ook waarschijnlijk dat Indiase exporteurs grotere hoeveelheden PET naar de Gemeenschap zullen exporteren, en tegen prijzen die vergelijkbaar zijn met de prijzen die aan derde landen in rekening werden gebracht gedurende het onderzoektijdvak. Het is dus goed mogelijk dat de voor het onderzoektijdvak geconstateerde uitvoer met dumping naar de Gemeenschap nog zal toenemen als de maatregelen worden ingetrokken.

(78)

Wat de niet-benutte capaciteit betreft, zij eraan herinnerd dat de twee grootste Indiase producenten niet meewerkten aan het onderzoek. Het bleek echter dat hun totale capaciteit overeenkwam met ongeveer 23 % van het verbruik van de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak. De beschikbare informatie wijst erop dat een aanzienlijk deel van deze capaciteit niet benut wordt, naar schatting tussen de 80 000 en de 130 000 ton. Bovendien beschikken ook de drie meewerkende producenten over niet-benutte capaciteit. Kortom, er is aanzienlijke onbenutte productiecapaciteit beschikbaar in India. Verder wordt de Indiase markt gekenmerkt door een aanbod dat de vraag overtreft. Tegen die achtergrond zouden de producenten kunnen proberen hun overschotten tegen steeds lagere dumpingprijzen in de Gemeenschap af te zetten, als de maatregelen worden ingetrokken.

(79)

Als de maatregelen worden ingetrokken, zullen de productieoverschotten waarschijnlijk op de markt van de Gemeenschap worden aangeboden. Gezien de geconstateerde prijsverhoudingen, met name de verhouding tussen de prijzen in de Gemeenschap en de prijzen in India, zal deze uitvoer waarschijnlijk tegen dumpingprijzen plaatsvinden.

(80)

De prijzen in de Gemeenschap waren over het algemeen hoger dan de prijzen die de twee meewerkende Indonesische producenten/exporteurs op hun binnenlandse markt konden berekenen. Dit wijst erop dat het verleggen van verkoop naar de Gemeenschap een aantrekkelijk alternatief zou zijn voor de Indonesische producenten/exporteurs als de antidumpingmaatregelen worden ingetrokken.

(81)

Voor Polypet, dat op alle markten verliezen boekte, werden de binnenlandse prijzen niet als betrouwbaar beschouwd, en de normale waarde moest dus berekend worden op basis van de productiekosten plus een redelijke winst. Voor de berekeningen werd net als bij het oorspronkelijke onderzoek een winstmarge van 7 % gehanteerd. Het bleek dat er een prijsverschil van 25 % was tussen deze berekende normale waarde en de uitvoerprijzen naar derde landen. Het feit dat de uitvoerprijzen zo ver onder de normale waarde lagen, wijst erop dat het waarschijnlijk is dat de dumping op de markt van de Gemeenschap hervat zal worden als de maatregelen worden ingetrokken.

(82)

Petnesia maakte praktisch geen winst of verlies gedurende het onderzoektijdvak en de normale waarde werd daarom berekend met gebruikmaking van de binnenlandse verkoop en een berekende normale waarde, volgens dezelfde methode als voor Polypet. Het verschil tussen de normale waarde en de uitvoerprijs naar derde landen lag tussen de 5 en 10 % (voor deze methode). Het feit dat de uitvoerprijzen zo ver onder de normale waarde lagen, wijst erop dat de dumping op de markt van de Gemeenschap waarschijnlijk hervat zal worden als de maatregelen worden ingetrokken.

(83)

De verkoopprijzen van de producenten van de Gemeenschap voor verkoop in de EU werden bepaald op 1 058 EUR in het onderzoektijdvak. In dezelfde periode bedroegen de verkoopprijzen van de Indonesische exporteurs 911 EUR op de markten van derde landen. De verkoopprijs op de EG-markt lag dus 16 % hoger dan die op andere markten. Dit wijst erop dat het verleggen van verkoop naar de Gemeenschap een aantrekkelijk alternatief zou zijn voor de Indonesische producenten/exporteurs als de antidumpingmaatregelen worden ingetrokken.

(84)

Zoals hierboven vermeld, waren er gedurende het onderzoektijdvak vijf producenten actief in Indonesië. Volgens het marktonderzoeksrapport werden er 324 000 ton geproduceerd in Indonesië en de meewerkende producenten vertegenwoordigden ongeveer 47 % daarvan. Op basis van informatie van de meewerkende producenten en marktinformatie kan geschat worden dat ongeveer 10 % van de totale capaciteit niet benut werd (37 000 ton). Dit komt overeen met ongeveer 1,5 % van het verbruik van de Gemeenschap.

(85)

Uit informatie van de meewerkende producenten bleek dat slechts geringe voorraden PET werden aangehouden.

(86)

Uit het onderzoek bleek dat, gelet op de niet-benutte capaciteit en de voorraden, aanmerkelijke hoeveelheden PET beschikbaar zouden kunnen komen voor verkoop op de markt van de Gemeenschap.

(87)

Uit de analyse van bovengenoemde factoren bleek dat er een aanmerkelijk verschil bestond tussen de prijzen die de Indonesische producenten op de markten van derde landen bedongen en de normale waarde.

(88)

Bovendien lagen de prijzen van de meewerkende producenten/exporteurs op de markten van derde landen en op de Indonesische binnenlandse markt aanzienlijk lager dan de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de markt van de Gemeenschap. In combinatie met de beschikbaarheid van onbenutte capaciteit betekent dat dat de Indonesisiche producenten/exporteurs goede economische redenen zouden hebben om meer op de markt van de Gemeenschap te gaan verkopen, en waarschijnlijk tegen dumpingprijzen, als de maatregelen worden ingetrokken.

(89)

De totale geschatte productie en verkoop van het betrokken product door Maleisische producenten wordt geschat op ongeveer 120 000 ton, en het totale verbruik van PET in Maleisië is slechts ongeveer 60 000 ton. Aangezien dus de binnenlandse markt slechts ongeveer de helft van de totale productie en verkoop kan absorberen, is het duidelijk dat de Maleisische producenten van het betrokken product over het algemeen afhankelijk zijn van exportmarkten, als zij hun activiteiten op het huidige niveau willen voortzetten.

(90)

Uit het onderzoek bleek dat de binnenlandse prijzen 10 à 20 % lager waren dan de gemiddelde prijzen op de markt van de Gemeenschap. Er is geen reden om aan te nemen dat dit zou veranderen als de maatregelen worden ingetrokken.

(91)

Uit door beide in overweging 17 genoemde meewerkende exporteurs verstrekte gegevens blijkt dat de uitvoer naar derde landen grote hoeveelheden betrof, 67 % van de totale verkoop in het onderzoektijdvak.

(92)

Voor één Maleisische exporteur, die naar de Gemeenschap had geëxporteerd, lagen de gewogen gemiddelde uitvoerprijzen naar derde landen onder de gewogen gemiddelde normale waarden, als vastgesteld voor de berekening van de dumpingmarge, en kennelijk ook onder de verkoopprijzen van de uitvoer naar de Gemeenschap. Dit wijst erop dat deze Maleisische exporteur zijn PET waarschijnlijk ook op de markten van derde landen tegen dumpingprijzen verkoopt, en dat het prijsverschil zelfs nog groter is dan het op de Europese markt geconstateerde verschil.

(93)

Wat de andere exporteur betreft, die niet naar de Gemeenschap exporteerde in het onderzoektijdvak, bleek uit het onderzoek dat de gemiddelde uitvoerprijzen naar derde landen onder de productiekosten lagen, wat er eveneens op wijst dat het soortgelijke product gedumpt wordt op deze markten.

(94)

Dit is een sterke indicatie dat het bij eventuele intrekking van de maatregelen opnieuw tot dumping bij uitvoer naar de Gemeenschap zou kunnen komen.

(95)

Uit de door de in overweging 17 genoemde meewerkende exporteurs verstrekte gegevens bleek dat uitvoer naar derde landen plaatsvond tegen een gewogen gemiddelde uitvoerprijs die aanmerkelijk lager was dan de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Gemeenschap.

(96)

Geconcludeerd kan worden dat bij het huidige prijsniveau producenten/exporteurs in Maleisië de Gemeenschap als een aantrekkelijke markt zullen beschouwen. Op basis daarvan moet worden aangenomen dat als de maatregelen worden ingetrokken, er een economische prikkel zou zijn om de uitvoer naar derde landen te verleggen naar de meer winstgevende markt van de Gemeenschap. En als de verkoop naar de Gemeenschap wordt verlegd, zal dat waarschijnlijk tegen dumpingprijzen zijn.

(97)

Uit het onderzoek bleek dat de bezettingsgraad van de twee meewerkende producenten bijzonder laag was gedurende het onderzoektijdvak, namelijk tussen de 30 en de 80 %. Geconcludeerd kan worden dat er een aanzienlijke onbenutte productiecapaciteit beschikbaar is in Maleisië. Als de maatregelen worden ingetrokken, zou dat een aansporing zijn voor de Maleisische producenten/exporteurs om deze capaciteit te gaan benutten en de verkoop naar het buitenland, met name naar de Gemeenschap, op te voeren.

(98)

De voorraden van de twee meewerkende producenten/exporteurs waren van een normaal niveau. Voorraden kunnen echter niet als een significante indicator worden beschouwd, aangezien de productie van PET in Maleisië meestal op orders van klanten is gebaseerd. Dat betekent dat de voorraden hoofdzakelijk bestaan uit PET dat op het punt staat om verzonden te worden aan al bekende afnemers.

(99)

Uit het onderzoek is gebleken dat een van de meewerkende producenten zijn dumpingpraktijken voortzette ondanks de geldende maatregelen.

(100)

Bovendien bleek dat de gewogen gemiddelde uitvoerprijzen van de meewerkende producenten/exporteurs op de markten van derde landen en de verkoopprijzen op de binnenlandse markt ook aanzienlijk lager waren dan het prijsniveau in de Gemeenschap. In combinatie met de lage bezettingsgraad betekent dat dat de Maleisische producenten/exporteurs goede economische redenen zouden hebben om meer op de markt van de Gemeenschap te gaan verkopen, en waarschijnlijk tegen dumpingprijzen, als de maatregelen worden ingetrokken.

(101)

In overweging 60 is al uitgelegd dat de geconstateerde dumpingmarges voor alle vier meewerkende producenten/exporteurs onder de minimumdrempel lagen. Er zij aan herinnerd dat deze uitvoer plaatsvond gedurende de periode waarin twee van de meewerkende exporteurs vrij van rechten naar de Gemeenschap konden exporteren. Aangezien de uitvoer van deze vier producenten/exporteurs volgens Eurostat bijna 100 % van de invoer of PET gedurende het onderzoektijdvak vertegenwoordigde, lijkt het risico van herhaling van dumping door een van de aan het onderzoek meewerkende producenten/exporteurs gering te zijn.

(102)

Uit het onderzoek is gebleken dat de door de meewerkende ondernemingen op de Koreaanse binnenlandse markt berekende prijzen hoger zijn dan de prijzen die de bedrijfstak van de Gemeenschap op de markt van de Gemeenschap berekent. Er is geen reden om aan te nemen dat deze geconstateerde binnenlandse prijzen van de meewerkende ondernemingen niet representatief waren of dat niet-meewerkende producenten/exporteurs op de binnenlandse markt tegen aanmerkelijk lagere prijzen verkopen dan de meewerkende ondernemingen. Bovendien is het waarschijnlijk dat de niet-meewerkende ondernemingen die niet aan de EG verkopen, hun prijzen laag zouden stellen om hun verloren marktaandeel op de EG-markt te heroveren. Dit is een indicatie dat het bij eventuele intrekking van de maatregelen opnieuw tot dumping door de niet-meewerkende ondernemingen zou kunnen komen. Bij het oorspronkelijke onderzoek werd vastgesteld dat deze niet-meewerkende ondernemingen niet onaanzienlijke hoeveelheden uitvoerden naar de Gemeenschap.

(103)

Wat de meewerkende producenten/exporteurs betreft, werd een prijsverschil van ongeveer 5 % tussen het prijsniveau op de Koreaanse binnenlandse markt en hun uitvoerprijzen naar derde landen geconstateerd. Maar overwegende dat zij de mogelijkheid hadden om onbeperkte hoeveelheden PET vrij van rechten naar de Gemeenschap te exporteren, lijkt het risico van verlegging van het handelsverkeer naar de Gemeenschap relatief laag.

(104)

Er was ook algemene informatie beschikbaar over uitvoerprijzen naar derde landen, ook over de door de niet-meewerkende producenten berekende prijzen. Deze laatste prijzen waren lager dan de door de meewerkende producenten berekende binnenlandse prijzen. Ook dit prijsverschil toont weer aan dat de mogelijkheid van uitvoer met dumping naar de Gemeenschap bestaat als de maatregelen worden ingetrokken.

(105)

Uit het onderzoek bleek dat de meewerkende producenten/exporteurs in de Republiek Korea aanzienlijke hoeveelheden hebben verkocht aan derde landen. Desalniettemin lijkt voor SK Chemicals en KP Chemicals het risico van verlegging van het handelsverkeer relatief laag, overwegende dat zij al de mogelijkheid hadden om onbeperkte hoeveelheden PET vrij van rechten naar de Gemeenschap te exporteren.

(106)

Wat de niet-meewerkende producenten/exporteurs betreft, werd gebruikgemaakt van gegevens ontleend aan een marktonderzoeksrapport en gegevens van het Koreaanse bureau voor de statistiek.

(107)

In totaal bedroeg volgens het Koreaanse bureau voor de statistiek de uitvoer naar derde landen door Koreaanse producenten/exporteurs in het onderzoektijdvak 727 Kt; na aftrek van de uitvoer van de meewerkende producenten/exporteurs (320 Kt) kan de uitvoer van de niet-meewerkende producenten/exporteurs op 407 Kt worden bepaald.

(108)

De door de niet-meewerkende producenten/exporteurs naar verschillende bestemmingen geëxporteerde hoeveelheden zijn berekend door de totale uitvoer per bestemming te nemen en de uitvoer van de meewerkende producenten/exporteurs naar die bestemming daarvan af te trekken. De vijf bestemmingen waarnaar de niet-meewerkende producenten/exporteurs volgens deze berekeningen de grootste hoeveelheden hebben uitgevoerd zijn China, Oekraïne, Japan, Tunesië en Iran, in die volgorde.

(109)

Op basis van de door het Koreaanse bureau voor de statistiek verstrekte exportcijfers was de gewogen gemiddelde uitvoerprijs naar deze vijf belangrijkste bestemmingen 759 EUR/t. Deze prijs is weliswaar gebaseerd op ruwe niet geverifieerde statistische gegevens (waaronder statistieken van de meewerkende producenten/exporteurs die mogelijk uitvoerprijzen naar verbonden ondernemingen en prijzen zonder de kosten van vervoer over zee omvatten), maar valt toch aanmerkelijk lager uit (ongeveer 25 %) dan de gemiddelde invoerprijzen (CIF-niveau) in de Gemeenschap.

(110)

Op deze basis, d.w.z. gezien de kennelijk aanzienlijke uitvoervolumen naar derde landen door niet-meewerkende producenten/exporteurs, en het feit dat de uitvoerprijzen naar de vijf belangrijkste bestemmingen van deze niet-meewerkende producenten/exporteurs aanmerkelijk lager liggen dan de gemiddelde invoerprijs in de Gemeenschap, lijkt er een aanzienlijk risico van verlegging van het handelsverkeer door niet-meewerkende producenten/exporteurs te bestaan wanneer de maatregelen worden opgeheven. Gezien de geconstateerde aanmerkelijke dumpingmarge (55 %) van de grootste van de niet-meewerkende producenten/exporteurs in het oorspronkelijke onderzoek is het zeer waarschijnlijk dat de niet-meewerkende producenten/exporteurs hun dumpingpraktijken zullen hervatten als de maatregelen worden ingetrokken.

(111)

De meewerkende producenten/exporteurs bleken alle een normaal niveau van voorraden te hebben en hun capaciteit (bijna) volledig te benutten. Het risico van herhaling van dumping lijkt op basis daarvan zeer gering.

(112)

Wat de niet-meewerkende producenten/exporteurs betreft, werd de productiecapaciteit bepaald op basis van marktinformatie betreffende de totale capaciteit van de Koreaanse producenten/exporteurs. Over de voorraden van deze producenten is geen informatie beschikbaar. Door de capaciteit van de meewerkende producenten/exporteurs af te trekken van de totale Koreaanse productiecapaciteit kon de capaciteit van de niet-meewerkende producenten/exporteurs bij benadering worden berekend. Deze capaciteit werd geschat op ongeveer 550 Kt, wat overeenkomt met 23 % van het totale verbruik van de Gemeenschap.

(113)

Het marktonderzoeksrapport schat de totale niet-benutte capaciteit in de Republiek Korea op ongeveer 200 000 ton. Het risico van herhaling van dumping door niet-meewerkende producenten/exporteurs met onbenutte capaciteit kan dus niet worden uitgesloten als de maatregelen worden ingetrokken.

(114)

Hoewel er bij de vier meewerkende ondernemingen geen duidelijk risico van herhaling van dumping lijkt te bestaan, heeft het onderzoek uitgewezen dat er een reëel risico bestaat wat de niet-meewerkende ondernemingen betreft. Dit is met name gebleken uit vergelijking van het prijsniveau op de Koreaanse binnenlandse markt met het prijsniveau op de markt van de Gemeenschap, en uit vergelijking van dat binnenlandse prijsniveau met het gemiddelde prijsniveau van de Koreaanse uitvoer naar derde landen.

(115)

Bovendien kan een aanmerkelijk risico van verlegging van het handelsverkeer worden geconstateerd, gezien de aanzienlijke hoeveelheden PET die zij aan derde landen verkopen tegen prijzen die aanmerkelijk lager zijn dan de prijzen waartegen PET wordt ingevoerd in de Gemeenschap. Gezien de voorgeschiedenis van dumping door deze niet-meewerkende ondernemingen (55 % in het oorspronkelijke onderzoek) is er geen reden om aan te nemen dat deze ondernemingen hun dumpingpraktijken niet zouden hervatten als de maatregelen niet worden verlengd.

(116)

De Taiwanese binnenlandse prijzen van de meewerkende en niet-meewerkende producenten/exporteurs waren over het algemeen lager dan prijzen in de Gemeenschap. Deze verkoop was zonder twijfel winstgevend. Daaruit volgt dat het prijsniveau in de Gemeenschap bijzonder aantrekkelijk zou zijn vanuit het gezichtspunt van een Taiwanese producent/exporteur. Gezien deze prijsverhouding zullen de Taiwanese uitvoerprijzen waarschijnlijk ook aanmerkelijk lager zijn dan de gemiddelde prijzen die de bedrijfstak van de Gemeenschap berekent.

(117)

In het geval van één meewerkende producent waren de uitvoerprijzen naar derde landen aanmerkelijk lager dan de Taiwanese binnenlandse prijzen. In het geval van de andere meewerkende producent, die hoofdzakelijk aan Japan verkocht, waren de uitvoerprijzen naar derde landen hoger dan de binnenlandse prijzen. Het valt dus niet uit te sluiten dat de uitvoerprijzen naar de Gemeenschap de trend van de Taiwanese uitvoerprijzen naar andere landen (behalve Japan) zullen volgen zodra de maatregelen zijn ingetrokken. In dat scenario is herhaling van de dumping waarschijnlijk. Deze beoordeling is gebaseerd op door de meewerkende producenten verstrekte gegevens, aangezien geen andere gegevens konden worden verkregen.

(118)

Taiwanese uitvoerprijzen naar derde landen lagen aanmerkelijk onder het prijsniveau in de Gemeenschap. Op de Taiwanese uitvoer naar andere landen werden geen antidumpingrechten geheven gedurende het onderzoektijdvak. Als de maatregelen worden ingetrokken, valt niet uit te sluiten dat de uitvoerprijzen naar de Gemeenschap de trend van de uitvoerprijzen naar andere markten zullen volgen. Onder die omstandigheden zou toekomstige uitvoer naar de Gemeenschap plaatsvinden tegen dumpingprijzen. Ook deze beoordeling is gebaseerd op door meewerkende producenten verstrekte gegevens. Aangezien er echter geen informatie beschikbaar is die erop duidt dat de geconstateerde uitvoerprijzen naar derde landen of de binnenlandse prijzen van de meewerkende ondernemingen niet representatief zouden zijn voor alle Taiwanese producenten/exporteurs, kan worden geconcludeerd dat toekomstige uitvoer naar de EG door de niet-meewerkende ondernemingen waarschijnlijk tegen dumpingprijzen zou plaatsvinden.

(119)

Eén van de meewerkende ondernemingen benutte zijn capaciteit volledig gedurende het onderzoektijdvak, maar de andere liet een aanzienlijk deel onbenut. De ondernemingen die niet aan het onderzoek meewerkten hebben naar het schijnt een niet-benutte capaciteit van in totaal 400 000 à 500 000 ton. Dit komt overeen met ongeveer 20 % van het verbruik van de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak. Gezien het aantrekkelijke prijsniveau op de markt van de Gemeenschap zal (een deel van) deze niet-benutte capaciteit waarschijnlijk worden ingezet voor uitvoer naar de Gemeenschap als de maatregelen worden ingetrokken.

(120)

Wat de niet-benutte capaciteit betreft, is het waarschijnlijk dat die zal worden ingezet voor uitvoer naar de Gemeenschap als de maatregelen worden ingetrokken. Bovendien zal deze uitvoer naar de Gemeenschap waarschijnlijk tegen dumpingprijzen plaatsvinden, gezien de lage prijzen van de Taiwanese uitvoer naar derde landen, met uitzondering van Japan. De prijzen in de Gemeenschap zullen waarschijnlijk onder druk komen te staan wanneer grotere hoeveelheden worden ingevoerd. Deze neerwaartse trend van de prijzen zal waarschijnlijk de voor het onderzoektijdvak vastgestelde dumping nog verergeren.

(121)

Zoals aangegeven in overweging 71 is het bekend dat er tijdens het onderzoektijdvak in Thailand ten minste drie andere PET-producenten waren, die niet aan het onderzoek hebben meegewerkt. Voor deze niet-meewerkende producenten werd de bij Eurostat en uit andere bronnen beschikbare informatie geanalyseerd.

(122)

De gegevens betreffende voorraden en verkoop aan derde landen betreffen uitsluitend de meewerkende producent/exporteur. Het bleek mogelijk gegevens te verkrijgen betreffende de totale productiecapaciteit in Thailand en een schatting te maken van het productievolume van alle producenten/exporteurs in Thailand op basis van marktinformatie. In dit verband werd ervan uitgegaan dat de bevindingen betreffende niet-meewerkende ondernemingen niet gunstiger mochten uitvallen dan die betreffende meewerkende ondernemingen.

(123)

Uit het onderzoek bleek dat de binnenlandse prijzen ongeveer 10 à 20 % lager waren dan de gemiddelde prijzen op de markt van de Gemeenschap. Er is geen reden om aan te nemen dat dit zou veranderen als de maatregelen worden ingetrokken.

(124)

Uit informatie van de in overweging 17 genoemde meewerkende producent/exporteur, die niet naar de Gemeenschap exporteerde, verstrekte informatie bleek dat er aanzienlijke hoeveelheden naar derde landen werden uitgevoerd, die in totaal 80 % van de verkoop gedurende het onderzoektijdvak uitmaakten. Ook werd geconstateerd dat de gemiddelde uitvoerprijzen naar derde landen onder de productiekosten lagen, wat erop wijst dat het product tegen dumpingprijzen wordt verkocht op de markten van derde landen. Bovendien is er geen informatie die erop wijst dat de niet-meewerkende ondernemingen een andere prijspolitiek volgen dan de meewerkende producent ten aanzien van de Thaise binnenlandse markt en ten aanzien van de markten van derde landen, en men mag dus aannemen dat zij eveneens lagere prijzen berekenen voor derde landen dan op hun binnenlandse markt.

(125)

Uit de gegevens die zijn verstrekt door de meewerkende exporteur die niet naar de Gemeenschap exporteerde, bleek dat de uitvoer naar derde landen plaatsvond tegen een gewogen gemiddelde uitvoerprijs die aanmerkelijk lager lag dan de verkoopprijzen die de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Gemeenschap berekende.

(126)

Uitgaande van de veronderstelling dat het prijsniveau in de Gemeenschap stabiel zal blijven, mag dus worden aangenomen dat de Gemeenschap een aantrekkelijke markt zou zijn voor producenten/exporteurs in Thailand. Op basis daarvan moet worden aangenomen dat als de maatregelen worden ingetrokken, er een economische prikkel zou zijn om de uitvoer naar derde landen te verleggen naar de meer winstgevende markt van de Gemeenschap.

(127)

Er bestaat aanzienlijke ongebruikte capaciteit in Thailand. Uit het onderzoek bleek dat de bezettingsgraad van de meewerkende producent/exporteur laag was gedurende het onderzoektijdvak.

(128)

Volgens het marktonderzoeksrapport bedraagt de productiecapaciteit van de niet-meewerkende producenten/exporteurs ongeveer 500 000 ton bij een feitelijke productie van ongeveer 430 000 ton. Op basis van deze cijfers kan de onbenutte capaciteit geschat worden op ongeveer 70 000 ton. Als deze onbenutte capaciteit gebruikt zou worden voor uitvoer naar de markt van de Gemeenschap, zou dat 2,9 % van het totale verbruik van de Gemeenschap vertegenwoordigen.

(129)

Uit marktinformatie kan worden afgeleid dat de binnenlandse markt van Thailand minder dan 94 000 ton kan absorberen; dat is slechts 25 % van de Thaise productie van PET. Onder die omstandigheden zijn de Thaise producenten van het betrokken product sterk afhankelijk van export, als zij hun activiteiten op het huidige niveau willen voortzetten. Onder die omstandigheden is het zeer waarschijnlijk dat de uitvoer naar de EG zou toenemen als de maatregelen worden ingetrokken. Het valt dan ook niet uit te sluiten dat de Thaise producenten/exporteurs hun uitvoerprijzen naar de Gemeenschap zouden verlagen tot het niveau van hun uitvoerprijzen naar andere markten, teneinde hun verloren marktaandeel te heroveren, als de maatregelen worden ingetrokken. Het risico van herhaling van dumping door de niet-meewerkende producenten/exporteurs kan dus niet worden uitgesloten.

(130)

De meewerkende producent/exporteur bleek voorraden van normale omvang aan te houden. Voorraden kunnen echter niet als een significante indicator worden beschouwd, aangezien de productie van PET in Thailand meestal op orders van klanten is gebaseerd. Dat betekent dat de voorraden hoofdzakelijk bestaan uit PET dat op het punt staat om verzonden te worden aan al bekende afnemers.

(131)

Aangezien de enige meewerkende producent/exporteur niet naar de Gemeenschap exporteerde, kon het onderzoek geen antwoord geven op de vraag of er nog sprake is van dumping, ondanks de geldende maatregelen.

(132)

De gewogen gemiddelde uitvoerprijzen van de meewerkende producent/exporteur op de markten van derde landen en de prijzen van verkoop op de binnenlandse markt waren aanzienlijk lager dan de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de markt van de Gemeenschap. De verkoopprijzen lagen onder de productiekosten. Dit moet worden beschouwd als een indicatie dat er waarschijnlijk verkoop tegen dumpingprijzen zou plaatsvinden als de maatregelen worden ingetrokken. Bovendien vormt het aantrekkelijke prijspeil in de Gemeenschap een prikkel voor de producenten/exporteurs in Thailand om op de markt van de Gemeenschap te gaan verkopen als de maatregelen worden ingetrokken.

(133)

Wat de niet-meewerkende producenten/exporteurs betreft, kan een aanmerkelijk risico van verlegging van het handelsverkeer worden geconstateerd, als men de binnenlandse vraag vergelijkt met de grote hoeveelheden PET die aan derde landen worden verkocht. Zoals al opgemerkt in overweging 129 en volgende zijn de Thaise producenten sterk afhankelijk van export en bestaat er een aanzienlijke onbenutte capaciteit die gebruikt zou kunnen worden voor uitvoer naar de Gemeenschap. Gezien de voorgeschiedenis van dumping (32,5 % in het oorspronkelijke onderzoek) bestaat er een risico van herhaling van dumping als de maatregelen worden ingetrokken.

4.   Conclusies over de waarschijnlijkheid van voortzetting en/of herhaling van dumping

(134)

Op basis van het voorafgaande moet worden geconcludeerd dat voortzetting en/of herhaling van dumping waarschijnlijk is als de maatregelen worden ingetrokken. Daarom wordt voorgesteld om de maatregelen die van toepassing zijn op de invoer van PET uit India, Indonesië, Maleisië, Taiwan en Thailand te handhaven.

(135)

Op basis van de verzamelde gegevens betreffende de niet-meewerkende producenten/exporteurs lijkt er een aanmerkelijk risico van herhaling van dumping te bestaan. Deze beoordeling is hoofdzakelijk gebaseerd op gegevens die wijzen op een aanzienlijke productie- en exportcapaciteit van de niet-meewerkende producenten/exporteurs, en mede gezien de in het oorspronkelijke onderzoek geconstateerde dumpingpraktijken zou dat naar alle waarschijnlijkheid leiden tot uitvoer met dumpingprijzen naar de Gemeenschap als de maatregelen worden ingetrokken.

(136)

Daarom wordt voorgesteld om de maatregelen die van toepassing zijn op de invoer van PET uit de Republiek Korea te handhaven.

D.   BLIJVENDE AARD VAN DE GEWIJZIGDE OMSTANDIGHEDEN

(137)

Overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening, werd tevens onderzocht of de gewijzigde omstandigheden ten opzichte van het oorspronkelijke dumpingonderzoek konden worden geacht van blijvende aard te zijn.

(138)

Er zij aan herinnerd dat de reikwijdte van het tussentijdse onderzoek wat de Republiek Korea betreft beperkt is tot de dumpingmarges voor de drie ondernemingen SK Chemicals Co. Ltd, KP Chemicals Corp. en Daehan Synthetic Fibres Co. Ltd en hun verbonden ondernemingen.

(139)

Wat de meewerkende producenten/exporteurs die gedurende het onderzoektijdvak PET naar de Gemeenschap exporteerden betreft, bleek uit het tussentijdse onderzoek dat hun dumpingmarge op een minimaal niveau bleef. De belangrijkste reden hiervoor was dat terwijl de normale waarde en binnenlandse verkoopprijzen van deze ondernemingen sinds het oorspronkelijke onderzoek zijn gestegen, de verkoopprijzen op de EG-markt overeenkomstig zijn gestegen.

(140)

Er waren geen aanwijzingen dat deze veranderingen die tot een minimale dumpingmarge hebben geleid niet van blijvende aard zullen zijn, ook aangezien geconstateerd is dat alle meewerkende producenten/exporteurs een hoge bezettingsgraad hadden (meer dan 90 %). Bovendien had geen van deze producenten plannen om zijn productiecapaciteit in de Republiek Korea uit te breiden. Een van de producenten, SK Chemicals, had zelfs een fabriek in de Gemeenschap opgezet en zal waarschijnlijk minder gaan exporteren vanuit de Republiek Korea.

(141)

Producent/exporteur Daehan was zoals in overweging 49 aangegeven, uiteindelijk niet bereid om aan het onderzoek mee te werken. Bijgevolg konden de gegevens betreffende deze onderneming niet geverifieerd worden.

(142)

De conclusie betreffende deze onderneming moest dus overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebaseerd worden op de beschikbare gegevens, d.w.z. de informatie in de klacht en de informatie in de niet geverifieerde antwoorden op de vragenlijst.

(143)

Wat betreft de twee meewerkende concerns van producenten/exporteurs, SK Chemicals en KP Chemicals, kunnen de omstandigheden waaronder de dumpingmarges zijn berekend ten behoeve van dit onderzoek geacht worden van blijvende aard te zijn.

(144)

Wat de derde producent/exporteur, Daehan Synthetic Fibres, betreft, zij eraan herinnerd dat deze onderneming niet heeft meegewerkt en dat de analyse daarom gebaseerd moet worden op de beschikbare gegevens, die erop wijzen dat de dumping wordt voortgezet. Onder deze omstandigheden dient op deze onderneming het residuele recht, zoals vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek en bevestigd in het meest recente herzieningsonderzoek, toegepast te worden.

(145)

Slechts twee Taiwanese producenten/exporteurs hebben aan deze procedure meegewerkt. De analyse van de blijvende aard van de veranderde omstandigheden blijft dus beperkt tot deze twee ondernemingen.

(146)

Voor de invoer van Far Eastern Textiles geldt een nulrecht sinds de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 83/2005 van de Raad (9). Voor de andere meewerkende producent/exporteur, Shinkong Synthetic Fibres, werd in diezelfde verordening een dumpingmarge van 3,1 % vastgesteld.

(147)

Op basis van de dumpinganalyse voor het onderzoektijdvak zijn nieuwe dumpingmarges vastgesteld van 3,5 % voor Far Eastern en 6,5 % voor Shinkong.

(148)

Wat betreft de twee meewerkende producenten die gedurende het onderzoektijdvak naar de Gemeenschap exporteerden, is er geen reden om aan te nemen dat de veranderingen in de periode tussen het huidige onderzoek en de voorafgaande onderzoeken, met name de veranderingen van de uitvoerprijzen naar de Gemeenschap en van de normale waarden, die beide tot herziene dumpingmarges hebben geleid, niet van blijvende aard zouden zijn. Wat betreft de onderneming waarvoor een patroon van dumping werd geconstateerd, bleek uit het onderzoek dat de onderneming aanmerkelijke hoeveelheden had verkocht aan een nieuwe afnemer tegen een prijs die aanzienlijk lager lag dan het algemene uitvoerprijsniveau van die onderneming. Aangezien de onderneming niet heeft verklaard dat zij de verkoop aan deze afnemer zal staken of haar uitvoerprijzen zal aanpassen, mag worden aangenomen dat dit patroon zal blijven bestaan. Bovendien benutte deze onderneming haar capaciteit bijna volledig gedurende het onderzoektijdvak. Het is dan ook niet waarschijnlijk dat er grote veranderingen zullen optreden in het verkooppatroon van deze onderneming die effect zouden hebben op de prijsniveaus en daarmee op de normale waarden en de uitvoerprijzen.

(149)

Wat de tweede meewerkende onderneming betreft, zijn de geconstateerde veranderingen relatief gering, namelijk een toename van de dumpingmarge van 3,1 tot 6,5 %, als gevolg van het feit dat de normale waarden meer gestegen zijn dan de uitvoerprijzen. Hierin zal waarschijnlijk geen verandering komen, aangezien de olieprijzen — een belangrijke kostenfactor bij de productie van PET — zich op een hoog niveau stabiliseren.

(150)

Gelet op het bovenstaande worden de dumpingmarges voor beide ondernemingen, zoals berekend op basis van de in het kader van dit onderzoek verstrekte gegevens, betrouwbaar geacht en worden de geconstateerde veranderingen van blijvende aard geacht.

E.   DEFINITIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

1.   Productie in de Gemeenschap

(151)

PET wordt in de Gemeenschap door de volgende ondernemingen vervaardigd:

de producenten die om het onderzoek bij het vervallen van een maatregel verzochten, het onderzoek ondersteunden en eraan meewerkten (zie overweging 154);

twee producenten die wel om het onderzoek bij het vervallen van een maatregel verzochten maar niet aan het onderzoek meewerkten;

een in de Gemeenschap gevestigde dochteronderneming van een Koreaanse producent, die aan het onderzoek meewerkte en het verzoek ondersteunde.

(152)

De PET-productie van al deze producenten vormt de totale productie van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

2.   Bedrijfstak van de Gemeenschap

(153)

De Commissie heeft onderzocht of de meewerkende producenten van de Gemeenschap die om het onderzoek bij het vervallen van een maatregel verzocht hadden of dit verzoek ondersteunden een groot deel van de totale productie van PET in de Gemeenschap vertegenwoordigden. Het bleek dat de producenten in kwestie goed waren voor 88 % van de totale productie van PET in de Gemeenschap. De producenten in de Gemeenschap die niet volledig meewerkten, werden geacht niet tot „de bedrijfstak van de Gemeenschap” te behoren. De Commissie was daarom van mening dat deze EG-producenten die volledige medewerking hebben verleend de bedrijfstak van de Gemeenschap vormen in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening. Bij het oorspronkelijke onderzoek vertegenwoordigde „de bedrijfstak van de Gemeenschap” meer dan 85 % van de totale productie van PET in de Gemeenschap op dat tijdstip.

(154)

De volgende twaalf producenten van de Gemeenschap, die ten dele ook al in overweging 16 genoemd zijn, vormen de bedrijfstak van de Gemeenschap:

Voridian BV (Nederland), M & G Polimeri Italia Spa (Italië), Equipolymers Srl (Italië), La Seda de Barcelona SA (Spanje), Novapet SA (Spanje), Selenis Industria de Polímeros SA (Portugal), Aussapol Spa (Italië), Advansa Ltd (VK), Wellman BV (Nederland), Boryszew subsidiary Elana Wse (Polen), V.P.I. SA (Griekenland), SK Eurochem (Polen).

F.   SITUATIE OP DE COMMUNAUTAIRE MARKT

1.   Verbruik in de Gemeenschap

(155)

Het verbruik van de Gemeenschap werd bepaald op basis van de verkoopvolumen van de bedrijfstak van de Gemeenschap, schattingen van de verkoop van de andere producenten van de Gemeenschap op de markt van de Gemeenschap op basis van in het stadium van de klacht verstrekte gegevens, en gegevens van Eurostat voor alle invoer in de Gemeenschap vanuit derde landen.

(156)

Tussen 2002 en het onderzoektijdvak steeg het verbruik van het betrokken product in de Gemeenschap gestaag, tot een totaal van 2 400 000 ton in het onderzoektijdvak. De totale toename over deze periode bedroeg 18 %. Deze toename was gedeeltelijk toe te schrijven aan nieuwe toepassingen (o.a. bier- en wijnflessen) en gedeeltelijk aan een stijging van het verbruik in de landen die in 2004 tot de EU zijn toegetreden.

Tabel 1

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Verbruik in de Gemeenschap (ton)

2 041 836

2 213 157

2 226 751

2 407 387

Index

100

108

109

118

2.   Invoer uit de betrokken landen

2.1.   Cumulatie

(157)

In het oorspronkelijke onderzoek werd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van de basisverordening de invoer van het betrokken product uit India, Indonesië, Maleisië, de Republiek Korea, Taiwan en Thailand cumulatief beoordeeld. Onderzocht werd of een cumulatieve beoordeling ook zinvol was in het kader van dit onderzoek.

(158)

Wat de invoer van de twee meewerkende Koreaanse ondernemingen betreft, bleek uit het onderzoek dat de dumping minimaal of onbestaande was. Overeenkomstig artikel 3, lid 4, van de basisverordening kon deze invoer dus niet cumulatief beoordeeld worden. Vastgesteld werd echter dat de dumpingmarges voor de invoer uit India, Maleisië en Taiwan meer dan minimaal waren. Wat de invoer vanuit Indonesië en Thailand betreft, bleek uit het onderzoek dat de invoer niet representatief was, en er kon dus geen dumpingmarge worden vastgesteld. Geconcludeerd werd echter ook dat als de maatregelen worden ingetrokken, herhaling van dumping waarschijnlijk is. Wat de hoeveelheden betreft die werden uitgevoerd uit elk van de zes betrokken landen, werd vastgesteld dat de invoer uit elk van de betrokken landen bij intrekking van de maatregelen waarschijnlijk zou toenemen tot niveaus die aanzienlijk hoger zouden liggen dan die in het onderzoektijdvak, en zeker boven de niveaus zouden komen te liggen die als verwaarloosbaar beschouwd worden. Wat de vraag of de betrokken producten concurrerend zijn betreft, heeft het onderzoek bevestigd dat de uit de betrokken landen ingevoerde PET-snippers alle dezelfde essentiële fysische en chemische kenmerken vertonen. Bovendien waren deze snippers verwisselbaar met de in de Gemeenschap geproduceerde snippers en werden zij in de betrokken periode via vergelijkbare verkoopkanalen en onder vergelijkbare handelsvoorwaarden in de Gemeenschap in de handel gebracht. De ingevoerde PET-snippers werden dus geacht met elkaar en met de in de Gemeenschap geproduceerde snippers te concurreren.

(159)

In het licht van het voorafgaande werd geconcludeerd dat ten aanzien van de invoer uit India, Maleisië, Thailand, Indonesië en Taiwan, en de invoer met dumping uit de Republiek Korea, voldaan werd aan alle criteria in artikel 3, lid 4, van de basisverordening. De invoer vanuit de zes betrokken landen werd daarom cumulatief beoordeeld, met uitzondering van de invoer zonder dumping van de twee meewerkende Koreaanse producenten/exporteurs.

2.2.   Omvang, marktaandeel en prijzen van de invoer

(160)

De omvang, het marktaandeel en de gemiddelde prijzen van de invoer uit de zes betrokken landen evolueerden zoals hieronder aangegeven. De gegevens zijn ontleend aan statistieken van Eurostat. De invoer zonder dumping uit de Republiek Korea zou hierbij in beginsel niet meegerekend moeten worden. Om redenen van vertrouwelijkheid is dat echter opzettelijk wel gedaan. De ontwikkeling van de trend zou echter vrijwel gelijk blijven als de Koreaanse invoer zonder dumping buiten beschouwing zou worden gelaten.

(161)

Tussen 2002 en het onderzoektijdvak nam de invoer vanuit de betrokken landen met 13 % af, namelijk van 192 000 ton in 2002 tot 167 000 ton in het onderzoektijdvak. De invoer in 2003 bleef gelijk aan die in 2002; in 2004 daalde de invoer met 3 %, en in het onderzoektijdvak met nog eens 10 %.

Tabel 2

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Omvang

192 192

191 455

186 892

166 982

Index

100

100

97

87

Marktaandeel

9,4 %

8,6 %

8,4 %

7,0 %

Prijzen (EUR/t)

850

803

854

1 030

Index

100

94

100

121

G.   ECONOMISCHE SITUATIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

1.   Voorafgaande opmerkingen

(162)

Bij het begin van het nieuwe onderzoek werd overwogen om gebruik te maken van een steekproef van de producenten van Gemeenschap, maar gezien hun relatief beperkte aantal is besloten om ze alle bij het onderzoek te betrekken. De schadefactoren zijn dan ook beoordeeld op basis van gegevens betreffende de gehele bedrijfstak van de Gemeenschap.

(163)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening onderzocht de Commissie alle relevante economische factoren en indicatoren die op de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap van invloed waren.

2.   Analyse van de economische indicatoren

2.1.   Productie

(164)

De productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap is in de periode van 2002 tot en met het nieuwe onderzoektijdvak met 20 % toegenomen, van ongeveer 1 465 000 ton in 2002 tot ongeveer 1 760 000 ton in het nieuwe onderzoektijdvak. De toename bedroeg 4,8 % in 2003 en 4,6 % in 2004. Een verdere toename vond plaats in het onderzoektijdvak, toen de productie steeg met 150 000 ton, ofwel 10,8 %. Dit was toe te schrijven aan het herstructureringsproces dat de bedrijfstak in gang had gezet met het doel de productiekosten beter te beheersen en daardoor te profiteren van de toenemende vraag op de markt van de Gemeenschap, waar zoals hierboven aangegeven het verbruik met 19 % toenam tussen 2002 en het onderzoektijdvak (van 2 miljoen ton in 2002 tot 2,4 miljoen ton in het onderzoektijdvak).

Tabel 3

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Productie (ton)

1 464 522

1 534 480

1 602 086

1 760 828

Index

100

105

109

120

2.2.   Capaciteit en bezettingsgraad

(165)

De productiecapaciteit nam toe met 22 % tussen 2002 en het onderzoektijdvak, van een peil van 1 760 000 ton in 2002 tot 2 156 000 ton in het onderzoektijdvak. Deze toename vond hoofdzakelijk plaats in het onderzoektijdvak, toen de productiecapaciteit met 300 000 ton toenam vergeleken met 2004, een stijging van 16,7 %. Deze aanmerkelijke toename van de productiecapaciteit hield gelijke tred met de toename van de productie in dezelfde periode (zie overweging 164). De toename van de productiecapaciteit was het gevolg van meer investeringen in de productielijnen om te kunnen profiteren van de groeiende markt. De bezettingsgraad nam toe met 4 procentpunten in 2003, bleef op dat niveau in 2004 en daalde in het onderzoektijdvak weer met 5 procentpunten tot een niveau van 82 %. De daling tussen 2004 en het onderzoektijdvak is toe te schrijven aan de aanmerkelijke toename van de productiecapaciteit in die periode. Een hoger productievolume in het onderzoektijdvak, in vergelijking met 2004, ging dus gepaard met een lagere bezettingsgraad.

Tabel 4

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Productiecapaciteit (ton)

1 760 332

1 762 378

1 848 315

2 156 294

Index

100

100

105

122

Bezettingsgraad

83 %

87 %

87 %

82 %

Index

100

105

104

98

2.3.   Verkoop en marktaandeel

(166)

De verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de markt van de Gemeenschap nam van 2002 tot het nieuwe onderzoektijdvak met 21 % toe. Een groei van 2 % in 2003 werd gevolgd door een toename in zowel 2004 als het onderzoektijdvak, met respectievelijk 8 en 11 procentpunten. Ondanks de toename van de verkoop dankzij het hogere verbruik slonk het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 4 procentpunten in 2003, om daarna weer geleidelijk te groeien met 5 procentpunten in 2004 en 1 procentpunt in het onderzoektijdvak.

Tabel 5

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Verkoop in de EG (ton)

1 306 768

1 333 976

1 438 883

1 586 902

Index

100

102

110

121

Marktaandeel

64 %

60 %

65 %

66 %

2.4.   Groei

(167)

Een centraal gegeven is dat het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 2 procentpunten toenam in de beoordelingsperiode, waaruit blijkt dat de groei daarvan achterbleef bij de algemene stijging van het verbruik.

2.5.   Personeelsbestand

(168)

Het personeelsbestand van de bedrijfstak van de EG steeg in de beoordelingsperiode met 18 %. Deze toename vond vooral plaats in 2003 (11 procentpunten) en 2004 (nog eens 6 procentpunten). Deze stijging zette weliswaar door in het onderzoektijdvak, maar slechts met 2 procentpunten. Deze toename van 18 % gedurende de gehele periode hield gelijke tred met de productie, die met 20 % toenam.

Tabel 6

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Aantal werknemers

1 010

1 124

1 170

1 190

Index

100

111

116

118

2.6.   Productiviteit

(169)

De productiviteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap, uitgedrukt in ton per jaar per werknemer, vertoonde een stijging over de beoordelingsperiode als geheel. Na een terugval met 6 % in 2003, vergeleken met 2002, bleef de productiviteit in 2004 op hetzelfde niveau, maar nam in het onderzoektijdvak weer aanmerkelijk toe, met meer dan 8 % vergeleken met 2004.

Tabel 7

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Productiviteit (t/werknemer)

1 450

1 365

1 369

1 480

Index

100

94

94

102

2.7.   Lonen

(170)

Er zij op gewezen dat de productie van PET-snippers kapitaalintensief is en dat de arbeidskosten dus slechts een beperkt effect hebben op de totale kosten van het product. In het betrokken tijdvak stegen de lonen met 12 % en de totale productiekosten met 20 %. De loonkosten per geproduceerde ton vormen een andere significante indicator. In de loop van de beoordelingsperiode daalden deze kosten met 6 %.

Tabel 8

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Lonen (miljoen EUR)

62,3

63,0

66,3

69,5

Index

100

101

106

112

Loonkosten per ton (EUR)

44,4

42,9

43,6

41,9

Index

100

96

98

94

2.8.   Omvang van de huidige dumpingmarge en herstel van de gevolgen van eerdere dumping

(171)

De gevolgen van de hoogte van de dumpingmarge voor de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn, gezien de omvang van de invoer uit de betrokken landen en de prijzen waartegen deze invoer plaatsvond, niet te verwaarlozen.

2.9.   Verkoopprijzen en factoren die van invloed zijn op de prijzen in de Gemeenschap

(172)

De verkoopprijzen per eenheid namen toe van 924 EUR/t in 2002 tot 1 058 EUR/t in het onderzoektijdvak. De algemene trend was stijgend (met 15 % over de gehele periode). Deze toename was in belangrijke mate toe te schrijven aan de stijgende olieprijzen. De bedrijfstak van de Gemeenschap verhoogde weliswaar de prijzen, maar was niet in een positie om de prijsstijgingen volledig door te berekenen aan de verwerkende industrie. Dit was hoofdzakelijk te wijten aan het feit dat de prijzen van de grondstoffen sterker stegen dan de prijzen van PET. Bovendien stond de bedrijfstak van de Gemeenschap onder druk van de invoer. Om geen marktaandeel te verliezen, kon de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn prijzen slechts licht verhogen, en ondervond dus een neerwaartse druk op de prijzen.

Tabel 9

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Gewogen gemiddelde prijs (EUR/kg)

924

902

1 006

1 058

Index

100

98

109

115

2.10.   Kosten van de productie van de voornaamste grondstoffen

(173)

Er zijn ongeveer 850 kg gezuiverd tereftaalzuur (PTA) en 350 kg mono-ethyleenglycol (MEG) (de voornaamste grondstoffen) nodig om 1 ton PET te produceren. De prijzen van PTA en MEG zijn tussen 2002 en het onderzoektijdvak aanmerkelijk gestegen, respectievelijk met 67 % en 31 %, en bereikten een peil van 770 EUR/t (PTA) en 721 EUR/t (MEG) (gemiddelden voor het onderzoektijdvak). In het derde kwartaal van 2005 daalde de prijs van PTA weliswaar licht tot 700 EUR/t, terwijl de prijs van MEG grotendeels stabiel bleef, maar daarbij dient men te bedenken dat de prijzen van grondstoffen lang voor de levering in langetermijncontracten zijn vastgelegd. Als gevolg daarvan geldt voor de beoordelingsperiode, ondanks de lichte daling van de prijs van PTA aan het einde van het onderzoektijdvak, dat de bedrijfstak van de Gemeenschap nog steeds de gevolgen van de sterk gestegen kosten draagt. Bovendien zijn door de situatie op de oliemarkt de prijzen van grondstoffen voor de productie van PET aan onvoorspelbare schommelingen onderhevig, maar het valt aan te nemen dat deze prijzen hoog zullen blijven. Al deze factoren dragen bij tot de toegenomen kwetsbaarheid van de producenten van PET van de Gemeenschap.

Tabel 10

Gemiddelde kosten (EUR/t)

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

PTA

460

566

718

770

Index

100

123

156

167

MEG

551

550

650

721

Index

100

100

118

131

(174)

Ter vergelijking: de gemiddelde kosten per ton van door de bedrijfstak van de Gemeenschap geproduceerde PET-snippers bedroegen:

Tabel 11

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Gemiddelde kosten (EUR/t)

899

918

1 013

1 092

Index

100

102

113

121

(175)

In de loop van de beoordelingsperiode stegen de prijzen van de voornaamste grondstoffen voortdurend, zoals aangegeven in de tabellen 10 en 11 (PTA met 67 %, MEG met 31 %), terwijl de totale productiekosten met slechts 21 % stegen. Zoals aangegeven in tabel 9 zijn de prijzen met slechts 15 % gestegen omdat de bedrijfstak van de Gemeenschap niet in staat was om de kosten door te berekenen aan de verwerkende bedrijven en de prijsstijgingen van de grondstoffen volledig in de verkoopprijzen te verwerken.

2.11.   Voorraden

(176)

In de loop van de beoordelingsperiode, dus tussen 2002 en het onderzoektijdvak, daalde het peil van de voorraden met 10 %. Evenals bij het oorspronkelijke onderzoek dienen voorraden echter niet als een significante indicator beschouwd te worden, gezien het feit dat de PET-markt aan seizoensgebonden schommelingen onderhevig is. De voorraden vertegenwoordigen 5 à 6 % van de productie.

Tabel 12

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Voorraden (ton)

101 554

110 695

90 422

91 123

Index

100

109

89

90

2.12.   Winstgevendheid, opbrengst van investeringen en kasstroom

(177)

De winstgevendheid is de winst op de verkoop van het betrokken product in de Gemeenschap. Het rendement van de totale activa en de cashflow konden alleen worden gemeten op het niveau van de kleinste groep producten waarvan het betrokken product deel uitmaakt, overeenkomstig artikel 3, lid 8, van de basisverordening. Het rendement van investeringen is berekend aan de hand van het rendement van de totale activa, daar laatstgenoemd rendement voor de analyse van de trend relevanter wordt geacht.

Tabel 13

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Winstmarge vóór belasting op verkoop in de Gemeenschap

2,7 %

–1,8 %

–0,7 %

–3,2 %

Rendement totale activa

2,0 %

–1,4 %

–0,6 %

–2,4 %

Cashflow (% van totale verkoop)

18,1 %

5,5 %

10,1 %

–2,6 %

(178)

Door de rem op prijsverhoging vanaf 2002, in combinatie met een sterke toename van de invoer met dumping uit de betrokken landen, verslechterde de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap en werd er in 2003 verlies geboekt. Na een licht herstel in 2004 dankzij de op invoer uit China en Australië toegepaste maatregelen liep het verlies weer op tot – 3,2 % in het onderzoektijdvak. Er kan dus een duidelijke neerwaartse trend worden geconstateerd.

(179)

De trends inzake het rendement van de totale activa en inzake cashflow vertoonden een vergelijkbare ontwikkeling, namelijk een relatief gunstige situatie in 2002, een verslechtering in 2003, een licht herstel in 2004 en een verdere verslechtering in het onderzoektijdvak.

2.13.   Investeringen en het vermogen om kapitaal aan te trekken

Tabel 14

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Investeringen (1 000 EUR)

31 779

42 302

63 986

50 397

Index

100

133

201

159

(180)

De investeringen betroffen gedeeltelijk een uitbouw van de capaciteit en gedeeltelijk verbeteringen van het productieproces. De betreffende uitgaven werden hoofdzakelijk gedaan in 2004 en gedurende het onderzoektijdvak, en vielen dus samen met de toename van de capaciteit en het streven marktaandeel te behouden bij het gestegen verbruik. Aan de andere kant vormden de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de ontwikkeling van de markt van de Gemeenschap en de wereldmarkten voor PET, waar geen winst meer te behalen viel, geen aansporing tot grootschalige investeringen. Hoewel de producenten van de Gemeenschap in bepaalde gevallen in staat waren om kapitaal aan te trekken (met name van verbonden ondernemingen), was het feit dat de PET-productie onrendabel was geen prikkel tot investering, en in enkele gevallen werden investeringen uitgesteld.

3.   Conclusie inzake de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(181)

De constante toename van het verbruik, die gedeeltelijk toe te schrijven was aan nieuwe toepassingen (o.a. voor bier- en wijnflessen) en gedeeltelijk aan de toename van het verbruik in de in 2004 tot de EU toegetreden landen, dwong de bedrijfstak van de Gemeenschap tot opvoering van de capaciteit en de productie om geen marktaandeel te verliezen. Met het oog daarop vond in 2004 en gedurende het onderzoektijdvak een ingrijpend herstructureringsproces plaats, waarbij de verschillende producenten herhaaldelijk van eigenaar wisselden. Tegelijkertijd werden algemeen nieuwe productielijnen in bedrijf genomen om de toename van het verbruik te kunnen volgen en schaalvoordelen te behalen. Bepaalde economische indicatoren, namelijk verbruik, productiecapaciteit, productie, verkoop in de EU en werkgelegenheid, vertoonden dus een positieve trend.

(182)

Al deze herstructureringsinspanningen konden echter het effect van de constante en massieve stijging van de grondstoffenprijzen in de beoordelingsperiode niet compenseren. De gestegen kosten van grondstoffen konden niet worden doorberekend aan de verwerkende bedrijven in de mate die nodig zou zijn geweest om de productie enigszins winstgevend te houden. Dit viel samen met het lage prijsniveau van de invoer vanuit de betrokken landen, dat duidelijk een aanmerkelijke neerwaartse druk uitoefende op de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Ondanks de ogenschijnlijk positieve ontwikkelingen inzake productie, verkoop en verkoopprijs verslechterde op die manier de algemene financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, hetgeen weerspiegeld wordt in de negatieve ontwikkeling van de winstgevendheid (van 2,7 % winst in 2002 naar 3,2 % verlies in het onderzoektijdvak), de export, de productiekosten, het rendement van investeringen en de cashflow.

(183)

De situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap is dus, ondanks enkele ogenschijnlijk positieve trends volgens de schade-indicatoren, nog ver verwijderd van het niveau dat te verwachten zou zijn geweest als de bedrijfstak zich volledig hersteld had van de in het oorspronkelijke onderzoek geconstateerde schade.

(184)

Derhalve kan worden geconcludeerd dat de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap zich licht heeft verbeterd ten opzichte van de periode vóór de instelling van de maatregelen, maar dat zij nog steeds zeer kwetsbaar en fragiel is. Bovendien was de bedrijfstak van de Gemeenschap door de druk van de invoer niet in staat de stijgingen van de grondstoffenprijzen in de verkoopprijzen door te berekenen.

4.   Invoer uit andere landen

4.1.   Andere landen waarvoor antidumpingmaatregelen gelden

(185)

Zoals vermeld in overweging 2 zijn er sinds augustus 2004 ook definitieve antidumpingmaatregelen van kracht met betrekking tot de invoer van PET uit Australië en China.

(186)

In de loop van de beoordelingsperiode nam het totale volume van de invoer uit deze landen met 12 % toe (van 65 000 tot 73 000 ton). Hoewel het marktaandeel in 2003 aanzienlijk toenam (met 4 procentpunten), sloeg deze trend om in 2004, toen het marktaandeel daalde tot 2,4 %. In het onderzoektijdvak is een lichte toename met 0,6 % van de invoer uit China geconstateerd. Het effect van de definitieve antidumpingrechten wordt zichtbaar vanaf 2004. De invoer uit Australië kwam volledig tot stilstand, terwijl de invoer uit China, die in 2003 gestaag was toegenomen met in totaal 130 %, in 2004 weer afnam zodra de maatregelen van kracht werden, en gedurende het onderzoektijdvak weer toenam met 47 %. De Australische prijzen daalden in 2003 met 7 % en in 2004 met nog eens 6 %. De Chinese prijzen stegen in 2003 en 2004 langzaam, en in het onderzoektijdvak met 24 %, namelijk van 827 tot 1 022 EUR/t. De conclusie is dat aanmerkelijke hoeveelheden werden ingevoerd uit deze twee landen, tegen prijzen die constant lager waren dan de prijzen van de Gemeenschap, hetgeen bijdroeg tot de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

Tabel 15

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Australië

Omvang (ton)

17 179

18 727

2 842

Prijs (EUR/t)

851

789

741

Marktaandeel

0,8 %

0,8 %

0,1 %

Volksrepubliek China

Omvang (ton)

47 875

131 343

49 678

72 814

Prijs (EUR/t)

804

806

827

1 022

Marktaandeel

2,3 %

5,9 %

2,2 %

3 %

Totaal (ton)

65 054

150 070

52 520

72 814

Totaal marktaandeel

3,1 %

6,8 %

2,4 %

3 %

4.2.   Andere, niet eerder genoemde derde landen

(187)

Koreaanse invoer zonder dumping zou in principe in deze cijfers moeten worden verwerkt. Om redenen van vertrouwelijkheid is deze invoer buiten beschouwing gelaten. De ontwikkeling van de trend zou echter in grote lijnen gelijk blijven als die invoer zonder dumping werd meegerekend.

(188)

Tussen 2002 en het onderzoektijdvak nam de totale invoer van PET uit andere landen toe met 136 %, tot 174 000 ton. Het marktaandeel van deze invoer in de EG nam in de loop van de beoordelingsperiode toe van 3,6 tot 7,1 %. Onderstaande tabel illustreert deze trends.

Tabel 16

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Totale omvang (ton) waarvan

73 549

119 973

182 687

173 597

Pakistan

28 558

83 208

55 125

73 426

Verenigde Staten van Amerika

20 570

16 105

49 763

50 393

Mexico

1 476

20

32 112

20 501

Turkije

7 208

17 001

24 032

15 374

Overige

15 737

3 639

21 655

13 903

Marktaandeel

3,6 %

5,4 %

8,2 %

7,1 %

(189)

De invoer vanuit Pakistan steeg met 157 % in de loop van de beoordelingsperiode, en met name na beëindiging van de procedure tegen dat land in 2004. De invoer vanuit de Verenigde Staten nam eveneens aanzienlijk toe, met 144 %, en bereikte een omvang van 50 000 ton in het onderzoektijdvak. De invoer vanuit Mexico nam toe van 1 500 ton in 2002 tot 20 000 ton in het onderzoektijdvak, een toename van 1 390 %. De invoer uit Turkije steeg aanmerkelijk tussen 2002 en 2004 (met 244 %), en nam in het onderzoektijdvak weer af met 36 %. Wat de prijzen betreft, zij erop gewezen dat de prijzen van de invoer uit de Verenigde Staten, Mexico en Turkije stegen en hoger waren dan de prijzen van andere invoer en van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De invoer vanuit de USA betreft veelal PET G, een speciaal type PET dat aan hogere viscositeitsvereisten voldoet en gemiddeld 50 % meer kost dan gewoon PET. De prijzen van de invoer uit Pakistan waren van 2002 tot 2004 lager dan de gemiddelde prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. In de loop van het onderzoektijdvak stegen de prijzen van de invoer uit Pakistan tot het niveau van die van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Daarom wordt ervan uitgegaan dat deze invoer niet van invloed was op de situatie van de markt van de Gemeenschap.

5.   Exportprestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(190)

De exportactiviteiten van de bedrijfstak van de Gemeenschap vertoonden een dalende trend gedurende de beoordelingsperiode, namelijk van 7,9 tot 4,9 % van de totale verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Alleen in 2003 nam de uitvoer van de bedrijfstak van de Gemeenschap aanzienlijk toe, waarschijnlijk dankzij de lage EG-verkoopprijzen. Gedurende het onderzoektijdvak vertegenwoordigde de uitvoer echter minder dan 5 % van de totale verkoop. Er zij op gewezen dat de uitvoerprijzen constant boven de EG-verkoopprijs lagen.

Tabel 17

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Uitvoer (ton)

111 381

141 627

97 686

82 388

Index

100

127

87

74

% van totale verkoop

7,9 %

9,6 %

6,3 %

4,9 %

Prijs per ton

959

942

1 026

1 096

Index

100

98

107

114

H.   CONCLUSIE IN VERBAND MET DE MOGELIJKE VOORTZETTING OF HERHALING VAN DE SCHADE

(191)

Zoals eerder vastgesteld zijn de producenten/exporteurs in India, Indonesië, Thailand, de Republiek Korea, Taiwan en Maleisië in staat om de omvang van hun export naar de markt van de Gemeenschap op te voeren.

(192)

De CIF-uitvoerprijzen van PET uit India, Thailand en Maleisië waren hoger dan de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Het verschil was echter niet bijzonder groot, zodat valt aan te nemen dat deze landen zonder antidumpingrechten een nog sterkere prijsdruk zouden kunnen uitoefenen op de bedrijfstak van de Gemeenschap. Bovendien waren de prijzen van de Koreaanse, Taiwanese en Indonesische invoer in de Gemeenschap lager dan de prijs in de Gemeenschap. Dit verschil was klein voor de Republiek Korea en Taiwan (3 à 4 %) en aanzienlijk in het geval van Indonesië (tot 27 %). Er zijn dus duidelijke aanwijzingen dat voortzetting of herhaling van de schade waarschijnlijk is.

(193)

Zoals hierboven aangegeven, is de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap ook sterk beïnvloed door de invoer uit China. De prijzen van die invoer lagen onder de prijs in de Gemeenschap (1 022 EUR/t tegen 1 058 EUR/t in de Gemeenschap). De omvang van de invoer uit China bedroeg 73 000 ton, wat een marktaandeel van 3 % vertegenwoordigde in het onderzoektijdvak.

(194)

Verder kan, wat het volume van de invoer vanuit de betrokken landen betreft, geconcludeerd worden dat die hoeveelheden nog aanmerkelijk zullen toenemen, gezien de totale productiecapaciteit en de niet benutte capaciteit die in de betrokken landen beschikbaar is, zoals uiteengezet in overweging 196.

(195)

Op basis van het voorafgaande wordt geconcludeerd dat de invoerprijzen op de markt van de Gemeenschap zonder antidumpingmaatregelen hoogstwaarschijnlijk lager zouden zijn, aangezien de producenten in de betrokken landen zouden proberen verloren marktaandeel te heroveren of hun huidige marktaandeel te vergroten. Een dergelijke prijspolitiek, in combinatie met het vermogen van de producenten/exporteurs in deze landen om aanmerkelijke hoeveelheden PET aan te bieden op de markt van de Gemeenschap, zou naar alle waarschijnlijkheid de druk op de prijzen nog versterken, waardoor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap verder zou verslechteren.

(196)

In deze context zij eraan herinnerd dat in alle zes betrokken landen een aanmerkelijke onbenutte productiecapaciteit werd vastgesteld, die uiteen liep van 37 000 ton in Maleisië tot 400 000 ton in Taiwan en in totaal ongeveer 1 miljoen ton bedroeg, d.w.z. 45 % van de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Bovendien schommelden de invoerprijzen in de beoordelingsperiode rond de prijzen in de Gemeenschap. De prijzen van de invoer uit Taiwan bijvoorbeeld, het land met verreweg de grootste onbenutte productiecapaciteit, daalden in de periode waarin antidumpingmaatregelen van kracht waren onder het niveau van de prijzen in de Gemeenschap. Het huidige prijsniveau in de Gemeenschap maakt de EU tot een aantrekkelijke markt. Geconcludeerd kan dus worden dat als de maatregelen opgeheven worden er een sterke prikkel bestaat voor producenten in de betrokken landen om hun verkoop tegen lage prijzen naar de EG-markt te verleggen.

(197)

Bovendien wijst onlangs bekend geworden informatie erop dat ondernemers in Bulgarije en Roemenië ongebruikelijke hoeveelheden PET-snippers hebben gekocht in de Aziatische landen waarop het onderzoek betrekking had. De verzending daarvan was gepland voor november en december 2006. Deze informatie is opnieuw een indicatie van de waarschijnlijkheid van herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap, aangezien duidelijk wordt dat er zonder antidumpingmaatregelen aanzienlijk meer invoer uit de betrokken landen zou zijn op de markt van de Gemeenschap.

(198)

Zoals hierboven reeds is vermeld, blijft de situatie waarin de bedrijfstak van de Gemeenschap zich bevindt, kwetsbaar en fragiel, ook al heeft deze zich licht verbeterd ten opzichte van de periode voorafgaand aan de instelling van de maatregelen. Het is waarschijnlijk dat, mocht de bedrijfstak van de Gemeenschap blootgesteld worden aan meer invoer met dumping uit de betrokken landen, dit zal resulteren in een verslechtering van de financiële situatie en verder verlies van winstgevendheid. Op deze basis wordt derhalve geconcludeerd dat intrekking van de maatregelen met betrekking tot India, Indonesië, Thailand, de Republiek Korea, Taiwan en Maleisië waarschijnlijk zal leiden tot de herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.

I.   BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

1.   Inleiding

(199)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening werd onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd was met het belang van de Gemeenschap. Het belang van de Gemeenschap werd vastgesteld aan de hand van een beoordeling van de verschillende betrokken belangen. In het onderhavige onderzoek wordt een situatie geanalyseerd waarin al antidumpingmaatregelen zijn ingesteld, en het is dus mogelijk om eventuele negatieve effecten van de antidumpingmaatregelen op de betrokken partijen te beoordelen.

(200)

Op deze basis is onderzocht of er, ondanks de conclusies inzake de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schadeveroorzakende dumping, dwingende redenen waren die tot de conclusie leiden dat het in dit specifieke geval niet in het belang van de Gemeenschap is de maatregelen te handhaven.

2.   Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(201)

Zoals hierboven uiteengezet, is herhaling van schadelijke dumping zeer waarschijnlijk als de maatregelen zouden worden ingetrokken. Alle producenten van de Gemeenschap op twee na werkten volledig mee en betuigden hun steun voor de geldende maatregelen. Eén producent van de Gemeenschap, die verbonden is aan een van de Koreaanse exporteurs, heeft eveneens steun voor de maatregelen betuigd. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat de invoer van de betreffende moederonderneming momenteel aan een nulrecht onderworpen is.

(202)

De voortzetting van de toepassing van antidumpingmaatregelen op de invoer uit de betrokken landen zou de bedrijfstak van de Gemeenschap meer gelegenheid geven om een redelijk niveau van winstgevendheid te bereiken. Wat belangrijker is: daardoor zou voorkomen worden dat de bedrijfstak van de Gemeenschap van de markt wordt verdrongen. De bedrijfstak van de Gemeenschap zou niet in staat zijn om het hoofd te bieden aan de te verwachten schadelijke dumping in grote hoeveelheden. De bedrijfstak van de Gemeenschap zou dus profiteren van handhaving van de huidige antidumpingmaatregelen, vooral omdat er nu ook maatregelen zijn ingesteld met betrekking tot invoer uit Australië en China.

3.   Belang van de importeurs

(203)

De Commissie heeft vragenlijsten toegezonden aan 18 importeurs/handelaren van het betrokken product. De bereidheid tot medewerking van de importeurs/handelaren die hoofdzakelijk van de betrokken landen kopen, en die ongeveer 5 % van het verbruik van de Gemeenschap vertegenwoordigen, was echter gering. Slechts een importeur/handelaar verstrekte gegevens, en deze handelaar kocht hoofdzakelijk van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Slechts marginale hoeveelheden waren afkomstig uit de betrokken landen of uit andere exporterende landen. Deze importeur/handelaar zou de voorkeur geven aan een markt zonder rechten, hoewel hij momenteel financieel gezonde resultaten behaalt. Overwegende dat de geldende maatregelen geen grote gevolgen hadden voor importeurs, wordt geconcludeerd dat handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen betreffende invoer uit India, Indonesië, Thailand, Maleisië, de Republiek Korea en Taiwan geen aanmerkelijk negatief effect op de situatie van de importeurs in de Gemeenschap zou hebben.

4.   Belang van verwerkende bedrijven/gebruikers

(204)

De Commissie heeft vragenlijsten gezonden aan 47 bekende verwerkende bedrijven/gebruikers. Slechts tien verwerkende bedrijven/gebruikers met een bij elkaar geringe representativiteit hebben geantwoord.

(205)

Volgens de in deze antwoorden verstrekte gegevens betreffende aankoop vertegenwoordigden de meewerkende verwerkende bedrijven/gebruikers gedurende het onderzoektijdvak ongeveer 20 % van het totale verbruik van PET in de Gemeenschap. Zij kochten in die periode 95 % van hun PET van producenten in de Gemeenschap, en de rest werd ingevoerd uit andere landen dan die waarop het onderzoek betrekking had. Er werd een aantal argumenten tegen het opleggen van rechten aangevoerd.

(206)

Vijf verwerkende bedrijven (die voorvormen en PET voor flessen vervaardigen uit PET-snippers en die 10 % van het verbruik vertegenwoordigen) hebben op de vragenlijst geantwoord. De kosten van PET-snippers maken 55 % van de kosten van hun eindproducten uit (hoofdzakelijk voorvormen). Gebleken is dat zij verwaarloosbare hoeveelheden importeren uit de betrokken landen en andere derde landen. Desalniettemin zijn zij tegen het opleggen van rechten, met het argument dat de verlenging van de maatregelen zou kunnen leiden tot kunstmatige prijsverhogingen in Europa.

(207)

Vijf gebruikers, die ongeveer 10 % van het verbruik vertegenwoordigen, hebben vrij onvolledige gegevens verstrekt. Het lage niveau van medewerking van de kant van de grote gebruikers is waarschijnlijk te wijten aan het feit dat het laatste onderzoek, betreffende invoer uit China, Australië en Pakistan, pas twee jaar geleden is. De kosten van PET maken ongeveer 6 à 7 % van de totale kosten uit en spelen dus slechts een beperkte rol. Hoewel zij aangeven geen uit de betrokken landen ingevoerd PET te gebruiken, zijn zij evenals de verwerkende bedrijven tegen het opleggen van rechten, omdat daardoor de prijzen in Europa kunstmatig in de hoogte gedreven zouden kunnen worden.

(208)

Aangezien de financiële gezondheid van de verwerkende industrie vrij goed is — in tegenstelling tot die van de bedrijfstak van de Gemeenschap — voerde geen van de verwerkende bedrijven of gebruikers het argument aan dat handhaving van de huidige rechten tot banenverlies of overbrenging van productie-installaties naar buiten de EU zou kunnen leiden.

(209)

Bovendien heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn omvang aangepast aan het gestegen verbruik en het is dus zeer waarschijnlijk dat de niet-benutte capaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap eventueel wegvallende invoer volledig zou kunnen opvangen.

(210)

Overwegende dat er ook nog andere mogelijke leveranciers zijn waarvoor geen antidumpingmaatregelen gelden, namelijk Mexico, Turkije, de VS, Brazilië, Pakistan, Iran en Saoedi-Arabië, zouden de gebruikers in de Gemeenschap bovendien in staat zijn gebruik te blijven maken van (of over te schakelen op) een ruime keuze van leveranciers van het betrokken product.

(211)

Wat de prestaties van de gebruikers betreft, heeft het onderzoek uitgewezen dat gedurende de beoordelingsperiode de meewerkende gebruikers hun omzet hebben verhoogd, hun personeelsbestand stabiel konden houden en de algemene winstgevendheid konden verbeteren. De conclusie is dus dat zij geen negatieve gevolgen ondervonden van de antidumpingmaatregelen.

(212)

Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen betreffende invoer uit India, Indonesië, Thailand, Maleisië, de Republiek Korea en Taiwan geen aanmerkelijk negatief effect op de situatie van de gebruikers in de Gemeenschap zou hebben.

5.   Belang van de leveranciers

(213)

De leveranciers van grondstoffen, namelijk mono-ethyleenglycol (MEG), zuiver tereftaalzuur (PTA), DMT en isoftaalzuur (IPA), van nafta afgeleide petrochemische producten, ondersteunden nadrukkelijk de maatregelen. Zij zouden profiteren van het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zich zeer waarschijnlijk zou herstellen van de gevolgen van de dumping en bijgevolg ook de leveranciers een nieuwe impuls zou geven.

6.   Conclusie betreffende het belang van de Gemeenschap

(214)

Rekening houdende met alle bovengenoemde factoren wordt geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om de thans geldende antidumpingmaatregelen niet te handhaven.

J.   VERHOUDING TUSSEN ANTIDUMPING- EN COMPENSERENDE MAATREGELEN

(215)

Voor één exportland, namelijk India, is een parallel onderzoek betreffende het vervallen van compenserende maatregelen uitgevoerd (zie overweging 10). Dit onderzoek bevestigde dat het noodzakelijk is de betreffende maatregelen op hetzelfde niveau te blijven toepassen. Het onderhavige onderzoek leidde tot de conclusie dat de antidumpingmaatregelen betreffende invoer uit India op het huidige niveau gehandhaafd dienen te blijven. In dat verband wordt verwezen naar overweging 125 van Verordening (EG) nr. 2604/2000. Aangezien voorgesteld wordt de geldende maatregelen betreffende de invoer van PET uit India ongewijzigd te laten, is voldaan aan artikel 14, lid 1, van de basisverordening en aan artikel 24, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2026/97.

K.   SLOTBEPALINGEN

(216)

Alle partijen werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens is de aanbeveling te doen de thans geldende maatregelen te handhaven, respectievelijk het niveau daarvan aan te passen waar dat gerechtvaardigd is. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen indienen. Een exporteur uit India voerde aan dat het bij het vervallen van de maatregelen niet waarschijnlijk is dat India zijn uitvoer naar de Gemeenschap zal verleggen. Deze exporteur voerde aan dat bepaalde nieuwe markten aantrekkelijker zijn dan de Gemeenschap, en dat de vraag in India zelf snel groeit en dat er dus geen onbenutte capaciteit is. Uit het onderzoek bij de verschillende ondernemingen bleek echter dat hoewel de vraag op de Indiase markt inderdaad stijgt, er nog steeds onbenutte capaciteit is, wat ook bevestigd wordt in het in overweging 74 genoemde marktonderzoeksrapport. De conclusie luidt dus dat geen van de ontvangen opmerkingen aanleiding was om de in deze verordening geformuleerde conclusies te herzien.

(217)

Hieruit volgt dat de antidumpingrechten dienen te worden gehandhaafd, respectievelijk dat de niveaus daarvan dienen te worden aangepast waar dat gerechtvaardigd is,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op polyethyleentereftalaat met een viscositeitscoëfficiënt van 78 ml/g of meer volgens ISO-norm 1628-5, ingedeeld onder de GN-code 3907 60 20, afkomstig uit India, Indonesië, Maleisië, de Republiek Korea, Taiwan en Thailand.

2.   Met inachtneming van het in artikel 2 bepaalde is het antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, voor producten die worden vervaardigd door de hieronder vermelde ondernemingen als volgt:

Land

Onderneming

Antidumpingrecht

(EUR/t)

Aanvullende Taric-code

India

Pearl Engineering Polymers Ltd

130,8

A182

India

Reliance Industries Ltd

181,7

A181

India

SENPET Ltd

200,9

A183

India

Futura Polyesters Ltd

161,2

A184

India

South Asian Petrochem Ltd

88,9

A585

India

Alle andere ondernemingen

181,7

A999

Indonesië

P.T. Mitsubishi Chemical Indonesië

187,7

A191

Indonesië

P.T. Indorama Synthetics Tbk

92,1

A192

Indonesië

P.T. Polypet Karyapersada

178,9

A193

Indonesië

Alle andere ondernemingen

187,7

A999

Maleisië

Hualon Corp. (M) Sdn. Bhd.

36,0

A186

Maleisië

MpI Polyester Industries Sdn. Bhd.

160,1

A185

Maleisië

Alle andere ondernemingen

160,1

A999

de Republiek Korea

SK Chemicals Group:

 

 

SK Chemicals Co. Ltd

0

A196

Huvis Corp.

0

A196

de Republiek Korea

KP Chemicals Group:

 

 

Honam Petrochemicals Corp.

0

A195

KP Chemicals Corp.

0

A195

de Republiek Korea

Alle andere ondernemingen

148,3

A999

Taiwan

Far Eastern Textile Ltd

36,3

A808

Taiwan

Shinkong Synthetic Fibers Corp.

67,0

A809

Taiwan

Alle andere ondernemingen

143,4

A999

Thailand

Thai Shingkong Industry Corp. Ltd

83,2

A190

Thailand

Indo Pet (Thailand) Ltd

83,2

A468

Thailand

Alle andere ondernemingen

83,2

A999

3.   Indien de goederen vóór het in het vrije verkeer brengen werden beschadigd en de werkelijk betaalde of te betalen prijs voor de vaststelling van de douanewaarde verhoudingsgewijs werd aangepast overeenkomstig artikel 145 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (10), dan wordt het op basis van de hierboven aangegeven bedragen vastgestelde antidumpingrecht met hetzelfde percentage verminderd als de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

4.   In afwijking van lid 1 en 2 is het definitieve antidumpingrecht niet van toepassing op ingevoerde PET die overeenkomstig artikel 2 in het vrije verkeer wordt gebracht.

5.   Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Het bij artikel 1 ingestelde antidumpingrecht is niet van toepassing bij de invoer van goederen die zijn vervaardigd en rechtstreeks uitgevoerd (d.w.z. gefactureerd en verzonden) naar een onderneming die als importeur in de Gemeenschap optreedt voor de in lid 3 vermelde ondernemingen, op voorwaarde dat zij onder de juiste aanvullende TARIC-code zijn aangegeven en aan de bepalingen van lid 2 is voldaan.

2.   De vrijstelling van het recht is afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat bij de indiening van het verzoek tot in het vrije verkeer brengen aan de douanediensten van de betrokken lidstaat een geldige verbintenisfactuur wordt overgelegd die is afgegeven door de in lid 3 genoemde exporterende ondernemingen en die de in de bijlage vermelde essentiële gegevens bevat. De vrijstelling van het recht is voorts afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat de bij de douane aangegeven en aangebrachte goederen volkomen in overeenstemming zijn met de omschrijving op de verbintenisfactuur.

3.   Invoer die vergezeld gaat van een verbintenisfactuur van een bedrijf dient te worden aangegeven onder de volgende aanvullende Taric-codes:

Land

Onderneming

Aanvullende Taric-code

India

Pearl Engineering Polymers Ltd

A182

India

Reliance Industries Ltd

A181

India

Futura Polyesters Ltd

A184

India

South Asian Petrochem Ltd

A585

Indonesië

P.T. Polypet Karyapersada

A193

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 februari 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MÜNTEFERING


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).

(2)  PB L 301 van 30.11.2000, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1646/2005 (PB L 266 van 11.10.2005, blz. 10).

(3)  PB L 271 van 19.8.2004, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2167/2005 (PB L 345 van 28.12.2005, blz. 11).

(4)  PB C 52 van 2.3.2005, blz. 2.

(5)  PB C 304 van 1.12.2005, blz. 9.

(6)  PB C 129 van 2.6.2006, blz. 23.

(7)  PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

(8)  Verordening (EG) nr. 2604/2000, overweging 125, en Verordening (EG) nr. 496/2002, overweging 19 (PB L 78 van 21.3.2002, blz. 4).

(9)  PB L 19 van 21.1.2005, blz. 6, overweging 58.

(10)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1875/2006 (PB L 360 van 19.12.2006, blz. 64).


BIJLAGE

Gegevens die moeten worden vermeld op de in artikel 2, lid 2, bedoelde verbintenisfactuur:

1.

Het nummer van de verbintenisfactuur.

2.

De aanvullende Taric-code die gebruikt wordt bij de inklaring van de gefactureerde goederen aan de grens van de Gemeenschap (zoals in de verordening vermeld).

3.

Een nauwkeurige omschrijving van de goederen, met inbegrip van:

het „productcodenummer” of PRC, zoals vermeld in de door de producent/exporteur aangeboden verbintenis,

de GN-code,

de hoeveelheid (in aantal eenheden).

4.

De verkoopvoorwaarden, met inbegrip van:

de prijs per eenheid,

de betalingsvoorwaarden,

de leveringsvoorwaarden,

de totale kortingen en rabatten.

5.

De naam van de onderneming die als importeur optreedt en die de rechtstreekse ontvanger is van de factuur.

6.

De naam van de werknemer van de onderneming die de factuur heeft opgesteld, alsmede de hiernavolgende ondertekende verklaring:

„Ondergetekende verklaart dat de verkoop voor rechtstreekse uitvoer naar de Europese Gemeenschap van de goederen waarop deze factuur betrekking heeft, plaatsvindt in het kader en op de voorwaarden van de verbintenis die is aangeboden door … (naam van de onderneming), en die door de Europese Commissie bij Besluit 2000/745/EG is aanvaard. Ondergetekende verklaart dat de gegevens in deze factuur volledig en juist zijn.”.