21.11.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 303/40


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2007/749/GBVB VAN DE RAAD

van 19 november 2007

inzake de politiemissie van de Europese Unie (EUPM) in Bosnië en Herzegovina (BiH)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14 en artikel 25, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 24 november 2005 Gemeenschappelijk Optreden 2005/824/GBVB inzake de politiemissie van de Europese Unie (EUPM) in Bosnië en Herzegovina (BiH) (1) vastgesteld. Dit gemeenschappelijk optreden verstrijkt op 31 december 2007.

(2)

In een brief van 19 september 2007 hebben de autoriteiten van BiH de EU verzocht om de EUPM in BiH te verlengen.

(3)

Bij brief van 22 oktober 2007 heeft de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger voor het GBVB (SG/HV) positief gereageerd op de brief van de autoriteiten van BiH.

(4)

Op 18 juni 2007 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan richtsnoeren voor de commando- en controlestructuur van de civiele crisisbeheersingsoperaties van de EU. In deze richtsnoeren is met name bepaald dat een bevelhebber het commando en de controle op strategisch niveau uitoefent voor de planning en de uitvoering van alle civiele crisisbeheersingsoperaties, onder het politieke toezicht en de strategische aansturing van het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) en onder het algemene gezag van de SG/HV; in de richtsnoeren is voorts bepaald dat de directeur van het binnen het secretariaat-generaal van de Raad ingestelde civiel plannings- en uitvoeringsvermogen (CPCC) voor iedere civiele crisisbeheersingsoperatie de civiele bevelhebber is.

(5)

De bovengenoemde commando- en controlestructuur laat de contractuele aansprakelijkheid van het hoofd van de missie ten aanzien van de Commissie voor de uitvoering van de begroting van de EUPM onverlet.

(6)

Het mandaat van de EUPM zal worden uitgevoerd in een mogelijk verslechterende situatie die de doelstellingen van het Gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid als uiteengezet in artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie kan schaden.

(7)

Voor de EUPM moet de binnen het secretariaat-generaal van de Raad opgerichte wachtdienst in werking worden gesteld.

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Missie

1.   De bij Gemeenschappelijk Optreden 2002/210/GBVB (2) ingestelde en bij Gemeenschappelijk Optreden 2005/824/GBVB verlengde politiemissie van de Europese Unie (EUPM) in Bosnië en Herzegovina (BiH) wordt voortgezet met ingang van 1 januari 2008.

2.   De EUPM treedt op in overeenstemming met de doelstellingen en andere bepalingen vervat in de missieverklaring in artikel 2.

Artikel 2

Missieverklaring

Onder de coördinatie en de lokale politieke aansturing van de speciale vertegenwoordiger van de EU in BiH, en als onderdeel van de meer algemene benadering van de rechtsstaat in Bosnië en Herzegovina en de regio, is de EUPM erop gericht om via begeleiding, controle en inspectie een duurzame, professionele en multi-etnische politiedienst in Bosnië en Herzegovina tot stand te brengen die functioneert volgens de Europese en internationale normen.

Deze politiedienst treedt op in overeenstemming met de toezeggingen die zijn gedaan als onderdeel van het stabilisatie- en associatieproces met de Europese Unie, in het bijzonder met betrekking tot de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit en tot de politiehervorming.

De EUPM treedt op in overeenstemming met de algemene doelstellingen van bijlage 11 van het Algemeen Kaderakkoord voor vrede in Bosnië en Herzegovina, die worden ondersteund door de instrumenten van de Europese Gemeenschap. De EUPM blijft leiding geven aan de coördinatie van de politiële aspecten in het kader van de EVDB-inspanningen ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, zulks onverminderd de overeengekomen commandostructuren. De EUPM staat de plaatselijke autoriteiten bij in het plannen en uitvoeren van belangrijke strafrechtelijke onderzoeken op het gebied van de georganiseerde criminaliteit, door bij te dragen aan een betere werking van het gehele strafrechtstelsel in het algemeen en door de verhouding tussen politie en openbaar ministerie te versterken in het bijzonder. Samen met de Europese Commissie helpt de EUPM de autoriteiten van BiH te bepalen op welke resterende ontwikkelingsbehoeften op politiegebied de communautaire ondersteuning zich zou kunnen richten.

Artikel 3

Evaluatie

Op basis van een zesmaandelijkse evaluatie overeenkomstig de beoordelingscriteria van het operationeel concept (CONOPS) en het operatieplan (OPLAN) kunnen de activiteiten van de EUPM, indien nodig, worden aangepast, waarbij rekening wordt gehouden met de ontwikkelingen op het vlak van de politiehervorming.

Artikel 4

Structuur

1.   De structuur van de EUPM is als volgt:

a)

Een hoofdkwartier in Sarajevo, bestaande uit het hoofd van de missie en personeel als omschreven in het OPLAN.

b)

Missielocaties die op hoog niveau bij de diverse politiediensten van Bosnië en Herzegovina zijn gehuisvest, ondermeer bij/in de staatsinlichtingendienst, de grenspolitie van BiH, het bureau van Interpol/EUROPOL, entiteiten, openbare veiligheidscentra, kantons en het district Brcko.

2.   Deze opzet van onderdelen wordt nader uitgewerkt in het CONOPS en het OPLAN. De Raad keurt het CONOPS en het OPLAN goed.

Artikel 5

Civiele operationele commandant

1.   De directeur van het civiele plannings- en uitvoeringsvermogen (CPCC) is de civiele operationele commandant van de EUPM.

2.   De civiele operationele commandant oefent, onder het politieke toezicht en de strategische leiding van het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) en onder algemeen gezag van de SG/HV, het commando en de controle op strategisch niveau uit op de EUPM.

3.   De civiele operationele commandant zorgt voor een adequate en efficiënte uitvoering van de besluiten van de Raad, alsmede van het PVC, mede, waar nodig, door middel van instructies op strategisch niveau aan het hoofd van de missie.

4.   Gedetacheerd personeel blijft onder bevel van de nationale autoriteiten van de zendstaat of de EU-instelling. De nationale autoriteiten dragen de operationele controle (OPCON) over hun personeel, teams en eenheden over aan de civiele operationele commandant.

5.   De civiele operationele commandant heeft de algehele verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de EU zich naar behoren van haar zorgplicht kwijt.

6.   De civiele operationele commandant en de SVEU plegen indien nodig onderling overleg.

Artikel 6

Hoofd van de missie

1.   Het hoofd van de missie neemt de verantwoordelijkheid voor de missie op zich en oefent het commando en de controle erover uit op het terrein.

2.   Het hoofd van de missie oefent het commando en de controle uit over het personeel, de teams en de eenheden van de bijdragende staten die door de civiele operationele commandant ter beschikking zijn gesteld, en draagt de administratieve en logistieke verantwoordelijkheid voor de aan de EUPM ter beschikking gestelde activa, middelen en informatie.

3.   Het hoofd van de missie geeft instructies aan alle personeelsleden van de EUPM, met het oog op de effectieve uitvoering van de EUPM op het terrein, is belast met de coördinatie en de dagelijkse leiding van de activiteiten van de EUPM volgens de instructies op strategisch niveau van de civiele operationele commandant.

4.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de begroting van de EUPM. Daartoe ondertekent het hoofd van de missie een contract met de Commissie.

5.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor het tuchtrechtelijk toezicht op het personeel. Voor gedetacheerd personeel worden tuchtrechtelijke maatregelen door de betrokken nationale of EU-autoriteit genomen.

6.   Het hoofd van de missie vertegenwoordigt de EUPM in het operatiegebied en zorgt voor passende zichtbaarheid van de EUPM.

7.   Het hoofd van de missie zorgt, in voorkomend geval, voor coördinatie met andere actoren op het terrein. Het hoofd van de missie krijgt, onder volledige eerbiediging van de commandostructuur, ter plaatse politieke aansturing van de SVEU.

Artikel 7

Personeel van de EUPM

1.   De getalsterkte en het competentieniveau van de EUPM-personeelsleden zijn in overeenstemming met de in artikel 2 vastgestelde missieverklaring en de in artikel 4 vastgestelde structuur.

2.   De politiefunctionarissen worden door de lidstaten gedetacheerd. Elke lidstaat draagt de kosten in verband met de door hem gedetacheerde politiefunctionarissen, met inbegrip van salarissen, vergoedingen en kosten voor vervoer van en naar BiH.

3.   Internationaal civiel personeel en plaatselijk personeel wordt naargelang de behoeften op contractbasis door de EUPM aangeworven.

4.   De lidstaten en de EU-instellingen kunnen ook, indien nodig, internationaal civiel personeel detacheren voor een periode van ten minste één jaar. Elke lidstaat of EU-instelling draagt de kosten in verband met elk door hem/haar gedetacheerd personeelslid, met inbegrip van salarissen, vergoedingen en kosten voor vervoer van en naar BiH.

5.   Alle personeelsleden vervullen hun plichten en handelen in het belang van de EUPM. Alle personeelsleden nemen de beveiligingsbeginselen en minimumnormen als bedoeld in Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad in acht (3) (hierna de „beveiligingsvoorschriften van de Raad” genoemd)..

Artikel 8

Status van het personeel van de EUPM

1.   Er worden voor de duur van de EUPM de nodige regelingen getroffen voor de voortzetting van de Overeenkomst tussen de EU en BiH van 4 oktober 2002 betreffende de activiteiten van de EUPM in BiH.

2.   De lidstaat of EU-instelling die een personeelslid heeft gedetacheerd, is verantwoordelijk voor de afhandeling van met de detachering verband houdende schadevorderingen van of betreffende het personeelslid. De betrokken lidstaat of EU-instelling is verantwoordelijk voor het instellen van eventuele vorderingen tegen het gedetacheerd personeelslid.

3.   De arbeidsvoorwaarden en de rechten en verplichtingen van het internationaal en het plaatselijk tijdelijk personeel worden neergelegd in contracten tussen het hoofd van de missie/de directeur van politie en het betrokken personeelslid.

Artikel 9

Commandostructuur

1.   De EUPM heeft, als crisisbeheersingsoperatie, een gemeenschappelijke commandostructuur.

2.   Het PVC oefent, onder de verantwoordelijkheid van de Raad, het politiek toezicht op en de strategische aansturing van de EUPM uit.

3.   De civiele operationele commandant is, onder het politiek toezicht en de strategische aansturing van het PVC en onder algemeen gezag van de SG/HV, de commandant van de EUPM op strategisch niveau en geeft, in die hoedanigheid, instructies aan het hoofd van de missie en verleent hem advies en technische ondersteuning.

4.   De civiele operationele commandant brengt via de SG/HV verslag uit aan de Raad.

5.   Het hoofd van de missie oefent het commando en de controle op het terrein uit over de EUPM en legt rechtstreeks verantwoording af aan de civiele operationele commandant.

Artikel 10

Politiek toezicht en strategische aansturing

1.   Het PVC zorgt, onder de verantwoordelijkheid van de Raad, voor het politieke toezicht op en de strategische aansturing van de EUPM. De Raad machtigt het PVC hierbij om de relevante besluiten te nemen overeenkomstig artikel 25 van het Verdrag. Deze machtiging omvat de bevoegdheid om het OPLAN te wijzigen. Zij omvat ook de bevoegdheid om vervolgens besluiten betreffende de benoeming van het hoofd van de missie of betreffende de verlenging van zijn mandaat te nemen. De beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van de EUPM blijven berusten bij de Raad.

2.   Het PVC brengt op geregelde tijdstippen verslag uit aan de Raad.

3.   Het PVC ontvangt in voorkomend geval op geregelde tijdstippen door de civiele operationele commandant en het hoofd van de missie opgestelde verslagen over aangelegenheden die onder hun respectieve bevoegdheden vallen.

Artikel 11

Deelname door derde landen

1.   Onder volledige eerbiediging van de beslissingsautonomie van de Unie en het enkelvoudige institutionele kader van de Unie kunnen derde landen worden uitgenodigd om bij te dragen aan de EUPM, met dien verstande dat zij de kosten dragen van het uitzenden van de politiefunctionarissen en/of het door hen gedetacheerd internationaal civiel personeel, met inbegrip van salarissen, vergoedingen en kosten voor vervoer van en naar BiH, en dat zij in voorkomend geval in een evenredig deel van de bedrijfskosten van de EUPM bijdragen.

2.   Derde landen die bijdragen aan de EUPM, hebben bij het dagelijks beheer van de operatie dezelfde rechten en verplichtingen als de deelnemende lidstaten.

3.   Hierbij machtigt de Raad het PVC om de noodzakelijke besluiten betreffende de aanvaarding van de voorgestelde bijdragen te nemen en een Comité van contribuanten in te stellen.

4.   Uitvoerige regelingen inzake de deelname van derde landen worden vastgelegd in overeenkomsten die worden gesloten volgens de procedures van artikel 24 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Artikel 12

Financiële regelingen

1.   De begrotingen voor de jaren 2008 en 2009 wordt op jaarbasis vastgesteld.

2.   De uitgaven van de EUPM worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de EU; eventuele prefinancieringen blijven evenwel niet het eigendom van de Gemeenschap. Onderdanen van derde landen die een financiële bijdrage leveren aan de EUPM en van het gastland, mogen inschrijven bij aanbestedingen.

3.   Het hoofd van de missie/directeur van politie brengt over de in het kader van zijn contract ondernomen activiteiten volledig verslag uit aan de Commissie, onder wier toezicht hij staat.

4.   De financiële regelingen voldoen aan de operationele vereisten van de EUPM.

5.   Uitgaven komen voor financiering in aanmerking vanaf de datum waarop dit gemeenschappelijk optreden in werking treedt.

Artikel 13

Beveiliging

1.   De civiele operationele commandant stuurt de planning van de beveiligingsmaatregelen door het hoofd van de missie aan en zorgt voor een adequate en efficiënte uitvoering daarvan voor de EUPM overeenkomstig de artikelen 5 en 9, in overleg met de Dienst beveiliging van het secretariaat-generaal van de Raad.

2.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de veiligheid van de EUPM en voor de naleving van de minimumbeveiligingsvereisten die op de EUPM van toepassing zijn, overeenkomstig het beleid van de Europese Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag en de daarvan afgeleide teksten in een operationele hoedanigheid wordt ingezet buiten de EU.

3.   Het hoofd van de missie wordt bijgestaan door een speciaal voor de missie bestemde hoge veiligheidsfunctionaris, die verslag uitbrengt aan het hoofd van de missie en die tevens nauwe, functionele betrekkingen onderhoudt met de Dienst beveiliging van het secretariaat-generaal van de Raad.

4.   Het hoofd van de missie wijst locale veiligheidsfunctionarissen aan voor de vier regionale missielocaties die, onder het gezag van de hoge veiligheidsfunctionaris, verantwoordelijk zijn voor het dagelijks beheer van alle veiligheidsaspecten van de respectieve onderdelen van de EUPM.

5.   De personeelsleden van de EUPM volgen, overeenkomstig het OPLAN, vóór hun indiensttreding een verplichte veiligheidsopleiding. Zij krijgen regelmatig ter plaatse herhalingscursussen, die worden georganiseerd door de hoge veiligheidsfunctionaris.

Artikel 14

Optreden van de Gemeenschap

1.   De Raad en de Commissie zorgen, overeenkomstig hun onderscheiden bevoegdheden, voor de samenhang tussen de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en het externe optreden van de Gemeenschap, overeenkomstig artikel 3, tweede alinea, van het Verdrag. De Raad en de Commissie werken daartoe samen.

2.   De Raad merkt op dat er reeds coördinatievoorzieningen in het gebied van de EUPM en in Brussel voorhanden zijn.

Artikel 15

Vrijgave van gerubriceerde gegevens

1.   De SG/HV is gemachtigd om, naargelang de operationele behoeften van de EUPM en met inachtneming van de beveiligingsvoorschriften van de Raad, ten behoeve van de EUPM geproduceerde gerubriceerde gegevens en documenten van de EU tot op het niveau „RESTREINT UE” vrij te geven aan de bij dit gemeenschappelijk optreden betrokken derde staten.

2.   Indien het een concrete en onmiddellijke operationele behoefte betreft, is de SG/HV voorts gemachtigd om ten behoeve van de EUPM geproduceerde gerubriceerde gegevens en documenten van de EU tot op het niveau „RESTREINT UE” met inachtneming van de beveiligingsvoorschriften van de Raad vrij te geven aan de plaatselijke autoriteiten. In alle andere gevallen worden deze gegevens en documenten vrijgegeven aan de plaatselijke autoriteiten volgens de toepasselijke procedures op het niveau van hun samenwerking met de EU.

3.   De SG/HV is gemachtigd om niet-gerubriceerde documenten van de EU betreffende de beraadslagingen van de Raad over de EUPM die onder de geheimhoudingsplicht van artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad (4) vallen, vrij te geven aan de bij dit gemeenschappelijk optreden betrokken derde staten en aan de plaatselijke autoriteiten.

Artikel 16

Wachtdienstvermogen

Voor de EUPM wordt het wachtdienstvermogen geactiveerd.

Artikel 17

Inwerkingtreding en duur

Dit Gemeenschappelijk Optreden treedt in werking op 1 januari 2008.

Het is van toepassing tot en met 31 december 2009.

Artikel 18

Bekendmaking

Dit gemeenschappelijk optreden wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Gedaan te Brussel, 19 november 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

L. AMADO


(1)  PB L 307 van 25.11.2005, blz. 55.

(2)  PB L 70 van 13.3.2002, blz. 1. Gemeenschappelijk optreden laatstelijk gewijzigd bij Gemeenschappelijk Optreden 2005/143/GBVB (PB L 48 van 19.2.2005, blz. 46).

(3)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2007/438/EG van de Raad (PB L 164 van 26.6.2007, blz. 24).

(4)  Besluit 2006/683/EG, Euratom van de Raad van 15 september 2006 tot vaststelling van het Reglement van orde van de Raad (PB L 285 van 16.10.2006, blz. 47). Besluit gewijzigd bij Besluit 2007/4/EG, Euratom (PB L 1 van 4.1.2007, blz. 9).