24.8.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 219/25


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 24 april 2007

betreffende steunmaatregel C 26/2006 (ex N 110/2006), tijdelijk defensief mechanisme voor de scheepsbouw — Portugal

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1756)

(Slechts de tekst in de Portugese taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/581/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde bepalingen (1) te hebben verzocht hun opmerkingen te maken en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

I.   PROCEDURE

(1)

Bij brief van 7 februari 2006 (ingeschreven op 10 februari 2006), heeft Portugal aan de Commissie kenbaar gemaakt voornemens te zijn steun voor de bedrijfsvoering te verlenen aan Estaleiros Navais de Viana do Castelo S.A. („ENVC”). Bij brief van 13 maart 2006 heeft de Commissie verzocht om aanvullende informatie, waarop Portugal heeft geantwoord bij e-mail van 28 april 2006.

(2)

Bij brief van 23 juni 2006 heeft de Commissie Portugal in kennis gesteld van haar besluit om de procedure van artikel 88, lid 2 van het EG-Verdrag ten aanzien van de voorgenomen steunmaatregel in te leiden.

(3)

Bij brief van 25 juli 2006 (ingeschreven op 26 juli 2006) hebben de Portugese autoriteiten hun opmerkingen met betrekking tot de bovengenoemde procedure kenbaar gemaakt.

(4)

Het besluit van de Commissie om de procedure in te leiden is gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2). De Commissie heeft de belanghebbenden gevraagd hun opmerkingen kenbaar te maken. Er zijn geen opmerkingen kenbaar gemaakt door derden.

II.   OMSCHRIJVING VAN DE STEUNMAATREGEL

(5)

De steun zou worden toegekend aan Estaleiros Navais de Viana do Castelo S.A. („ENVC”), een Portugese scheepswerf waar thans ongeveer 1 000 personen werkzaam zijn.

(6)

Op 14 november 2003 tekende ENVC een contract met de Franse scheepswerf Fouquet Sacops S.A. voor de levering van een tanker voor het vervoer van aardolie en chemische producten (casco nr. 227), tegen een contractprijs van 22 900 000 EUR. De tanker werd op 26 april 2005 geleverd.

(7)

Portugal is voornemens ENVC voor dit contract rechtstreekse steun ten belope van 1 461 702 EUR te verlenen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1177/2002 van de Raad betreffende een tijdelijk defensief mechanisme voor de scheepsbouw (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 502/2004 van de Raad (4) („TDM-verordening”). De TDM-verordening is in werking getreden op 3 juli 2002 en buiten werking getreden op 31 maart 2005, en was derhalve niet langer van kracht toen Portugal de steun aanmeldde.

(8)

Niettemin betoogt Portugal dat het contract nog steeds in aanmerking komt voor steun uit hoofde van de TDM-verordening, met de volgende onderbouwing:

(9)

In artikel 4 van de TDM-verordening is het volgende gesteld: „De verordening geldt voor definitieve contracten die worden ondertekend vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening tot aan de vervaldatum ervan (…)”. Portugal benadrukt in dit verband dat het contract in kwestie werd ondertekend op 14 november 2003, een datum waarop de TDM-verordening nog van kracht was, en derhalve nog steeds in aanmerking komt voor steun.

(10)

Portugal betoogt tevens dat het contract in kwestie onderwerp was van voorstellen met lagere prijzen van Koreaanse scheepswerven, en zodoende voldoet aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 2 van de TDM-verordening en dat de steun derhalve gerechtvaardigd is om de oneerlijke concurrentie van de Koreaanse scheepswerven het hoofd te bieden.

III.   REDENEN VOOR HET INLEIDEN VAN DE FORMELE ONDERZOEKSPROCEDURE

(11)

De Commissie benadrukte bij het besluit om een formele onderzoeksprocedure in te leiden met betrekking tot onderhavige zaak, dat er twijfels bestonden omtrent de verenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt op grond van de TDM-verordening, en wel om de volgende redenen:

(12)

In de eerste plaats had de Commissie twijfels omtrent de stimulerende werking van de steun. De Commissie benadrukte met betrekking tot dit aspect dat Portugal geen bewijsmateriaal had aangevoerd dat aantoont dat ten tijde van de ondertekening van het contract door ENVC, enigerlei overheidsgarantie was gegeven dat de scheepswerven steun zouden ontvangen. Integendeel, Portugal beschikte niet over vigerend TDM-beleid. Bovendien blijkt uit de beschikbare informatie dat de beslissing van de Portugese autoriteiten om steun te verlenen aan ENVC (onder voorbehoud van goedkeuring door de Commissie), eerst genomen werd op 28 december 2005, en dus lang nadat het contract was ondertekend en het schip geleverd. Zo tekent zich het beeld af dat ENVC niet middels staatssteun was gestimuleerd het contract te ondertekenen, gegeven het feit dat de steun niet beschikbaar was op het moment dat het project werd afgerond.

(13)

In de tweede plaats trok de Commissie de rechtsgrondslag voor de goedkeuring van de steun in twijfel. De Commissie benadrukte dat de TDM-verordening buiten werking is getreden op 31 maart 2005, en derhalve buiten werking was op het moment dat Portugal de steun aanmeldde. Hoewel de TDM-verordening van toepassing was op contracten gesloten tijdens de geldigheidsperiode, bestonden er twijfels over het feit of de Commissie de aangekondigde maatregel nog kon beoordelen op grond van een instrument dat geen deel meer uitmaakt van de juridische ruimte van de EU.

(14)

Daarbij onderstreepte de Commissie dat Korea de verenigbaarheid van de TDM-verordening met de WTO-regels in twijfel trok. Op 22 april 2005 bracht een WTO-panel verslag uit, waarin werd overwogen dat de TDM en diverse nationale regelingen die waren aangenomen in het kader van dit mechanisme en bestonden in de periode waarin Korea bij de WTO om actie vroeg, in strijd waren met het bepaalde in artikel 23, lid 1 van het Memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen (DSU) (5). Op 20 juni 2005 nam het Orgaan Geschillenbeslechting van de WTO (DSB) het verslag van dit panel over, inclusief de aanbeveling in de richting van de Gemeenschap om de TDM-verordening en de in het kader van dit mechanisme aangenomen nationale regelingen aan te passen en te conformeren aan de verplichtingen die gelden op basis van de WTO-overeenkomsten (6). Op 20 juli 2005 heeft de Gemeenschap de DSB geïnformeerd over het feit dat zij had voldaan aan het besluit en de aanbevelingen van de DSB, daar de TDM-verordening buiten werking was getreden op 31 maart 2005 en de lidstaten geen staatsteun meer konden toekennen uit hoofde van deze verordening.

(15)

Thans de toekenning van bedoelde steun goedkeuren zou betekenen dat de TDM-verordening nog steeds wordt toegepast, een schending van de verplichting waaraan de Gemeenschap moet voldoen volgens het besluit van de DSB. Derhalve oordeelt de Commissie dat in deze fase de steun niet strookt met de internationale verplichtingen van de Gemeenschap.

(16)

In de derde plaats signaleert de Commissie voor wat betreft de steunintensiteit dat het steunbedrag meer dan 6 % lijkt te zijn van de waarde van het contract en derhalve niet voldoet aan de maximale hoogte van steun die zou worden goedgekeurd uit hoofde van artikel 2, lid 3 van de TDM-verordening.

IV.   OPMERKINGEN VAN DE PORTUGESE AUTORITEITEN

(17)

Portugal betoogt dat het bedrag van de steun dat wordt genoemd door de Commissie bij het besluit om een formele onderzoeksprocedure in te leiden (1 401 702 euro) (7) niet overeenkomt met het steunbedrag dat was aangemeld (1 461 702 EUR).

(18)

Ten aanzien van de steunintensiteit benadrukte Portugal dat, volgens de TDM-verordening, de maximale hoeveelheid steun 6 % bedraagt van de waarde van het contract vóór de steun (in tegenstelling tot 6 % van de contractwaarde genoemd in het besluit van de Commissie om een formele onderzoeksprocedure in te leiden (8)) en dat op basis daarvan de steunintensiteit voldoet aan de TDM-verordening.

(19)

In meer algemene termen heeft Portugal onderstreept dat de TDM-verordening tot doel heeft het hoofd te bieden aan de oneerlijke concurrentie uit Korea en dat alle scheepswerven in de EU zich in dezelfde omstandigheden bevonden om steun te krijgen op grond van de TDM-verordening. Vanuit Portugees oogpunt beïnvloedt de steun derhalve het handelsverkeer op de gemeenschappelijke markt niet en is het daarom twijfelachtig of het moet worden gezien als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1 van het EG-Verdrag.

(20)

Voor wat betreft de stimulerende werking heeft Portugal nieuwe bewijsstukken overgelegd die aantonen dat de scheepswerf de steun had aangevraagd op 25 september 2003, dat wil zeggen voordat het contract werd ondertekend. In deze context heeft Portugal een kopie overgelegd van de brief van de Portugese autoriteiten, verzonden aan de scheepswerf op 26 september 2003, waarin zij aangaven het verzoek om steun te hebben ontvangen en de scheepswerf eraan herinnerden dat de steun afhankelijk was van de goedkeuring van de Commissie. Volgens Portugal zou deze brief bewijzen dat de Portugese autoriteiten steun zouden willen toekennen, mits aan alle wettelijke voorwaarden zou zijn voldaan.

(21)

Portugal voert daarnaast aan dat er op basis van vroegere praktijken een overeenkomst bestond volgens welke verzoeken om steun vanuit de scheepsbouwsector zouden worden gehonoreerd door Portugal, mits er een juridische basis bestaat die dit toelaat (in dit geval, de TDM-verordening). Het feit dat de steun eerst in december 2005 formeel werd goedgekeurd door Portugal is te wijten aan interne administratieve vertragingen. Dit doet echter geen afbreuk aan het feit dat de scheepswerf verwachtte de steun te ontvangen, op grond van de reeds genoemde stukken (zie punt 20) en het algemene beleid van de Portugese autoriteiten in deze materie. De scheepswerf had bewijzen dat de Koreaanse scheepswerven lagere prijzen hadden aangeboden met betrekking tot dit contract en accepteerde het contract uitgaande van het beginsel dat de Portugese autoriteiten de steun zouden toekennen.

(22)

Wat betreft de rechtsgrondslag voor het goedkeuren van de steun heeft Portugal haar opmerkingen herhaald die kenbaar waren gemaakt bij de aanmelding, volgens welke de TDM-verordening de juiste grondslag vormde voor goedkeuring van de steun, daar het contract werd ondertekend toen de TDM-verordening nog in werking was en, in werkelijkheid, voordat deze verordening werd veroordeeld door de DSB. Portugal voerde aan dat de situatie derhalve niet anders was dan die van steun toegekend door andere lidstaten (op grond van TDM-regelingen) met betrekking tot contracten ondertekend toen de TDM-verordening nog in werking was. Het moment waarop de contracten werden ondertekend, vormt het bepalende element voor het in aanmerking komen van contracten voor steun en niet het moment van aanmelding of toekenning van de steun. Portugal gaf ook aan dat geen van de begunstigde scheepswerven een verzoek kreeg om de steun terug te betalen in vervolg op het verslag van het WTO-panel. De steun aan ENVC niet goedkeuren zou derhalve in strijd zijn met het algemene beginsel van gelijke behandeling.

V.   BEOORDELING

(23)

Overeenkomstig artikel 87, lid 1 van het Verdrag zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde bedrijven of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

(24)

De Commissie is van mening dat de voorgenomen maatregel staatssteun is in de zin van artikel 87, lid 1 van het Verdrag en wel in de vorm van een subsidie gefinancierd uit staatsmiddelen; zelfs al zou de TDM-verordening kunnen worden toegepast in alle lidstaten, zoals aangevoerd door Portugal, dan nog is de maatregel selectief, daar deze beperkt is tot ENVC; deze subsidie kan de concurrentie vervalsen aangezien het ENVC een voordeel biedt ten opzichte van overige concurrenten die geen steun genieten. Ten slotte is de scheepsbouw een economische activiteit die zorgt voor een belangrijke handel tussen lidstaten. Zo bezien beïnvloedt de maatregel het intracommunautaire handelsverkeer.

(25)

De Commissie bevestigt derhalve dat de aangemelde steun valt binnen de werkingssfeer van artikel 87, lid 1 van het EG-Verdrag.

(26)

Naar aanleiding van de opmerkingen die naar voren zijn gebracht door Portugal bevestigt de Commissie dat het bedrag van de aangemelde steun 1 461 702 EUR is. Volgens de bepalingen van artikel 2, lid 3 van de TDM-verordening is de maximaal toegestane steunintensiteit 6 % van de contractwaarde vóór de steun (9). De Commissie concludeert dat de aangemelde steun overeenkomt met de maximaal toegestane steunintensiteit uit hoofde van de TDM-verordening.

(27)

Als algemeen beginsel geldt dat staatssteun slechts als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden beschouwd indien de steun nodig is om het ontvangende bedrijf te stimuleren zodanig te handelen dat het bijdraagt aan het behalen van de doelstellingen genoemd in de relevante afwijking (10).

(28)

De Commissie benadrukt in deze context dat de doelstelling van de TDM-verordening was „om de communautaire scheepswerven effectief in staat te stellen het hoofd te bieden aan oneerlijke Koreaanse concurrentie” (zie zesde overweging). Op deze wijze kon rechtstreekse steun worden goedgekeurd die overeenkwam met maximaal 6 % van de contractwaarde vóór de steun, mits het contract onderwerp was geweest van concurrentie afkomstig van een scheepswerf in Korea, die tegen een lagere prijs aanbood (artikel 2).

(29)

De door Portugal overgelegde nieuwe bewijzen tonen aan dat om steun werd verzocht door de scheepswerf vóór de ondertekening van het contract. Bovendien heeft Portugal een kopie ingediend van een brief van de bevoegde Portugese autoriteiten (Direcção-Geral da Indústria) aan ENVC, gedateerd 26 september 2003, waarin de ontvangst van het verzoek om steun werd bevestigd. Er werd tevens gevraagd om bewijsstukken ten aanzien van de naleving van artikel 2, lid 1 van de TDM-verordening (dat wil zeggen, bewijsstukken voor het bestaan van concurrentie voor het contract vanuit een Koreaanse scheepswerf die een lagere prijs aanbood — dit bewijs werd daarop overgelegd door de scheepswerf). De scheepswerf werd eraan herinnerd dat het toekennen van steun afhankelijk was van voorafgaande aanmelding en van de goedkeuring van de Commissie. De Commissie is van mening dat bovengenoemde feiten aantonen dat de Portugese autoriteiten bereid waren de steun toe te kennen, mits aan alle voorwaarden werd voldaan. Daar in onderhavige zaak aan alle voorwaarden voor ontvankelijkheid leek te zijn voldaan, kan worden aangenomen dat deze feiten verwachtingen opriepen bij de scheepswerf voor wat betreft de toekenning van de steun (11). In deze context werden de twijfels van de Commissie over de stimulerende werking van de steun weggenomen.

(30)

In het besluit een formele onderzoeksprocedure in te leiden heeft de Commissie benadrukt dat de TDM-verordening op 31 maart 2005 buiten werking is getreden, en derhalve niet geldig was in de periode waarin Portugal de steun aanmeldde. Hoewel de TDM-verordening van toepassing was op contracten gesloten tijdens de geldigheidsperiode, bestonden er twijfels over het feit of de Commissie de aangemelde maatregel nog kon goedkeuren op basis van een regeling die geen deel meer uitmaakt van het juridische kader van de EU.

(31)

De opmerkingen die Portugal naar voren heeft gebracht naar aanleiding van het besluit een formele onderzoeksprocedure in te leiden, hebben de twijfels van de Commissie betreffende deze kwestie niet weggenomen.

(32)

De Commissie stelt dat, wat betreft aangemelde steun, de praktijk van de Commissie zo is dat zij haar goedkeuring baseert op de geldende wetgeving ten tijde van de goedkeuring (12), tenzij anders vermeld in diezelfde geldende wetgeving. Portugal heeft de steun alleen intern goedgekeurd (op voorwaarde van goedkeuring door de Commissie) en heeft de Commissie lang na het verstrijken van de geldigheidsduur van de TDM-verordening op de hoogte gesteld.

(33)

Portugal voert met betrekking tot dit aspect aan dat de TDM-verordening van toepassing is op het onderhavige contract op basis van artikel 4 van genoemde verordening, waarin is gesteld: „De verordening geldt voor definitieve contracten die worden ondertekend vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening tot aan de vervaldatum ervan (…)”. Portugal benadrukt in dit verband dat het contract in kwestie werd ondertekend op 14 november 2003, een datum waarop de TDM-verordening nog in werking was, en derhalve nog altijd in aanmerking komt voor steun.

(34)

Desondanks is de Commissie van mening dat artikel 4, zoals geciteerd, de temporele werkingssfeer van de TDM-verordening niet definieert. Integendeel, de temporele werkingssfeer van de verordening is gedefinieerd in artikel 5 (13) van de verordening, waarin is gesteld dat de verordening „vervalt op 31 maart 2005”.

(35)

Daarentegen worden in artikel 4 aanvullende voorwaarden gesteld voor de verenigbaarheid van de steun. Dit wordt tevens bevestigd door het tweede deel van artikel 4, waarin is gesteld dat de TDM-verordening niet van toepassing zal zijn op „definitieve contracten die worden ondertekend voordat de Gemeenschap in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend heeft gemaakt dat zij een procedure ter beslechting van geschillen tegen Korea heeft ingeleid, (…), [noch] op definitieve contracten die worden ondertekend een maand of meer nadat de Gemeenschap in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend heeft gemaakt dat de geschillenbeslechtingsprocedure is afgesloten dan wel opgeschort”.

(36)

Gelet op het voorgaande is het duidelijk dat de TDM-verordening alleen van toepassing zou zijn indien er een hangend geschil bestond met Korea (14) en in ieder geval nooit na 31 maart 2005.

(37)

Deze interpretatie wordt ondersteund door de doelstelling zelf van de TDM-verordening, die is ingesteld als een maatregel aangenomen om „bij wijze van uitzonderlijke en tijdelijke maatregel om communautaire scheepswerven te helpen in marktsegmenten die aanmerkelijke schade en ernstig nadeel hebben geleden ten gevolge van oneerlijke Koreaanse concurrentie, (…) toe te staan voor beperkte marktsegmenten, doch slechts voor een korte en beperkte periode” (15) (derde overweging).

(38)

Het feit dat de Raad deze verordening niet heeft hernieuwd na het buiten werking treden ervan is al een duidelijke indicatie dat de Raad de Commissie niet zou blijven toestaan steun goed te keuren op grond van de TDM-verordening. Dit correspondeert met het feit dat de Gemeenschap de DSB heeft laten weten dat de lidstaten niet langer bedrijfssteun konden toekennen uit hoofde van deze verordening.

(39)

De Commissie benadrukt in dit verband dat de interpretatie van de TDM-verordening eveneens moet worden geanalyseerd in het licht van de internationale verplichtingen van de Gemeenschap. In overeenstemming met de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie dient de communautaire wetgeving zoveel mogelijk in samenhang met het internationale recht te worden geïnterpreteerd, inclusief de verplichtingen van de EG in het kader van de WTO (16).

(40)

Het verslag van het panel en het besluit van de DSB die het verslag overnam, veroordeelden de TDM-verordening per se, aangezien het een overtreding betrof van de WTO-regels, en de Gemeenschap was dan ook verplicht de TDM-verordening niet meer toe te passen. De aan de Gemeenschap opgelegde verplichting tot toepassing van het besluit van de DSB omvat tevens toekomstige beslissingen voor het toekennen van nieuwe steun op grond van de TDM-verordening (17). Door de DSB te laten weten dat het besluit en de aanbevelingen van de DSB al werden nagekomen, gezien het feit dat de TDM-verordening op 31 maart 2005 buiten werking was getreden en dat de lidstaten niet langer bedrijfssteun konden toekennen op grond van deze verordening, is de Gemeenschap de verplichting aangegaan om deze verordening niet langer toe te passen voor het goedkeuren van de toekenning van nieuwe steun. Dientengevolge zou het goedkeuren van de steun in kwestie een overtreding zijn van de internationale verplichtingen van de Gemeenschap.

(41)

Tot slot dient vermeld te worden dat Portugal de steun niet binnen een redelijke termijn heeft aangemeld. Portugal maakte pas melding van de maatregel op 7 januari 2006, ongeveer 27 maanden nadat de scheepswerf het verzoek om steun had ingediend, 10 maanden nadat de TDM-verordening buiten werking was getreden en 6 maanden nadat de Gemeenschap de DSB had laten weten dat de lidstaten niet langer bedrijfssteun konden toekennen op grond van genoemde verordening. Gezien de uitzonderlijke en tijdelijke aard van de verordening, alsmede de internationale verplichtingen aangegaan in het kader van de WTO, waarvan Portugal op de hoogte was, mocht Portugal niet verwachten dat de regeling blijvend kon worden toegepast nadat deze buiten werking was getreden.

(42)

De Commissie benadrukt tevens dat, zelfs al leefde bij ENVC de verwachting dat de steun zou worden toegekend, dit het bedrijf nog niet het recht gaf de steun te ontvangen, aangezien dit niet alleen van de goedkeuring van Portugal afhing, maar tevens van die van de Commissie.

(43)

Op dezelfde wijze, en in tegenstelling tot het argument van Portugal, staat het beginsel van gelijke behandeling in deze zaak niet ter discussie. De scheepswerven van de lidstaten die beschikten over een regeling op grond van de TDM-verordening, konden gebruik maken van steun op basis van regelingen die vóór 30 maart 2005 door de Commissie waren goedgekeurd. Na deze datum heeft de Commissie echter geen enkel ander besluit meer genomen ter goedkeuring van nieuwe steun op grond van deze verordening. Op dezelfde wijze benadrukt de Commissie dat, conform het besluit van de DSB, de verplichting geen nieuwe steun te verlenen op grond van de TDM-verordening van toepassing is op zowel steun in het kader van goedgekeurde regelingen als op ad-hocsteun. Zo wordt er op geen enkele wijze verschil gemaakt tussen steun aan scheepswerven die vallen onder een regeling of, in het geval dat nu ter discussie staat, ad-hocsteun buiten het kader van een regeling (zie punt 14): in het besluit van de DSB werd niet alleen aanbevolen dat de Gemeenschap de TDM-verordening aanpaste, maar tevens de nationale regelingen die waren aangenomen in het kader van dit mechanisme, conform de verplichtingen die zij heeft op grond van de WTO-overeenkomsten.

(44)

Gelet op het vorenstaande concludeert de Commissie dat de aangemelde steun niet kan worden goedgekeurd in het kader van de TDM-verordening. Aangezien geen enkele andere vrijstelling op grond van artikel 87, lid 2 of 3, van het EG-Verdrag van toepassing is, is de steun onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De aangemelde steun ter waarde van 1 461 702 EUR die Portugal voornemens was toe te kennen aan Estaleiros Navais de Viana do Castelo S.A. met betrekking tot een contract dat is getekend door deze scheepswerf, kan niet worden goedgekeurd op grond van Verordening (EG) nr. 1177/2002 van de Raad inzake een tijdelijk defensief mechanisme voor de scheepsbouw, zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 502/2004 van de Raad, waardoor deze onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. De steun mag niet worden toegekend.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Portugese Republiek.

Gedaan te Brussel, 24 april 2007.

Voor de Commissie,

Neelie KROES

Lid van de Commissie


(1)  PB C 223 van 16.9.2006, blz. 4.

(2)  Zie voetnoot bladzijde 1.

(3)  PB L 172 van 2.7.2002, blz. 1.

(4)  PB L 81 van 19.3.2004, blz. 6.

(5)  Zie EC — Measures affecting trade in commercial vessels, WT/DS301/R, punt 7.184 — 7.222 en 8.1(d).

(6)  Zie WTO-document WT/DS301/6.

(7)  Punt 4 en 21 van genoemd besluit — zie noot 1.

(8)  Punt 10 en 21 van genoemd besluit — zie noot 1.

(9)  In artikel 1, onder f) van Verordening (EG) nr. 1540/98 (PB L 202 van 18.7.1998, blz. 3), waarnaar wordt gerefereerd in artikel 2, lid 6 van de TDM-verordening, is gesteld dat „contractwaarde vóór de steun: de prijs die is bepaald in het contract plus de steun die rechtstreeks aan de werf is verleend”. In deze context correspondeert het steunbedrag (1 461 702 EUR) met 6 % van de „contractwaarde vóór de steun ” (22 900 000 + 1 461 702) en komt het overeen met de maximaal toegestane hoeveelheid.

(10)  Zie het arrest in zaak 730/79 Philip Morris tegen Commissie, Jurisprudentie 1980, blz. 2671, punt 16 en 17.

(11)  Zie, naar analogie, artikel 38 van de Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2007-2013: „Daarom mag in het kader van steunregelingen steun alleen worden toegekend (…) indien de begunstigde een steunaanvraag heeft ingediend en met het beheer van de regeling belaste autoriteit vervolgens schriftelijk heeft bevestigd dat, na grondige verificatie, het project in beginsel voldoet aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden (…) vóór de werkzaamheden aan het project beginnen”. In het geval van steun afhankelijk van individuele aanmelding bij en goedkeuring van de Commissie, moet aan de bevestiging van ontvankelijkheid de voorwaarde worden verbonden dat de Commissie de steun goedkeurt (PB C 54 van 4.3.2006, blz. 13).

(12)  Zie zaak N 122/2005 „Behalve indien anders aangegeven, past de Commissie op aangemelde projecten de regels toe die gelden op de datum van goedkeuring van de betreffende verenigbaarheid”.

(13)  Zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 502/2004 van de Raad, zie noot 4.

(14)  De zevende overweging bevestigt deze beoordeling. „Het tijdelijke defensieve mechanisme mag pas worden toegestaan nadat de Gemeenschap de procedure ter beslechting van geschillen heeft ingeleid tegen Korea (…), en mag niet langer worden toegestaan indien deze geschillenbeslechtingsprocedure is afgesloten dan wel opgeschort (…)”.

(15)  Door ons onderstreept.

(16)  Zaak C-53/96, Hermes International/FHT Marketing Choice BV, [1998], Jur. I-3603, punt 28; zaak C-76/00 P, Petrotub, [2003], Jur. I-79, punt 57.

(17)  Zie EC — Measures affecting trade in commercial vessels, WT/DS301/R, punt 7.21.