20.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 188/15


BESLUIT VAN DE RAAD

van 15 februari 2007

betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, van een regeling tussen de Europese Gemeenschap enerzijds en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen anderzijds inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie

(2007/511/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punt 2, onder a), en artikel 66 juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en lid 3, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 21, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (2), participeren de landen die betrokken zijn bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, in het agentschap. Nadere bijzonderheden van hun deelname worden uitgewerkt in verdere regelingen tussen de Gemeenschap en deze landen.

(2)

Nadat op 7 oktober 2004 aan de Commissie een machtiging was verleend, is met de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen onderhandeld over een regeling inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie.

(3)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de positie van Denemarken neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat. Aangezien deze verordening evenwel een uitwerking van het Schengenacquis behelst op grond van de bepalingen van het derde deel, titel IV, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dient Denemarken overeenkomstig artikel 5 van dit protocol binnen een termijn van zes maanden na de datum van vaststelling van deze verordening, te beslissen of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

(4)

Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (3), niet deelneemt. Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat.

(5)

Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (4), niet deelneemt. Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat.

(6)

In afwachting van definitieve sluiting ervan op een later tijdstip, is de regeling overeenkomstig Besluit 2007/512/EG van de Raad (5) op 1 februari 2007 namens de Gemeenschap ondertekend.

(7)

De regeling dient te worden gesloten,

BESLUIT:

Artikel 1

De regeling tussen de Europese Gemeenschap enerzijds en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen anderzijds inzake de wijze waarop deze staten worden betrokken bij het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van de regeling is aan dit besluit gehecht (6).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt hierbij gemachtigd om de persoon aan te wijzen die bevoegd is om namens de Gemeenschap de in artikel 9, lid 1, van de regeling genoemde akte van goedkeuring neer te leggen, waarmee de instemming van de Gemeenschap om door de regeling gebonden te zijn tot uiting wordt gebracht.

Gedaan te Brussel, 15 februari 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

W. SCHÄUBLE


(1)  Advies van het Europees Parlement van 12 december 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1.

(3)  PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

(4)  PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.

(5)  Zie bladzijde 17 van dit Publicatieblad.

(6)  Zie bladzijde 19 van dit Publicatieblad.