27.6.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 165/33 |
BESCHIKKING VAN DE RAAD
van 18 juni 2007
waarbij de Italiaanse Republiek wordt gemachtigd maatregelen toe te passen die afwijken van artikel 26, lid 1, onder a), en artikel 168 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
(2007/441/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name op artikel 395, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij brief van 9 oktober 2006, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 11 oktober 2006, heeft Italië verzocht om machtiging tot toepassing van maatregelen die afwijken van de bepalingen van Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (2), inzake het recht van een belastingplichtige op aftrek van voorbelasting en inzake de verplichting tot aangifte van het gebruik van een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden. |
(2) |
Richtlijn 77/388/EEG is vervangen door Richtlijn 2006/112/EG. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie bij brief van 28 februari 2007 het verzoek van Italië aan de overige lidstaten overgemaakt. Bij brief van 21 november 2006 heeft de Commissie Italië meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek. |
(4) |
Krachtens artikel 168 van Richtlijn 2006/112/EG is een belastingplichtige gerechtigd de btw af te trekken ter zake van de goederen en diensten die hij ten behoeve van zijn belastbare activiteiten heeft ontvangen. Krachtens artikel 26, lid 1, onder a), van deze richtlijn moet btw-aangifte worden gedaan wanneer een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden wordt gebruikt. |
(5) |
Het privégebruik van voertuigen valt moeilijk nauwkeurig te registreren en ook als dat mogelijk is, is de procedure vaak omslachtig. De voorgestelde maatregelen voorzien in een vast tarief voor de aftrekbare btw ter zake van uitgaven voor voertuigen die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, met uitzondering van enkele gevallen. Op basis van actuele gegevens achten de Italiaanse autoriteiten een tarief van 40 % gerechtvaardigd. Teneinde dubbele belasting te voorkomen, dient tegelijkertijd ontheffing te worden verleend van de verplichting tot btw-aangifte van het privégebruik voor de voertuigen die onder deze beperking vallen. Deze maatregelen kunnen worden gerechtvaardigd door de behoefte om de belastinginning te vereenvoudigen en fraude door onjuiste administratie te voorkomen. |
(6) |
Deze derogatiemaatregelen dienen in de tijd beperkt te zijn, zodat de effectiviteit ervan kan worden geëvalueerd evenals de toepasselijkheid van het tarief, aangezien het voorgestelde percentage berust op eerste bevindingen in verband met zakelijk gebruik. |
(7) |
Op 4 november 2004 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG, thans Richtlijn 2006/112/EG, wat betreft het recht op aftrek van de btw (3). De derogatiemaatregel dient te verstrijken op de dag van de inwerkingtreding van de voorgestelde richtlijn indien deze vóór de in deze beschikking vastgestelde datum valt, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:
Artikel 1
In afwijking van artikel 168 van Richtlijn 2006/112/EG wordt Italië gemachtigd om het recht op aftrek van de btw ter zake van uitgaven voor gemotoriseerde wegvoertuigen die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, tot 40 % te beperken.
Artikel 2
In afwijking van artikel 26, lid 1, onder a), van Richtlijn 2006/112/EG dient Italië het privégebruik van een tot het bedrijf van een belastingplichtige behorend voertuig niet als een dienst onder bezwarende titel aan te merken, wanneer het recht op aftrek voor dit voertuig krachtens deze beschikking is beperkt.
Artikel 3
De beperking van het recht op aftrek waarin deze beschikking voorziet, is niet van toepassing op uitgaven voor voertuigen die in een van de volgende categorieën vallen:
— |
het voertuig maakt deel uit van de bedrijfsvoorraad van de belastingplichtige in het kader van zijn onderneming, |
— |
het voertuig wordt gebruikt als taxi, |
— |
het voertuig wordt gebruikt als lesvoertuig door een autorijschool, |
— |
het voertuig wordt gebruikt voor verhuring of leasing, |
— |
het voertuig wordt gebruikt door handelsvertegenwoordigers. |
Artikel 4
De uitgaven in kwestie zijn die welke betrekking hebben op de aanschaf van een voertuig, daaronder begrepen contracten voor montage of soortgelijke werkzaamheden, vervaardiging, intracommunautaire verwerving, invoer, leasing of verhuring, ombouw, reparatie of onderhoud, alsook uitgaven voor de levering van goederen of diensten in verband met voertuigen of het gebruik ervan, inclusief smeermiddelen en brandstof.
Artikel 5
De artikelen 1 en 2 zijn van toepassing op alle motorvoertuigen, andere dan landbouw- of bosbouwtractoren, die gewoonlijk worden gebruikt voor het vervoer van personen of goederen over de weg, met een maximaal toegelaten gewicht van niet meer dan 3 500 kg en met niet meer dan acht zitplaatsen, de bestuurdersplaats niet inbegrepen.
Artikel 6
Een evaluatie van de toepassing van deze beschikking in de eerste twee jaren, inclusief van het percentage van de aftrekuitsluiting, dient aan de Commissie te worden voorgelegd na de tweede verjaardag van deze beschikking, doch uiterlijk op 31 december 2009.
Artikel 7
Deze beschikking verstrijkt op de datum van inwerkingtreding van communautaire regels waarin wordt vastgesteld welke uitgaven ter zake van gemotoriseerde wegvoertuigen niet in aanmerking komen voor een volledige aftrek van de btw, doch uiterlijk op 31 december 2010.
Artikel 8
Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.
Gedaan te Luxemburg, 18 juni 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
F.-W. STEINMEIER
(1) PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/138/EG (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 92).
(2) PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/98/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 129).
(3) PB C 24 van 29.1.2005, blz. 10.