19.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 102/14 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 20 oktober 2004
in een procedure op grond van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag
(Zaak COMP/C.38.238/B.2) — Ruwe tabak — Spanje
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 4030)
(Slechts de teksten in de Engelse, de Italiaanse en de Spaanse taal zijn authentiek)
(2007/236/EG)
Op 20 oktober 2004 nam de Commissie een beschikking aan betreffende een procedure krachtens artikel 81 van het EG-Verdrag. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 (1), publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van de beschikking — met inbegrip van de opgelegde sancties — rekening houdend met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Een niet-vertrouwelijke versie van de volledige tekst van de beschikking is te vinden in de authentieke talen van de zaak en in de werktalen van de Commissie op de website van DG Concurrentie op het volgende adres: http://europa.eu.int/comm/competition/index_en.html
SAMENVATTING VAN DE BESCHIKKING
1. INLEIDING
De beschikking behandelt twee horizontale inbreuken: de ene door de bedrijven voor bewerking en de andere door de vertegenwoordigers van de producenten van ruwe tabak in Spanje.
De door de bewerkingsbedrijven gepleegde inbreuk betreft overeenkomsten en/of onderling afgestemde gedragingen tussen de vier ondernemingen die zich bezighouden met de eerste bewerking van ruwe tabak in Spanje, namelijk Compañía española de tabaco en rama, SA („Cetarsa”), Agroexpansión SA („Agroexpansión”), World Wide Tobacco España („WWTE”) en Tabacos españoles SL („Taes”) (hierna collectief „de bewerkingsbedrijven” genoemd), alsook Deltafina SpA („Deltafina”, een Italiaans bedrijf), dat hetzij rechtstreeks, hetzij, vanaf 1999, via de vereniging ANETAB betrokken was. Het doel van dit geheim kartel bestond erin om elk jaar, tussen 1996 en 2001, de (maximale) gemiddelde leveringsprijs voor elke soort ruwe tabak vast te stellen en de hoeveelheden van elke soort ruwe tabak die gekocht zou worden, onderling te verdelen. Gedurende de laatste drie jaar maakten de bewerkingsbedrijven eveneens onderling afspraken over de prijsklassen per kwaliteitscategorie van elke soort ruwe tabak die opgenomen waren in de aan de „teeltcontracten” gehechte schema’s, alsmede over de bijkomende toepasselijke voorwaarden (dat wil zeggen de gemiddelde minimumprijs per producent en per telersvereniging).
De door de producenten gepleegde inbreuk betreft overeenkomsten en/of onderling afgestemde gedragingen tussen de drie landbouwerscentrales in Spanje (2): ASAJA, UPA en COAG, en de confederatie van landbouwcoöperatieven (CCAE) (3) (hierna collectief „de vertegenwoordigers van de producenten” genoemd). Dit kartel had tot doel om elk jaar, tussen ten laatste 1996 en 2001, de prijsklassen per kwaliteitscategorie van elke soort ruwe tabak vast te stellen die opgenomen waren in de aan de „teeltcontracten” gehechte schema’s, alsook de bijkomende toepasselijke voorwaarden te bepalen.
2. ACHTERGROND VAN DE ZAAK EN PROCEDURE
De Commissie leidde deze procedure ambtshalve in met inspecties, tussen 3 en 5 oktober 2001, in de lokalen van verschillende Spaanse bewerkingsbedrijven en andere marktdeelnemers.
Bij brief van 16 januari 2002 kondigden de vier Spaanse bewerkingsbedrijven en hun vereniging ANETAB aan dat zij bereid waren in het kader van de procedure met de Commissie mee te werken onder de voorwaarden van de clementiemededeling van 1996; zij verstrekten verschillende documenten als bewijsmateriaal van de betrokken feiten. Zij deelden de Commissie ook mee dat zij sinds 3 oktober 2001 hun praktijken hadden beëindigd.
In de loop van de procedure werden verschillende verzoeken om inlichtingen gestuurd aan de betrokken partijen, waaronder één aan het Spaanse Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedsel (het „Ministerie van Landbouw”) betreffende de Spaanse regelgeving inzake landbouwproducten.
Op 11 december 2003 leidde de Commissie de procedure in deze zaak in en nam zij een mededeling van punten van bezwaar aan waarop de adressaten konden reageren, zowel schriftelijk als op de mondelinge hoorzitting van 29 maart 2004.
3. PARTIJEN
3.1. De bewerkingsbedrijven
De beschikking is gericht tot de vier Spaanse bewerkingsbedrijven (Cetarsa, Agroexpansión, WWTE en Taes) en Deltafina, alsook tot de moedermaatschappijen van een aantal van deze ondernemingen.
Cetarsa is een openbare onderneming die tot 1990 een wettelijk monopolie had op de bewerking van ruwe tabak in Spanje. Zij is nog steeds het grootste Spaanse bewerkingsbedrijf en kocht in 2001 ongeveer 67,6 % van de dat jaar in Spanje gekochte ruwe tabak.
Agroexpansión werd in 1988 als een familiale onderneming door haar voorzitter opgericht. In het eerste halfjaar van 1997 verwierf de onderneming Intabex Netherlands bv („Intabex”), een volledige dochteronderneming van Dimon Inc. („Dimon”), het volledige kapitaal. In 2001 kocht Agroexpansión ongeveer 15 % van de dat jaar in Spanje gekochte ruwe tabak.
Sinds mei 1998 staat WWTE voor ongeveer 90 % onder de zeggenschap van de Noord-Amerikaanse multinational Standard Commercial Corporation („SCC”), via twee volledige dochterondernemingen: Standard Commercial Tobacco Co. Inc. („SCTC”) en Trans-Continental Leaf Tobacco Corporation („TCLT”). Van 1995 tot mei 1998 had SCC, via TCLT, twee derde van het kapitaal van WWTE in handen. In 2001 kocht WWTE ongeveer 15,7 % van de dat jaar in Spanje gekochte ruwe tabak.
Taes is een dochteronderneming van de Universal Corporation Group. Tot december 2002 had Universal Leaf Tobacco Company Inc. („Universal Leaf”), een volledige dochteronderneming van Universal Corporation, 90 % van de Taes-aandelen in handen. Sinds december 2002 is Taes een volledige dochteronderneming van Universal Leaf. In 2001 kocht Taes ongeveer 1,6 % van de dat jaar in Spanje gekochte ruwe tabak.
Deltafina is de volledige dochteronderneming van Universal Corporation in Italië, en derhalve de zustermaatschappij van Taes. Deze onderneming is verantwoordelijk voor de activiteiten van het concern Universal in Europa. Zij koopt het merendeel van de door Taes in Spanje aangekochte tabak, alsmede een aanzienlijk deel van de tabak van twee andere Spaanse bewerkingsbedrijven.
De beschikking is eveneens gericht tot de moedermaatschappijen van WWTE en Agroexpansión omdat zij hoofdelijk en gezamenlijk aansprakelijk zijn voor het gedrag van de dochterondernemingen.
Nadat de partijen werden gehoord, besloot de Commissie de procedure tegen Universal Corporation, Universal Leaf, Intabex en ANETAB te beëindigen. Wat Universal Corporation, Universal Leaf en Intabex betreft, meende de Commissie dat zij er niet voldoende bewijs van had dat deze maatschappijen een beslissende invloed op Deltafina en Taes uitoefenen (wat Universal Corporation en Universal Leaf betreft) en op Agroexpansión (wat Intabex betreft). Dimon, de uiteindelijke moedermaatschappij van Agroexpansión, wordt evenwel aansprakelijk geacht. Wat ANETAB betreft, meende de Commissie dat zij er niet voldoende bewijzen van had dat het gedrag van ANETAB verschillend zou zijn van het gedrag van haar vier leden-ondernemingen.
3.2. De producenten
De beschikking is ook gericht aan de drie organisaties van landbouwcentrales (ASAJA, UPA en COAG) en de confederatie van landbouwcoöperatieven, CCAE, die allemaal tabaksproducenten vertegenwoordigen.
Nadat de partijen werden gehoord, besloot de Commissie de procedure tegen FNCT, ACOTAB en TABARES te beëindigen, omdat zij fungeerden als sectorale plaatselijke afdeling van ASAJA (wat FNCT betreft) en UPA (wat ACOTAB en TABARES betreft).
4. DE BETROKKEN SECTOR: SPAANSE RUWE TABAK
De productie van ruwe tabak in de EU vertegenwoordigt ongeveer 5 % van de wereldwijde productie van ruwe tabak. Griekenland, Italië en Spanje zijn de leiders wat betreft de geproduceerde tabak, en zijn goed voor respectievelijk 38 %, 37,5 % en 12 % van de productie in de EU. De productie van ruwe tabak in de EU is onderworpen aan een quotaregeling (zie hieronder).
De door de telers geproduceerde ruwe tabak is geen homogeen product. De communautaire wetgeving erkent acht verschillende soorten. In Spanje is Bright de meest voorkomende soort. Binnen elke categorie kunnen verschillende kwaliteitscategorieën worden onderscheiden. Het vaststellen van de kwaliteitscategorie wordt overgelaten aan de bedrijfstak en wordt uiteindelijk bepaald tijdens de onderhandelingen tussen particulieren. Na het drogen, verkopen de producenten de tabak aan de bewerkingsbedrijven in partijen waarvan de prijs verschilt afhankelijk van de kwaliteit van de daarin vervatte tabak.
5. HET REGELGEVINGSKADER
Zowel de productie van ruwe tabak als de verkoop ervan aan de bewerkingsbedrijven zijn onderworpen aan communautaire en nationale wetgeving.
5.1. De gemeenschappelijke ordening der markten voor ruwe tabak
De gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ruwe tabak werd in 1970 vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 727/70 van de Raad (4). Deze regeling werd in 1992 vervangen door Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad (5) die in 1998 aanzienlijk werd gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1636/98 van de Raad (6) en Verordening (EG) nr. 2848/98 van de Commissie (7).
De gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ruwe tabak voorziet in i) een productiequotaregeling en ii) de ondersteuning van het inkomen van de producenten via een premieregeling voor de productie van ruwe tabak.
Er wordt alleen een premie toegekend voor tabak die geproduceerd wordt binnen de toegewezen quota (met bepaalde aanpassingen). Sinds 1998 wordt de betaling van een deel van de communautaire premie (het zogenaamde variabele gedeelte) gekoppeld aan de kwaliteit van de geproduceerde tabak, die tot uiting komt in de prijs. Het variabele gedeelte van de premie wordt betaald aan de telersverenigingen.
Krachtens de gemeenschappelijke ordening der markten moeten elke producent of telersvereniging en elk bedrijf voor eerste bewerking aan het begin van het verkoopseizoen van elk jaar (rond maart-mei, wanneer tabakzaailingen worden verplant) zogenaamde „teeltcontracten” sluiten, waarin de „contractprijzen” voor elke kwaliteitscategorie van elke verschillende soort worden overeengekomen. In dit stadium worden de prijzen vaak vermeld in de vorm van een prijsmarge. In Spanje worden de contractprijzen in feite vermeld als een reeks prijsklassen voor de verschillende kwaliteitscategorieën van een bepaalde soort tabak (bv. Bright). De in de teeltcontracten opgenomen prijsklassen zijn relatief breed. Opgemerkt zij evenwel dat de uiteindelijke prijs (of „leveringsprijs”) pas wordt vastgesteld wanneer de oogst plaatsvindt (dat wil zeggen tussen oktober en januari) en dat deze aanzienlijk kan afwijken van de „prijs in het teeltcontract”, afhankelijk van kwaliteit, hoeveelheden en verdere onderhandelingen.
De communautaire wetgeving begunstigt de oprichting van kolomorganisaties waarbinnen producenten en bewerkingsbedrijven zouden moeten samenwerken voor een efficiënte werking van de markt. Praktijken als het vaststellen van prijzen en quota zijn uitdrukkelijk verboden. Geen enkele van de bij deze zaak betrokken verenigingen zijn kolomorganisaties in de zin van de communautaire wetgeving.
5.2. Nationale wetgeving
In Spanje regelen een wet van 1982 en een koninklijk decreet van 1985 de onderhandelingen over en het sluiten van standaardteeltcontracten tussen vertegenwoordigers van producenten en bewerkingsbedrijven. Dit algemene regelgevingskader (met inbegrip van de later door het Ministerie van Landbouw genomen maatregelen) had (tot het jaar 2000) tot doel om gezamenlijke onderhandelingen tussen producenten en bewerkingsbedrijven over de „teeltcontractprijzen” minstens aan te moedigen. Sinds 2000 is bij een nieuwe wet vereist dat de partijen bij teeltcontracten individueel de contractprijzen moeten overeenkomen.
6. IN DE BESCHIKKING BEHANDELDE PRAKTIJKEN
6.1. Het kartel van de bewerkingsbedrijven
De vier Spaanse bewerkingsbedrijven en Deltafina maakten afspraken over de (maximale) gemiddelde prijs die zij zouden betalen bij levering van elke soort ruwe tabak, ongeacht de kwaliteitscategorieën („(maximale) gemiddelde leveringsprijs”) en over de hoeveelheden tabak die elk van hen kon kopen. Op die manier wilden de bewerkingsbedrijven vermijden dat tijdens de onderhandelingen met de producenten bij levering de prijzen op een voor hen onaanvaardbaar niveau zouden uitkomen. De beschikking bestrijkt de periode 1996-2001. Sinds 1998 stelden de bewerkingsbedrijven ook een ingewikkeld toezichts- en handhavingsmechanisme in (met onder meer regelmatige uitwisseling van informatie en verplichte overdracht van tabak) met betrekking tot hun respectieve gedrag bij de levering. Van 1999 tot 2001 maakten de bewerkingsbedrijven eveneens onderling afspraken over de „contractprijzen” (prijsklassen en bijkomende voorwaarden) die zij dan aan de vertegenwoordigers van de producenten zouden aanbieden bij de onderhandelingen over de jaarlijkse standaardteeltcontracten.
6.2. Het kartel van de producenten
De vertegenwoordigers van de producenten maakten afspraken over de „contractprijzen” (prijsklassen en bijkomende voorwaarden) die zij dan aan de bewerkingsbedrijven zouden aanbieden bij de onderhandelingen over de standaardteeltcontracten.
Er was sprake van bijkomende prijsvoorwaarden in de vorm van minimale gemiddelde prijzen per producent, alsook per telersvereniging, voor elke soort tabak, ongeacht de verschillende kwaliteitscategorieën. Opgemerkt zij dat de minimale gemiddelde prijzen per telersvereniging na de onderhandelingen bij de levering, vanzelfsprekend nog steeds konden worden verhoogd.
7. JURIDISCHE BEOORDELING
In de beschikking oordeelt de Commissie dat bovenbeschreven praktijken twee afzonderlijke inbreuken op artikel 81 van het Verdrag vormen (in beide gevallen gaat het om één voortdurende inbreuk).
Alle deelnemers aan de inbreuk waartoe de beschikking is gericht zijn ondernemingen, ondernemingsverenigingen of verenigingen van ondernemingsverenigingen in de zin van artikel 81 van het Verdrag.
Overeenkomsten en/of onderling afgestemde gedragingen waarbij rechtstreeks of zijdelings transactieprijzen worden bepaald of hoeveelheden worden verdeeld zijn door hun doel zelf concurrentiebeperkend. Deze gedragingen worden specifiek geviseerd in artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag.
Dergelijke gedragingen kunnen, ten minste potentieel, de handel tussen Spanje en de andere lidstaten beïnvloeden, aangezien zij de volledige Spaanse markt bestrijken en verband houden met een product (ruwe tabak) dat een grondstof vormt voor bewerkte tabak, een product dat op grootse schaal wordt geëxporteerd.
In de beschikking wordt het vraagstuk behandeld van de toepassing van Verordening nr. 26 van de Raad van 4 april 1962 inzake de toepassing van bepaalde regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten (8) („Verordening nr. 26”) op de praktijken in kwestie. De conclusie luidt dat de concurrentiebeperkende praktijken ter zake niet beschouwd kunnen worden als „noodzakelijk” voor het bereiken van de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en dat zij derhalve volledig onderworpen zijn aan de toepassing van artikel 81, lid 1, van het Verdrag.
Ten slotte wordt in de beschikking geconcludeerd dat de bewerkingsbedrijven noch uit hoofde van de nationale wetgeving noch van de ministeriële praktijk verplicht waren om afspraken te maken over de maximale gemiddelde leveringsprijs voor ruwe tabak of om de door elk bewerkingsbedrijf te kopen tabakshoeveelheden te verdelen. Bovendien was krachtens dit regelgevingskader niet vereist dat bewerkingsbedrijven en producenten tezamen de „contractprijzen” (prijsklassen of bijkomende voorwaarden) moesten overeenkomen, en werd de potentiële concurrentie tussen hen ook niet uitgesloten. Bijgevolg vallen de overeenkomsten tussen en/of onderling afgestemde gedragingen van enerzijds de vertegenwoordigers van de producenten en anderzijds de bewerkingsbedrijven, onder artikel 81, lid 1, van het Verdrag.
8. AANSPRAKELIJKHEID VAN DELTAFINA EN DE MOEDERMAATSCHAPPIJEN VAN WWTE EN AGROEXPANSIÓN
Volgens de beschikking heeft Deltafina ten volle deelgenomen aan het kartel van de bewerkingsbedrijven, hoewel het geen actief bewerkingsbedrijf is in Spanje, omdat het wegens verschillende redenen een vooraanstaande rol speelt op de Spaanse markt van ruwe tabak, met name: 1) het is de belangrijkste klant van drie van de Spaanse bewerkingsbedrijven, 2) het is de uiteindelijke grootste koper van tabak in Spanje en 3) het is de dochteronderneming van het concern Universal dat verantwoordelijk is voor de Europese markt.
Volgens de beschikking hebben voorts Dimon (voor Agroexpansión) en SCC, TCLT en SCTC (voor WWTE) tijdens de betrokken periode een beslissende invloed uitgeoefend op hun dochterondernemingen en moeten zij derhalve hoofdelijk en gezamenlijk aansprakelijk worden gesteld voor de gedragingen van hun dochteronderneming.
9. BOETEN
9.1. Zwaarte van de inbreuk
Bij de beoordeling van de zwaarte van de inbreuken moet rekening worden gehouden met het feit dat de productie van ruwe tabak in Spanje 12 % van de productie van de Gemeenschap vertegenwoordigt. De omvang van de markt is veeleer klein (in 2001 bedroeg de waarde van de in Spanje gekochte tabak ongeveer 25 miljoen EUR) en de markt is voornamelijk geconcentreerd in één regio van Spanje, namelijk Extremadura.
De aard van de inbreuk wordt evenwel als zeer ernstig beschouwd, aangezien het gaat over het vaststellen van de prijzen van de soorten ruwe tabak in Spanje en (wat de bewerkingsbedrijven betreft) het verdelen van hoeveelheden.
Hoewel de Commissie niet beschikt over een sluitend bewijs van de daadwerkelijke invloed van de door de producenten en bewerkingsbedrijven gepleegde inbreuken op de markt, kan worden gezegd dat, ten minste sinds 1998, het kartel van de bewerkingsbedrijven ten volle werd uitgevoerd en gehandhaafd en dat het een reële invloed op de markt kon hebben.
Op basis van bovenstaande overwegingen concludeert de Commissie dat beide inbreuken als zeer ernstig moeten worden aangemerkt. Bij de vaststelling van het startbedrag van de boeten houdt de Commissie evenwel rekening met de relatief beperkte omvang van de markt.
9.2. Individuele weging en afschrikkende werking
i) |
Wat het kartel van de bewerkingsbedrijven (met inbegrip van Deltafina) betreft, is de Commissie van oordeel dat de boeten proportioneel moeten worden verminderd afhankelijk van de bijdrage die elk van de betrokken partijen heeft geleverd aan het onrechtmatige gedrag en van hun marktpositie. Dit in acht genomen, concludeert de Commissie dat Deltafina het hoogste startbedrag opgelegd moet krijgen wegens haar prominente marktpositie, zoals hierboven in punt 8 is uiteengezet. In ruime zin kan gesteld worden dat de Spaanse bewerkingsbedrijven min of meer een gelijke bijdrage hebben geleverd aan het onrechtmatige gedrag. De startbedragen moeten evenwel rekening houden met het verschil in marktomvang en marktaandelen van elk van de betrokken bedrijven. Met een marktaandeel van ongeveer 67 % van de markt voor aankopen van Spaanse ruwe tabak, is Cetarsa veruit het belangrijkste Spaanse bedrijf voor eerste bewerking. Het moet derhalve in een eigen categorie worden ondergebracht en het hoogste startbedrag van de geldboete worden opgelegd. Agroexpansión en WWTE hebben elk ongeveer een marktaandeel van ongeveer 15 % en moeten hetzelfde startbedrag van de geldboete opgelegd krijgen. Ten slotte dient Taes, veruit het kleinste betrokken bewerkingsbedrijf, met een marktaandeel van slechts 1,6 %, het laagste startbedrag opgelegd te krijgen. Aangezien Agroexpansión en WWTE deel uitmaken van grote concerns waartoe de beschikking eveneens is gericht, wordt op hun boeten een vermenigvuldigingsfactor van respectievelijk 2 en 11/2 toegepast om te zorgen voor een voldoende afschrikkende werking. |
ii) |
Wat het gedrag van de vertegenwoordigers van de producenten betreft, wordt in de beschikking geconcludeerd dat zij slechts een symbolische boete moeten krijgen wegens de volgende redenen. Hoewel de vertegenwoordigers van de producenten en de bewerkingsbedrijven krachtens de toepasselijke nationale regels niet verplicht waren gezamenlijk de prijsklassen en bijkomende voorwaarden overeen te komen, was in de tussen 1995 en 1998 gesloten standaard „teeltcontracten” bepaald dat alle vertegenwoordigers van producenten gezamenlijk met elk individueel bewerkingsbedrijf zouden onderhandelen over de prijstarieven en bijkomende voorwaarden met betrekking tot de tabaksverkoop. In 1999 keurde het Ministerie van Landbouw zelfs de prijstarieven goed waarover reeds door alle vertegenwoordigers van producenten en de vier bewerkingsbedrijven gezamenlijk was onderhandeld. Deze tarieven werden gehecht aan de „standaard”contracten die dat jaar in het staatsblad werden gepubliceerd. Ten slotte nodigde het Ministerie van Landbouw in 2000 en 2001 de vertegenwoordigers van beide sectoren uit op een aantal bijeenkomsten — waarvan sommigen op het ministerie zelf werden gehouden — om een overeenkomst over de prijstarieven te bereiken. Door dit te doen, heeft het ministerie de producenten minstens aangemoedigd om onverwijld door te gaan met hun gezamenlijke onderhandelingen over deze tarieven. Op basis daarvan wordt in de beschikking erkend dat het regelgevingskader met betrekking tot de collectieve onderhandelingen over standaardovereenkomsten een aanzienlijke mate van onzekerheid kon creëren wat de wettelijkheid van de gedragingen van de producenten betreft. Bovendien behoorden het bestaan en de resultaten van de onderhandelingen over standaardcontracten tot de openbaarheid en stelde geen enkele autoriteit ooit de verenigbaarheid ervan met de communautaire of Spaanse wetgeving in vraag alvorens onderhavige procedure werd ingeleid. Derhalve wordt elke vertegenwoordiger van producenten in de beschikking een symbolische boete van 1 000 EUR opgelegd. Aangezien de vertegenwoordigers van producenten een symbolische boete wordt opgelegd, is de toepassing van andere criteria bij het bepalen van boeten voor hen irrelevant. Rekening houdend met bovenstaande overwegingen wordt het startbedrag van de boeten in dit geval als volgt vastgesteld:
|
9.3. Duur van de inbreuk
De concurrentiebeperkende praktijken van de bewerkingsbedrijven en Deltafina duurden langer dan vijf jaar en vier maanden. Derhalve moeten de boeten van elke producent verhoogd worden met 50 %.
Derhalve worden de volgende basisbedragen van de boeten vastgesteld:
— |
Deltafina |
12 000 000 EUR |
— |
Cetarsa |
12 000 000 EUR |
— |
WWTE |
4 050 000 EUR |
— |
Agroexpansión |
5 400 000 EUR |
— |
Taes |
300 000 EUR |
9.4. Verzwarende omstandigheden
De documenten in het dossier van de Commissie leveren daadwerkelijk het bewijs dat Deltafina de leiding heeft genomen bij het bemiddelen over en het ontwerp, de uitvoering en de handhaving van de overeenkomsten over de (maximale) gemiddelde leveringsprijzen en over de hoeveelheden die de bewerkingsbedrijven na 1996 hebben gesloten. De onderneming fungeerde ook als bewaarplaats voor de concurrentiebeperkende overeenkomsten van de bewerkingsbedrijven. Wegens deze redenen dient het basisbedrag van de aan Deltafina opgelegde boete te worden verhoogd met 50 %.
9.5. Verzachtende omstandigheden
De Spaanse regelgevingscontext waarin de concurrentiebeperkende praktijken en overeenkomsten hebben plaatsgevonden geldt als een verzachtende omstandigheid voor de bewerkingsbedrijven ten aanzien van hun overeenkomst over prijsklassen en bijkomende voorwaarden voorafgaand aan de openbare onderhandelingen met de vertegenwoordigers van de producenten over het standaardteeltcontract.
De gedragingen van de bewerkingsbedrijven gingen, wat hun geheime overeenkomst over de (maximale) gemiddelde leveringsprijzen en de onderlinge verdeling van de hoeveelheden betreft, verder dan de reikwijdte van het relevante regelgevingskader met betrekking tot de openbare onderhandelingen en overeenkomsten met de vertegenwoordigers van producenten. De Commissie is evenwel van oordeel dat de openbare onderhandelingen in zekere mate de materiële context voor de gedragingen van de bewerkingsbedrijven hebben bepaald en derhalve als verzachtende omstandigheid voor de bewerkingsbedrijven moeten worden beschouwd.
Wegens die redenen moeten alle bovenbeschreven verzachtende omstandigheden samen, wat de gedragingen van de bewerkingsbedrijven betreft, leiden tot een vermindering met 40 % van het basisbedrag van de boeten die de bewerkingsbedrijven (met inbegrip van Deltafina) anders zouden worden opgelegd.
Met inachtneming van de verzwarende en verzachtende omstandigheden komen de geldboetes neer op de volgende bedragen:
— |
Deltafina |
13 200 000 EUR |
— |
Cetarsa |
7 200 000 EUR |
— |
WWTE |
2 430 000 EUR |
— |
Agroexpansión |
3 240 000 EUR |
— |
Taes |
180 000 EUR |
— |
ASAJA |
1 000 EUR |
— |
UPA |
1 000 EUR |
— |
COAG |
1 000 EUR |
— |
CCAE |
1 000 EUR |
9.6. Maximumgrens van de geldboete
Artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 bepaalt dat voor elke bij de inbreuk betrokken onderneming en ondernemingsvereniging de geldboete niet groter kan zijn dan 10 % van de totale omzet die in het voorafgaande boekjaar is behaald.
In onderhavig geval zijn SCC, SCTC, TCLT en Dimon, in hun hoedanigheid van moedermaatschappijen van WWTE en Agroexpansión, gezamenlijk aansprakelijk voor de aan hun dochterondernemingen opgelegde boeten, en moet hun wereldwijde omzet in aanmerking worden genomen bij het vaststellen van de maximumgrens van 10 %.
Aangezien de jaarlijkse omzet van Cetarsa in 2003, 48,42 miljoen EUR bedroeg, moet de haar opgelegde boete verminderd worden tot 4,842 miljoen EUR. De alle andere adressaten opgelegde boeten behoeven in dit opzicht geen aanpassing.
9.7. Toepassing van de mededeling van 1996 inzake de clementieregeling
Zowel bewerkingsbedrijven als vertegenwoordigers van producenten hebben in de verschillende stadia van het onderzoek verzocht om clementie krachtens de mededeling van de Commissie van 1996 betreffende het niet-opleggen van geldboeten in kartelzaken.
Cetarsa, Agroexpansión, WWTE, Taes en Deltafina deden een beroep op de clementiemededeling van 1996 alvorens de mededeling van punten van bezwaar werd aangenomen, en hebben de Commissie informatie verstrekt, voornamelijk met betrekking tot de werking van de markt, hun concurrentiebeperkende activiteiten en de achtergrond van de feiten in kwestie.
Gezien de bijzonder waardevolle samenwerking van Taes tijdens de procedure (vooral wat de betrokkenheid van Deltafina betreft) en het feit dat de onderneming de feiten als uiteengezet in de mededeling van punten van bezwaar nooit heeft betwist, dient deze onderneming een vermindering te worden toegekend met 40 % van het bedrag van de geldboete die haar zou zijn opgelegd indien zij haar medewerking niet had verleend, overeenkomstig hoofdstuk D, punt 2, eerste en tweede streepje, van de clementiemededeling van 1996.
Aangezien Cetarsa en WWTE de Commissie informatie hebben verstrekt maar in hun antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar de feiten hebben betwist, wordt aan hen een vermindering met 25 % van de geldboete toegekend.
Aangezien Agroexpansión de Commissie informatie heeft verstrekt maar in haar antwoord op de mededeling van punten van bezwaar de feiten en het geheim karakter van het kartel van de bewerkingsbedrijven heeft betwist, wordt aan haar een vermindering met 20 % van de geldboete verleend.
Aangezien Deltafina, ten slotte, tijdens de procedure slechts in beperkte mate met de Commissie heeft meegewerkt, krijgt zij een vermindering met 10 % van de geldboete.
Concluderend luiden de bedragen van de krachtens artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 opgelegde geldboeten als volgt:
— |
Deltafina |
11 880 000 EUR |
— |
Cetarsa |
3 631 500 EUR |
— |
WWTE |
1 822 500 EUR (SCC, SCTC en TCLT zijn hoofdelijk en gezamenlijk aansprakelijk) |
— |
Agroexpansión |
2 592 000 EUR (Dimon is hoofdelijk en gezamenlijk aansprakelijk) |
— |
Taes |
108 000 EUR |
— |
ASAJA |
1 000 EUR |
— |
UPA |
1 000 EUR |
— |
COAG |
1 000 EUR |
— |
CCAE |
1 000 EUR |
(1) PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.
(2) Asociación agraria de jóvenes agricultores (ASAJA), Unión de pequeños agricultores (UPA) en Coordinadora de organizaciones de agricultores y ganaderos (COAG).
(3) Confederación de cooperativas agrarias de España (CCAE).
(4) PB L 94 van 28.4.1970, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 860/92 (PB L 91 van 7.4.1992, blz. 1).
(5) PB L 215 van 30.7.1992, blz. 70. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 864/2004 (PB L 161 van 30.4.2004, blz. 48, gerectificeerd in PB L 206 van 9.6.2004, blz. 20).
(6) PB L 210 van 28.7.1998, blz. 23.
(7) PB L 358 van 31.12.1998, blz. 17. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1809/2004 (PB L 318 van 19.10.2004, blz. 18).
(8) PB 30 van 20.4.1962, blz. 993/62.